EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003DC0571

Verslag van de Commissie aan de Raad over de ontwikkeling van de hopsector (overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1696/71 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop)

/* COM/2003/0571 def. */

52003DC0571

Verslag van de Commissie aan de Raad over de ontwikkeling van de hopsector (overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1696/71 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop) /* COM/2003/0571 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD over de ontwikkeling van de hopsector (overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1696/71 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop)

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

1. Structuur van de GMO-regelgeving voor hop

1.1 Productiesteun

1.2 Producentengroeperingen

1.3 Bijzondere maatregelen

1.4 Certificeringssysteem voor hop

1.5 Handelsverkeer met derde landen

1.6 Begrotingsaspecten

2. Algemeen overzicht van de sector

2.1 Hopproductie wereldwijd

2.2 Hopproductie binnen de Europese Unie

2.2.1 Areaal

2.2.2 Productie

2.2.3 Opbrengsten

2.2.4 Structuur van de productie

2.2.5 Productiekosten en -opbrengsten

2.2.6 Geteelde hoprassen

3. Hopmarkt

3.1 Afzet

3.2 Prijzen

3.3 Voorraden bij de telers

3.4 Ontwikkeling van de handel

4. Vooruitzichten in het kader van de uitbreiding

5. Evaluaties

5.1 Werking van de markt

5.2 Werking van de GMO

6 Conclusies

Bijlage I - Geschiedenis van de GMO (1971 - 1997)

1. De eerste 20 jaar van de GMO

1.1 Productiesteun

1.2. Steun voor omschakeling op andere rassen

1.3. Certificeringsprocedure

1.4. Producentengroeperingen

1.5. Bepalingen betreffende de handel met derde landen

2. Aanpassingen in 1992

Bijlage II - Hop: technische toelichting

Bijlage III - Statistische tabellen

Inleiding

In artikel 18 van basisverordening (EEG) nr. 1696/71 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop [1] is bepaald dat de Commissie vóór 31 december 2003 aan de Raad een evaluatieverslag over de sector hop moet overleggen, dat in voorkomend geval tevens voorstellen voor de toekomst bevat. Deze evaluatie is in dit verslag vervat. Bijlage I bevat de historische ontwikkeling van de gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor hop en in bijlage II is de technische toelichting van hop opgenomen.

[1] PB L 175 van 4.8.1971, blz. 1.Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1514/2001 (PB L 201 van 26.7.2001, blz. 8).

1. Structuur van de GMO-regelgeving voor hop

De huidige van kracht zijnde GMO is vastgesteld bij de hervorming van 1997 [2].

[2] Verordening (EEG) nr. 1554/97 van de Raad (PB L 208 van 2.8.1997, blz. 1).

De belangrijkste doelstellingen van deze hervorming waren het opstellen van een coherentere en flexibelere regelgeving met betrekking tot de marktdynamiek en de operationele eisen van de hopverwerkende industrie, alsmede vereenvoudiging van de regelgeving op administratief gebied.

1.1 Productiesteun

De hoeksteen van de GMO wordt gevormd door de productiesteun, die voor een periode van vijf jaar is vastgesteld en voor alle rassengroepen gelijk is. In 2001 is het stelsel voor productiesteun met drie jaar verlengd (met inbegrip van de oogst van 2003).

Dit met de oogst van 1996 ingevoerde forfaitaire steunbedrag is vastgesteld op 480 euro/ha en is sindsdien niet gewijzigd, hetgeen momenteel overeenkomt met ongeveer 8 % van het gemiddelde bruto inkomen van de teler.

Teneinde voor de steunmaatregelen in aanmerking te komen dient elke teler van hop uiterlijk op 31 mei (voor het Verenigd Koninkrijk uiterlijk op 30 juni) van het oogstjaar aangifte te doen van de beplante oppervlakten en moet de steunaanvraag uiterlijk op 31 oktober van het oogstjaar via de producentengroepering zijn ingediend.

In het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem zullen controles plaatsvinden.

In geval van verstoring van de markt kan de steunverlening worden gedifferentieerd dan wel tot een gedeelte van de bebouwde oppervlakten worden beperkt. Het besluit hiertoe wordt genomen door de Raad op voorstel van de Commissie.

1.2 Producentengroeperingen

Met de hervorming van 1997 is de rol van de producentengroeperingen versterkt, met name om te bevorderen dat de kwaliteit van de productie op de marktontwikkelingen aansluit.

De rol van de producentengroeperingen is geconcentreerd rond twee grote gebieden:

1. De afzet van het product wordt gewaarborgd door de producentengroeperingen. Hiervan kan echter worden afgeweken indien groeperingen hun leden toestemming hebben gegeven een gedeelte van hun productie zelf op de markt te brengen. In dat geval heeft de groepering een recht van controle op het peil van de verkoopprijzen. Indien geen overeenstemming over de voorgestelde prijzen kan worden bereikt, is de producentengroepering verplicht het aanbod over te nemen tegen een hogere prijs en een nieuwe afnemer te vinden.

Ter informatie is het interessant hier melding te maken van het Duitse systeem voor contractbeheer van de producentengroeperingen dat ten doel heeft een kwaliteitsproductie te bevorderen. De koper betaalt de groepering een vast bedrag van de met de teler overeengekomen prijs. Aan de hand van het resultaat van een kwaliteitsonderzoek dat door een onafhankelijk bureau in opdracht van de producentengroepering wordt uitgevoerd, wordt aan de teler een gedeelte van die inhouding betaald volgens een systeem van toeslagen en kortingen. De parameters zijn vastgesteld aan de hand van het vochtgehalte, het percentage aan bladeren, takjes, afval, het percentage hopblaadjes en het alfazuurgehalte.

2. Een pakket structurele maatregelen wordt gefinancierd uit een op de productiesteun ingehouden bedrag van ten hoogste 20 % [3]. De groepering draagt zorg voor het beheer van deze middelen.

[3] In Duitsland bedraagt deze inhouding verplicht 20 % aangezien de producentengroeperingen niet de gehele productie van hun leden op de markt brengen. In de andere lidstaten - met uitzondering van Frankrijk - ligt deze inhouding onder de 20 % en verschilt deze per jaar afhankelijk van de behoeften. In Frankrijk wordt dit bedrag niet op de steun ingehouden, maar volledig uitbetaald aan de telers.

Het gaat met name om steunacties ten behoeve van de omschakeling op andere rassen, rationalisatie en mechanisatie van de teelt en met name van de oogst, invoering van gemeenschappelijke productiemethoden (teelttechnieken, mest, rassen enz.), verkoopacties en flankerende maatregelen op de markt, kwaliteitsverbetering en onderzoeksacties. Dit gedeelte van de steun kan tevens worden aangewend voor extra steun ten behoeve van de maatregelen om hopakkers tijdelijk uit de productie te nemen en te rooien.

