Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R0220

    Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 van de Commissie van 3 februari 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie

    PB L 46 van 19.2.2015, p. 1–106 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2024

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/220/oj

    19.2.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 46/1


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/220 VAN DE COMMISSIE

    van 3 februari 2015

    tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (1), en met name artikel 5, lid 1, eerste alinea, artikel 5 bis, leden 2 en 4, artikel 5 ter, lid 7, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 3, derde alinea, en artikel 19, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is Verordening (EG) nr. 1217/2009 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1318/2013 van het Europees Parlement en Raad (2) en in overeenstemming gebracht met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Om de werking van het nieuwe rechtskader dat uit die aanpassing voortvloeide te waarborgen, moeten bij gedelegeerde en uitvoeringshandelingen bepaalde voorschriften worden vastgesteld. De nieuwe voorschriften moeten in de plaats treden van de bestaande door de Commissie vastgestelde uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 1217/2009. Daarom moeten de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 283/2012 (3) en (EU) nr. 730/2013 (4) van de Commissie worden ingetrokken.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 moeten drempelwaarden van de economische omvang worden vastgesteld. Om rekening te houden met de verschillende landbouwstructuren moeten deze drempelwaarden verschillen naargelang van de lidstaat en in sommige gevallen zelfs naargelang van de streek van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen („ILB”).

    (3)

    Overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 1217/2009 moeten gegevens worden vergaard op basis van een plan voor de keuze van bedrijven met boekhouding (keuzeplan). In het kader van het keuzeplan moet het waarnemingsgebied worden gestratificeerd overeenkomstig de ILB-streken van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1217/2009 en overeenkomstig productierichting en economische omvang.

    (4)

    Om een representatieve steekproef van bedrijven met boekhouding voor het gestratificeerde waarnemingsgebied te verkrijgen moet het aantal bedrijven met boekhouding per lidstaat en per ILB-streek worden vastgesteld.

    (5)

    Het keuzeplan moet vóór het begin van het desbetreffende boekjaar zijn opgesteld zodat de Commissie de inhoud ervan kan verifiëren voordat het wordt gebruikt voor de keuze van bedrijven met boekhouding.

    (6)

    Om de voor het ILB geldende doelstellingen van artikel 5 ter van Verordening (EG) nr. 1217/2009 te bereiken, moeten uitvoeringsvoorschriften voor de typologie van de Unie worden vastgesteld.

    (7)

    De productierichting en de economische bedrijfsomvang dienen te worden bepaald aan de hand van een economisch criterium. Daartoe moet de in artikel 5 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde standaardopbrengst worden gebruikt. De standaardopbrengsten moeten worden vastgesteld per product en overeenkomstig de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) vastgestelde lijst van in de landbouwstructuurenquête op te nemen kenmerken. In dit verband moet een tabel worden opgesteld waarin de overeenstemming wordt aangegeven tussen de kenmerken van de structuurenquêtes en de rubrieken van het ILB-bedrijfsformulier.

    (8)

    Omdat andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf een steeds groter deel van het inkomen uitmaken, dient in de typologie van de Unie een classificatievariabele te worden opgenomen die het belang van zulke andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden weergeeft.

    (9)

    Voorts dienen bepaalde voorschriften te worden vastgesteld voor de toezending aan de Commissie van gegevens over de standaardopbrengsten en de gegevens die nodig zijn voor de berekening daarvan.

    (10)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 (6) van de Commissie zijn de belangrijkste groepen boekhoudkundige gegevens als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 en algemene regels voor de verzameling van zulke gegevens vastgesteld. Om de inkomens van landbouwbedrijven op betrouwbare wijze te kunnen vaststellen, moeten de met het bedrijfsformulier vergaarde boekhoudkundige gegevens qua aard, definitie en presentatie uniform zijn, ongeacht op welke bedrijven met boekhouding de waarnemingen betrekking hebben. Daarom moeten de vorm en de opmaak van het bedrijfsformulier en de methoden en uiterste datums voor de indiening van gegevens bij de Commissie worden vastgesteld. Bij de verzameling van gegevens middels het bedrijfsformulier moet ook rekening worden gehouden met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

    (11)

    De naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren moeten door het door elke lidstaat overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 aangewezen verbindingsorgaan tijdig bij de Commissie worden ingediend zodat de verstrekte gegevens op uniforme wijze en tijdig kunnen worden verwerkt. Er moet voor worden gezorgd dat de methode voor de toezending van de boekhoudkundige gegevens aan de Commissie praktisch en veilig is. Daarom dient te worden bepaald dat het verbindingsorgaan de desbetreffende informatie rechtstreeks aan de Commissie toezendt via het computersysteem dat door de Commissie is opgezet voor de toepassing van die verordening alsook van nadere voorschriften in dat verband. De termijnen voor de indiening van die gegevens bij de Commissie moeten rekening houden met de staat van dienst van de lidstaten op het gebied van de indiening van zulke gegevens.

    (12)

    Elk aan de Commissie verstrekt bedrijfsformulier moet naar behoren zijn ingevuld om in aanmerking te komen voor de betaling van de forfaitaire vergoeding.

    (13)

    In Verordening (EG) nr. 1217/2009 is een maximum per lidstaat vastgesteld voor het totale aantal naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren dat voor financiering door de Unie in aanmerking komt. Ten aanzien van het aantal bedrijven met boekhouding per ILB-streek moet enige flexibiliteit worden toegestaan, zolang het totale aantal bedrijven met boekhouding zoals voor de betrokken lidstaat vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1217/2009 in acht wordt genomen.

    (14)

    In artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 is bepaald dat in de algemene begroting van de Europese Unie, afdeling Commissie, kredieten worden opgenomen ter dekking van het totale bedrag van de aan de lidstaten te betalen forfaitaire vergoeding voor bedrijfsformulieren die naar behoren zijn ingevuld en binnen de gestelde termijn zijn ingediend. Het aantal naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren waarvoor de forfaitaire vergoeding wordt betaald mag niet hoger zijn dan het maximum aantal bedrijven met boekhouding.

    (15)

    Met het oog op de verbetering van de processen voor het beheer van bedrijfsformuliergegevens moet een verhoogde forfaitaire vergoeding worden betaald aan lidstaten die hun naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren indienen vóór de vastgestelde uiterste datum voor de indiening van bedrijfsformulieren.

    (16)

    Aangezien de in deze verordening vervatte maatregelen van toepassing moeten zijn met ingang van het boekjaar 2015, moet deze verordening zelf ook van toepassing zijn met ingang van dat boekjaar.

    (17)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK 1

    WAARNEMINGSGEBIED EN KEUZEPLAN

    Artikel 1

    Drempelwaarde van de economische omvang

    De drempelwaarden van de economische omvang als bedoeld in artikel 5, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 zijn vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

    Artikel 2

    Aantal bedrijven met boekhouding

    Het aantal bedrijven met boekhouding per lidstaat en per ILB-streek (informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen) als bedoeld in bijlage 5 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 zijn vastgesteld in bijlage II bij de onderhavige verordening.

    Artikel 3

    Keuzeplan

    1.   De modellen en methoden betreffende de vorm en inhoud van de gegevens als bedoeld in artikel 5 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 zijn opgenomen in bijlage III bij de onderhavige verordening.

    2.   De lidstaten stellen de Commissie elektronisch in kennis van het in artikel 5 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde keuzeschema zoals goedgekeurd door het in artikel 6, lid 2, van die verordening bedoelde Nationaal Comité, en wel uiterlijk twee maanden vóór het begin van het boekjaar waarop het betrekking heeft.

    HOOFDSTUK 2

    UNIETYPOLOGIE VOOR LANDBOUWBEDRIJVEN

    Artikel 4

    Gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

    De methoden voor de berekening van gespecialiseerde bijzondere productierichtingen als bedoeld in artikel 5 ter, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 en de overeenstemming daarvan met algemene en hoofdproductierichtingen als bedoeld in dat artikel, zijn beschreven in bijlage IV bij de onderhavige verordening.

    Artikel 5

    Economische bedrijfsomvang

    De methode voor de berekening van de economische bedrijfsomvang als bedoeld in artikel 5 ter, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 en de klassen van economische bedrijfsomvang als bedoeld in artikel 5 ter, lid 1, van die verordening zijn opgenomen in bijlage V bij de onderhavige verordening.

    Artikel 6

    Standaardopbrengst en totale standaardopbrengst

    1.   De methode voor de berekening van de standaardopbrengsten van elk kenmerkend onderdeel als bedoeld in artikel 5 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009, en de procedures voor het verzamelen van de overeenkomstige gegevens zijn vastgesteld in bijlage VI bij de onderhavige verordening.

    De standaardopbrengst van de verschillende kenmerkende onderdelen van een bedrijf als bedoeld in artikel 5 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 wordt vastgesteld voor elke geografische eenheid als bedoeld in bijlage VI, punt 2, onder b), bij de onderhavige verordening, en voor elk in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1166/2008 opgenomen gewas- en veekenmerk van de landbouwstructuurenquête.

    2.   De totale standaardopbrengst van een bedrijf wordt berekend door de standaardopbrengsten van elk gewas- en veekenmerk te vermenigvuldigen met het desbetreffende aantal eenheden.

    Artikel 7

    Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

    De andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 ter, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 zijn omschreven in bijlage VII, deel A, bij de onderhavige verordening. Het belang ervan wordt uitgedrukt in de vorm van een klassenbreedte op basis van percentages. Die klassenbreedten op basis van percentages zijn vastgesteld in bijlage VII, deel C, bij de onderhavige verordening.

    De methode waarmee het belang van de in de eerste alinea bedoelde winstgevende werkzaamheden wordt geraamd, is beschreven in bijlage VII, delen B en C, bij de onderhavige verordening.

    Artikel 8

    Mededeling van de standaardopbrengsten en de gegevens voor de bepaling daarvan

    1.   De lidstaten dienen vóór 31 december van het jaar N+3 bij de Commissie (Eurostat) de standaardopbrengsten en de gegevens voor de bepaling daarvan als bedoeld in artikel 5 ter, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 in voor een referentieperiode van jaar N.

    2.   Voor de indiening van de gegevens als bedoeld in lid 1 gebruiken de lidstaten de computersystemen die de Commissie (Eurostat) daartoe ter beschikking heeft gesteld.

    HOOFDSTUK 3

    TOEZENDING VAN BEDRIJFSFORMULIEREN EN GEGEVENS AAN DE COMMISSIE

    Artikel 9

    Vorm en opmaak van het bedrijfsformulier

    De vorm en de opmaak voor de presentatie van de boekhoudkundige gegevens als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 alsook de instructies dienaangaande zijn vastgesteld in bijlage VIII bij de onderhavige verordening.

    Artikel 10

    Methoden en de uiterste datums voor de toezending van gegevens aan de Commissie

    1.   De bedrijfsformulieren worden bij de Commissie ingediend door het in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde verbindingsorgaan via een computersysteem voor de levering en controle van informatie als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1217/2009. De vereiste informatie wordt elektronisch uitgewisseld op basis van modellen die via dat systeem ter beschikking van het verbindingsorgaan worden gesteld.

    2.   De lidstaten worden van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het in lid 1 bedoelde computersysteem in kennis gesteld via het Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

    3.   De bedrijfsformulieren worden uiterlijk op 31 december van het jaar na afloop van het boekjaar in kwestie bij de Commissie ingediend.

    Lidstaten die de bedrijfsformuliergegevens van 2012 niet binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn hebben kunnen verstrekken, mogen de bedrijfsformulieren tot drie maanden na de in de eerste alinea bedoelde termijn bij de Commissie indienen.

    4.   Bedrijfsformulieren worden geacht aan de Commissie te zijn toegezonden zodra de in artikel 9 bedoelde boekhoudkundige gegevens in het in lid 1 bedoelde computersysteem voor de levering en controle van informatie zijn ingevoerd, de daaropvolgende computercontroles zijn verricht en het verbindingsorgaan heeft bevestigd dat de gegevens klaar zijn om in dat systeem te worden overgebracht.

    HOOFDSTUK 4

    FORFAITAIRE VERGOEDING

    Artikel 11

    Naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren

    Voor de toepassing van artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 is een bedrijfsformulier naar behoren ingevuld wanneer de inhoud ervan feitelijk juist is en de erin vervatte boekhoudkundige gegevens zijn geregistreerd en gepresenteerd overeenkomstig de in bijlage VIII bij de onderhavige verordening vastgestelde vorm en opmaak.

    Artikel 12

    In aanmerking komend aantal bedrijfsformulieren

    Het totale aantal naar behoren ingevulde en ingediende bedrijfsformulieren per lidstaat als bedoeld in artikel 5 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 die in aanmerking komen voor de betaling van de forfaitaire vergoeding, is niet hoger dan het voor die lidstaat in bijlage II bij de onderhavige verordening vastgestelde totale aantal bedrijven met boekhouding.

    Indien lidstaten meer dan één ILB-streek hebben, kan het aantal naar behoren ingevulde en ingediende bedrijfsformulieren dat per ILB-streek voor betaling van de forfaitaire vergoeding in aanmerking komt, maximaal 20 % hoger zijn dan het voor de betrokken ILB-streek vastgestelde aantal, mits het totale aantal naar behoren ingevulde en ingediende bedrijfsformulieren van de betrokken lidstaat niet hoger is dan het totale aantal dat in bijlage II bij de onderhavige verordening voor die lidstaat is vastgesteld.

    Artikel 13

    Betaling van de forfaitaire vergoeding

    Het totale bedrag van de forfaitaire vergoeding als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 wordt in twee tranches betaald:

    (a)

    een betaling ten belope van 50 % van het totale bedrag dat op basis van het in artikel 14, eerste alinea, van de onderhavige verordening vastgestelde bedrag wordt berekend, vindt aan het begin van elk boekjaar plaats voor het in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde aantal bedrijven met boekhouding;

    (b)

    het resterende bedrag wordt betaald nadat de Commissie heeft geverifieerd dat de ingediende bedrijfsformulieren naar behoren zijn ingevuld.

    Het in de eerste alinea, onder b), van het onderhavige artikel bedoelde resterende bedrag wordt berekend door de op basis van artikel 14 van de onderhavige verordening berekende forfaitaire vergoeding per bedrijfsformulier te vermenigvuldigen met het aantal naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren dat overeenkomstig artikel 12 van de onderhavige verordening voor betaling in aanmerking komt en daarop het bedrag van de in de eerste alinea, onder a), van het onderhavige artikel bedoelde betaling in mindering te brengen.

    Artikel 14

    Bedrag van de forfaitaire vergoeding

    De in artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde forfaitaire vergoeding wordt vastgesteld op 160 EUR per bedrijfsformulier.

    Indien de in artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde drempelwaarde van 80 % op het niveau van een ILB-streek noch op het niveau van de betrokken lidstaat wordt bereikt, wordt de in die bepaling bedoelde verlaging enkel op nationaal niveau toegepast.

    Indien de lidstaat de in artikel 9 van de onderhavige verordening bedoelde boekhoudkundige gegevens niet later dan een maand vóór de desbetreffende uiterste datums als bedoeld in artikel 10, lid 3, indient, wordt de forfaitaire vergoeding verhoogd met 5 EUR, tenzij de in artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde drempelwaarde van 80 % ten aanzien van een ILB-streek of een lidstaat niet is bereikt.

    HOOFDSTUK 5

    OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 15

    Intrekkingen

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 283/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 730/2013 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2015.

    Zij blijven evenwel van toepassing op boekjaren die aan het boekjaar 2015 voorafgaan.

    Artikel 16

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2015.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 3 februari 2015.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 328 van 15.12.2009, blz. 27.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1318/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap (PB L 340 van 17.12.2013, blz. 1).

    (3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 283/2012 van de Commissie van 29 maart 2012 tot vaststelling van de forfaitaire vergoeding per bedrijfsformulier vanaf het boekjaar 2012 in het kader van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (PB L 92 van 30.3.2012, blz. 15).

    (4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 730/2013 van de Commissie van 29 juli 2013 houdende enige uitvoeringsbepalingen inzake de boekhoudingen voor de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven (PB L 203 van 30.7.2013, blz. 6).

    (5)  Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14).

    (6)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie van 1 augustus 2014 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (PB L 321 van 7.11.2014, blz. 2).


    BIJLAGE I

    DREMPELWAARDE VAN DE ECONOMISCHE OMVANG VOOR HET WAARNEMINGSGEBIED (ARTIKEL 1)

    Lidstaat/ILB-streek

    Drempelwaarde (in EUR)

    België

    25 000

    Bulgarije

    2 000

    Tsjechië

    8 000

    Denemarken

    15 000

    Duitsland

    25 000

    Estland

    4 000

    Ierland

    8 000

    Griekenland

    4 000

    Spanje

    8 000

    Frankrijk (met uitzondering van Guadeloupe, Martinique en La Réunion)

    25 000

    Frankrijk (alleen Guadeloupe, Martinique en La Réunion)

    15 000

    Kroatië

    4 000

    Italië

    8 000

    Cyprus

    4 000

    Letland

    4 000

    Litouwen

    4 000

    Luxemburg

    25 000

    Hongarije

    4 000

    Malta

    4 000

    Nederland

    25 000

    Oostenrijk

    8 000

    Polen

    4 000

    Portugal

    4 000

    Roemenië

    2 000

    Slovenië

    4 000

    Slowakije

    25 000

    Finland

    8 000

    Zweden

    15 000

    Verenigd Koninkrijk (met uitzondering van Noord-Ierland)

    25 000

    Verenigd Koninkrijk (alleen Noord-Ierland)

    15 000


    BIJLAGE II

    AANTAL BEDRIJVEN MET BOEKHOUDING (ARTIKEL 2)

    Volgnummer

    Naam ILB-streek

    Aantal bedrijven met boekhouding per boekjaar

    BELGIË

    341

    Vlaanderen

    720

    342

    Brussel-Bruxelles

    343

    Wallonie

    480

    Totaal België

    1 200

    BULGARIJE

    831

    Северозападен, (Severozapaden)

    346

    832

    Северен централен, (Severen tsentralen)

    358

    833

    Североизточен, (Severoiztochen)

    373

    834

    Югозападен, (Yugozapaden)

    335

    835

    Южен централен, (Yuzhen tsentralen)

    394

    836

    Югоизточен, (Yugoiztochen)

    396

    Totaal Bulgarije

    2 202

    745

    TSJECHIË

    1 417

    370

    DENEMARKEN

    2 150

    DUITSLAND

    010

    Schleswig-Holstein

    565

    020

    Hamburg

    97

    030

    Niedersachsen

    1 307

    040

    Bremen

    050

    Nordrhein-Westfalen

    1 010

    060

    Hessen

    558

    070

    Rheinland-Pfalz

    887

    080

    Baden-Württemberg

    1 190

    090

    Bayern

    1 678

    100

    Saarland

    90

    110

    Berlin

    112

    Brandenburg

    284

    113

    Mecklenburg-Vorpommern

    268

    114

    Sachsen

    313

    115

    Sachsen-Anhalt

    270

    116

    Thüringen

    283

    Totaal Duitsland

    8 800

    755

    ESTLAND

    658

    380

    IERLAND

    900

    GRIEKENLAND

    450

    Makedonia-Thraki

    2 000

    460

    Ipiros-Peloponnisos-Nissi Ioniou

    1 350

    470

    Thessalia

    700

    480

    Sterea Ellas-Nissi Egaeou-Kriti

    1 450

    Totaal Griekenland

    5 500

    SPANJE

    500

    Galicia

    450

    505

    Asturias

    190

    510

    Cantabria

    150

    515

    País Vasco

    352

    520

    Navarra

    316

    525

    La Rioja

    244

    530

    Aragón

    676

    535

    Cataluña

    664

    540

    Illes Balears

    180

    545

    Castilla y León

    950

    550

    Madrid

    190

    555

    Castilla-La Mancha

    900

    560

    Comunidad Valenciana

    638

    565

    Murcia

    348

    570

    Extremadura

    718

    575

    Andalucía

    1 504

    580

    Canarias

    230

    Totaal Spanje

    8 700

    FRANKRIJK

    121

    Île-de-France

    190

    131

    Champagne-Ardenne

    370

    132

    Picardie

    270

    133

    Haute-Normandie

    170

    134

    Centre

    410

    135

    Basse-Normandie

    240

    136

    Bourgogne

    340

    141

    Nord-Pas de Calais

    280

    151

    Lorraine

    230

    152

    Alsace

    200

    153

    Franche-Comté

    210

    162

    Pays de la Loire

    460

    163

    Bretagne

    480

    164

    Poitou-Charentes

    360

    182

    Aquitaine

    550

    183

    Midi-Pyrénées

    480

    184

    Limousin

    220

    192

    Rhône-Alpes

    480

    193

    Auvergne

    360

    201

    Languedoc-Roussillon

    430

    203

    Provence-Alpes-Côte d'Azur

    420

    204

    Corse

    170

    205

    Guadeloupe

    80

    206

    Martinique

    80

    207

    La Réunion

    160

    Totaal Frankrijk

    7 640

    860

    KROATIË

    1 251

    ITALIË

    221

    Valle d'Aosta

    170

    222

    Piemonte

    594

    230

    Lombardia

    717

    241

    Trentino

    282

    242

    Alto Adige

    338

    243

    Veneto

    707

    244

    Friuli-Venezia Giulia

    451

    250

    Liguria

    431

    260

    Emilia-Romagna

    873

    270

    Toscana

    577

    281

    Marche

    452

    282

    Umbria

    460

    291

    Lazio

    587

    292

    Abruzzo

    572

    301

    Molise

    342

    302

    Campania

    667

    303

    Calabria

    510

    311

    Puglia

    723

    312

    Basilicata

    400

    320

    Sicilia

    706

    330

    Sardegna

    547

    Totaal Italië

    11 106

    740

    CΥΡRUS

    500

    770

    LETLAND

    1 000

    775

    LITOUWEN

    1 000

    350

    LUXEMBURG

    450

    HONGARIJE

    767

    Alföld

    1 016

    768

    Dunántúl

    675

    764

    Észak-Magyarország

    209

    Totaal Hongarije

    1 900

    780

    MALTA

    536

    360

    NEDERLAND

    1 500

    660

    OOSTENRIJK

    2 000

    POLEN

    785

    Pomorze i Mazury

    1 860

    790

    Wielkopolska i Śląsk

    4 350

    795

    Mazowsze i Podlasie

    4 490

    800

    Małopolska i Pogórze

    1 400

    Totaal Polen

    12 100

    PORTUGAL

    615

    Norte e Centro

    1 233

    630

    Ribatejo e Oeste

    351

    640

    Alentejo e Algarve

    399

    650

    Açores e Madeira

    317

    Totaal Portugal

    2 300

    ROEMENIË

    840

    Nord-Est

    852

    841

    Sud-Est

    1 074

    842

    Sud-Muntenia

    1 008

    843

    Sud-Vest-Oltenia

    611

    844

    Vest

    703

    845

    Nord-Vest

    825

    846

    Centru

    834

    847

    București-Ilfov

    93

    Totaal Roemenië

    6 000

    820

    SLOVENIË

    908

    810

    SLOWAKIJE

    562

    FINLAND

    670

    Etelä-Suomi

    461

    680

    Sisä-Suomi

    251

    690

    Pohjanmaa

    221

    700

    Pohjois-Suomi

    167

    Totaal Finland

    1 100

    ZWEDEN

    710

    Slättbyggdslän

    637

    720

    Skogs- och mellanbygdslän

    258

    730

    Län i norra Sverige

    130

    Totaal Zweden

    1 025

    VERENIGD KONINKRIJK

    411

    England — North Region

    420

    412

    England — East Region

    650

    413

    England — West Region

    430

    421

    Wales

    300

    431

    Scotland

    380

    441

    Northern Ireland

    320

    Totaal Verenigd Koninkrijk

    2 500


    BIJLAGE III

    MODELLEN EN METHODEN VOOR DE OPSTELLING VAN HET KEUZEPLAN (ARTIKEL 3, LID 1)

    De in artikel 5 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde gegevens worden aan de Commissie verstrekt op basis van de volgende structuur:

    A.   FACTSHEET

    1.

    Algemene informatie

    1.1.

    Boekjaar

    1.2.

    Lidstaat

    1.3.

    Naam van het verbindingsorgaan

    1.4.

    Is het verbindingsorgaan een onderdeel van de overheid (ja/neen)?

     

    2.

    Grondslag van het keuzeplan

    2.1.

    Bron van de totale populatie van bedrijven

    2.2.

    Jaar van de gebruikte populatie van bedrijven

    2.3.

    Jaar standaardopbrengst

    2.4.

    Omschrijving van het waarnemingsgebied

     

    3.

    Methode voor de stratificatie van het waarnemingsgebied

    3.1.

    Clustering naar productierichting

    3.2.

    Clustering naar bedrijfsgrootteklasse

    3.3.

    Aanvullend nationaal criterium dat voor de stratificatie van het waarnemingsgebied wordt gebruikt

    3.3.1.

    Wordt er een aanvullend stratificatiecriterium toegepast?

    3.3.2.

    Wordt het aanvullende nationale criterium gebruikt in de nationale keuze van de steekproef?

    3.3.3.

    Wordt het aanvullende nationale criterium gebruikt in de nationale weging van de populatiegegevens?

    3.3.4.

    Wordt het aanvullende nationale criterium gebruikt in de keuze van de bedrijven met boekhouding voor het EU-ILB?

    3.3.5.

    Als het voor de EU-keuze wordt gebruikt, leg dan uit waarom en wat de implicaties zijn voor de representativiteit van het waarnemingsgebied van het EU-ILB.

    3.4.

    Clusteringvoorschriften

    3.5.

    Dekking van de steekproef

     

    4.

    Methode voor de bepaling van het steekproefpercentage en steekproefgrootte per stratum

     

    Proportionele allocatie

    Optimale allocatie

    Combinatie van proportionele en optimale allocatie

    Andere methode

     

    5.

    Methode voor de keuze van de bedrijven met boekhouding

     

    Aselecte keuze

    Selecte keuze

    Combinatie van aselecte en selecte keuze

    Andere methode

     

    6.

    Methode voor de eventuele latere bijwerking van het keuzeplan

     

    7.

    Vermoedelijke geldigheidsduur van het keuzeplan

     

    8.

    Verdeling van de bedrijven van het waarnemingsgebied volgens de Unietypologie van de landbouwbedrijven (ten minste overeenstemmend met de hoofdproductierichtingen)

     

    9.

    In elk stratum te kiezen aantal bedrijven met boekhouding

     

    10.

    Niet in de voorgaande punten verstrekte verdere informatie

     

    11.

    Het Nationaal Comité heeft het keuzeplan goedgekeurd op

    B.   KEUZEPLANTABELLEN

    Bijzonderheden over de referentiepopulatie en over de steekproef voor het desbetreffende boekjaar worden verstrekt op basis van de modellen van de volgende tabellen, die integraal deel uitmaken van de keuzeplandocumentatie.

    Tabel 1   Clustervoorschriften voor de voor het EU-ILB gekozen steekproef van bedrijven

    Structuur tabel

    Nummer kolom

    Beschrijving kolom

    1

    Code ILB-streek (zie bijlage II)

    2

    Clusters van productierichtingen (zie bijlage IV)

    3

    Clusters van klassen van economische bedrijfsomvang (zie bijlage V)


    Tabel 2   Dekking van de steekproef

    Structuur tabel

    Nummer kolom

    Beschrijving kolom

    1

    Klassen van economische bedrijfsomvang (overeenkomstig bijlage V)

    2

    Ondergrenzen van de klassen van economische bedrijfsomvang (in EUR)

    3

    Bovengrenzen van de klassen van economische bedrijfsomvang (in EUR)

    4

    Aantal in de populatie vertegenwoordigde bedrijven

    5

    Invers cumulatief percentage van het aantal in de populatie vertegenwoordigde bedrijven

    6

    In de populatie vertegenwoordigde oppervlakte cultuurgrond (ha)

    7

    Invers cumulatief percentage van de vertegenwoordigde oppervlakte cultuurgrond

    8

    In de populatie vertegenwoordigde totale standaardopbrengst

    9

    Invers cumulatief percentage van de vertegenwoordigde totale standaardopbrengst

    10

    Aantal in de populatie vertegenwoordigde grootvee-eenheden

    11

    Invers cumulatief percentage van het aantal vertegenwoordigde grootvee-eenheden


    Tabel 3   Verdeling van bedrijven in de populatie

    Structuur tabel

    Nummer kolom

    Beschrijving kolom

    1

    Code — hoofdproductierichting

    2

    Benaming — hoofdproductierichting

    3

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 1

    4

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 2

    5

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 3

    6

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 4

    7

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 5

    8

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 6

    9

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 7

    10

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 8

    11

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 9

    12

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 10

    13

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 11

    14

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 12

    15

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 13

    16

    Klasse van economische bedrijfsomvang — 14

    17

    Klasse van economische bedrijfsomvang — totaal


    Tabel 4   Keuzeplan

    Structuur tabel

    Nummer kolom

    Beschrijving kolom

    1

    ILB-streek — EU-ILB-code

    2

    ILB-streek — naam

    3

    Productierichting — nationale code

    4

    Productierichting — EU-ILB-code

    5

    Klasse van economische bedrijfsomvang — nationale code

    6

    Klasse van economische bedrijfsomvang — EU-ILB-code

    7

    Klasse van economische bedrijfsomvang — beschrijving (klasse in EUR)

    8

    Te kiezen aantal bedrijven (A)

    9

    Aantal bedrijven in de populatie (B)

    10

    Gemiddeld gewicht (B)/(A)


    BIJLAGE IV

    GESPECIALISEERDE BIJZONDERE PRODUCTIERICHTINGEN EN DE OVEREENSTEMMING ERVAN MET ALGEMENE EN HOOFDPRODUCTIERICHTINGEN (ARTIKEL 4)

    A.   GESPECIALISEERDE BIJZONDERE PRODUCTIERICHTINGEN

    Aan de bepaling van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen liggen twee uitgangspunten ten grondslag, namelijk:

    a)   De aard van de betrokken kenmerken

    De kenmerken zijn ontleend aan de lijst van kenmerken waarvoor bij de LSE 2016 (enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven 2016) gegevens worden verzameld: zij worden aangeduid met de code die is vermeld in de overeenstemmingstabel in deel B.I van deze bijlage, of met een code waaronder een aantal van die kenmerken is gegroepeerd, voor welke codes wordt verwezen naar deel B.II van deze bijlage (1).

    b)   De voorwaarden voor de bepaling van de klassengrenzen

    Tenzij anders vermeld, worden deze voorwaarden aangegeven als breuken van de totale standaardopbrengst van het bedrijf.

    Het bedrijf mag alleen onder de desbetreffende gespecialiseerde bijzondere productierichting worden ingedeeld als aan alle voor de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen aangegeven voorwaarden cumulatief is voldaan.

    Gespecialiseerde bedrijven — gewassen

    Productierichting (PR)

    (* omwille van de leesbaarheid zijn de eerste zes kolommen van deze rubriek opnieuw opgevoerd in deel C van deze bijlage)

    Methode voor de berekening van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

    Algemeen

    Omschrijving

    Hoofd-PR

    Omschrijving

    Bijzondere specialisatie

    Omschrijving

    Omschrijving van de berekening

    Code van de kenmerken en voorwaarden

    (zie deel B van deze bijlage)

    Voorwaarde 1

    (C1)

    Voorwaarde 2

    (C2)

    Voorwaarde 3

    (C3)

    1

    Gespecialiseerde akkerbouwbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    15

    Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    151

    Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen (andere dan rijst), oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

    Granen, uitgezonderd rijst, oliehoudende zaden, drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning > 2/3

    P1 > 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. > 2/3

    P151 + P16 + 2.01.02. > 2/3

     

     

     

     

    152

    Gespecialiseerde rijstbedrijven

    Rijst > 2/3

    P1 > 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. > 2/3

    2.01.01.07. > 2/3

     

     

     

     

    153

    Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en rijst

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 151 en 152

    P1 > 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. > 2/3

     

     

     

    16

    Andere akkerbouwbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    161

    Gespecialiseerde hakvruchtenbedrijven

    Aardappelen, suikerbieten en voederhakvruchten > 2/3

    P1 > 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

    P17 > 2/3

     

     

     

     

    162

    Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en hakvruchten

    Granen, oliehoudende zaden en drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning > 1/3; hakvruchten > 1/3

    P1 > 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. > 1/3;

    P17 > 1/3

     

     

     

     

    163

    Gespecialiseerde akkerbouwgroentebedrijven

    Verse groenten, meloenen en aardbeien als akkerbouwgewas > 2/3

    P1 > 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

    2.01.07.01.01. > 2/3

     

     

     

     

    164

    Gespecialiseerde tabakbedrijven

    Tabak > 2/3

    P1 > 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

    2.01.06.01. > 2/3

     

     

     

     

    165

    Gespecialiseerde katoenbedrijven

    Katoen > 2/3

    P1 > 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

    2.01.06.03. > 2/3

     

     

     

     

    166

    Bedrijven met diverse combinaties van akkerbouwgewassen

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 161, 162, 163, 164 en 165

    P1 > 2/3

    P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

     

    2

    Gespecialiseerde tuinbouwbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    21

    Gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    211

    Gespecialiseerde glasgroentebedrijven

    Verse groenten, meloenen en aardbeien onder glas > 2/3

    P2 > 2/3

    2.01.07.02. + 2.01.08.02. > 2/3

    2.01.07.02. > 2/3

     

     

     

     

    212

    Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten onder glas

    Bloemen en sierplanten onder glas > 2/3

    P2 > 2/3

    2.01.07.02. + 2.01.08.02. > 2/3

    2.01.08.02. > 2/3

     

     

     

     

    213

    Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw onder glas

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 211 en 212

    P2 > 2/3

    2.01.07.02. + 2.01.08.02. > 2/3

     

     

     

    22

    Gespecialiseerde opengrondstuinbouwbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    221

    Gespecialiseerde opengrondsgroentebedrijven

    Verse groenten, meloenen en aardbeien in de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking tuinbouwmatig geteeld > 2/3

    P2 > 2/3

    2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. > 2/3

    2.01.07.01.02. > 2/3

     

     

     

     

    222

    Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten in de open grond

    Bloemen en sierplanten in de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking > 2/3

    P2 > 2/3

    2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. > 2/3

    2.01.08.01. > 2/3

     

     

     

     

    223

    Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw in de open grond

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 221 en 222

    P2 > 2/3

    2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. > 2/3

     

     

     

    23

    Andere tuinbouwbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    231

    Gespecialiseerde paddenstoelbedrijven

    Paddenstoelen > 2/3

    P2 > 2/3

    2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. ≤ 2/3; 2.01.07.02. + 2.01.08.02. ≤ 2/3

    2.06.01. > 2/3

     

     

     

     

    232

    Gespecialiseerde boomkwekerijbedrijven

    Boomkwekerijgewassen > 2/3

    P2 > 2/3

    2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. ≤ 2/3; 2.01.07.02. + 2.01.08.02. ≤ 2/3

    2.04.05. > 2/3

     

     

     

     

    233

    Bedrijven met diverse tuinbouwteelten

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 231 en 232

    P2 > 2/3

    2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. ≤ 2/3; 2.01.07.02. + 2.01.08.02. ≤ 2/3

     

    3

    Gespecialiseerde bedrijven blijvende teelten

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    35

    Gespecialiseerde bedrijven wijnbouw en druiventeelt

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    351

    Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — kwaliteitswijn

    Wijngaarden waar gewoonlijk kwaliteitswijn wordt geproduceerd > 2/3

    P3 > 2/3

    2.04.04. > 2/3

    2.04.04.01. > 2/3

     

     

     

     

    352

    Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — andere wijn dan kwaliteitswijn

    Wijngaarden waar gewoonlijk andere wijnen worden geproduceerd > 2/3

    P3 > 2/3

    2.04.04. > 2/3

    2.04.04.02. > 2/3

     

     

     

     

    353

    Gespecialiseerde bedrijven tafeldruiven

    Wijngaarden waar gewoonlijk tafeldruiven worden geproduceerd > 2/3

    P3 > 2/3

    2.04.04. > 2/3

    2.04.04.03. > 2/3

     

     

     

     

    354

    Andere bedrijven wijnbouw en druiventeelt

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 351, 352 en 353

    P3 > 2/3

    2.04.04. > 2/3

     

     

     

    36

    Gespecialiseerde fruit- en citrusteeltbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    361

    Gespecialiseerde fruitteeltbedrijven (andere vruchten dan citrusfruit, tropisch en subtropisch fruit en noten)

    Fruit van gematigde breedten en kleinfruit > 2/3

    P3 > 2/3

    2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

    2.04.01.01.01. + 2.04.01.02. > 2/3

     

     

     

     

    362

    Gespecialiseerde citrusteeltbedrijven

    Citrusfruit > 2/3

    P3 > 2/3

    2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

    2.04.02. > 2/3

     

     

     

     

    363

    Gespecialiseerde notenteeltbedrijven

    Noten > 2/3

    P3 > 2/3

    2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

    2.04.01.03. > 2/3

     

     

     

     

    364

    Gespecialiseerde bedrijven tropisch en subtropisch fruit

    Fruit van subtropische breedten > 2/3

    P3 > 2/3

    2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

    2.04.01.01.02. > 2/3

     

     

     

     

    365

    Gespecialiseerde bedrijven fruit, citrusfruit, tropisch en subtropisch fruit en noten: gemengde productie

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 361, 362, 363 en 364

    P3 > 2/3

    2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

     

     

     

    37

    Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    370

    Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

    Olijfboomgaarden > 2/3

    P3 > 2/3

    2.04.03. > 2/3

     

     

     

    38

    Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    380

    Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 351 tot en met 370

    P3 > 2/3

     

     


    Gespecialiseerde bedrijven — veeteelt

    Productierichting (PR)