1.3 Bijzondere maatregelen

In 1998 zag de hopsector zich geplaatst voor een sterk verstoorde verhouding tussen de productie en de werkelijke behoeften van de markt, zowel op het gebied van de kwantiteit als de kwaliteit van het product. De productie diende dringend te worden aangepast door op selectieve wijze het productieareaal binnen de Europese Unie terug te brengen.

Tijdelijke bijzondere maatregelen werden ingevoerd voor een periode van vijf jaar [4] (1998-2002) en nadien verlengd tot en met de oogst van 2003.

[4] Verordening (EG) nr. 1098/98 van de Raad (PB L 157 van 30.5.1998, blz. 7).

Deze maatregelen zijn bedoeld om hopakkers tijdelijk uit de productie te nemen en te rooien, zodat het areaal en de productie van hop kunnen worden teruggebracht. De maatregelen zijn facultatief voor de lidstaten en de producentengroeperingen. Toetreding van individuele telers geschiedt op vrijwillige basis.

De maatregel om hopakkers uit de productie te nemen heeft een jaarlijks karakter; elk jaar wordt naargelang van de situatie en de vooruitzichten van de markt bekeken of het areaal uit de productie blijft dan wel opnieuw in productie wordt genomen. Met deze maatregel kan de kwaliteit van het aanbod tevens worden verhoogd aangezien akkers naargelang van het ras selectief uit de productie kunnen worden genomen.

Rooien brengt de verplichting met zich mee dat het van de maatregel profiterende areaal tot eind 2003 niet opnieuw met hop mag worden beplant.

In het kader van deze twee maatregelen wordt voor de uit productie genomen of gerooide oppervlakten een vergoeding van 480 euro/ha toegekend, een bedrag dat derhalve gelijk is aan dat van de productiesteun. De teler dient bepaalde voorwaarden voor goed landbouwkundig gebruik in acht te nemen, met name ten behoeve van het behoud van de uit productie genomen hopakkers.

1.4 Certificeringssysteem voor hop

Uit hoofde van de GMO dient hop voordat deze op de markt kan worden gebracht een certificeringsprocedure te doorlopen waarmee kan worden aangetoond dat aan de minimale kwaliteitseisen is voldaan.

De kwaliteitscertificering geeft tevens informatie over de herkomst van de hop en het productiejaar. De certificering dient plaats te vinden voordat de hop wordt bewerkt en vóór 31 maart van het jaar volgend op het oogstjaar. Het certificaat voor de hop en zijn afgeleide producten geldt tijdens de gehele productie- en afzetketen tot het eindstadium in de brouwerij.

De certificering is tevens van toepassing op geïmporteerde producten op grond van gelijkwaardige regels.

1.5 Handelsverkeer met derde landen

Op de invoer van hop uit derde landen zijn ad valorem-rechten en vrijwaringsmaatregelen bij verstoring van de markt van toepassing.

Op de uitvoer is geen enkele maatregel van toepassing.

Opgemerkt dient te worden dat hop en hopproducten slechts mogen worden in- en uitgevoerd indien de kwaliteitskenmerken ten minste overeenkomen met die welke zijn vastgesteld voor hop en hopproducten die in de Gemeenschap worden geoogst en vervaardigd en een certificeringsprocedure hebben doorlopen. De kwaliteit van ingevoerde hop wordt gewaarborgd door een door de bevoegde instantie van het derde land afgegeven gelijkwaardige verklaring.

1.6 Begrotingsaspecten

De uitgaven ten laste van de begroting voor de GMO voor hop geven de volgende ontwikkeling te zien:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Sinds de hervorming van 1997 wordt de begroting voor hop derhalve gekenmerkt door stabiele uitgaven, ook al neemt het hopareaal af. De oppervlakten waarop bijzondere maatregelen - uit productie nemen en/of rooien - van toepassing zijn profiteren namelijk van dezelfde bedragen als die voor geoogste oppervlakten.

2. algemeen overzicht van de sector

2.1 Hopproductie wereldwijd

In de periode 2000-2002 werd wereldwijd gemiddeld 97 125 ton hopbellen geproduceerd. Vergeleken met de periode 1995-1997 is de productie met 25 467 ton afgenomen, oftewel 21 % (zie tabel I.B).

In diezelfde periode is het aantal hopakkers wereldwijd met 26 % afgenomen (zie tabel I.A).

De Europese Unie van de vijftien is 's werelds grootste hopteler met 40 % van de wereldproductie. Na de aanstaande uitbreiding zal de Europese Unie meer dan de helft van de wereldproductie voor haar rekening nemen.

De Verenigde Staten nemen de tweede plaats in met 27 % van de wereldproductie. Het hopareaal in de Verenigde Staten is tussen 1995-1997 en 2000-2002 met 22 % afgenomen (EU: -17 %). De productie van hopbellen in de VS is in diezelfde periode met 16 % gedaald (EU: -15 %).

In de Verenigde Staten wordt de voorkeur gegeven aan de teelt van rassen die zeer rijk zijn aan alfazuur; sommige rassen bevatten tot 15 % alfazuur.

China komt op de derde plaats met 14 % van de wereldproductie. Volgens de beschikbare statistische gegevens zijn de gemiddelde geproduceerde hoeveelheden in China tussen 1995-1997 en 2000-2002 met 9 % afgenomen. China stelt zich echter steeds meer open voor de wereldhandel en beschikt over groot potentieel om zijn productie uit te breiden.

Afbeelding 2.1.a: Verdeling van de wereldhopproductie in 2002

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Samengesteld door het Directoraat-generaal Landbouw aan de hand van gegevens van de IHGC (International Hop Growers Convention)

Afbeelding 2.1.b: Ontwikkeling van de wereldhopproductie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Samengesteld door het Directoraat-generaal Landbouw aan de hand van gegevens van de IHGC (International Hop Growers Convention)

2.2 Hopproductie binnen de Europese Unie

2.2.1 Areaal

Het hopareaal in de Europese Unie is tussen 1995-1997 en 2000-2002 met 4 576 ha geslonken, oftewel een afname van 17 %.

De hopteelt vertoont een dalende trend in alle producerende lidstaten, met uitzondering van Frankrijk. De afname is bijzonder merkbaar in Ierland, Portugal en met name het Verenigd Koninkrijk (-43 %) (zie tabel 1A).

In het kader van de tijdelijke bijzondere maatregelen hebben vijf lidstaten - België, Duitsland, Oostenrijk, Portugal en het Verenigd Koninkrijk - de maatregelen voor het tijdelijk uit de productie nemen of rooien van oppervlakten uitgevoerd.