    Methode voor de berekening van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

    Algemeen

    Omschrijving

    Hoofd-PR

    Omschrijving

    Bijzondere specialisatie

    Omschrijving

    Omschrijving van de berekening

    Code van de kenmerken en voorwaarden

    (zie deel B van deze bijlage)

    Voorwaarde 1

    (C1)

    Voorwaarde 2

    (C2)

    Voorwaarde 3

    (C3)

    4

    Gespecialiseerde graasdierbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    45

    Gespecialiseerde melkveebedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    450

    Gespecialiseerde melkveebedrijven

    Melkkoeien > 3/4 van alle graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

    P4 > 2/3

    3.02.06. > 3/4 GL; GL > 1/10 P4

     

     

     

    46

    In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    460

    In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

    Alle runderen (d.w.z. runderen jonger dan één jaar, runderen tussen één en twee jaar oud en runderen van twee jaar en ouder (mannelijke dieren, vaarzen, melkkoeien en andere koeien)) > 2/3 van de graasdieren; melkvee ≤ 1/10 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

    P4 > 2/3

    P46 > 2/3 GL; 3.02.06. ≤ 1/10 GL; GL > 1/10 P4

     

     

     

    47

    Rundveebedrijven: melk en jong- en mestvee gecombineerd

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    470

    Rundveebedrijven: melk en jong- en mestvee gecombineerd

    Alle runderen > 2/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/10 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen; uitgezonderd de bedrijven van klasse 450

    P4 > 2/3

    P46 > 2/3 GL; 3.02.06. > 1/10 GL; GL > 1/10 P4; uitgezonderd klasse 450

     

     

     

    48

    Graasdierbedrijven: schapen, geiten en andere graasdieren

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    481

    Gespecialiseerde schapenbedrijven

    Schapen > 2/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

    P4 > 2/3

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 450, 460 en 470

    3.03.01. > 2/3 GL; GL > 1/10 P4

     

     

     

     

    482

    Bedrijven met schapen en rundvee gecombineerd

    Alle runderen > 1/3 van de graasdieren; schapen > 1/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

    P4 > 2/3

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 450, 460 en 470

    P46 > 1/3 GL; 3.03.01. > 1/3 GL; GL > 1/10 P4

     

     

     

     

    483

    Gespecialiseerde geitenbedrijven

    Geiten > 2/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

    P4 > 2/3

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 450, 460 en 470

    3.03.02. > 2/3 GL; GL > 1/10 P4

     

     

     

     

    484

    Bedrijven met diverse graasdieren

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 481, 482 en 483

    P4 > 2/3

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 450, 460 en 470

     

    5

    Gespecialiseerde hokdierbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    51

    Gespecialiseerde varkensbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    511

    Gespecialiseerde fokvarkensbedrijven

    Fokzeugen > 2/3

    P5 > 2/3

    P51 > 2/3

    3.04.02. > 2/3

     

     

     

     

    512

    Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven

    Biggen en andere varkens > 2/3

    P5 > 2/3

    P51 > 2/3

    3.04.01. + 3.04.99. > 2/3

     

     

     

     

    513

    Bedrijven met fok- en vleesvarkens gecombineerd

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 511 en 512

    P5 > 2/3

    P51 > 2/3

     

     

     

    52

    Gespecialiseerde pluimveebedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    521

    Gespecialiseerde legkippenbedrijven

    Legkippen > 2/3

    P5 > 2/3

    P52 > 2/3

    3.05.02. > 2/3

     

     

     

     

    522

    Gespecialiseerde slachtpluimveebedrijven

    Mesthoenders en ander pluimvee > 2/3

    P5 > 2/3

    P52 > 2/3

    3.05.01. + 3.05.03. > 2/3

     

     

     

     

    523

    Bedrijven met combinaties van legkippen en slachtpluimvee

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 521 en 522

    P5 > 2/3

    P52 > 2/3

     

     

     

    53

    Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    530

    Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 511 tot en met 523

    P5 > 2/3

     

     


    Gemengde bedrijven

    Productierichting (PR)

    Methode voor de berekening van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

    Algemeen

    Omschrijving

    Hoofd-PR

    Omschrijving

    Bijzondere specialisatie

    Omschrijving

    Omschrijving van de berekening

    Code van de kenmerken en voorwaarden

    (zie deel B van deze bijlage)

    Voorwaarde 1

    (C1)

    Voorwaarde 2

    (C2)

    Voorwaarde 3

    (C3)

    6

    Bedrijven met combinaties van gewassen

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    61

    Bedrijven met combinaties van gewassen

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    611

    Bedrijven met combinaties van tuinbouw en blijvende teelten

    Tuinbouw > 1/3; meerjarige teelten > 1/3

    (P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

    P2 > 1/3; P3 > 1/3

     

     

     

     

     

    612

    Bedrijven met combinaties van akker- en tuinbouw

    Akkerbouw > 1/3; tuinbouw > 1/3

    (P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

    P1 > 1/3; P2 > 1/3

     

     

     

     

     

    613

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw en wijnbouw/druiventeelt

    Akkerbouw > 1/3; wijngaarden > 1/3

    (P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

    P1 > 1/3; 2.04.04 > 1/3

     

     

     

     

     

    614

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw en blijvende teelten

    Akkerbouw > 1/3; meerjarige teelten > 1/3; wijngaarden ≤ 1/3

    (P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

    P1 > 1/3; P3 > 1/3; 2.04.04 ≤ 1/3

     

     

     

     

     

    615

    Bedrijven met combinaties van gewassen (accent op akkerbouw)

    Akkerbouw > 1/3; geen enkele andere productietak > 1/3

    (P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

    P1 > 1/3; P2 ≤ 1/3; P3 ≤ 1/3

     

     

     

     

     

    616

    Andere bedrijven met combinaties van gewassen

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 611, 612, 613, 614 en 615

    (P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

     

     

    7

    Bedrijven met combinaties van veeteelt

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    73

    Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    731

    Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op melkvee

    Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee

    P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3

    P4 > P5

    P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45

     

     

     

     

    732

    Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren andere dan melkvee

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van klasse 731

    P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3

    P4 > P5

     

     

     

    74

    Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op hokdieren

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    741

    Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en melkvee

    Melkvee > 1/3 van de graasdieren; hokdieren > 1/3; melkkoeien > 1/2 van het melkvee

    P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3

    P4 ≤ P5

    P45 > 1/3 GL; P5 > 1/3; 3.02.06. > 1/2 P45

     

     

     

     

    742

    Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en graasdieren andere dan melkvee

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van klasse 741

    P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3

    P4 ≤ P5

     

    8

    Bedrijven met combinaties van gewassen en veeteelt

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    83

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw en graasdieren

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    831

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw met melkvee

    Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee; melkvee < akkerbouw

    Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

    P1> 1/3; P4 > 1/3

    P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45; P45 < P1

     

     

     

     

    832

    Bedrijven met combinaties van melkvee met akkerbouw

    Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee; melkvee ≥ akkerbouw

    Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

    P1> 1/3; P4 > 1/3

    P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45; P45 ≥ P1

     

     

     

     

    833

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw met graasdieren andere dan melkvee

    Akkerbouw > graasdieren en voedergewassen; uitgezonderd de bedrijven van klasse 831

    Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

    P1> 1/3; P4 > 1/3

    P1 > P4; uitgezonderd 831

     

     

     

     

    834

    Bedrijven met combinaties van graasdieren andere dan melkvee met akkerbouw

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832 en 833

    Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

    P1> 1/3; P4 > 1/3

     

     

     

    84

    Bedrijven met diverse gewassen- en veeteeltcombinaties

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    841

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw en hokdieren

    Akkerbouw > 1/3; hokdieren > 1/3

    Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832, 833 en 834

    P1> 1/3; P5 > 1/3

     

     

     

     

    842

    Bedrijven met combinaties van blijvende teelten en graasdieren

    Meerjarige teelten > 1/3; graasdieren en voedergewassen > 1/3

    Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832, 833 en 834

    P3 > 1/3; P4 > 1/3

     

     

     

     

    843

    Bijenteeltbedrijven

    Bijen > 2/3

    Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832, 833 en 834

    3.07. > 2/3

     

     

     

     

    844

    Bedrijven met andere gewassen- en veeteeltcombinaties

    Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 841, 842 en 843

    Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

    Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832, 833 en 834

     


    Niet-geclassificeerde bedrijven

    Productierichting (PR)

    Methode voor de berekening van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

    Algemeen

    Omschrijving

    Hoofd-PR

    Omschrijving

    Bijzondere specialisatie

    Omschrijving

    Omschrijving van de berekening

    Code van de kenmerken en voorwaarden

    (zie deel B van deze bijlage)

    Voorwaarde 1

    (C1)

    Voorwaarde 2

    (C2)

    Voorwaarde 3

    (C3)

    9

    Niet-geclassificeerde bedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    99

    Niet-geclassificeerde bedrijven

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    999

    Niet-geclassificeerde bedrijven

    Totale standaardopbrengst = 0

     

     

     

    B.   OVEREENSTEMMINGSTABEL EN GROEPERINGSCODES

    I.   Vergelijking tussen de rubrieken van de landbouwstructuurenquêtes (LSE) als genoemd in Verordening (EG) nr. 1166/2008, en die van het bedrijfsformulier van het ILB

    Voor de toepassing van de standaardopbrengsten gelijk te stellen rubrieken

    Voor de rubriek te gebruiken LSE-code

    Coëfficiëntiecode standaardopbrengst (SO)

    Unie-enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven van 2016 (LSE 2016)

    (Verordening (EG) nr. 1166/2008)

    ILB-bedrijfsformulier

    (bijlage VIII bij deze verordening)

    I.   

    Gewassen

    2.01.01.01.

    B_1_1_1

    Zachte tarwe en spelt

    10110.

    Zachte tarwe en spelt

    2.01.01.02.

    B_1_1_2

    Harde tarwe (durum)

    10120.

    Harde tarwe (durum)

    2.01.01.03.

    B_1_1_3

    Rogge

    10130.

    Rogge

    2.01.01.04.

    B_1_1_4

    Gerst

    10140.

    Gerst

    2.01.01.05.

    B_1_1_5

    Haver

    10150.

    Haver

    2.01.01.06.

    B_1_1_6

    Korrelmaïs

    10160.

    Korrelmaïs

    2.01.01.07.

    B_1_1_7

    Rijst

    10170.

    Rijst

    2.01.01.99.

    B_1_1_99

    Overige granen voor korrelwinning

    10190.

    Overige granen voor korrelwinning

    2.01.02.

    B_1_2

    Drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten)

    10220.

    Linzen, kekers en wikke

    10290.

    Overige eiwithoudende gewassen

    2.01.02.01.

    B_1_2_1

    waarvan erwten, veldbonen en niet-bittere lupinen

    10210.

    Erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen

    2.01.03.

    B_1_3

    Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen)

    10300.

    Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen

    10310.

    Aardappelen voor zetmeelproductie

    10390.

    Overige aardappelen

    2.01.04.

    B_1_4

    Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

    10400.

    Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

    2.01.05.

    B_1_5

    Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad)

    10500.

    Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad)

    2.01.06.01.

    B_1_6_1

    Tabak

    10601.

    Tabak

    2.01.06.02.

    B_1_6_2

    Hop

    10602.

    Hop

    2.01.06.03.

    B_1_6_3

    Katoen

    10603.

    Katoen

    2.01.06.04.

    B_1_6_4

    Kool- en raapzaad

    10604.

    Kool- en raapzaad

    2.01.06.05.

    B_1_6_5

    Zonnebloemen

    10605.

    Zonnebloemen

    2.01.06.06.

    B_1_6_6

    Sojabonen

    10606.

    Sojabonen

    2.01.06.07.

    B_1_6_7

    Lijnzaad

    10607.

    Lijnzaad

    2.01.06.08.

    B_1_6_8

    Andere oliehoudende gewassen

    10608.

    Andere oliehoudende gewassen

    2.01.06.09.

    B_1_6_9

    Vlas

    10609.

    Vlas

    2.01.06.10.

    B_1_6_10

    Hennep

    10610.

    Hennep

    2.01.06.11.

    B_1_6_11

    Andere vezelgewassen

    10611.

    Overige vezelgewassen

    2.01.06.12.

    B_1_6_12

    Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

    10612.

    Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

    2.01.06.99.

    B_1_6_99

    Andere handelsgewassen, niet elders genoemd

    10613.

    Suikerriet

    10690.

    Overige handelsgewassen, niet elders genoemd

    2.01.07.

    B_1_7

    Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan:

     

    2.01.07.01.

    B_1_7_1

    In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

     

    2.01.07.01.01.

    B_1_7_1_1

    Akkerbouwmatig geteeld

    10711.

    Verse groenten, meloenen en aardbeien — Akkerbouwmatig geteeld

    2.01.07.01.02.

    B_1_7_1_2

    Tuinbouwmatig geteeld

    10712.

    Verse groenten, meloenen en aardbeien — Tuinbouwmatig geteeld

    2.01.07.02.

    B_1_7_2

    Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

    10720.

    Verse groenten, meloenen en aardbeien — Onder glas of onder andere (betreedbare) beschermingsinstallatie

    2.01.08.

     

    Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen):

     

    2.01.08.01.

    B_1_8_1

    In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

    10810.

    Bloemen en sierplanten — In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

    2.01.08.02.

    B_1_8_2

    Onder glas of andere (betreedbare) beschermingsinstallatie

    10820.

    Bloemen en sierplanten — Onder glas of onder andere (betreedbare) beschermingsinstallatie

    2.01.09.

    B_1_9

    Groen geoogste gewassen

     

    2.01.09.01.

    B_1_9_1

    Tijdelijk grasland

    10910.

    Tijdelijk grasland

    2.01.09.02.

    B_1_9_2

    Andere groen geoogste gewassen

     

    2.01.09.02.01.

    B_1_9_2_1

    Voedermaïs

    10921.

    Voedermaïs

    2.01.09.02.02.

    B_1_9_2_2

    Voedererwten

    10922.

    Voedererwten

    2.01.09.02.99.

    B_1_9_2_99

    Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd

    10923.

    Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd

    2.01.10.

    B_1_10

    Zaaizaad en zaailingen op bouwland

    11000.

    Zaaizaad en zaailingen op bouwland

    2.01.11.

    B_1_11

    Overige gewassen op bouwland

    11100.

    Overige gewassen op bouwland

    2.01.12.

    B_1_12

    Braakland

    11210.

    Braakland, zonder financiële steun

    2.02.

    B_2

    Tuinen voor eigen gebruik

    20000.

    Tuinen voor eigen gebruik

    2.03.01.

    B_3_1

    Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

    30100.

    Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

    2.03.02.

    B_3_2

    Weiden met geringe opbrengst

    30200.

    Weiden met geringe opbrengst

    2.03.03.

    B_3_3

    Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

    30300.

    Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

    2.04.01.

    B_4_1

    Boomgaarden en kleinfruit

     

    2.04.01.01.

    B_4_1_1

    Fruit, waarvan

     

    2.04.01.01.01.

    B_4_1_1_1

    Fruit van gematigde breedten

    40111.

    Appelen

    40112.

    Peren

    40113.

    Perziken en nectarines

    40114.

    Ander fruit van gematigde breedten

    2.04.01.01.02.

    B_4_1_1_2

    Fruit van subtropische breedten

    40115.

    Fruit van subtropische of tropische breedten

    2.04.01.02.

    B_4_1_2

    Kleinfruit

    40120.

    Kleinfruit

    2.04.01.03.

    B_4_1_3

    Noten

    40130.

    Noten

    2.04.02.

    B_4_2

    Citrusvruchtaanplantingen

    40210.

    Sinaasappelen

    40220.

    Tangerines, mandarijnen, clementines en dergelijke kleine vruchten

    40230.

    Citroenen

    40290.

    Overige citrusvruchten

    2.04.03.

    B_4_3

    Olijfboomgaarden

     

    2.04.03.01.

    B_4_3_1

    waar gewoonlijk tafelolijven worden geproduceerd

    40310.

    Tafelolijven

    2.04.03.02.

    B_4_3_2

    waar gewoonlijk olijven voor de oliewinning worden geproduceerd

    40320.

    Olijven voor oliewinning (verkocht in de vorm van vruchten)

    40330.

    Olijfolie

    2.04.04.

    B_4_4

    Wijngaarden waar gewoonlijk:

     

    2.04.04.01.

    B_4_4_1

    kwaliteitswijn wordt geproduceerd

    40411.

    Wijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

    40412.

    Wijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

    40451.

    Druiven voor wijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

    40452.

    Druiven voor wijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

    2.04.04.02.

    B_4_4_2

    andere wijnen worden geproduceerd

    40420.

    Overige wijnen

    40460.

    Druiven voor overige wijn

    2.04.04.03.

    B_4_4_3

    tafeldruiven worden geproduceerd

    40430.

    Tafeldruiven

    2.04.04.04.

    B_4_4_4

    krenten en rozijnen worden geproduceerd

    40440.

    Krenten en rozijnen

    2.04.05.

    B_4_5

    Boomkwekerijgewassen

    40500.

    Boomkwekerijgewassen

    2.04.06.

    B_4_6

    Andere meerjarige teelten

    40600.

    Andere meerjarige teelten

    40610.

    Kerstbomen

    2.04.07.

    B_4_7

    Meerjarige teelten onder glas

    40700.

    Meerjarige teelten onder glas

    2.06.01.

    B_6_1

    Paddenstoelen

    60000.

    Paddenstoelen

    II.   

    Veestapel

    3.01.

    C_1

    Evenhoevigen

    100.

    Paardachtigen

    3.02.01.

    C_2_1

    Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

    210.

    Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

    3.02.02.

    C_2_2

    Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    220.

    Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    3.02.03.

    C_2_3

    Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    230.

    Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    3.02.04.

    C_2_4

    Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

    240.

    Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

    3.02.05.

    C_2_5

    Vaarzen van twee jaar en ouder

    251.

    Fokvaarzen

    252.

    Mestvaarzen

    3.02.06.

    C_2_6

    Melkkoeien

    261.

    Melkkoeien

    262.

    Buffelkoeien

    3.02.99.

    C_2_99

    Andere koeien

    269.

    Andere koeien

    3.03.01.

    C_3_1

    Schapen (alle leeftijden)

     

    3.03.01.01.

    C_3_1_1

    Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

    311.

    Fokooien

    3.03.01.99.

    C_3_1_99

    Andere schapen

    319.

    Andere schapen

    3.03.02.

    C_3_2

    Geiten (alle leeftijden)

     

    3.03.02.01.

    C_3_2_1

    Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

    321.

    Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

    3.03.02.99.

    C_3_2_99

    Andere geiten

    329.

    Andere geiten

    3.04.01.

    C_4_1

    Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

    410.

    Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

    3.04.02.

    C_4_2

    Fokzeugen van 50 kg en meer

    420.

    Fokzeugen van 50 kg en meer

    3.04.99.

    C_4_99

    Andere varkens

    491.

    Mestvarkens

    499.

    Andere varkens

    3.05.01.

    C_5_1

    Mesthoenders

    510.

    Pluimvee — slachtkuikens

    3.05.02.

    C_5_2

    Legkippen

    520.

    Legkippen

    3.05.03.

    3.05.03.01.

    3.05.03.02.

    3.05.03.03.

    3.05.03.04.

    3.05.03.99.

    C_5_3

    C_5_3_1

    C_5_3_2

    C_5_3_3

    C_5_3_4

    C_5_3_99

    Ander pluimvee

    Kalkoenen

    Eenden

    Ganzen

    Struisvogels

    Ander pluimvee, niet elders genoemd

    530.

    Ander pluimvee

    3.06.

    C_6

    Moederkonijnen (voedsters)

    610.

    Moederkonijnen (voedsters)

    699.

    Andere konijnen

    3.07.

    C_7

    Bijen

    700.

    Bijen

    II.   Codes waaronder enige in de LSE 2016 (enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven van 2016) opgenomen kenmerken worden gegroepeerd:

    P45.

    Melkvee = 3.02.01. (mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar) + 3.02.03. (vrouwelijke runderen tussen één en twee jaar oud) + 3.02.05. (vaarzen van twee jaar en ouder) + 3.02.06. (melkkoeien).

    P46.

    Runderen = P45 (melkvee) + 3.02.02. (mannelijke runderen tussen één en twee jaar oud) + 3.02.04. (mannelijke runderen van twee jaar en ouder) + 3.02.99. (andere koeien).

    GL

    Graasdieren = 3.01. (paardachtigen) + P46 (runderen + 3.03.01.01. (schapen, vrouwelijke dieren voor de voortplanting) + 3.03.01.99 (andere schapen) + 3.03.02.01. (geiten, vrouwelijke dieren voor de voortplanting) + 3.03.02.99. (andere geiten).

    Als GL = 0 FCP1 Voor verkoop bestemde voedergewassen = 2.01.05. (voederhakvruchten) + 2.01.09. (groen geoogste gewassen) + 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst) + 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst).

    FCP4

    Voedergewassen voor graasdieren = 0

    P17

    Hakvruchten = 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten) + 2.01.05. (voederhakvruchten).

    Als GL > 0 FCP1 Voor verkoop bestemde voedergewassen = 0

    FCP4

    Voedergewassen voor graasdieren = 2.01.05. (voederhakvruchten) + 2.01.09. (groen geoogste gewassen) + 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst) + 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst).

    P17

    Hakvruchten = 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten).

    P151.

    Granen, uitgezonderd rijst = 2.01.01.01. (zachte tarwe en spelt) + 2.01.01.02. (harde tarwe) + 2.01.01.03. (rogge) + 2.01.01.04. (gerst) + 2.01.01.05. (haver) + 2.01.01.06. (korrelmais) + 2.01.01.99. (overige granen voor korrelwinning).

    P15.

    Granen = P151 (granen, uitgezonderd rijst) + 2.01.01.07. (rijst)

    P16.

    Oliehoudende zaden = 2.01.06.04. (kool- en raapzaad) + 2.01.06.05. (zonnebloemen) + 2.01.06.06. (sojabonen) + 2.01.06.07. (lijnzaad) + 2.01.06.08. (andere oliehoudende gewassen).

    P51.

    Varkens = 3.04.01. (biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg) + 3.04.02. (fokzeugen van 50 kg en meer) + 3.04.99. (andere varkens).

    P52.

    Pluimvee = 3.05.01. (mesthoenders) + 3.05.02. (legkippen) + 3.05.03. (ander pluimvee).

    P1.

    Akkerbouw = P15 (granen) + 2.01.02. (drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning) + 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten) + 2.01.06.01. (tabak) + 2.01.06.02. (hop) + 2.01.06.03. (katoen) + P16 (oliehoudende zaden) + 2.01.06.09. (vlas) + 2.01.06.10. (hennep) + 2.01.06.11. (andere vezelgewassen) + 2.01.06.12. (aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen) + 2.01.06.99. (andere handelsgewassen, niet elders genoemd) + 2.01.07.01.01. (verse groenten, meloenen en aardbeien — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking — akkerbouwmatig geteeld) + 2.01.10. (zaaizaad en zaailingen op bouwland) + 2.01.11. (overige gewassen op bouwland) + 2.01.12. (braakland) + FCP1 (voor verkoop bestemde voedergewassen).

    P2.

    Tuinbouw = 2.01.07.01.02. (verse groenten, meloenen en aardbeien — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking — tuinbouwmatig geteeld) + 2.01.07.02. (verse groenten, meloenen en aardbeien — onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie) + 2.01.08.01. (bloemen en sierplanten — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking) + 2.01.08.02. (bloemen en sierplanten — onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie) + 2.06.01. (paddenstoelen) + 2.04.05. (boomkwekerijgewassen).

    P3.

    Meerjarige teelten = 2.04.01. (boomgaarden en kleinfruit) + 2.04.02. (citrusvruchtaanplantingen) + 2.04.03. (olijfboomgaarden) + 2.04.04. (wijngaarden) + 2.04.06. (andere meerjarige teelten) + 2.04.07. (meerjarige teelten onder glas).

    P4.

    Graasdieren en voedergewassen = GL (graasdieren) + FCP4 (voedergewassen voor graasdieren).

    P5.

    Hokdieren = P51 (varkens) + P52 (pluimvee) + 3.06. (moederkonijnen (voedsters)).

    C.   PRODUCTIERICHTINGEN ALS GENOEMD IN DEEL A

    Gespecialiseerde bedrijven — gewassen

    Algemene productierichting

    Hoofdproductierichting

    Gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

    1.

    Gespecialiseerde akkerbouwbedrijven

    15.

    Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

    151.

    Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen (andere dan rijst), oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

    152.

    Gespecialiseerde rijstbedrijven

    153.

    Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en rijst

    16.

    Andere akkerbouwbedrijven

    161.

    Gespecialiseerde hakvruchtenbedrijven

    162.

    Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en hakvruchten

    163.

    Gespecialiseerde akkerbouwgroentebedrijven

    164.

    Gespecialiseerde tabakbedrijven

    165.

    Gespecialiseerde katoenbedrijven

    166.

    Bedrijven met diverse combinaties van akkerbouwgewassen

    2.

    Gespecialiseerde tuinbouwbedrijven

    21.

    Gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven

    211.

    Gespecialiseerde glasgroentebedrijven

    212.

    Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten onder glas

    213.

    Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw onder glas

    22.

    Gespecialiseerde opengrondstuinbouwbedrijven

    221.

    Gespecialiseerde opengrondsgroentebedrijven

    222.

    Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten in de open grond

    223.

    Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw in de open grond

    23.

    Andere tuinbouwbedrijven

    231.

    Gespecialiseerde paddenstoelbedrijven

    232.

    Gespecialiseerde boomkwekerijbedrijven

    233.

    Bedrijven met diverse tuinbouwteelten

    3.

    Gespecialiseerde bedrijven blijvende teelten

    35.

    Gespecialiseerde bedrijven wijnbouw en druiventeelt

    351.

    Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — kwaliteitswijn

    352.

    Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — andere wijn dan kwaliteitswijn

    353.

    Gespecialiseerde bedrijven tafeldruiven

    354.

    Andere bedrijven wijnbouw en druiventeelt

    36.

    Gespecialiseerde fruit- en citrusteeltbedrijven

    361.

    Gespecialiseerde fruitteeltbedrijven (andere vruchten dan citrusfruit, tropisch en subtropisch fruit en noten)

    362.

    Gespecialiseerde citrusteeltbedrijven

    363.

    Gespecialiseerde notenteeltbedrijven

    364.

    Gespecialiseerde bedrijven tropisch en subtropisch fruit

    365.

    Gespecialiseerde bedrijven fruit, citrusfruit, tropisch en subtropisch fruit en noten: gemengde productie

    37.

    Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

    370.

    Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

    38.

    Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten

    380.

    Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten


    Gespecialiseerde bedrijven — veeteelt

    Algemene productierichting

    Hoofdproductierichting

    Gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

    4.

    Gespecialiseerde graasdierbedrijven

    45.

    Gespecialiseerde melkveebedrijven

    450.

    Gespecialiseerde melkveebedrijven

    46.

    In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

    460.

    In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

    47.

    Rundveebedrijven: melk en jong- en mestvee gecombineerd

    470.

    Rundveebedrijven: melk en jong- en mestvee gecombineerd

    48.

    Graasdierbedrijven: schapen, geiten en andere graasdieren

    481.

    Gespecialiseerde schapenbedrijven

    482.

    Bedrijven met schapen en rundvee gecombineerd

    483.

    Gespecialiseerde geitenbedrijven

    484.

    Bedrijven met diverse graasdieren

    5.

    Gespecialiseerde hokdierbedrijven

    51.

    Gespecialiseerde varkensbedrijven

    511.

    Gespecialiseerde fokvarkensbedrijven

    512.

    Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven

    513.

    Bedrijven met fok- en vleesvarkens gecombineerd

    52.

    Gespecialiseerde pluimveebedrijven

    521.

    Gespecialiseerde legkippenbedrijven

    522.

    Gespecialiseerde slachtpluimveebedrijven

    523.

    Bedrijven met combinaties van legkippen en slachtpluimvee

    53.

    Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven

    530.

    Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven


    Gemengde bedrijven

    Algemene productierichting

    Hoofdproductierichting

    Gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

    6.

    Bedrijven met combinaties van gewassen

    61.

    Bedrijven met combinaties van gewassen

    611.

    Bedrijven met combinaties van tuinbouw en blijvende teelten

    612.

    Bedrijven met combinaties van akker- en tuinbouw

    613.

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw en wijnbouw/druiventeelt

    614.

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw en blijvende teelten

    615.

    Bedrijven met combinaties van gewassen (accent op akkerbouw)

    616.

    Andere bedrijven met combinaties van gewassen

    7.

    Bedrijven met combinaties van veeteelt

    73.

    Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren

    731.

    Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op melkvee

    732.

    Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren andere dan melkvee

    74.

    Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op hokdieren

    741.

    Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en melkvee

    742.

    Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en graasdieren andere dan melkvee

    8.

    Bedrijven met combinaties van gewassen en veeteelt

    83.

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw en graasdieren

    831.

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw met melkvee

    832.

    Bedrijven met combinaties van melkvee met akkerbouw

    833.

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw met graasdieren andere dan melkvee

    834.

    Bedrijven met combinaties van graasdieren andere dan melkvee met akkerbouw

    84.

    Bedrijven met diverse gewassen- en veeteeltcombinaties

    841.

    Bedrijven met combinaties van akkerbouw en hokdieren

    842.

    Bedrijven met combinaties van blijvende teelten en graasdieren

    843.

    Bijenteeltbedrijven

    844.

    Bedrijven met andere gewassen- en veeteeltcombinaties

    9.

    Niet-geclassificeerde bedrijven

    99.

    Niet-geclassificeerde bedrijven

    999.

    Niet-geclassificeerde bedrijven


    (1)  De kenmerken 2.01.05. (voederhakvruchten), 2.01.09. (groen geoogste gewassen), 2.01.12. (braakland), 2.02. (tuinen voor eigen gebruik), 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst), 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst), 2.03.03. (blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt), 3.02.01. (mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar), 3.03.01.99. (andere schapen), 3.03.02.99. (andere geiten) en 3.04.01. (biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg) worden slechts onder bepaalde voorwaarden meegeteld (zie bijlage VI, punt 5).


    BIJLAGE V

    ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG EN KLASSEN VAN ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG (ARTIKEL 5)

    A.   ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG

    De economische bedrijfsomvang wordt gemeten als de totale standaardopbrengst van het bedrijf, uitgedrukt in EUR.

    B.   KLASSEN VAN ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG

    De bedrijven worden ingedeeld in grootteklassen met de volgende grenzen:

    Klasse

    Grenzen in EUR

    I

    Minder dan 2 000 EUR

    II

    2 000 tot minder dan 4 000 EUR

    III

    4 000 tot minder dan 8 000 EUR

    IV

    8 000 tot minder dan 15 000 EUR

    V

    15 000 tot minder dan 25 000 EUR

    VI

    25 000 tot minder dan 50 000 EUR

    VII

    50 000 tot minder dan 100 000 EUR

    VIII

    100 000 tot minder dan 250 000 EUR

    IX

    250 000 tot minder dan 500 000 EUR

    X

    500 000 tot minder dan 750 000 EUR

    XI

    750 000 tot minder dan 1 000 000 EUR

    XII

    1 000 000 tot minder dan 1 500 000 EUR

    XIII

    1 500 000 tot minder dan 3 000 000 EUR

    XIV

    3 000 000 EUR of meer

    De grootteklassen II en III of III en IV, IV en V, of van III tot en met V, VI en VII, VIII en IX, X en XI en van XII tot en met XIV of van X tot en met XIV mogen worden samengevoegd.


    BIJLAGE VI

    STANDAARDOPBRENGSTEN (SO's) (ARTIKEL 6)

    1.   DEFINITIE EN WIJZE VAN BEREKENING VAN DE SO's

    a)   Onder standaardopbrengst (SO) wordt verstaan: de waarde van de opbrengst van elk van de verschillende kenmerkende onderdelen als bedoeld in artikel 6, lid 1, die overeenstemt met de gemiddelde situatie in een bepaalde regio.

    b)   Onder de waarde van de onder a) bedoelde opbrengst wordt verstaan: de geldwaarde van de brutoproductie van het betrokken landbouwproduct tegen de prijs af boerderij. Deze is gelijk aan de som van de waarde van het/de hoofdproduct(en) en de waarde van het/de bijproduct(en).

    De waarden worden berekend door de productie per eenheid te vermenigvuldigen met de prijs af boerderij. Zij zijn exclusief btw, belastingen op producten en rechtstreekse betalingen.

    c)   Productieperiode

    De SO's hebben betrekking op een productieperiode van twaalf maanden (kalender- of landbouwjaar).

    Voor de plantaardige en de dierlijke producten waarbij de productieduur minder of meer dan twaalf maanden bedraagt, wordt een SO berekend die betrekking heeft op de aanwas of productie over een periode van twaalf maanden.

    d)   Basisgegevens en referentieperiode

    De SO's worden bepaald op basis van de productie per eenheid en de prijs af boerderij als bedoeld onder b). De daarvoor benodigde basisgegevens worden in de lidstaten verzameld over een referentieperiode als omschreven in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie.

    e)   Eenheden

    1.

    Fysieke eenheden

    a)

    De SO's voor de kenmerken van de plantaardige productie worden bepaald per hectare van de betrokken oppervlakte.

    Voor paddenstoelen worden de SO's evenwel bepaald op basis van de bruto-opbrengst van alle opeenvolgende oogsten in de loop van het jaar en uitgedrukt per 100 m2 oppervlak van de bedden. Voor gebruik in het kader van het ILB worden dergelijke SO's voor paddenstoelen gedeeld door het krachtens artikel 8 van deze verordening aan de Commissie mee te delen aantal opeenvolgende oogsten per jaar.

    b)

    De SO's voor de kenmerken van de dierlijke productie worden bepaald per dier, voor pluimvee evenwel per honderd stuks en voor bijen per volk.

    2.

    Munteenheden en afronding

    De basisgegevens voor de bepaling van de SO's en de berekende SO's zelf dienen te luiden in EUR. Voor de lidstaten die niet deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie, worden de SO's in EUR omgerekend met behulp van de gemiddelde wisselkoersen in de referentieperiode als omschreven in punt 1, onder d), van deze bijlage. Deze gemiddelde wisselkoersen worden berekend op basis van de door de Commissie (Eurostat) gepubliceerde officiële wisselkoersen.

    De SO's mogen op het naaste veelvoud van 5 EUR worden afgerond wanneer dit zinvol is.

    2.   AGGREGATIENIVEAU VAN DE SO's

    a)   Volgens de kenmerken van de plantaardige en de dierlijke productie

    De SO's worden bepaald voor alle landbouwkenmerken waarvoor in de LSE (enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven) een rubriek is opgenomen, zulks overeenkomstig de voor deze enquêtes geldende aanwijzingen.

    b)   Geografisch

    De SO's worden op zijn minst bepaald op basis van geografische eenheden die bruikbaar zijn voor de LSE en voor het ILB. Deze geografische eenheden zijn alle gebaseerd op de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) als omschreven in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (1). Deze eenheden worden beschreven als een hergroepering van de NUTS 3-regio's. Probleem- of berggebieden worden niet als een geografische eenheid beschouwd.

    Er wordt geen SO bepaald voor kenmerken die in de betrokken regio niet van belang zijn.

    3.   VERZAMELING VAN GEGEVENS VOOR DE BEPALING VAN DE SO's

    a)

    De basisgegevens voor de bepaling van de SO's worden vernieuwd op zijn minst telkens wanneer een LSE (enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven) wordt uitgevoerd in de vorm van een telling als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1166/2008.

    b)

    Wanneer de LSE wordt uitgevoerd in de vorm van een steekproefenquête als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1166/2008, worden de SO's geactualiseerd:

    hetzij door de basisgegevens te vernieuwen op soortgelijke wijze als vermeld onder a),

    hetzij door een wijzigingscoëfficiënt toe te passen waarbij de SO's worden geactualiseerd op basis van door de lidstaat geraamde veranderingen in de geproduceerde hoeveelheden per eenheid en in de prijzen voor elk kenmerk en elke regio die zich hebben voorgedaan sinds de meest recente referentieperiode als bedoeld in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014.

    4.   UITVOERING

    De lidstaten hebben tot taak overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage de basisgegevens voor de berekening van de SO's te verzamelen, de SO's te berekenen en in EUR om te rekenen en in voorkomend geval de voor de toepassing van de actualisatiemethode benodigde gegevens te verzamelen.

    5.   BEHANDELING VAN BIJZONDERE GEVALLEN

    Voor de berekening van de SO's voor bepaalde soorten kenmerken en voor de berekening van de totale SO van het bedrijf gelden de volgende bijzondere voorschriften:

    a)   Braakland

    De SO voor braakland wordt slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op dat bedrijf andere positieve SO's zijn.

    b)   Tuinen voor eigen gebruik

    Aangezien de producten van tuinen voor eigen gebruik normaliter bestemd zijn voor consumptie door de bezitter en niet voor verkoop, worden de SO's van dergelijke tuinen geacht gelijk te zijn aan nul.

    c)   Rundvee

    Voor rundvee wordt bij de kenmerken onderscheid gemaakt naar leeftijdscategorie. De opbrengst komt dan overeen met de waarde van de aanwas van het dier tijdens zijn verblijf in de betrokken categorie. Met andere woorden, de opbrengst komt overeen met het verschil tussen de waarde van het dier wanneer het de categorie verlaat en zijn waarde wanneer het de categorie binnenkomt (ook vervangingswaarde genoemd).

    d)   Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

    SO's voor runderen jonger dan één jaar worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf meer runderen jonger dan één jaar dan koeien zijn. Alleen de SO's voor de boventallige runderen jonger dan één jaar worden meegerekend.

    e)   Andere schapen en andere geiten

    De SO's voor andere schapen worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen vrouwelijke schapen voor de voortplanting zijn.