Na afloop van het vijfde jaar van het programma (eind 2002) is 2 879 ha gerooid. Gezien de verwachtingen voor 2003 wordt het totaal geraamd op 3 224 ha (oftewel een afname van 12 % vergeleken met 1997). Daarnaast is ongeveer 1 454 ha gerooid buiten het programma om.

Het aantal uit productie genomen hectares schommelt sterk van jaar tot jaar, waardoor het productiepotentieel zeer flexibel is. De betreffende oppervlakten zijn echter relatief marginaal. In het eerste jaar waarin dit stelsel werd toegepast (1998) werd slechts 1 393 ha uit productie genomen, dit is 5 % van het bebouwde areaal. Vervolgens varieerde dit aantal tussen de 400 en 700 ha.

Afbeelding 2.2.1.a: Geoogste en gerooide oppervlakten die profiteren van tijdelijke bijzondere maatregelen // Afbeelding 2.2.1.b: Uit productie genomen oppervlakten die profiteren van tijdelijke bijzondere maatregelen

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

//

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Mededeling van de lidstaten

2.2.2 Productie

In 2002 produceerde de Europese Unie 38 380 ton hopbellen. In datzelfde jaar werd 3 466 ton alfazuur geproduceerd, waardoor de opbrengst aan alfazuur neerkwam op 9 % (zie tabel 1C).

Duitsland produceert 32 271 ton hop en neemt daarmee 84 % van de productie van de Europese Unie voor zijn rekening. De overige productie vindt plaats in zeven andere lidstaten, waarvan de drie belangrijkste het Verenigd Koninkrijk (6 %), Spanje (4 %) en Frankrijk (3 %) zijn.

De productie in de Europese Unie is de laatste jaren voortdurend ingekrompen, maar de afname is minder groot dan die op wereldniveau. De gemiddelde productie over de laatste drie jaar (2000-2002) bedraagt slechts ca. 86 % van de gemiddelde productie over 1995-1997. De productieafname van alfazuur is aanzienlijk kleiner; de afgelopen zes jaar is de productie hiervan slechts met 5 % gedaald van 3 663 ton naar 3 466 ton. Vanaf 2000 heeft de productie zich gestabiliseerd, hetgeen het resultaat was van bepaalde optimistische marktverwachtingen die voortduurden in 2001 en 2002. De afgelopen drie jaar maakte de markt namelijk een aantal tijdelijke oplevingen door, met name dankzij uitvoermogelijkheden ten gevolge van een gunstige wisselkoers tussen de euro en de dollar.

Afbeelding 2.2.2: Ontwikkeling van de hopproductie in de Europese Unie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Mededelingen van de lidstaten

2.2.3 Opbrengsten

Tussen de perioden 1995-1997 en 2000-2002 blijkt dat de landbouwopbrengst van hopbellen in de Europese Unie met 2 % is toegenomen van 1,61 ton/ha tot 1,65 ton/ha. Opgemerkt dient te worden dat de landbouwopbrengsten in de Verenigde Staten in diezelfde perioden met 9 % zijn toegenomen van 1,96 ton/ha tot 2,14 ton/ha.

De opbrengst aan alfazuur is tussen deze twee perioden in de Europese Unie toegenomen met 22 % en in de VS met 28 %. De gemiddelde opbrengst aan alfazuur ligt in de VS echter aanzienlijk hoger dan die in de Europese Unie (156 kg/ha in 2002 in de EU tegen 267 kg/ha in de VS) (zie tabel 1D).

Afbeelding 2.2.3: Ontwikkeling van de opbrengst aan alfazuur in de Europese Unie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Mededelingen van de lidstaten

2.2.4 Structuur van de productie

Hoewel het aantal bedrijven dat zich bezighoudt met de hopteelt voortdurend afneemt (4 123 bedrijven in 1997 tegen 2 846 bedrijven in 2002, oftewel -31 %), neemt de gemiddelde oppervlakte per bedrijf toe; in 1997 bedroeg deze 6,5 ha en in 2002 7,8 ha (+ 20 %).

De gemiddelde oppervlakte verschilt sterk per lidstaat. De allergrootste hopbedrijven bevinden zich in het Verenigd Koninkrijk (gemiddeld 11,62 ha in 2002), Duitsland (gemiddeld 9,45 ha) en Frankrijk (gemiddeld 7,49 ha) (zie tabel 2).

Het gaat voornamelijk om sterk gespecialiseerde familiebedrijven waarbij twee derde van het werk door familieleden wordt verricht en een derde door ingehuurd personeel.

Volgens gegevens van het ILB voor Beieren, de grootste productieregio van de Europese Unie, stijgt de gemiddelde leeftijd van de telers licht: van 47 jaar in 1990 naar 52 jaar in 2000.

2.2.5 Productiekosten en -opbrengsten

Volgens de door het ILB [5] verzamelde agrarische boekhoudgegevens over de jaren 1998 tot en met 2000 bedroegen de productiekosten in Beieren, het meest representatieve productiegebied van de Gemeenschap, gemiddeld 4 805 euro/ha. In hetzelfde gebied bedroegen de opbrengsten 5 537 euro/ha (zie tabel 3).

[5] De cijfers zijn berekend aan de hand van de agrarische boekhoudgegevens die het ILB heeft verzameld op een aantal bedrijven in Beieren waar hop meer dan 40 % van het inkomen van de telers uitmaakte.

2.2.6 Geteelde hoprassen

Op meer dan de helft van het huidige areaal van de Europese Unie (12 000 ha, oftewel 55 % van het totale hopareaal) worden aromatische hoprassen geteeld.

Het areaal voor de teelt van bittere hoprassen is de afgelopen jaren stabiel gebleven (ca. 10 000 ha). Daarnaast zien we dat een aantal rassen volledig is verdwenen (het grootste deel hiervan was van ondergeschikt belang, met uitzondering van één ras dat in Spanje op grotere schaal werd geteeld) en dat de rassen met een hoog alfazuurgehalte (zgn. super-alfarassen) sterk in opkomst zijn.

Afbeelding 2.2.6.a: Productie van aromatische en bittere hoprassen in 2002 in de Europese Unie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: Mededelingen van de lidstaten

In het kader van de omschakeling op andere rassen hebben de GMO-maatregelen een beslissende rol gespeeld bij het bevorderen van de verspreiding van de teelt van bittere super-alfarassen. Hierdoor konden met name de traditionele bittere rassen Brewer's Gold en Northern Brewer worden vervangen, aangezien deze rassen op de wereldmarkt steeds moeilijker konden concurreren met de Amerikaanse super-alfarassen. In Duitsland heeft men de teelt van het aromatische ras Hersbrucker stopgezet, aangezien hiervoor geen afzetmarkt meer was.

Tussen 1986 en 1997 werd op 3 241 ha naar andere rassen overgeschakeld, hetgeen overeenkwam met 12,4 % van het areaal van de Gemeenschap in 1987. Er is hoofdzakelijk overgeschakeld op alfarassen en super-alfarassen (ca. 71 % van het totaal).

Tabel 4 in de bijlage bevat een overzicht van de omschakelingen op andere rassen tussen 1997 en 2002.

Afbeelding 2.2.6.b: Ontwikkeling van aromatische en bittere hoprassen in de Europese Unie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Mededelingen van de lidstaten

3. Hopmarkt

3.1 Afzet

Hop wordt verkocht via de spotmarkt of op basis van vooraf gesloten contracten met een looptijd van doorgaans drie tot vijf jaar.

In de Europese Unie is de hopverkoop op contractbasis gedaald van 72 % in 1997 tot 61 % in 2002. De "contractmarkt" vertoont de tendens in te krimpen aangezien de hopverwerkende industrie de voorkeur geeft aan de spotmarkt, die een steeds breder aanbod biedt tegen prijzen die lager liggen dan op de contractmarkt. Het contract blijft echter nog steeds een door de telers gewaardeerde verkoopmethode, met name omdat de contractprijzen over langere perioden stabiel blijven.

De vraag is afhankelijk van steeds grotere brouwerijen wier inkoopbeleid verandert naargelang van de smaak van de consument. Zij hebben bovendien vaak de beschikking over voorraden van vorige oogsten, waarvan de telers geen gegevens hebben.

3.2 Prijzen

Het onderzoek heeft betrekking op de ontwikkeling van de hoprassen die op contractbasis en via de spotmarkt op de markt zijn gebracht in de periode 1993-2002 (zie afbeelding 3.2 en tabel 5).

De prijzen bij contractverkoop van aromatische rassen namen tot 1999 toe om vervolgens af te nemen tot 2002. Voor de bittere rassen zijn de prijzen bij contractverkoop in 2001 en 2002 echter weer gestegen, aangezien deze rassen toen weer meer in de smaak lagen en het aanbod op de wereldmarkt was ingekrompen [6].

[6] Een gedeelte van de voorraden van de pools in de VS is namelijk door een brand verwoest.

De prijzen van producten die op de spotmarkt zijn afgezet hebben veel grotere fluctuaties doorgemaakt voor alle rassen en zijn tussen 1993 en 2002 meer dan verdubbeld. Zoals reeds hierboven is vermeld, is de spotmarkt veel actiever geworden aangezien de industrie minder afhankelijk werd van het product en derhalve een groter interesse toonde voor de producten op deze markt.

Het is tevens van belang op te merken dat de prijzen op de spotmarkt de prijzen bij contractverkoop sterk zijn genaderd. De verhouding tussen de gemiddelde prijzen van de spotmarkt en die bij contractverkoop is gestegen van 41 % in 1993 tot 79 % in 2002.

De aromatische rassen leveren minder opbrengsten op en zijn moeilijker te telen, waardoor de prijs van oudsher hoger ligt dan die van de bittere rassen. Het prijsverschil tussen de aromatische en de bittere rassen vertoont echter de tendens af te nemen, aangezien de vraag naar aromatische rassen afneemt en de nieuwe super-alfarassen bovendien rijker zijn aan alfazuur en derhalve een grotere marktwaarde hebben.

Afbeelding 3.2: Ontwikkeling van de communautaire prijzen per hopras

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Mededelingen van de lidstaten

3.3 Voorraden bij de telers

Uit de door de lidstaten verstrekte gegevens blijkt dat de voorraden in 2001 en 2002 sterk zijn toegenomen, terwijl deze voordien volledig verwaarloosbaar waren (tabel 6).

Deze stijging was nog groter in 2002 en vertegenwoordigde 36,1 % van de productie, die echter relatief stabiel is gebleven. Deze voorraden betreffen in gelijke mate de aromatische en de bittere hoprassen.

Opgemerkt zij dat de gegevens over de voorraden betrekking hebben op de maand maart van elk jaar. Volgens bepaalde recentere informatie uit professionele bron [7] zouden deze voorraden uiteindelijk wel op de markt zijn gebracht. De situatie in 2001 en 2002 blijft echter nieuw en is waarschijnlijk een signaal dat hop de laatste jaren moeilijker op de markt kan worden gebracht. Momenteel zouden volgens de betrokken telers grote voorraden bestaan bij de brouwerijen.

[7] Informatie die telers hebben verstrekt tijdens de vergadering van de permanente Groep van 12.6.2003.

3.4 Ontwikkeling van de handel

Sinds 1993 schommelt de uitvoer van de Europese Unie tussen de 20 000 en 24 000 ton equivalent hopbellen [8]. Meer dan de helft van de communautaire hopexport bestaat uit samengeperste hop (pellets) of hopextracten.

[8] De hoeveelheden pellets en extracten van hop zijn uitgedrukt in hopbellen, teneinde de cijfers met elkaar te kunnen blijven vergelijken, met name in verhouding tot de geproduceerde hoeveelheden.

De invoer is daarentegen gelijkmatig gedaald, maar is sinds 2000 stabiel gebleven op ongeveer 11 500 ton equivalent hopbellen (zie tabellen 7 en 8).

De Europese Unie is derhalve van oudsher een netto-exporteur, maar is bovenal de spil van de wereldhopmarkt. Het positieve saldo is in de jaren 1998 en 1999 toegenomen en ligt sindsdien rond de 10 000 ton.

De VS zijn de belangrijkste handelspartner van de Europese Unie en dientengevolge de tweede speler op de wereldmarkt. Dit land is namelijk goed voor 45 % (5 049 ton in 2002) van onze import en 17 % (3 673 ton in 2002) van onze export. Ongeveer 50 % van de export van de Europese Unie bestaat uit kleine hoeveelheden die naar zeer veel verschillende derde landen worden uitgevoerd, terwijl onze import voornamelijk afkomstig is van vier producerende derde landen.

De twee andere belangrijkste afnemers van hop van de Europese Unie zijn Rusland (3 733 ton export in 2002) en Japan (2 732 ton export in 2002).

Tsjechië, Australië en Slovenië met respectievelijk 2 000, 1 100 en 1 000 ton equivalent hopbellen zijn de belangrijkste leveranciers van de Europese Unie.