    De SO's voor andere geiten worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen vrouwelijke geiten voor de voortplanting zijn.

    f)   Biggen

    De SO's voor biggen worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen fokzeugen zijn.

    g)   Voedergewassen

    Wanneer er geen graasdieren (d.w.z. paardachtigen, runderen, schapen of geiten) op het bedrijf zijn, worden de voedergewassen (d.w.z. voederhakvruchten, groen geoogste gewassen en grasland) beschouwd als bestemd voor verkoop en maakt de opbrengst ervan deel uit van de opbrengst van de akkerbouw.

    Wanneer er wel graasdieren op het bedrijf zijn, worden de voedergewassen beschouwd als bestemd voor vervoedering aan de graasdieren en maakt de opbrengst ervan deel uit van de opbrengst van de graasdieren en voedergewassen.


    (1)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).


    BIJLAGE VII

    ANDERE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN (ARTIKEL 7)

    A.   DEFINITIE VAN ANDERE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN

    De andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf, omvatten alle niet-landbouwwerkzaamheden die rechtstreeks met het bedrijf verband houden en een economische impact op het bedrijf hebben. Het betreft werkzaamheden waarbij hetzij productiemiddelen van het bedrijf (grond, gebouwen, machines, landbouwproducten enz.), hetzij producten van het bedrijf worden gebruikt.

    In dit verband wordt met „winstgevende werkzaamheden” actief werk bedoeld; zuiver financiële investeringen blijven daarom buiten beschouwing. Het verpachten van grond of andere agrarische hulpbronnen van het bedrijf voor diverse activiteiten zonder verdere betrokkenheid bij die activiteiten wordt niet als een andere winstgevende werkzaamheid beschouwd, maar als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf.

    De verwerking van landbouwproducten wordt als een andere winstgevende werkzaamheid beschouwd, tenzij de verwerking wordt beschouwd als een onderdeel van een landbouwactiviteit. De verwerking van wijn en de productie van olijfolie zijn daarom uitgesloten tenzij de ingekochte hoeveelheid wijn of olijfolie aanzienlijk is.

    De verwerking van een primair landbouwproduct tot een verwerkt secundair product op het bedrijf, ongeacht of de grondstoffen op het bedrijf worden geproduceerd of elders worden gekocht, wordt als een andere winstgevende werkzaamheid beschouwd. Dit omvat onder meer de verwerking van vlees, de bereiding van kaas enz.

    B.   SCHATTING VAN HET BELANG VAN DE ANDERE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN

    Het aandeel van de andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de opbrengst van het bedrijf wordt als volgt geschat aan de hand van het aandeel van de omzet uit de andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de som van de totale omzet van het bedrijf en de rechtstreekse betalingen van dat bedrijf in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 (1):

    Formula

    C.   KLASSEN NAAR HET BELANG VAN DE ANDERE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN

    De bedrijven worden in klassen ingedeeld die het aandeel van de andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de opbrengst van het bedrijf weerspiegelen. Daarbij gelden de volgende grenzen:

    Klasse

    Bandbreedte in percent

    I

    0 % tot en met 10 % (marginaal aandeel)

    II

    Meer dan 10 % tot en met 50 % (gemiddeld aandeel)

    III

    Meer dan 50 % tot minder dan 100 % (significant aandeel)


    (1)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).


    BIJLAGE VIII

    VORM EN LAYOUT VAN HET BEDRIJFSFORMULIER (ARTIKEL 9)

    De te verzamelen gegevens worden ingedeeld in tabellen en uitgesplitst in groepen, categorieën en kolommen. Gewoonlijk wordt als volgt naar een bepaald gegevensveld verwezen:

    <letter van de tabel>_<groep>_<categorie>[_<categorie>]_<kolom>_.

    Specifieke gegevenswaarden worden ingevoerd op kolomniveau. In de tabellen hieronder kunnen gegevenswaarden in de witte cellen worden ingevuld; de donkere cellen met een „—” hebben voor die groep geen betekenis. Daarin kunnen dus geen gegevens worden ingevuld.

    Voorbeelden:

    B.UT.20.A (kolom A van groep UT, categorie 20, van tabel B) staat voor „oppervlakte” van „gepachte OCG” die onder „OCG in pacht” in tabel B moet worden geregistreerd,

    I.A.10110.1.0.TA (kolom TA van groep A, categorie 10110, van tabel I) staat voor de totale oppervlakte „Zachte tarwe en spelt”, teeltwijze 1 „Teelten in volle grond — hoofdgewas, gecombineerd gewas” en de code betreffende ontbrekende gegevens 0 „Geen ontbrekende gegevens”.

    Als voor een bepaald bedrijf een waarde niet relevant is of ontbreekt, mag niet de waarde „0” worden ingevuld.

    De tabellen worden weergegeven met één letter, de groepen met één of meer letters, de categorieën met numerieke codes en de kolommen met één of meer letters.

    Voor de tabellen A tot en met M wordt in de eerste tabel de algemene matrix voor groepen en kolommen weergegeven De tweede tabel laat de uitsplitsing per categorie zien, waarbij elke categorie met één of meer codes of subcodes wordt weergegeven.

    De gegevens op het bedrijfsformulier worden als volgt aangegeven:

    —   financiële waarden: waarde in EUR of in de nationale geldeenheid zonder decimalen. Voor de nationale geldeenheden waarvan de relatieve waarde ten opzichte van de euro gering is, kan evenwel tussen het verbindingsorgaan van de betrokken lidstaat en de met het beheer van het ILB belaste dienst van de Commissie worden overeengekomen dat de waardebedragen worden uitgedrukt in 100 of 1 000 nationale geldeenheden,

    —   fysieke hoeveelheden: in 100 kg, behalve voor eieren, die in duizendtallen worden vermeld, en voor wijn en aanverwante producten, die in hectoliters worden vermeld,

    —   oppervlakten: in aren (1 are = 100 m2), behalve in het geval van paddenstoelen, waarvoor de in totaal beteelde oppervlakte in vierkante meters wordt vermeld,

    —   gemiddelde veebezetting: in honderdsten van dieren, behalve voor pluimvee en konijnen, die in aantal dieren worden vermeld, en voor bijen, die in aantal volken (bezette kasten of korven) worden vermeld,

    —   arbeidsbezetting: in honderdsten van jaareenheden.

    Voor elke tabelcategorie en kolomwaarde worden verdere definities en instructies na de betrokken tabel gegeven.

    Tabel A

    Algemene informatie over het bedrijf

    Categorie algemene informatie

    Code (*)

     

     

     

    Kolommen

    Informatiegroep

    ILB-streek

    Onderdeel van de streek

    Volgnummer van het bedrijf

    Graden

    Minuten

    NUTS

    Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding

    Datum

    Gewicht van het bedrijf

    Productierichting

    Klasse van economische bedrijfsomvang

    Code

    R

    S

    H

    DG

    MI

    N

    AO

    DT

    W

    TF

    ES

    C

    ID

    Identificatie van het bedrijf

     

     

     

    LO

    Ligging van het bedrijf

     

     

     

    AI

    Boekhoudkundige informatie

     

     

     

    TY

    Typologie

     

     

     

    CL

    Klassen

     

    OT

    Andere gegevens over het bedrijf

     


    Code (*)

    Omschrijving

    Groep

    R

    S

    H

    DG

    MI

    N

    AO

    DT

    W

    TF

    ES

    C

    10

    Bedrijfsnummer

    ID

    AID10R

    AID10S

    AID10H

    20

    Breedtegraad

    LO

    ALO20DG

    ALO20MI

    30

    Lengtegraad

    LO

    ALO30DG

    ALO30MI

    40

    NUTS3

    LO

    ALO40N

    50

    Bureau voor bedrijfsboekhouding

    AI

    AAI50AO

    60

    Soort boekhouding

    AI

    AAI60C

    70

    Einddatum van het boekjaar

    AI

    AAI70DT

    80

    Door de lidstaat berekend nationaal gewicht

    TY

    ATY80W

    90

    Indeling op het ogenblik van de keuze

    TY

    ATY90TF

    ATY90ES

    100

    Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

    CL

    ACL100C

    110

    Soort eigendom/economische doelstelling

    CL

    ACL110C

    120

    Rechtsvorm

    CL

    ACL120C

    130

    Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden)

    CL

    ACL130C

    140

    Biologische landbouw

    CL

    ACL140C

    141

    Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan

    CL

    ACL141C

    150

    Beschermde oorsprongsbenaming (BOB)/beschermde geografische aanduiding (BGA)/gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS)/Product uit de bergen

    CL

    ACL150C

    151

    Sectoren met BOB/BGA

    CL

    ACL151C

    160

    Gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen

    CL

    ACL160C

    170

    Hoogteligging

    CL

    ACL170C

    180

    Onder de structuurfondsen vallende zone

    CL

    ACL180C

    190

    Natura 2000-gebied

    CL

    ACL190C

    200

    Gebied dat onder de waterrichtlijn (Richtlijn 2000/60/EG) valt

    CL

    ACL200C

    210

    Irrigatiesysteem

    OT

    AOT210C

    220

    Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond

    OT

    AOT220C

    A.ID.   Identificatie van het bedrijf

    Zodra een bedrijf met boekhouding voor het eerst wordt gekozen, krijgt het een nummer. Het behoudt dit nummer gedurende de hele periode dat het aan het informatienet deelneemt. Een eenmaal toegekend nummer wordt nooit aan een ander bedrijf gegeven.

    Wanneer het bedrijf evenwel een grondige verandering ondergaat, en met name wanneer deze verandering het gevolg is van een opsplitsing in twee zelfstandige bedrijven of van een samenvoeging met een ander bedrijf, kan het als een nieuw bedrijf worden beschouwd. In dat geval krijgt het een nieuw nummer. Een wijziging van productierichting leidt niet tot toekenning van een nieuw nummer. Als het behouden van het bedrijfsnummer aanleiding geeft tot verwarring met één of meer andere bedrijven met boekhouding (bv. bij een nieuwe regionale indeling), moet het nummer worden gewijzigd. Een tabel met de oude en de nieuwe nummers wordt dan aan de Commissie verstrekt.

    Het bedrijfsnummer omvat drie groepen informatie, namelijk:

     

    A.ID.10.R. ILB-streek: hier moet een codenummer worden vermeld, overeenkomend met de code die in bijlage II bij deze verordening is vermeld.

     

    A.ID.10.S. Onderdeel van de streek: hier moet een codenummer worden vermeld.

    De gekozen onderdelen moeten zijn gebaseerd op het als de „nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)” bekendstaande gemeenschappelijke systeem voor de classificatie van de regio's dat Eurostat in samenwerking met de nationale bureaus voor de statistiek tot stand heeft gebracht.

    De betrokken lidstaat moet in elk geval aan de Commissie een tabel toezenden waarin voor iedere gebruikte code van een dergelijk onderdeel de corresponderende NUTS-regio's en de corresponderende regio waarvoor specifieke standaardopbrengsten worden berekend, zijn vermeld.

     

    A.ID.10.H. Volgnummer van het bedrijf.

    A.LO.   Ligging van het bedrijf

    Voor de ligging van het bedrijf worden twee aanduidingen gebruikt: de georeferentie (breedte- en lengtegraad) en de code van de territoriale eenheden van NUTS-niveau 3.

     

    A.LO.20. Breedtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI.

     

    A.LO.30. Lengtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI.

     

    A.LO.40.N. De NUTS3-code is de code van de territoriale eenheid van NUTS-niveau 3 waar het bedrijf gevestigd is. Hier moet de meest recente versie van de code wordt gebruikt als omschreven in Verordening (EG) nr. 1059/2003.

    A.AI.   Boekhoudkundige informatie

     

    A.AI.50.AO. Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding: hier moet een codenummer worden vermeld.

    In elke lidstaat moet elk bureau voor bedrijfsboekhouding een uniek nummer krijgen. Hier moet het nummer worden vermeld van het bureau voor bedrijfsboekhouding dat de gegevens van het betrokken bedrijf voor dat boekjaar heeft verzameld.

     

    A.AI.60.C. Soort boekhouding: hier moet worden vermeld welke soort boekhouding het bedrijf voert. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    Dubbele boekhouding

    2.

    Enkelvoudige boekhouding

    3.

    Geen boekhouding

     

    A.AI.70.DT. Einddatum van het boekjaar: moet als volgt worden aangegeven: „JJJJ-MM-DD”, bv. 2009-06-30 of 2009-12-31.

    A.TY.   Typologie

     

    A.TY.80.W. Nationaal gewicht van het bedrijf: de waarde van de door de lidstaat berekende extrapolerende factor. Deze waarde moet met twee decimalen worden weergegeven.

     

    A.TY.90.TF. Productierichting op het ogenblik van de keuze: Code van de productierichting van het bedrijf volgens bijlage IV bij deze verordening op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen.

     

    A.TY.90.ES. Economische bedrijfsomvang op het ogenblik van de keuze: de code van de klasse van economische bedrijfsomvang van het bedrijf volgens bijlage V bij deze verordening op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen.

    A.CL.   Klassen

     

    A.CL.100.C. Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden: moet worden verstrekt als percentageklasse waarmee het aandeel van de omzet uit andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de totale omzet van het bedrijf wordt aangegeven (1). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    ≥ 0 tot ≤ 10 % (marginaal aandeel)

    2.

    > 10 % tot ≤ 50 % (gemiddeld aandeel)

    3.

    > 50 % tot < 100 % (significant aandeel)

     

    A.CL.110.C. Soort eigendom/economische doelstelling: hier moeten het soort eigendom en de economische doelstellingen van het bedrijf worden vermeld. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.   Gezinsbedrijf: het bedrijf maakt gebruik van de arbeid en het kapitaal van het bedrijfshoofd/de bedrijfsleider en zijn/haar gezin en zij zijn de begunstigden van de economische activiteit;

    2.   Partnerschap: de productiefactoren voor het bedrijf worden ingebracht door verscheidene partners, van wie ten minste sommigen niet-betaalde arbeid op het bedrijf verrichten. De winsten gaan naar het partnerschap;

    3.   onderneming met winstoogmerk: de opbrengsten worden gebruikt om de aandeelhouders dividenden/winsten uit te keren. Het bedrijf is eigendom van de onderneming;

    4.   onderneming zonder winstoogmerk: de opbrengsten worden in de eerste plaats gebruikt om de werkgelegenheid in stand te houden of voor een soortgelijk sociaal doel. Het bedrijf is eigendom van de onderneming.

     

    A.CL.120.C. Rechtsvorm: hier moet worden vermeld of het bedrijf al dan niet rechtspersoonlijkheid heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    0.

    Geen rechtspersoonlijkheid.

    1.

    Rechtspersoonlijkheid.

     

    A.CL.130.C. Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden): hier moet worden vermeld welk niveau van aansprakelijkheid (economische verantwoordelijkheid) het (voornaamste) bedrijfshoofd heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    Volledige aansprakelijkheid.

    2.

    Gedeeltelijke aansprakelijkheid.

     

    A.CL.140.C. Biologische landbouw: hier moet worden vermeld of het bedrijf biologische productiemethoden in de zin van Verordening (EG) nr. 834/2007 (2), en met name de artikelen 4 en 5 daarvan, toepast. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het bedrijf past geen biologische productiemethoden toe;

    2.

    het bedrijf past uitsluitend biologische productiemethoden voor al zijn producten toe;

    3.

    het bedrijf past zowel biologische als andere productiemethoden toe;

    4.

    het bedrijf is aan het overschakelen naar biologische productiemethoden.

     

    A.CL.141.C. Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan: als het bedrijf zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet worden vermeld in welke productiesectoren het bedrijf uitsluitend biologische productiemethoden toepast (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf voor al zijn productiesectoren zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet de code „niet van toepassing” worden gebruikt.

    0.

    niet van toepassing.

    31.

    granen

    32.

    oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

    33.

    groenten en fruit (waaronder citrusvruchten, maar geen olijven)

    34.

    olijven

    35.

    wijngaarden

    36.

    rundvlees

    37.

    koemelk

    38.

    varkensvlees

    39.

    schapen en geiten (melk en vlees)

    40.

    vlees van pluimvee

    41.

    eieren

    42.

    overige sectoren

     

    A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming (BOB)/beschermde geografische aanduiding (BGA)/gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS)/Product uit de bergen: hier moet worden vermeld of het bedrijf landbouwproducten en/of levensmiddelen produceert die onder een beschermde oorsprongsbenaming (BOB), een beschermde geografische aanduiding (BGI), een gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) of de aanduiding „Product uit de bergen” vallen, of landbouwproducten produceert waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die worden beschermd met een BOB/BGA/GTS/„Product uit de bergen” in de zin van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het bedrijf produceert geen enkel product of levensmiddel dat met een BOB, BGA, GTS of de aanduiding „Product uit de bergen” beschermd is, en evenmin producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die met een BOB, BGA, TGS of de aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd;

    2.

    het bedrijf produceert alleen producten of levensmiddelen die met een BOB, BGA, GTS of de aanduiding „Product uit de bergen” beschermd zijn, of producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die met een BOB, BGA, TGS of de aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd;

    3.

    het bedrijf produceert een aantal producten of levensmiddelen die met een BOB, BGA, GTS of de aanduiding „Product uit de bergen” beschermd zijn, of een aantal producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die met een BOB, BGA, TGS of de aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd.

     

    A.CL.151.C. Sectoren met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)/beschermde geografische aanduiding (BGA)/gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS)/Product uit de bergen: als het grootste gedeelte van de productie van sommige specifieke sectoren bestaat uit producten of levensmiddelen die met een BOB, BGA, GTS of aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd, of uit producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB, BGA, GTS of aanduiding „Product uit de bergen” beschermde levensmiddelen, moet hier worden vermeld om welke productiesectoren het gaat (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf een aantal producten of levensmiddelen produceert die met een BOB, BGA, GTS of aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd, of een aantal producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB, BGA, GTS of aanduiding „Product uit de bergen” beschermde levensmiddelen, maar het in geen enkele sector om het grootste gedeelte van de productie gaat, moet de code „niet van toepassing” worden gebruikt.

    0.

    niet van toepassing.

    31.

    granen

    32.

    oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

    33.

    groenten en fruit (waaronder citrusvruchten, maar geen olijven)

    34.

    olijven

    35.

    wijngaarden

    36.

    rundvlees

    37.

    koemelk

    38.

    varkensvlees

    39.

    schapen en geiten (melk en vlees)

    40.

    vlees van pluimvee

    41.

    eieren

    42.

    overige sectoren

    De punten A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming (BOB)/beschermde geografische aanduiding (BGA)/gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS)/Product uit de bergen en A.CL.151.C zijn optioneel voor de lidstaten. Als zij door de lidstaat worden toegepast, moeten zij voor alle bedrijven in de steekproef van de lidstaat worden ingevuld. Als A.CL.150.C wordt ingevuld, moet ook A.CL.151.C worden ingevuld.