Afbeelding 3.4.a: Hopimport van de Europese Unie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: EUROSTAT

Afbeelding 3.4.b: Hopexport van de Europese Unie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: EUROSTAT

4. Vooruitzichten in het kader van de uitbreiding

Met de toetreding van tien nieuwe lidstaten, en met name van vier producerende landen (Tsjechië, Polen, Slovenië en Slowakije) zal het hopareaal van de Europese Unie met ongeveer 50 % toenemen (ca. 10 000 ha) en de productie met ongeveer 29 % (ca. 11 000 ton).

De nieuwe lidstaten produceren hoofdzakelijk aromatische rassen, hoewel er steeds meer alfazuurrijke rassen worden geteeld. In Polen hebben deze laatste rassen momenteel zelfs de overhand.

Tussen 1997 en 2002 is het hopareaal in de vier betrokken landen met 18 % ingekrompen, hetgeen overeenkomt met de afname die in de Unie van de vijftien is geconstateerd. In diezelfde periode is de productie met 32 % gedaald. Het aandeel van de alfarassen is toegenomen van 5,4 % tot 13 % van de productie.

5. Evaluaties

5.1 Werking van de markt

De kern van het probleem op de hopmarkt kan worden samengevat in twee opvallende verschijnselen die het afgelopen decennium hun stempel op de markt hebben gedrukt en die de laatste jaren nog duidelijker naar voren zijn gekomen.

1 De voorkeur van de consument evolueert in de richting van bieren met een lagere hopdosering, waardoor de vraag naar hop is afgenomen.

2 De omschakeling op rassen met een hoog alfazuurgehalte heeft gezorgd voor een breed aanbod van deze rassen op een markt waar de vraag aanzienlijk afneemt. Door de introductie van nieuwe rassen die rijk zijn aan alfazuur is de productiesector dus verzwakt, waardoor de teler een marginale winst behaalde terwijl de industrie profiteerde van hop met een steeds hoger alfazuurgehalte zonder dat zij daar evenredig meer voor moest betalen.

Door deze situatie werd het noodzakelijk het hopareaal in te krimpen.

In de loop van 2001 en 2002 hebben de telers (en/of producentengroeperingen) echter duidelijk laten merken dat ze enigszins terughoudend zijn in het volgen van deze ontwikkeling. Het directe gevolg was dat het moeilijker werd hop op de markt te brengen en dat voorraden ontstonden.

De prijzen ontwikkelen zich nog steeds op complementaire wijze tussen de "contractmarkt", die ongeveer 60 % voor zijn rekening neemt, en de spotmarkt, die tot 40 % is toegenomen. Het resultaat is een evenwicht tussen de twee verkoopmethoden waarmee voor de telers een billijke basisprijs, de contractbasis, kan worden gewaarborgd. Bovendien kunnen de hopverwerkende industrieën profiteren van een aanbod tegen aantrekkelijke prijzen op de spotmarkt. Daarnaast vervullen deze industrieën nog steeds een groot gedeelte van hun behoeften op contractbasis.

De posities van de betrokkenen zijn gewijzigd, en vooral de positie van de afnemers (de industrie) is versterkt. Aangezien de behoeften zijn afgenomen en er nog steeds een overvloedig aanbod is, kon de hopverwerkende industrie steeds minder afhankelijk van de markt worden en had zij geen baat meer bij het opbouwen van relaties met de telers op langere termijn via contractverkoop.

De markt van de Europese Unie blijft echter coherent dynamisch; het aanbod past zich aan aan de tendens dat het gebruik van hop geleidelijk afneemt. Een nieuw evenwicht zou kunnen worden bereikt naargelang op andere rassen wordt overgeschakeld en de behoeften van de industrie zich ontwikkelen.

De markt van de Europese Unie zal niet aan belang inboeten als spil van de wereldmarkt en ten gevolge van de uitbreiding zal ontwikkeling ervan in de toekomst overwogen dienen te worden. In de nieuwe producerende lidstaten zal de eis tot omschakeling echter worden benadrukt. Integratie in de communautaire markt brengt voor de telers van de nieuwe lidstaten aanzienlijke voordelen met zich mee.

5.2 Werking van de GMO

De productiesteun was zonder meer een door de telers zeer gewaardeerd steuninstrument. Deze steun was van belang aangezien de rendabiliteit van de teelt hiermee op een aantrekkelijk niveau kon worden gewaarborgd, rekening houdend met de structurele en beheersinvesteringen die voor deze teelt noodzakelijk zijn. Doordat een voor de teler acceptabele rendabiliteitsdrempel in stand werd gehouden, stopten minder telers met de productie van hop en kon de sector overleven.

Op het moment waarop de balans wordt opgemaakt dient tevens te worden benadrukt dat deze steun op doorslaggevende wijze een bijdrage heeft geleverd aan:

* het voortbestaan van de hopteelt die in bepaalde streken een karakteristiek onderdeel van het landschap vormt;

* de instandhouding van een florerende lokale economie, en met name van de werkgelegenheid op familiebedrijven, met een steun/opbrengstenverhouding die op begrotingsvlak acceptabel is (ca. 8 %) en op economisch en sociaal vlak gunstig uitpakt.

De producentengroeperingen vormen de spil van de werking van de GMO voor hop.

Hun rol heeft overwegend betrekking op technische bijstand en beleid op het gebied van de hopproductie en -verkoop in de Europese Unie. Ze vormen een interactieve schakel tussen de productie en toepassing van hop en in deze rol zijn ze de belangrijkste spelers op de markt.

Telers hebben de mogelijkheid gekregen hun productie of een gedeelte hiervan zelf op de markt te brengen. Deze flexibiliteit werd alom gewaardeerd en heeft een bijdrage geleverd aan het benadrukken van het belangrijkste marktscenario.

Met betrekking tot de inhouding op het steunbedrag en het beheer van deze middelen is geconstateerd dat alle lidstaten er een andere benadering op na houden, waardoor de vraag zich opwerpt of een dergelijke maatregel wel in stand zou moeten worden gehouden. De maatregel waarbij een gedeelte van de steun op het niveau van de producentengroeperingen kon worden ingehouden en beheerd is namelijk door slechts één lidstaat regelmatig toegepast. Zelfs als deze maatregel als positief beoordeeld zou kunnen worden, kunnen er vraagtekens worden geplaatst bij communautaire meerwaarde ervan. We zien namelijk dat:

* het wenselijk zou zijn het steunbedrag in zijn totaliteit aan de teler uit te betalen, aangezien dit transparanter en eenvoudiger is;

* met een voorziening op vrijwillige basis dezelfde doelstellingen en resultaten nagestreefd en behaald zouden kunnen worden. Indien noodzakelijk zouden de producentengroeperingen kunnen besluiten om op basis van een interne kaderregeling en nationaal burgerlijk recht dit bedrag in te houden op de aan de telers te betalen prijs. De administratie inzake het beheer van de maatregel, met name inzake de uit te voeren controles, zou dan aanzienlijk kunnen worden vereenvoudigd.