     

    A.CL.160.C. Gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied dat onder artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) valt. In de lidstaten waarin de afbakening van de gebieden met ernstige natuurlijke beperkingen als bedoeld in artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, nog niet is voltooid, wordt uitgegaan van de gebieden die in de programmeringsperiode 2007-2013 subsidiabel waren in het kader van artikel 36, onder a), ii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een gebied met natuurlijke of andere specifieke beperkingen in de zin van artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en evenmin in een gebied dat in de programmeringsperiode 2007-2013 in het kader van artikel 36, onder a), ii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 subsidiabel was in de lidstaten waarin de in artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde afbakening nog niet is voltooid;

    21.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied met ernstige natuurlijke beperkingen in de zin van artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

    22.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied met specifieke beperkingen in de zin van artikel 32, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

    23.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied dat in de programmeringsperiode 2007-2013 in het kader van artikel 36, onder a), ii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 subsidiabel was in de lidstaten waarin de in artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr.1305/2013 bedoelde afbakening nog niet is voltooid;

    3.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een berggebied in de zin van artikel 32, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

    5.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een uitfaseringsgebied in de zin van artikel 31, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1305/2013.

     

    A.CL.170.C. Hoogteligging: voor de hoogteligging worden de volgende codenummers gebruikt:

    1.

    het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging beneden 300 m;

    2.

    het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging tussen 300 en 600 m;

    3.

    het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging boven 600 m;

    4.

    gegeven niet beschikbaar.

     

    A.CL.180.C. Onder de structuurfondsen vallende zone: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied dat onder artikel 90, lid 2, onder a), b) of c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) valt. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een minder ontwikkelde regio in de zin van Verordening (EU) nr. 1303/2013, meer in het bijzonder artikel 90, lid 2, onder a), daarvan;

    2.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een meer ontwikkelde regio in de zin van Verordening (EU) nr. 1303/2013, meer in het bijzonder artikel 90, lid 2, onder c), daarvan;

    3.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een overgangsregio in de zin van de artikelen 90, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1303/2013.

     

    A.CL.190.C. Natura 2000-gebied: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad (6) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (7) (Natura 2000). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een zone die in aanmerking komt voor Natura 2000-betalingen;

    2.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die in aanmerking komt voor Natura 2000-betalingen.

     

    A.CL.200.C. Gebied dat onder de waterrichtlijn (Richtlijn 2000/60/EG) valt: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (8). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een zone die in aanmerking komt voor betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG;

    2.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die in aanmerking komt voor betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG.

    A.OT.   Andere gegevens over het bedrijf

     

    A.OT.210.C. Irrigatiesysteem: hier moet worden vermeld wat het belangrijkste irrigatiesysteem is dat op het bedrijf wordt gebruikt:

    0.

    niet van toepassing (als op het bedrijf niet wordt geïrrigeerd)

    1.

    oppervlakte-irrigatie

    2.

    sprinklerirrigatie

    3.

    druppelirrigatie

    4.

    andere

     

    A.OT.220.C. Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond: aantal vee-eenheidweidedagen dat het vee van het bedrijf heeft doorgebracht op gemeenschappelijke grond die door het bedrijf wordt gebruikt.

    KOLOMMEN IN TABEL A

    Kolom R verwijst naar de ILB-streek, kolom S naar het onderdeel van de streek, kolom H naar het volgnummer van het bedrijf, kolom DG naar de graden, kolom MI naar de minuten, kolom N naar NUTS, kolom AO naar het nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding, kolom DT naar de datum, kolom W naar het gewicht van het bedrijf, kolom TF naar de productierichting, kolom ES naar de klasse van economische bedrijfsomvang en kolom C naar de code.

    Tabel B

    Exploitatievorm

    Categorie oppervlakte cultuurgrond (OCG)

    Code (*)

     

    Informatiegroep

    Oppervlakte cultuurgrond

    A

    UO

    OCG in eigendom

     

    UT

    OCG in pacht

     

    US

    OCG in deelpacht of andere exploitatievorm

     


    Code (*)

    Omschrijving van de categorieën

    Groep

    A

    10

    OCG in eigendom

    UO

     

    20

    Gepachte OCG

    UT

     

    30

    OCG in deelpacht

    US

     

    De grond van bedrijven die door twee of meer partners gezamenlijk worden geëxploiteerd, moet als grond in eigendom, gepachte grond of grond in deelpacht worden geboekt, afhankelijk van de tussen de partners gemaakte afspraak.

    Onder „oppervlakte cultuurgrond” (OCG) wordt het totale areaal verstaan aan bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik van de bedrijven, ongeacht de exploitatievorm. Gemeenschappelijke gronden die door het bedrijf worden gebruikt, worden niet meegerekend.

    De volgende informatiegroepen en categorieën moeten worden gebruikt:

    B.UO.   OCG in eigendom

    B.UO.10.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) waarvan de landbouwer eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter is, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt. Deze categorie omvat ook zaaiklaar verhuurd land (gewascode 11300).

    B.UT.   OCG in pacht

    B.UT.20.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die door iemand anders dan de eigenaar, de vruchtgebruiker of de erfpachter wordt gebruikt overeenkomstig een pachtcontract (de pacht wordt voldaan in geld en/of in natura; wordt in het algemeen vooraf vastgesteld en wisselt gewoonlijk niet naargelang van de bedrijfsresultaten) en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.

    De gepachte oppervlakte omvat niet de grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht. De voor de aankoop van gewassen op stam betaalde bedragen moeten worden geboekt onder de codes 2020 tot en met 2040 (Aangekocht voer) van tabel H wanneer het om grasland of voedergewassen gaat, en onder code 3090 (Overige specifieke kosten van gewassen) indien het marktbare gewassen (gewassen die normaliter worden verhandeld) betreft. Op stam gekochte marktbare gewassen moeten worden aangegeven zonder de betrokken grond te vermelden (tabel H).

    Grond die incidenteel voor een kortere duur dan één jaar wordt gehuurd, en de opbrengst daarvan worden op soortgelijke wijze behandeld als in het geval van grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht.

    B.US.   OCG in deelpacht of andere exploitatievorm

    B.US.30.A Cultuurgrond (bouwland, grasland, blijvend weideland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die gemeenschappelijk, volgens een deelpachtcontract, door de verpachter en de deelpachter wordt gebruikt, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.

    KOLOMMEN IN TABEL B

    Kolom A verwijst naar de OCG.

    Tabel C

    Arbeidskrachten

    Categorie arbeidskrachten

    Code (*)

     

     

     

    Kolommen

    Informatiegroep

    Algemeen

    Totale arbeid op het bedrijf (landbouwwerkzaamheden en arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden)

    Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

    Aantal personen

    Geslacht

    Geboortejaar

    Landbouwopleiding van de bedrijfsleider

    Jaarlijkse arbeidstijd

    Aantal arbeidsjaareenheden

    % van de jaarlijkse arbeidstijd

    % van de arbeidsjaareenheden (AJE)

    P

    G

    B

    T

    Y1

    W1

    Y2

    W2

    Geheel getal

    Code

    Vier cijfers

    Code

    (uren)

    (AJE)

    %

    %

    UR

    Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

     

     

     

     

     

     

     

     

    UC

    Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

     

     

    PR

    Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

     

     

     

     

     

     

     

     

    PC

    Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

     

     


    Code (*)

    Omschrijving

    Groep

    P

    G

    B

    T

    Y1

    W1

    Y2

    W2

    10

    Bedrijfshoofd/bedrijfsleider

    UR

     

     

     

     

     

     

    20

    Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider

    UR

     

     

     

     

     

    30

    Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd

    UR

     

     

     

     

     

     

    40

    Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd

    UR

     

     

     

     

     

    50

    Anderen

    UR, PR

     

     

     

     

     

    60

    Niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

    UC, PC

     

     

    70

    Bedrijfsleider

    PR

     

     

     

     

     

     

    Tot de arbeidskrachten worden alle personen gerekend die gedurende het boekjaar hebben deelgenomen aan de werkzaamheden van het landbouwbedrijf, met uitzondering van hen die dit gedaan hebben voor rekening van andere personen of ondernemingen (werkzaamheden verricht door loonwerkers, waarvan de kosten worden opgenomen onder code 1020 van tabel H).

    Wanneer burenhulp tussen bedrijven een uitwisseling van arbeid is (de ontvangen hulp is in principe gelijk aan de verstrekte hulp), worden de door de arbeidskrachten van het bedrijf daaraan bestede arbeidstijd en de eventueel daarvoor betaalde lonen op het bedrijfsformulier aangegeven.

    In sommige gevallen wordt de ontvangen hulp gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine voor in de vorm van arbeid ontvangen hulp). Wanneer het gaat om een beperkte uitwisseling van prestaties, wordt hiervan niets op het bedrijfsformulier vermeld (in het genoemde voorbeeld wordt de ontvangen hulp niet onder de arbeid opgenomen, maar omvatten de kosten van machines wel de kosten die voortvloeien uit het ter beschikking stellen van de machines). In de uitzonderlijke gevallen waarin deze vorm van uitwisseling van prestaties een grotere omvang aanneemt, gaat men al naar het geval als volgt te werk:

    a)

    de in de vorm van arbeid ontvangen hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine) de ontvangen arbeidstijd wordt dan als betaalde arbeid voor het bedrijf geboekt (groepen PR of PC al naar het arbeidskrachten betreft die regelmatig, respectievelijk onregelmatig op het bedrijf werkzaam zijn); de waarde van de verstrekte hulp wordt geboekt enerzijds als opbrengst in de overeenkomstige categorie in andere tabellen (in het voorbeeld: tabel L, categorie 2010 „Loonwerk”), en anderzijds als kosten (tabel H, categorie 1010 „Lonen en sociale lasten”);

    b)

    de in de vorm van arbeid verstrekte hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het gebruik van een machine) de verstrekte arbeidstijd en de eventueel betaalde lonen worden buiten beschouwing gelaten; de waarde van de ontvangen prestatie wordt als input geboekt in de overeenkomstige groep in een andere tabel (in het voorbeeld: tabel H, groep 1020 „Loonwerk en huur van machines”).

    De volgende informatiegroepen en categorieën arbeidskrachten worden onderscheiden:

    C.UR.    Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    Arbeidskrachten die geen loon ontvangen of een beloning (in geld of in natura) die lager is dan het bedrag dat gewoonlijk voor de geleverde prestatie wordt betaald (het desbetreffende bedrag wordt niet onder de bedrijfskosten opgenomen) en die tijdens het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.

    Iemand die regelmatig werkzaam is, maar om bijzondere redenen slechts gedurende een bepaalde periode van het boekjaar op het bedrijf heeft gewerkt, wordt niettemin (voor het aantal feitelijk gewerkte uren) geboekt onder de regelmatig werkzame arbeidskrachten.

    Het gaat om de volgende gevallen of daarmee vergelijkbare gevallen:

    a)

    bijzondere productieomstandigheden in het bedrijf waardoor de arbeidskrachten niet het hele jaar door nodig zijn, bijvoorbeeld een olijventeelt- of wijnbouwbedrijf of een bedrijf dat is gespecialiseerd in vetweiderij of in de productie van groenten en fruit in de open grond;

    b)

    afwezigheid van het werk buiten de normale vakanties, bijvoorbeeld: militaire dienst, ziekte, ongeval, bevalling, langdurig verlof enz.;

    c)

    aankomst op, of vertrek van het bedrijf;

    d)

    totale stilstand van het werk op het bedrijf door bijzondere oorzaken (overstroming, brand enz.).

    Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

    C.UR.10.   Bedrijfshoofd/bedrijfsleider

    De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf en tevens belast is met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding. In geval van deelpacht wordt de deelpachter vermeld als bedrijfshoofd/bedrijfsleider.

    C.UR.20.   Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider

    De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf, maar niet is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.

    C.UR.30   Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd

    De persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding, maar geen juridische en economische verantwoordelijkheid draagt.

    C.UR.40.   Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd

    C.UR.50.   Andere niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    Tot de niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten die geen deel uitmaken van de vorige categorieën, behoren ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.

    C.UC.    Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

    C.UC.60.

    De niet-betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt, worden in deze categorie samengevat.

    C.PR.    Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    Arbeidskrachten die een voor de geleverde prestatie normale beloning (in geld en/of natura) ontvangen en die gedurende het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.

    Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

    C.PR.70.   Bedrijfsleider

    Betaalde persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.

    C.PR.50.   Anderen

    Alle betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten, uitgezonderd de betaalde bedrijfsleider, worden in deze groep samengevat. Omvat ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.

    C.PC.    Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

    C.PC.60.

    De betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt (ook degenen die tariefwerk hebben verricht), worden in deze categorie samengevat.

    KOLOMMEN IN TABEL C

    Aantal personen (kolom P)

    In het geval dat er meer dan één bedrijfshoofd is, kan er ook meer dan één echtgeno(o)t(e) zijn. Het aantal echtgenoten of andere personen wordt vermeld in de overeenkomstige categorie (de categorieën 40 en 50 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PC „betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”).

    Geslacht (kolom G)

    Het geslacht wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) vermeld, in de overeenkomstige categorie (de categorieën 10 tot en met 30 en de categorie 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”). Het geslacht wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:

    1.

    mannen;

    2.

    vrouwen.

    Geboortejaar (kolom B)

    Het geboortejaar wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10 tot en met 30 en categorie 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”) aangegeven, met de vier cijfers van het desbetreffende jaartal.

    Landbouwopleiding van de bedrijfsleider (kolom T)

    De landbouwopleiding wordt uitsluitend vermeld voor de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10, 30 en 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”). De landbouwopleiding wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:

    1.

    uitsluitend praktische landbouwkundige ervaring;

    2.

    landbouwkundige basisopleiding;

    3.

    volledige landbouwkundige opleiding.

    Jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y1)

    De arbeidstijd wordt voor alle groepen en categorieën in uren aangegeven. Het gaat om de werkelijk aan bedrijfswerkzaamheden bestede tijd. Voor een mindervalide arbeidskracht wordt de arbeidstijd verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten. De arbeidstijd voor tariefwerk wordt bepaald door het in totaal betaalde bedrag te delen door het uurloon van op tijdloon aangeworven arbeidskrachten.

    Aantal arbeidsjaareenheden (kolom W1)

    De regelmatig werkzame arbeidskrachten worden omgerekend in arbeidsjaareenheden. Voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC) wordt het aantal arbeidsjaareenheden niet opgegeven. Eén arbeidsjaareenheid komt overeen met één persoon die voltijds op het bedrijf werkzaam is. Eén persoon kan niet als meer dan één arbeidsjaareenheid gelden, zelfs niet als zijn werkelijke arbeidstijd de norm voor de betrokken streek en productierichting overschrijdt. Iemand die niet het hele jaar op het bedrijf werkt, vormt een deel van een jaareenheid. Het voor een dergelijk iemand in aanmerking te nemen deel van een arbeidsjaareenheid wordt berekend door zijn werkelijke jaarlijkse arbeidstijd te delen door de normale jaarlijkse arbeidstijd van een voltijdwerker in de betrokken streek en productierichting.

    Voor een mindervalide arbeidskracht wordt (het deel van) de arbeidsjaareenheid verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten.

    Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in % van de jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y2)

    Het aandeel van de arbeid in het kader van Andere winstgevende werkzaamheden, uitgedrukt in arbeidstijd, is uitsluitend verplicht voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde als betaalde). Het is facultatief voor de echtgeno(o)t(e)(n) van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden), de overige niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten en de overige betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten. Voor elke betrokken categorie (40, 50 en 60) wordt dit aandeel uitgedrukt in % van de uren die tijdens het boekjaar zijn gepresteerd.

    Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in % van de arbeidsjaareenheden (kolom W2)

    Het aandeel van de arbeid in het kader van andere winstgevende werkzaamheden, uitgedrukt in arbeidsjaareenheden, is verplicht voor alle categorieën arbeidskrachten, behalve de niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC). Het wordt voor elke categorie uitgedrukt in % van de arbeidsjaareenheden.

    Werkzaamheden op het landbouwbedrijf

    De werkzaamheden op het bedrijf omvatten alle organisatorische, toezichthoudende en uitvoerende werkzaamheden, hetzij handenarbeid, hetzij administratieve arbeid, die worden verricht in het kader van de landbouwwerkzaamheden op het bedrijf, alsmede de activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden:

    landbouwwerkzaamheden op het bedrijf:

    financieel-organisatorische en leidinggevende werkzaamheden (aankopen en verkopen betreffende het bedrijf, boekhouding enz.),

    werkzaamheden op het land (ploegen, zaaien, oogsten, verzorging van boomgaarden enz.),

    werkzaamheden voor de veehouderij (bereiding van voer, voedering van de dieren, melken, verzorging van de dieren enz.),

    klaarmaken van producten voor de markt, de opslag, de rechtstreekse verkoop van landbouwproducten, de verwerking van landbouwproducten voor eigen gebruik, de productie van wijn en olijfolie,

    lopend onderhoud van gebouwen, machines, installaties, hagen, sloten enz.,

    transportwerkzaamheden voor het bedrijf voor zover die door arbeidskrachten van het bedrijf worden verricht,

    activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden:

    loonwerk (met behulp van productiemiddelen van het bedrijf),

    toerisme, accommodatie en andere vormen van vrijetijdsbesteding,

    verwerking van landbouwproducten (ongeacht of de grondstof op het bedrijf is geproduceerd dan wel afkomstig is van buiten het bedrijf), bv. kaas, boter, verwerkt vlees enz.,

    opwekking van hernieuwbare energie,

    bosbouw en houtverwerking,

    overige andere winstgevende werkzaamheden (pelsdieren, zorglandbouw, ambachtelijke activiteiten, aquacultuur enz.).

    Tot de bedrijfswerkzaamheden behoren niet:

    de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van gebouwen en machines, aanplanten van boomgaarden, afbraak van gebouwen, rooien van fruitbomen enz.),

    werkzaamheden voor de huishouding van het bedrijfshoofd of de bedrijfsleider.

    Tabel D

    Activa

    Structuur van de tabel

    Categorie activa

    Code (*)

     

     

    Kolom

    Informatiegroep

    Waarde

    V

    OV

    Begininventaris

     

    AD

    Geaccumuleerde afschrijvingen

     

    DY

    Afschrijvingen in het lopende jaar

     

    IP

    Investeringen/aankopen, vóór aftrek van subsidies

     

    S

    Subsidies

     

    SA

    Verkopen

     

    CV

    Eindinventaris

     


    Code (*)

    Omschrijving van de categorieën

    OV

    AD

    DY

    IP

    S

    SA

    CV

    1010

    Geldmiddelen en kasequivalenten

     

     

    1020

    Vorderingen

     

     

    1030

    Overige vlottende activa

     

     

    1040

    Voorraden

     

     

     

     

     

    2010

    Biologische activa — gewassen

     

     

     

     

     

    3010

    Landbouwgrond

     

     

     

     

     

    3020

    Grondverbeteringen

     

     

     

     

     

     

     

    3030

    Bedrijfsgebouwen

     

     

     

     

     

     

     

    4010

    Machines en bedrijfsuitrusting

     

     

     

     

     

     

     

    5010

    Bossen inclusief houtopstand

     

     

     

     

     

    7010

    Verhandelbare immateriële activa

     

     

     

     

     

    7020

    Niet-verhandelbare immateriële activa

     

     

     

     

     

     

     

    8010

    Overige niet-vlottende activa

     

     

     

     

     

     

     

    De volgende categorieën activa moeten worden gebruikt:

    1010.   Geldmiddelen en kasequivalenten

    Geldmiddelen en andere activa die gemakkelijk in geldmiddelen kunnen worden omgezet.

    1020.   Vorderingen

    Vorderingen op korte termijn, aan het bedrijf verschuldigde bedragen die normaal voortvloeien uit de bedrijfsactiviteiten.

    1030.   Overige vlottende activa

    Alle andere activa die gemakkelijk kunnen worden verkocht of waarvan wordt verwacht dat zij binnen een jaar worden betaald.

    1040.   Voorraden

    Productvoorraden die eigendom zijn van het bedrijf en als productiemiddel kunnen worden gebruikt of voor verkoop worden aangehouden, ongeacht of die door het bedrijf zijn geproduceerd of zijn aangekocht.

    2010.   Biologische activa — gewassen

    De waarde van alle gewassen die nog niet zijn geoogst (meerjarige teelten en gewassen op stam).

    3010.   Landbouwgrond

    Landbouwgrond die eigendom is van het bedrijf.

    3020.   Grondverbeteringen

    Cultuurtechnische verbeteringen (bv. afrasteringen, drainage, vaste bevloeiingsinstallaties enz.) in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. De vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

    3030.   Bedrijfsgebouwen

    Gebouwen in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

    4010.   Machines en bedrijfsuitrusting

    Trekkers, eenassige trekkers, vrachtwagens, bestelwagens, personenauto's, grote en kleine uitrustingsstukken. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

    5010.   Bossen inclusief houtopstand

    Bosgrond in eigendom die tot het landbouwbedrijf behoort.

    7010.   Verhandelbare immateriële activa

    Alle immateriële activa die gemakkelijk kunnen worden gekocht of verkocht (bv. quota en rechten voor zover die zonder grond kunnen worden verhandeld en er een actieve markt voor bestaat).

    7020.   Niet-verhandelbare immateriële activa

    Alle andere immateriële activa (bv. software, vergunningen enz.). Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

    8010.   Overige niet-vlottende activa

    Andere langetermijnactiva. De rubriek moet worden ingevuld en, indien van toepassing, moeten de afschrijvingsbedragen in kolom DY worden vermeld.

    Informatiegroepen in tabel D

    Deze tabel omvat de volgende informatiegroepen: (OV) begininventaris, (AD) geaccumuleerde afschrijvingen, (DY) afschrijvingen in het lopende jaar, (IP) investeringen of aankopen vóór aftrek van subsidies, (S) subsidies, (SA) verkopen, (CV) eindinventaris. Deze groepen worden hieronder toegelicht.

    Er is maar één kolom: (V) waarde.

    Waarderingsmethoden

    De volgende waarderingsmethoden worden gebruikt:

    Waarde in het economisch verkeer (reële waarde), na aftrek van de geraamde verkoopkosten

    Bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld in een zakelijke, objectieve transactie tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn, min de kosten die naar verwachting voor de verkoop zullen worden gemaakt

    2010, 3010, 5010, 7010

    Historische kostprijs

    Nominale of oorspronkelijke kosten van een actief bij aankoop

    3020, 3030, 4010, 7020

    Boekwaarde

    Waarde waartegen een actief op de balans is opgenomen

    1010, 1020, 1030, 1040, 8010

    D.OV.   Begininventaris

    De begininventaris is de waarde van de activa bij het begin van het boekjaar. Voor de bedrijven die in het voorgaande jaar eveneens in de steekproef zaten, moet de begininventaris gelijk zijn aan de eindinventaris van het voorgaande jaar.

    D.AD.   Geaccumuleerde afschrijvingen

    De som van de afschrijvingen van de activa vanaf het begin van de levensduur ervan tot het einde van de voorgaande periode.

    D.DY.   Afschrijvingen in het lopende jaar

    De systematische toedeling van het af te schrijven bedrag van een actief over de levensduur ervan.

    Elke lidstaat moet de Commissie in verband met het opzetten van het in artikel 10, lid 1, bedoelde computersysteem voor de levering en controle van informatie tijdig een tabel met de door de lidstaat toegepaste jaarlijkse afschrijvingspercentages toezenden.

    D.IP.   Investeringen/aankopen

    Bedrag van de aankopen, het groot onderhoud en de productie van kapitaalgoederen gedurende het boekjaar. Voor zover de investeringen aanleiding zijn geweest tot premies en subsidies, wordt in kolom IP het bedrag aangegeven waarop de premies en subsidies niet in mindering zijn gebracht.

    De aankoop van kleine uitrustingsstukken en van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang, komt niet in deze kolom maar is begrepen in de kosten van het boekjaar.

    Groot onderhoud waardoor de machine of bedrijfsuitrusting daadwerkelijk een meerwaarde heeft gekregen ten opzichte van vóór het onderhoud, is eveneens in deze kolom begrepen, en wel hetzij als integrerend deel van de afschrijvingen, bij welke in voorkomende gevallen rekening wordt gehouden met de verlenging van de levensduur als gevolg van het onderhoud, hetzij als jaarlijks deel van het over de verwachte levensduur verdeelde onderhoudsbedrag.

    De waarde van de geproduceerde kapitaalgoederen, gewaardeerd tegen hun kosten (met inbegrip van de waarde van de betaalde en/of niet-betaalde arbeid), moet worden toegevoegd aan de waarde van de kapitaalgoederen die onder de codes 2010 tot en met 8010 van tabel D „Activa” is vermeld.

    D.S.   Investeringssubsidies

    Tot dusver (in het vorige en het lopende boekjaar) ontvangen deel van de subsidies voor de in deze tabel opgenomen activa.

    D.SA.   Verkopen

    Bedrag van de totale verkopen van activa tijdens het boekjaar.

    D.CV.   Eindinventaris

    De eindinventaris is de waarde van de activa aan het einde van het boekjaar.

    Commentaar

    Voor de punten 2010, 3010, 5010 en 7010 wordt het verschil tussen enerzijds OV + IP – SA en anderzijds CV beschouwd als inkomen of verlies (als gevolg van wijzigingen in zowel de eenheidsprijs als het volume) voor die activa voor het betrokken boekjaar.

    Informatie over „biologische activa — dieren” wordt opgenomen in tabel J „Dieren”.

    Tabel E

    Quota en andere rechten

    Categorie quota of rechten

    Code (*)

     

     

     

    Kolommen

    Informatiegroep

    Quota in eigendom

    Gehuurde quota

    Verhuurde quota

    Belastingen

    N

    I

    O

    T

    QQ

    Hoeveelheid aan het einde van het boekjaar

     

     

     

    QP

    Aangekochte quota

     

    QS

    Verkochte quota

     

    OV

    Begininventaris

     

    CV

    Eindinventaris

     

    PQ

    Betalingen voor geleasete of gehuurde quota

     

    RQ

    Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota

     

    TX

    Belastingen

     


    Code (*)

    Omschrijving

    40

    Suikerbieten

    50

    Organische mest

    60

    Betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling

    De hoeveelheden quota (quota in eigendom, gehuurde en verhuurde quota) zijn verplicht in te vullen rubrieken. Alleen de hoeveelheid aan het einde van het boekjaar wordt geregistreerd.

    De waarden van quota die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden in deze tabel geboekt. Quota die niet los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden uitsluitend in tabel D „Activa” geboekt. Ook quota die oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen, moeten met hun huidige marktwaarde worden vermeld als zij los van grond verhandeld kunnen worden.

    Sommige in te vullen gegevens zijn tegelijk ook, afzonderlijk of als deel van een groter geheel, begrepen in andere groepen of categorieën in de tabellen D „Activa”, H „Productiemiddelen” en/of I „Gewassen”.

    De volgende categorieën moeten worden gebruikt:

    40.

    Suikerbieten

    50.

    Organische mest

    60.

    Betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling

    De volgende informatiegroepen moeten worden gebruikt:

    E.QQ.   Hoeveelheid (uitsluitend de kolommen N, I en O)

    De volgende eenheden moeten worden gebruikt:

    —   categorie 40 (suikerbieten): kwintalen (= 100 kg),

    —   categorie 50 (organische mest): aantal dieren omgerekend in standaardeenheden,

    —   categorie 60 (basisbetalingsregeling): het aantal rechten/are.

    E.QP.   Aangekochte quota (uitsluitend kolom N)

    Het bedrag dat is betaald voor de aankoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.

    E.QS.   Verkochte quota (uitsluitend kolom N)

    Het bedrag dat is ontvangen voor de verkoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.

    E.OV.   Begininventaris (uitsluitend kolom N)

    De waarde op de begininventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

    E.CV.   Eindinventaris (uitsluitend kolom N)

    De waarde op de eindinventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

    E.PQ.   Betalingen voor geleasete of gehuurde quota (uitsluitend kolom N)

    Bedrag aan leasing- of huurkosten voor het quotum of ander recht. Ook begrepen in categorie 5070 (betaalde pacht) van tabel H „Productiemiddelen”.

    E.RQ.   Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota (uitsluitend kolom O)

    Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota of andere rechten. Ook begrepen in categorie 90900 („Overige”) van tabel I „Gewassen”.

    E.TX.   Belastingen, extra heffing (kolom T)

    Betaald bedrag

    KOLOMMEN IN TABEL E

    Kolom N verwijst naar quota in eigendom, kolom I naar gehuurde quota, kolom O naar verhuurde quota en kolom T naar belastingen.

    Tabel F

    Schulden

    Structuur van de tabel

    Categorie schulden

    Code (*)

     

     

     

    Kolommen

    Informatiegroep

    Op korte termijn

    Op lange termijn

    S

    L

    OV

    Begininventaris

     

     

    CV

    Eindinventaris

     

     


    Code (*)

    Omschrijving van de categorieën

    S

    L

    1010

    Commerciële schulden (standaard)

     

     

    1020

    Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden)

     

     

    1030

    Familieleningen/particuliere leningen

     

     

    2010

    Verschuldigde bedragen

     

    3000

    Overige passiva

     

     

    De aangegeven bedragen hebben uitsluitend betrekking op de nog terug te betalen bedragen, dat wil zeggen de aangegane lening min de reeds verrichte aflossingen.

    De volgende categorieën moeten worden gebruikt:

    1010. Commerciële schulden(standaard): leningen waarvoor geen steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen die het opnemen van kredieten bevorderen.

    1020. Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden): leningen waarvoor steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen (rentesubsidies, waarborgen enz.).

    1030. Familieleningen/particuliere leningen: leningen die met een natuurlijke persoon zijn aangegaan dankzij diens familiebanden/persoonlijke relatie met de schuldenaar.

    2010. Verschuldigde bedragen: aan leveranciers verschuldigde bedragen.

    3000. Overige passiva: andere passiva dan leningen of verschuldigde bedragen.

    Twee informatiegroepen moeten worden geregistreerd: (OV) begininventaris en (CV) eindinventaris.

    Er zijn twee kolommen: (S) passiva op lange termijn en (L) passiva op lange termijn:

    Passiva op korte termijn: schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en in minder dan één jaar moeten worden terugbetaald.

    Passiva op lange termijn: schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en waarvoor de looptijd één jaar of meer bedraagt.

    Tabel G

    Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

    Structuur van de tabel

    Categorie btw-regeling

    Code (*)

     

    Informatiegroep

    Btw-regeling

    Saldo voor niet-investeringstransacties

    Saldo voor investeringstransacties

    C

    NI

    I

    VA

    Btw-regelingen op het bedrijf

     

     

     


    Code (*)

    Omschrijving van de categorieën

    1010

    Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf

    1020

    Secundaire btw-regeling op het bedrijf


    Overzicht van de btw-regelingen voor beide categorieën

    C

    NI

    I

    Normale btw-regeling

    1

    Gedeeltelijke compensatieregeling

    2

     

     

    De monetaire gegevens op het bedrijfsformulier zijn exclusief btw.

    Voor de gegevens over de btw-regeling moeten de volgende categorieën worden gebruikt:

    1010.   Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf

    1.   Normale btw-regeling: de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven gegarandeerd inkomensneutraal is aangezien het btw-saldo met de belastingautoriteiten wordt vereffend.

    2.   Gedeeltelijke compensatieregeling: de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven niet gegarandeerd inkomensneutraal is, hoewel zij een mechanisme kan bevatten waarmee betaalde en ontvangen btw bij benadering worden gecompenseerd.

    1020.   Secundaire btw-regeling op het bedrijf

    De codes zoals die voor de belangrijkste btw-regeling zijn gedefinieerd.

    Er is slechts één informatiegroep: (VA) btw-regelingen op het bedrijf. Er zijn drie kolommen: (C) code van de btw-regeling, (NI) saldo voor niet-investeringstransacties en (I) saldo voor investeringstransacties.

    Als op het bedrijf de normale btw-regeling wordt toegepast, volstaat het dit aan te geven. Als op het bedrijf wordt gewerkt met een gedeeltelijke compensatieregeling voor de btw, moeten ook het btw-saldo voor niet-investeringstransacties en het btw-saldo voor investeringstransacties worden vermeld.

    Wanneer de inkomsten van het bedrijf door de btw-omzet toenemen, dan is het hierboven bedoelde btw-saldo een positief getal. Bij een daling van de inkomsten is het saldo negatief.

    Tabel H

    Productiemiddelen

    Structuur van de tabel

    Categorie productiemiddelen

    Code (*)

     

     

     

    Kolommen

    Informatiegroep

    Waarde

    Hoeveelheid

    V

    Q

    LM

    Kosten en productiemiddelen met betrekking tot arbeid en machines

     

     

    SL

    Specifieke kosten van de veehouderij

     

     

    SC

    Specifieke kosten en productiemiddelen met betrekking tot gewassen

     

     

    OS

    Specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden

     

     

    FO

    Algemene bedrijfskosten

     

     


    Code (*)

    Groep

    Omschrijving van de categorieën

    V

    Q

    1010

    LM

    Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten

     

    1020

    LM

    Loonwerk en huur van machines

     

    1030

    LM

    Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting

     

    1040

    LM

    Motorbrandstoffen en smeermiddelen

     

    1050

    LM

    Kosten van personenauto's

     

    2010

    SL

    Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer

     

    2020

    SL

    Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht ruwvoer

     

    2030

    SL

    Aangekocht varkensvoer

     

    2040

    SL

    Voor pluimvee en overig kleinvee aangekocht voer

     

    2050

    SL

    Op het bedrijf geproduceerd krachtvoer voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers)

     

    2060

    SL

    Op het bedrijf geproduceerd varkensvoer

     

    2070

    SL

    Op het bedrijf geproduceerd voer voor pluimvee en overig kleinvee

     

    2080

    SL

    Veterinaire uitgaven

     

    2090

    SL

    Overige specifieke kosten van de veehouderij

     

    3010

    SC

    Aangekocht zaaigoed en pootgoed

     

    3020

    SC

    Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed

     

    3030

    SC

    Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen

     

    3031

    SC

    Hoeveelheid N in minerale meststoffen

     

    3032

    SC

    Hoeveelheid P2O5 in minerale meststoffen

     

    3033

    SC

    Hoeveelheid K2O in minerale meststoffen

     

    3034

    SC

    Aangekochte stalmest

     

    3040

    SC

    Gewasbeschermingsmiddelen

     

    3090

    SC

    Overige specifieke kosten van gewassen

     

    4010

    OS

    Specifieke kosten van bossen en houtverwerking

     

    4020

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van gewassen

     

    4030

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van koemelk

     

    4040

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk

     

    4050

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk

     

    4060

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk

     

    4070

    OS

    Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten

     

    4090

    OS

    Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden

     

    5010

    FO

    Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen

     

    5020

    FO

    Elektriciteit

     

    5030

    FO

    Brandstoffen voor verwarming

     

    5040

    FO

    Water

     

    5051

    FO

    Landbouwverzekering

     

    5055

    FO

    Andere bedrijfsverzekeringen

     

    5061

    FO

    Belastingen en andere bijdragen

     

    5062

    FO

    Grond- en gebouwenbelasting

     

    5070

    FO

    Betaalde pacht, totaalbedrag

     

    5071

    FO

    Voor grond betaalde pacht

     

    5080

    FO

    Betaalde rente en financieringskosten

     

    5090

    FO

    Overige algemene bedrijfskosten

     

    De lidstaten die in het verleden gebruik hebben gemaakt van de bij artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie (9) geboden mogelijkheid, mogen de onder de codes 3031-3033 bedoelde gegevens voor de jaren 2015, 2016 en 2017 op facultatieve basis verstrekken. De lidstaten die van deze mogelijkheid gebruikmaken, stellen de Commissie en het Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen jaarlijks in kennis van de stand van uitvoering van hun plan betreffende de voorbereidende werkzaamheden voor de verzameling en indiening van de onder deze codes bedoelde gegevens.

    De op het bedrijf ingezette productiemiddelen (kosten in geld en natura en hoeveelheden geselecteerde productiemiddelen) komen overeen met het „verbruik” (inclusief het intern verkeer) van productiemiddelen dat betrekking heeft op de tijdens het boekjaar verkregen opbrengsten of dat gedurende het boekjaar heeft plaatsgehad. Wanneer een bepaald gebruik gedeeltelijk te maken heeft met privégebruik en gedeeltelijk met gebruik voor het bedrijf (bv. elektriciteit, water, brandstoffen voor verwarming en motorbrandstoffen enz.), wordt alleen dit laatste deel op het bedrijfsformulier vermeld. Het deel van het gebruik van privéauto's dat betrekking heeft op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden, wordt eveneens in aanmerking genomen.

    De kosten met betrekking tot de opbrengsten van het boekjaar worden verkregen door de aankopen van het boekjaar (met inbegrip van het intern verkeer) te corrigeren met de inventarisverschillen (inclusief verschillen in veldinventaris). Voor ieder van de desbetreffende kosten worden het bedrag van de betaalde kosten en de waarde van het intern verkeer afzonderlijk aangegeven.

    Als de vermelde kosten het totale „verbruik” van productiemiddelen gedurende het boekjaar betreffen, maar niet zijn gedaan voor productie in dat jaar, moeten de voorraadmutaties voor de productiemiddelen (met inbegrip van de veldinventaris) worden aangegeven onder de passende code van omlopend kapitaal.