De bepaling dat de steun via de producentengroeperingen moet worden uitbetaald zou een "conditio sine qua non" moeten blijven om van de steun te kunnen profiteren. Deze voorwaarde is ruimschoots voldoende om ervoor te zorgen dat de telers er belang bij hebben zich bij een groepering aan te sluiten.

Met de GMO voor hop van 1971 werd een certificeringssysteem ingevoerd. Verbetering van de kwaliteit van hop is een van de doelstellingen van de GMO, die erop toeziet dat minimale kwaliteitsnormen worden gewaarborgd.

Met deze certificeringsprocedure kan de kwaliteit van de op de markt gebrachte hop worden gewaarborgd en wordt een bijdrage geleverd aan een transparantere markt. Dit instrument speelt een belangrijke rol voor de teler, aangezien de op de markt verkregen prijs tevens van de kwaliteit van de hop afhangt. Deze procedure is bovendien van groot belang voor de hopverwerkende industrie.

De bijzondere maatregelen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de noodzaak:

- in te spelen op een conjunctuur met een vraag van een volatiele markt

- de hopproductie structureel en voortdurend aan te passen aan de eisen van de markt.

Het bedrag van de toegekende steun was bovendien even hoog als de winst bij effectieve productie, waardoor de winstderving en de omschakelingskosten van de telers hiermee deels konden worden gedekt.

Het rooien van hopakkers was een maatregel die volledig was gefundeerd op een situatie waarin de hopproductie structureel diende te worden aangepast aan de vraag, zowel met betrekking tot de kwantiteit als de gevraagde rassen. Deze absolute noodzaak om een evenwicht te vinden verklaart waarschijnlijk waarom telers in sommige lidstaten extra oppervlakten hebben gerooid zonder daarbij de steun in het kader van de bijzondere rooimaatregelen te hebben aangesproken.

De vraag of er een even groot aantal hopakkers gerooid zou zijn indien deze maatregel er niet zou zijn geweest, is zonder meer relevant. De indruk is dat de hopteler met de rooivergoeding kon overschakelen naar bijvoorbeeld akkerbouwgewassen, aangezien het steunbedrag hiervan iets hoger lag dan dat van de rechtstreekse steun voor deze gewassen.

De grootste moeilijkheid voor de teler bij het omschakelen is namelijk een alternatief te vinden dat wat gebruik betreft vergelijkbare mogelijkheden kan bieden. De omschakeling op akkerbouwgewassen is derhalve aantrekkelijk, aangezien hiermee geen grote investeringen of technische problemen gemoeid zijn, maar het gebruik zou aanzienlijk afnemen en derhalve ook de inkomsten van de teler.

Het tijdelijk uit productie nemen van hopakkers is een maatregel die gerichter en sporadischer is toegepast. Deze maatregel bleek echter essentieel bij het oplossen van de afzetproblemen op de conjunctuurmarkt. Hiermee kon het hoofd worden geboden aan problemen op korte termijn rond het op de markt brengen van hop en kon tevens selectie van het aanbod plaatsvinden. De aantrekkingskracht van deze maatregel was voor de teler echter gering. Het tijdelijk uit productie nemen van hopakkers bracht namelijk de verplichting met zich mee om deze akkers te onderhouden. De teler zag zich daarnaast geplaatst voor het probleem van het zoeken naar een alternatief gebruik en de daarmee gepaard gaande aanzienlijke inkomstendaling.

Over het algemeen kon met de combinatie van deze twee bijzondere maatregelen met elk een ander doel op doeltreffende wijze een evenwicht worden gevonden in de hopsector.

Zijn deze maatregelen op dit moment nog steeds relevant? Het antwoord is waarschijnlijk dat de huidige invulling van deze maatregelen achterhaald is, maar dat ze weer zouden kunnen worden ingevoerd op een andere basis die beter zou kunnen aansluiten op de eisen van de sector in de toekomst.

6. Conclusies

De hopmarkt richt zich hoofdzakelijk naar de eisen van de brouwerijen, die steeds minder hop nodig hebben. Dit element speelt op langere termijn een bepalende rol. Het is in de afgelopen tien jaar een overheersende factor geweest en waarschijnlijk zal het dit in de toekomst ook blijven.

De productie is sterk afhankelijk van de marktopbrengsten en moet zich dus aanpassen in een voortdurend streven naar een nieuw marktevenwicht.

De gemeenschappelijke marktordening heeft een rol gespeeld die in overeenstemming was met de marktdynamiek. De productiesteun werd vastgesteld op een niveau dat goed aansloot bij het hoofddoel, namelijk de telers te ondersteunen zonder hen van de steun afhankelijk te maken.

De bijzondere maatregelen hebben de voor het herstel van het evenwicht tussen vraag en aanbod noodzakelijke aanpassingen gemakkelijker helpen maken. Het betreft enerzijds conjuncturele aanpassingen via het tijdelijk uit productie nemen van hoppercelen, en anderzijds structurele aanpassingen via definitieve rooiing.

De producentengroeperingen hebben een belangrijke rol gespeeld in de afzet en de sturing van de productie.

Dankzij de certificering en de kwaliteitsnormen kon de goede kwaliteit van de communautaire hop worden gehandhaafd en konden de op de communautaire markt gebrachte producten voortdurend worden gecontroleerd.

De gemeenschappelijke marktordening voor hop zal ook belangrijk blijven nu de Europese Unie wordt uitgebreid en de sector zijn betekenis zal zien toenemen niet alleen uit het oogpunt van de productie, maar ook uit dat van het aandeel in de wereldhandel.

Tegen de achtergrond van een dalende vraag op de markt is het algemene oordeel over de toepassing van de regelingen voor de sector hop en over het functioneren van de hopmarkt positief.

De vraag die moet worden beantwoord, is dus in hoofdzaak hoe via de gemeenschappelijke marktordening voor hop een nieuw perspectief op middellange en lange termijn kan worden geboden.

De toekomstige regeling zal aan drie cruciale eisen moeten voldoen:

1. de productie levensvatbaar houden

De productie dient levensvatbaar te blijven uit het oogpunt van kwaliteit en van een kritische massa bij de afzet. In het licht van de twee facetten van dit doel wordt gepleit voor handhaving van:

a) de bepalingen betreffende de certificering van het product, waardoor wordt gezorgd voor een referentie niet alleen voor de communautaire markt, maar ook voor de wereldmarkt;

b) de centrale rol van de producentengroeperingen, met name in het kader van de afzet en de sturing van de productie. Daarmee is niet gezegd dat er niet ook enige flexibiliteit zou mogen zijn voor de leden van producentengroeperingen die een deel van hun productie zelf wensen te verkopen.

2. zorgen voor economische voorwaarden die gunstig zijn voor de productie

De huidige economische voorwaarden voor de hopproductie, en vooral de rentabiliteit van de teelt, dienen te worden gehandhaafd om ervoor te zorgen dat de productie haar economische belang behoudt. Dit is ook van grote betekenis in het kader van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling, met name wat het behoud van het landschap en van de werkgelegenheid betreft. Daarom moet de hopproductie een perspectief op middellange en lange termijn worden geboden door te zorgen voor stabiliteit van de huidige ontvangsten via steun die gelijkwaardig is aan de huidige steun, en voor een doeltreffendere en rechtstreeksere overmaking van de steun. Een dergelijke aanpak zal voor de telers een stimulans betekenen om in hopvelden te blijven investeren en door te gaan met de overschakeling op andere rassen.

3. zorgen voor flexibiliteit in het licht van de marktontwikkeling

Er dienen alternatieven voor de telers voorhanden te zijn want ook die zijn van belang om op conjuncturele of structurele marktcrises te kunnen reageren. De teler moet zowel tijdelijk met de hopproductie kunnen stoppen als definitief op andere productievormen kunnen overschakelen.

De toekomstige regeling moet deze verschillende elementen bijeenbrengen in een systeem dat eenvoudig, flexibel en duurzaam is voor de telers.

1. Integratie van de productiesteun voor hop in de ene bedrijfstoeslag

Integratie van de productiesteunregeling in de bedrijfstoeslagregeling waartoe in het kader van de hervorming van het GLB is besloten, zou het mogelijk maken de bovengenoemde doelstellingen te bereiken. Een totale ontkoppeling van de steun voor de hopteelt zou de teler immers een stabiel steunbedrag garanderen. Mocht de marktsituatie door structurele of conjuncturele oorzaken verslechteren, dan zou hij vrij kunnen beslissen om zijn productie tijdelijk stop te zetten of om zijn hopveld te rooien en over te schakelen op andere teelten.

De lidstaten zouden echter maximaal 25 % van de productiesteun gekoppeld kunnen houden om zo nodig rekening te houden met bijzondere productieomstandigheden of met specifieke situaties die meer regionaal van aard zijn. Om de telers ertoe aan te sporen zich te organiseren zouden de lidstaten kunnen besluiten om de toekenning van de gekoppelde steun of van een deel daarvan afhankelijk te stellen van toetreding tot een producentengroepering.

2. Wijziging van de huidige GMO

De regels inzake de certificering en de betrekkingen met derde landen zouden kunnen worden gehandhaafd. Wat de rol van de producentengroeperingen betreft, zou een eenvoudiger regeling dienen te worden vastgesteld.

BIJLAGE I

Geschiedenis van de GMO (1971 - 1997)

1. De eerste 20 jaar van de GMO

De gemeenschappelijke marktordening in de sector hop is in 1971 vastgesteld met het doel de kwaliteit van de producten te verbeteren en een redelijke levensstandaard voor de telers te waarborgen.

De belangrijkste onderdelen van de basisverordening, die naderhand zijn gepreciseerd in bijzondere verordeningen van de Raad of de Commissie, zijn productiesteun, steun voor omschakeling op andere rassen, de certificeringsprocedure, de producentengroeperingen en de bepalingen betreffende de handel met derde landen.

1.1 Productiesteun

De Raad stelde jaarlijks het bedrag vast van de directe productiesteun per hectare per rassengroep van aromatische, bittere en andere rassen. Bij het vaststellen van het steunbedrag werd rekening gehouden met de marktsituatie, de te verwachten trend, de prijsontwikkeling op de markten buiten de Gemeenschap en de kostenontwikkeling. De steun werd uitbetaald in het jaar volgend op het oogstjaar.

1.2 Steun voor omschakeling op andere rassen

Teneinde te stimuleren dat telers rassen gingen telen die het best aansluiten op de behoeften van de markt, is eind 1987 steun voor omschakeling op andere rassen ingesteld. De bijzondere steun [9] voor omschakeling op andere rassen bedroeg 2 500 ecu/ha en was beperkt tot 1 000 ha per lidstaat. Deze steun werd toegepast tot eind 1996.

[9] Verordening (EEG) nr. 2997/87 van de Raad van 22 september 1987 (PB L 284 van 7.10.1987, blz. 20). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 423/95 (PB L 45 van 1.3.1995, blz. 1).

1.3 Certificeringsprocedure

In het kader van het kwaliteitsbeleid bevat de GMO sinds het begin een certificeringsprocedure. Met de certificering wordt aangetoond dat alle op de markt gebrachte hop aan de minimale kwaliteitsnormen voldoet.

1.4 Producentengroeperingen

De producentengroeperingen speelden een centrale rol bij het op de markt brengen van hop. Voor het opstarten van nieuwe producentengroeperingen is voor een periode van maximaal tien jaar (tot augustus 1981) steun verleend die tevens medegefinancierd werd uit nationale begrotingsmiddelen. Toen Spanje en Portugal tot de Europese Unie toetraden, hadden zij recht op een subsidiabiliteitsperiode van vijf jaar, evenals het verenigde Duitsland en Oostenrijk. Deze steun werd aldus toegepast tot 31 december 1999.

1.5 Bepalingen betreffende de handel met derde landen

Op de invoer zijn ad valorem-rechten van het douanetarief van toepassing. In het kader van de handel met derde landen kunnen tijdelijke conservatoire maatregelen worden getroffen indien ten gevolge van de invoer dan wel uitvoer de communautaire markt ernstig wordt verstoord. Op de uitvoer is geen enkele maatregel van toepassing.

2. Aanpassingen in 1992

Erkenning van de producentengroeperingen bracht onder meer met zich mee dat zij verplicht waren de gehele productie van hun leden op de markt te brengen.

In de praktijk bleek dat een groot deel van de producenten moeite had zich aan deze bepaling te houden. Om deze reden werd in 1992 een flexibelere regeling ingevoerd die gekoppeld was aan een strafsysteem waarbij het steunbedrag progressief werd verlaagd, in plaats van procedures in te voeren waarbij de erkenning van de in gebreke blijvende producentengroeperingen zou worden ingetrokken.

Zo wordt op grond van de in 1992 [10] gewijzigde basisverordening het steunbedrag dat is toegekend aan een erkende producentengroepering die niet de gehele productie van haar leden op de markt heeft gebracht progressief verlaagd (4 % voor de oogst van 1992, 8 % voor de oogst van 1993, 12 % voor de oogst van 1994, 15 % voor de oogst van 1995 en 15 % voor de oogst van 1996). De producentengroeperingen dienden de gehele productie van hun leden uiterlijk op 1 januari 1997 op de markt te brengen.

[10] Verordening (EEG) nr. 3124/92 van de Raad (PB L 313 van 30.10.1992, blz. 1).

Op grond van de overgangsbepalingen diende ten minste 15 % van de toegekende steun te worden aangewend voor maatregelen om de markt te stabiliseren, alsmede voor acties om te voldoen aan de eisen van de markt en om de productie te verbeteren.

BIJLAGE II

Hop : technische toelichting

1. Beschrijving van het product

In botanisch opzicht behoort hop (humulus lupulus) tot dezelfde familie als hennep, namelijk die van de Cannabinaceae, en tot de familie der Urticaceae. Het is een tweehuizige plant, dat wil zeggen dat iedere plant slechts vrouwelijke of mannelijke bloemen draagt. Alleen uit de vrouwelijke bloemen komen vruchten voort, de zogenaamde hopbellen; deze bevatten lupuline, een gele substantie die zichtbaar wordt wanneer men een rijpe hopbel tussen de vingers fijnknijpt.

Het wortelstelsel van hop blijft jarenlang productief (over het algemeen ca. 20 jaar). Ieder jaar wordt bij de oogst het bovengrondse deel van de plant afgesnoeid. Hop is een klimplant die wel zeven meter hoog kan worden en waarvoor dus een steunstructuur (met staken, draden en lattenwerk) nodig is. Ook zijn de laatste jaren dwergrassen ontwikkeld (deze worden ongeveer 2,50 m hoog).

Voor de hopteelt is een bepaald klimaat en een bepaalde bodemgesteldheid nodig; zo wordt deze plant over het algemeen tussen de 35e en 55e breedtegraad (noorder- en zuiderbreedte) geteeld.

De kwaliteit van verse hop gaat snel achteruit door oxidatie; hop kan binnen een half jaar na de oogst tot wel 30 % van zijn bitterheid verliezen. Daarom wordt hop onmiddellijk na de oogst gedroogd, samengeperst en verpakt, of tot pellets (korrels) of hopextract verwerkt. Hopextract is, omdat het zo weinig volume heeft, gemakkelijker op te slaan en te gebruiken, en het is kwalitatief zeer stabiel, zodat steeds meer brouwers voor dit product kiezen.

2. Hoprassen

De hoprassen worden in drie groepen ingedeeld in overeenstemming met de geldende handelsgebruiken:

- aromatische rassen (met een laag gemiddeld alfazuurgehalte),

- bittere rassen (met een hoog tot zeer hoog gemiddeld alfazuurgehalte) en

- andere rassen, waaronder experimentele rassen; deze groep betreft slechts 0,25 % van het communautaire hopareaal.

Momenteel worden er in de Europese Unie ongeveer 25 aromatische rassen en 18 bittere rassen geteeld. De nieuwe rassen zijn het resultaat van meerdere jaren onderzoek en selectie. Voor het ontwikkelen van een nieuw ras is meer dan 12 jaar nodig; totdat dat nieuwe ras in volle productie is verstrijkt nog eens drie jaar, wat dus neerkomt op vijftien jaar in totaal.

Er wordt geselecteerd op een hogere opbrengst per hectare (bepalend voor het inkomen van de teler) en op een verbeterde resistentie tegen ziekten (geeft een hogere opbrengst en drukt de productiekosten). In dit verband kiezen telers voor hun nieuwe aanplant ook steeds vaker virusvrije planten en houden ze rekening met de landbouwtechnische aspecten (zoals de rijping van de planten, die bij sommige rassen vroeg in het jaar valt en bij andere laat, zodat de teler de oogst kan spreiden), de groeikwaliteiten (sommige rassen klimmen beter en laten zich beter leiden) en het gehalte aan aromatische en bittere stoffen.

3. Toepassingen

Hop wordt voornamelijk gebruikt voor de bereiding van bier, maar ook wel voor de productie van cosmeticaproducten (zeep en shampoo), therapeutische producten (kalmerende thee) en huishoudelijke producten (kussenvulling). Bij het gebruik van hop voor de bierbrouwerij is vooral de hoeveelheid alfazuur (het bittere bestanddeel van lupuline) van belang; in dat verband spreekt men van hopdosering (het aantal grammen alfazuur dat nodig is per hectoliter bier). Desalniettemin zijn ook de raskenmerken van groot belang voor het brouwen van bieren met een eigen karakter qua smaak en aroma.

Hoewel hop een belangrijk bestanddeel van bier is, dat de bitterheid en de smaak ervan bepaalt, en waardoor bier bewaard kan worden, zijn er maar zeer kleine hoeveelheden van nodig, namelijk tussen 40 en 200 gram hop per hectoliter bier; alles hangt natuurlijk af van het alfazuurgehalte van de hop (tot 14 % wat de super-alfarassen betreft) en van de hopdosering.

Als gevolg van de technologische vooruitgang neemt de hopdosering van jaar tot jaar af en bedraagt deze bijvoorbeeld in 2002 nog maar 5,3 gram alfazuur/hectoliter. Voor de bierproductie wereldwijd, die in 2003 naar schatting op 1 455 miljoen hectoliter uitkomt, is dus ongeveer 7 566 ton alfazuur nodig. De bierconsumptie is van jaar tot jaar licht toegenomen, met name in Azië en Latijns-Amerika. In West-Europa neemt deze echter licht af.

De smaak van de consument evolueert in de richting van steeds minder bittere bieren, waarvoor dus ook steeds minder hop nodig is. Een interessant gegeven is dat de hopcomponent ongeveer 0,3 % van de kosten (exclusief belasting) van de productie van bier uitmaakt (bron: HOPS USA juni 2003).

BIJLAGE III

Statistische tabellen

INHOUDSOPGAVE

blz.

Table 1 A - Hop areas in the European Community and in the rest of the world (1993-2002)

Table 1 B - Hop production in the European Community and in the rest of the world (1993-2002).

Table 1 C - Alpha production in the European Community and in the rest of the world (1993-2002)

Table 1 D - Alpha yields in the European Community and in the rest of the world (1993-2002).

Table 2 - Structure of production in different hop regions of production (1997-2002).

Table 3 - Changes in returns and production costs in Bavaria (1997-2000)

Table 4 - Changes in varieties (1997-2002)

Table 5 - Hops average contract and spot market prices (1993-2002)

Table 6 - Evolution of hops production & unsold quantities (1990-2002)

Table 7 - Development of EU hops imports (1993-2002)

Table 8 - Development of EU hops exports (1993-2002).

Table 9 - Special temporary measures (STM) 1997-2003.

Table 10 - EU hops consumption (1993-2002)... 37

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Top