    Wanneer de productiemiddelen van het bedrijf (arbeidskrachten inclusief niet-betaalde arbeidskrachten, machines en bedrijfsuitrusting) worden gebruikt voor de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van machines, bouw, groot onderhoud of afbraak van gebouwen, aanplanten of rooien van fruitbomen), mogen de desbetreffende kosten — zo nodig geraamd — niet worden opgenomen in de lopende kosten van het bedrijf. In alle gevallen moeten de arbeidskosten en de arbeidsuren voor de productie van kapitaalgoederen worden uitgesloten van, respectievelijk, de kosten en de gegevens betreffende de arbeidskrachten. Bij uitzondering, indien het niet mogelijk is bepaalde productiekosten van kapitaalgoederen, andere dan arbeidskosten (bv. gebruik van de trekker van het bedrijf), afzonderlijk te bepalen en deze kosten derhalve in de bedrijfskosten begrepen zijn, wordt de geschatte waarde van het geheel van deze productiekosten van kapitaalgoederen in tabel I „Gewassen” onder de gewascategoriecode 90900 („Overige”) vermeld.

    De kosten van het „gebruik” van kapitaalgoederen komen tot uiting in de afschrijvingen. Daarom worden de uitgaven voor het verwerven van kapitaalgoederen niet als bedrijfskosten beschouwd. Voor instructies over afschrijvingen, zie tabel D „Activa”.

    Onder een kostenpost vallende uitgaven die tijdens het boekjaar of daarna door een schadeloosstelling worden vergoed (bv. reparatie van een trekker na een ongeluk die wordt betaald door een verzekeringsmaatschappij of door de aansprakelijke derde), worden niet als kosten beschouwd. Het ontvangen bedrag wordt evenmin opgenomen.

    De ontvangsten voor weer verkochte productiemiddelen moeten worden afgetrokken van de desbetreffende kostenposten.

    Premies en subsidies met betrekking tot gemaakte kosten worden niet afgetrokken van de desbetreffende kostenbedragen, maar worden vermeld onder de passende code, gaande van 4100 tot 4900 in tabel M „Subsidies” (zie de instructies betreffende deze codes). Premies en subsidies voor investeringen worden vermeld in tabel D „Activa”.

    De kosten omvatten eveneens de eventuele aankoopkosten betreffende elke kostenpost.

    De productiemiddelen worden als volgt ingedeeld:

    1010.   Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten

    Deze post omvat de volgende kosten:

    de eigenlijke lonen en salarissen die in geld zijn betaald aan de betaalde arbeidskrachten, ongeacht de manier waarop de beloning wordt bepaald (tijdloon of tariefloon), na aftrek van eventuele uitkeringen van sociale aard die aan het bedrijfshoofd als werkgever zijn betaald ter compensatie voor de betaling van loon dat niet overeenkomt met een werkelijke werkprestatie (bv. afwezigheid van het werk wegens ongeval, beroepsopleiding enz.),

    de in natura betaalde lonen en salarissen (bv. inwoning, kost, woning, producten van het bedrijf enz.),

    premies op grond van productiviteit of vakbekwaamheid, geschenken, fooien, winstaandeel,

    overige kosten voor arbeidskrachten (aanwervingskosten),

    sociale lasten ten laste van de werkgever en sociale lasten die door de werkgever worden betaald in naam en plaats van de werknemer,

    verzekering tegen arbeidsongevallen.

    Sociale lasten en persoonlijke verzekeringen voor het bedrijfshoofd en voor de niet-betaalde arbeidskrachten worden niet als bedrijfskosten beschouwd.

    Aan niet-betaalde arbeidskrachten uitgekeerde bedragen, die per definitie lager zijn dan de normale beloning (zie definitie niet-betaalde arbeidskrachten), worden niet op het bedrijfsformulier vermeld.

    Uitkeringen (in geld of natura) aan voormalige betaalde arbeidskrachten die gepensioneerd zijn en op het bedrijf geen enkel werk meer verrichten, worden niet onder deze post geboekt maar onder de code „Overige algemene bedrijfskosten”.

    1020.   Loonwerk en huur van machines

    Deze post omvat de volgende kosten:

    het bedrag betaald aan loonwerkbedrijven voor verrichte bedrijfswerkzaamheden. Dit bedrag omvat gewoonlijk de vergoeding voor de kosten van het gebruik van machines (inclusief brandstofkosten) en voor het werk. Als de kosten van andere gebruikte producten dan brandstof (d.w.z. gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en zaai- en pootgoed) eveneens bij de contractprijs zijn inbegrepen, moeten de kosten van die producten hier buiten beschouwing worden gelaten. Het (desnoods geschatte) bedrag daarvan moet in de desbetreffende kostenposten (bv. bestrijdingsmiddelen onder code 3040„Gewasbeschermingsmiddelen”) worden vermeld,

    de kosten van de huur van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstofkosten in verband met het gebruik van gehuurde machines moeten onder code 1040„Motorbrandstoffen en smeermiddelen” worden vermeld,

    de kosten van de leasing van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstof- en onderhoudskosten voor geleasete machines moeten in de desbetreffende codes (code 1030„Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting” en code 1040„Motorbrandstoffen en smeermiddelen”) worden vermeld.

    1030.   Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting

    Kosten van onderhoud en kleine herstellingen van machines en bedrijfsuitrusting die de marktwaarde van die goederen niet veranderen (betaling voor het werk van een monteur, kosten van reserveonderdelen enz.).

    Deze post omvat ook de aankoop van kleine uitrustingsstukken, de kosten van zadelmaker en hoefbeslag voor werkpaarden, de aankoop van banden, frames van kweekkassen, beschermingskleding voor de uitvoering van ongezonde werkzaamheden en reinigingsproducten voor het reinigen van bedrijfsuitrusting in het algemeen, en het deel van de kosten van personenauto's dat het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betreft (zie ook code 1050). Reinigingsproducten voor het reinigen van in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine) worden vermeld onder code 2090„Overige specifieke kosten van de veehouderij”.

    Grote herstellingen die aan de machine of bedrijfsuitrusting een meerwaarde geven ten opzichte van de waarde vóór de reparatie, worden niet onder deze code opgenomen (zie ook de instructies over de afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting in tabel D „Activa”).

    1040.   Motorbrandstoffen en smeermiddelen

    Deze post omvat ook het deel van de kosten van brandstoffen en smeermiddelen voor personenauto's dat overeenkomt met het gebruik voor bedrijfsdoeleinden (zie ook code 1050).

    Indien aardolieproducten zowel als motorbrandstof als voor verwarming worden gebruikt, wordt het bedrag verdeeld over de twee codes:

    1040.

    „Motorbrandstoffen en smeermiddelen”

    5030.

    „Brandstoffen voor verwarming”.

    1050.   Kosten van personenauto's

    Als het op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betrekking hebbende deel van de kosten van personenauto's forfaitair wordt bepaald (bv. als een vast bedrag per km), worden die kosten onder deze code aangegeven.

    Veevoeder

    Bij het gebruikte veevoeder wordt een onderscheid gemaakt tussen aangekocht veevoer en op het bedrijf geproduceerd veevoer.

    Het aangekochte veevoer omvat tevens de aankoop van minerale likstenen, melkproducten (aangekocht of teruggeleverd) en producten voor de bewaring en conservering van veevoer, betaald weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en van de huur van andere niet in de cultuurgrond begrepen oppervlakten grasland en voedergewassen. Aangekocht strooisel en stro zijn eveneens in het aangekochte veevoer begrepen.

    Aangekocht veevoer voor graasdieren wordt onderverdeeld in krachtvoer en ruwvoer (dit laatste is inclusief weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en andere oppervlakten grasland en voedergewassen en aangekocht strooisel en stro).

    Code 2010„Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer” omvat met name: koeken, mengvoeders, granen, gedroogd gras, gedroogde suikerbietenpulp, vismeel, melk en melkproducten, mineralen en producten voor de bewaring en conservering van dergelijke voedermiddelen.

    De kosten van loonwerkers voor ruwvoederwinning, bijvoorbeeld inkuilen, worden aangegeven onder code 1020„Loonwerk en huur van machines”.

    Het intern verkeer van veevoer omvat de marktbare producten van het bedrijf (inclusief melk en melkproducten, maar uitgezonderd de door kalveren gezogen melk, die niet in aanmerking wordt genomen). Strooisel en stro van het bedrijf zijn slechts inbegrepen als zij een marktbaar product vormen in het desbetreffende gebied en boekjaar.

    De volgende rubrieken worden onderscheiden:

    Aangekocht veevoer:

    2010.

    Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer

    2020.

    Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht ruwvoer

    2030.

    Aangekocht varkensvoer

    2040.

    Voor pluimvee en overig kleinvee aangekocht voer

    Intern verkeer van veevoer:

    2050.

    Op het bedrijf geproduceerd krachtvoer voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers)

    2060.

    Op het bedrijf geproduceerd varkensvoer

    2070.

    Op het bedrijf geproduceerd voer voor pluimvee en overig kleinvee

    2080.   Veterinaire uitgaven

    Kosten van dierenartsen en geneesmiddelen.

    2090.   Overige specifieke kosten van de veehouderij

    Alle kosten die direct verband houden met de voortbrenging van dierlijke producten, voor zover zij niet afzonderlijk onder andere codes van tabel H worden geboekt: dekgeld, kunstmatige inseminatie, castratie, melkcontrole, contributie voor en inschrijving in het stamboek, reinigingsproducten voor het reinigen van de in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine), verpakkingsmateriaal voor dierlijke producten, kosten voor de opslag of het marktklaar maken van dierlijke producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor dierlijke producten van het bedrijf, kosten voor de afzet van mestoverschotten enz. Omvat ook de kortlopende huur van gebouwen voor het huisvesten van dieren of het opslaan van producten ten behoeve van de veehouderij. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van dierlijke producten die zijn opgenomen onder de codes 4030 tot en met 4070 van tabel H.

    3010.   Aangekocht zaaigoed en pootgoed

    Aangekocht zaaigoed en pootgoed met inbegrip van bollen en knollen. De aankoop van jonge bomen en struiken voor nieuwe aanplantingen vormt een investering en deze kosten worden aangegeven hetzij onder code 2010 van tabel D „Biologische activa — gewassen”, hetzij onder code 5010 van tabel D „Bossen inclusief houtopstand”. De kosten van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang worden evenwel als kosten van het boekjaar beschouwd en komen onder deze code, tenzij zij betrekking hebben op bossen die deel uitmaken van het landbouwbedrijf, in welk geval zij onder code 4010„Specifieke kosten van bossen en houtverwerking” worden geboekt.

    De kosten van bewerking van zaaigoed (schonen en ontsmetten) komen eveneens onder deze code.

    3020.   Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed

    Zaaigoed en pootgoed (met inbegrip van bollen en knollen) van eigen bedrijf.

    3030.   Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen

    Aangekochte kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen (bv. kalk) met inbegrip van compost, turfstrooisel en stalmest (stalmest van het eigen bedrijf niet inbegrepen).

    Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010„Specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.

    3031.   Hoeveelheid stikstof (N) in minerale meststoffen

    Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige stikstof (N), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun N-gehalte.

    3032.   Hoeveelheid fosfor (P2O5) in minerale meststoffen

    Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige fosfor (P2O5), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun P2O5-gehalte.

    3033.   Hoeveelheid kalium (K2O) in minerale meststoffen

    Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige kalium (K2O), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun K2O-gehalte.

    3034.   Aangekochte stalmest

    Waarde van de aangekochte stalmest.

    3040.   Gewasbeschermingsmiddelen

    Alle producten gebruikt voor de bescherming van de gewassen tegen parasieten, ziekten, vreterij, slechte weersomstandigheden enz. (middelen voor de bestrijding van insecten, schimmels, onkruid, ongedierte, wild en vogels, antihagelgranaten, middelen voor bescherming tegen vorst enz.). Als de beschermingswerkzaamheden door een loonwerker worden uitgevoerd en de kosten van de gebruikte middelen niet afzonderlijk bekend zijn, wordt het hele bedrag geboekt onder code 1020„Loonwerk en huur van machines”.

    Gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010„Specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.

    3090.   Overige specifieke kosten van gewassen

    Alle kosten die direct verband houden met de plantaardige productie (met inbegrip van blijvend wei- en grasland) voor zover zij niet afzonderlijk onder andere kostenposten worden geboekt: verpakkingsmateriaal, draad en touw, bodemonderzoek, keuringen van gewassen, plastic afdekkingen (bv. in de aardbeienteelt), middelen voor de bewaring van plantaardige producten, kosten voor de opslag en het marktklaar maken van plantaardige producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor plantaardige producten van het bedrijf, bedragen die zijn betaald voor de aankoop van marktbare gewassen op stam of voor de huur van grond voor een kortere duur dan één jaar om er marktbare gewassen op te telen, leveringen van druiven of olijven die op het bedrijf worden verwerkt enz.. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van andere gewassen dan druiven en olijven, die onder code 4020 moeten worden vermeld. Omvat tevens de kortlopende huur van gebouwen die worden gebruikt voor marktbare gewassen.

    4010.   Specifieke kosten van bossen en houtverwerking

    Kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en diverse specifieke kosten. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4020.   Specifieke kosten van de verwerking van gewassen

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van gewassen (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4030.   Specifieke kosten van de verwerking van koemelk

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van koemelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4040.   Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4050.   Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4060.   Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4070.   Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de vleesverwerking en de verwerking van andere dierlijke producten die niet onder de codes 4030 tot en met 4060 zijn vermeld (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4090.   Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden

    Grondstoffen, van het bedrijf of aangekocht, en andere specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    5010.   Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen

    Klein onderhoud (van de soort die voor rekening van de pachter komt) van gebouwen en cultuurtechnische verbeteringen met inbegrip van kassen, frames en steunstukken. De aankopen van bouwmaterialen die bestemd zijn voor het lopend onderhoud van de gebouwen, worden in deze code vermeld.

    De aankopen van bouwmaterialen voor nieuwe investeringen worden vermeld onder de desbetreffende code in de informatiegroep „Investeringen/aankopen” in tabel D „Activa”.

    De kosten van grote herstellingen die een meerwaarde aan het betrokken gebouw geven (groot onderhoud) worden niet onder deze code opgenomen. Deze kosten worden als investering vermeld in tabel D, onder code 3030„Bedrijfsgebouwen”.

    5020.   Elektriciteit

    Totaal verbruik van elektriciteit voor bedrijfsdoeleinden.

    5030.   Brandstoffen voor verwarming

    Totaal verbruik van verwarmingsbrandstoffen voor bedrijfsdoeleinden, met inbegrip van de verwarming van kassen.

    5040.   Water

    Kosten van het abonnement op het waterleidingnet en van het verbruik van leidingwater voor alle bedrijfsdoeleinden, inclusief voor irrigatie. De kosten die zijn verbonden aan het gebruik van een eigen watervoorzieningsinstallatie, worden geboekt onder de desbetreffende codes: afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting, lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting, motorbrandstoffen en elektriciteit.

    5051.   Landbouwverzekering

    De kosten van de verzekering van het inkomen uit de landbouwproductie of van onderdelen daarvan, met inbegrip van de verzekering tegen veesterfte, schade aan gewassen enz.

    5055.   Andere bedrijfsverzekeringen

    Alle premies voor verzekeringen die andere bedrijfsrisico's (met uitzondering van de landbouwrisico's) dekken, zoals wettelijke aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd, brand en overstroming, uitgezonderd verzekeringspremies voor arbeidsongevallen, die onder code 1010 van deze tabel worden geboekt. Omvat de verzekeringspremies voor gebouwen.

    5061.   Belastingen en andere bijdragen betreffende het bedrijf

    Alle belastingen en bijdragen betreffende het bedrijf met inbegrip van milieubeschermingsheffingen, uitgezonderd de btw en de belastingen die betrekking hebben op grond, gebouwen of arbeidskrachten. De directe inkomstenbelastingen van het bedrijfshoofd worden niet als bedrijfskosten beschouwd.

    5062.   Belastingen en andere heffingen op grond en gebouwen

    Bedrag van de belastingen en lasten op de eigendom van grond en bedrijfsgebouwen in eigendom of in deelpacht.

    5070.   Betaalde pacht

    Betaalde huur (in geld of in natura) voor de ten behoeve van het landbouwbedrijf gehuurde grond, gebouwen, quota en andere rechten. Hier worden alleen de huurkosten vermeld van het voor bedrijfsdoeleinden gebruikte gedeelte van de bedrijfswoning en van andere gehuurde gebouwen. De lease- of huurkosten van niet aan grond gekoppelde quota moeten ook in tabel E worden geboekt.

    5071.   Waaronder: voor grond betaalde pacht

    5080.   Betaalde rente en financieringskosten

    Rente en financieringskosten voor vreemd kapitaal (leningen) dat is opgenomen ten behoeve van het bedrijf. Het verstrekken van deze informatie is verplicht.

    Subsidies voor rente worden niet afgetrokken, maar worden geboekt onder code 3550 van tabel M.

    5090.   Overige algemene bedrijfskosten

    Alle overige bedrijfskosten die niet onder de voorgaande codes zijn genoemd (boekhouding, kantoor, secretariaat, telefoon, contributies, abonnementen enz.).

    Tabel I

    Gewassen

    Structuur van de tabel

     

    Gewascategorie

    Code (*)

     

    Teeltwijze

    Code (**)

    Ontbrekende gegevens

    Code (***)

    Informatiegroep

    Kolommen

    Totale oppervlakte

    waarvan geïrrigeerd

    waarvan gebruikt voor energiegewassen

    waarvan gebruikt voor GGO's

    Hoeveelheid

    Waarde

    TA

    IR

    EN

    GM

    Q

    V

    A

    Oppervlakte

     

     

     

     

    -—

    OV

    Begininventaris

     

    CV

    Eindinventaris

     

    PR

    Productie

     

    SA

    Verkopen

     

     

    FC

    Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura

     

    FU

    Intern verkeer

     

    Voor de gewascategorieën worden de volgende codes gebruikt:

    Code (*)

    Omschrijving

    Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad)

    10110

    Zachte tarwe en spelt

    10120

    Harde tarwe (durum)

    10130

    Rogge

    10140

    Gerst

    10150

    Haver

    10160

    Korrelmaïs

    10170

    Rijst

    10190

    Overige granen voor korrelwinning

    Drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten)

    10210

    Erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen

    10220

    Linzen, kekers en wikke

    10290

    Overige eiwithoudende gewassen

    10300

    Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen)

    10310

    Aardappelen voor zetmeelproductie

    10390

    Overige aardappelen

    10400

    Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

    10500

    Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad)

    Handelsgewassen

    10601

    Tabak

    10602

    Hop

    10603

    Katoen

    10604

    Kool- en raapzaad

    10605

    Zonnebloemen

    10606

    Sojabonen

    10607

    Lijnzaad

    10608

    Andere oliehoudende gewassen

    10609

    Vlas

    10610

    Hennep

    10611

    Overige vezelgewassen

    10612

    Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

    10613

    Suikerriet

    10690

    Overige handelsgewassen, niet elders genoemd

    Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan:

    Verse groenten, meloenen en aardbeien — In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

    10711

    Verse groenten, meloenen en aardbeien — Akkerbouwmatig geteeld

    10712

    Verse groenten, meloenen en aardbeien — Tuinbouwmatig geteeld

    10720

    Verse groenten, meloenen en aardbeien — Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

    Gegevens voor alle subcategorieën van „Verse groenten, meloenen en aardbeien”

    10731

    Bloemkool en broccoli

    10732

    Sla

    10733

    Tomaten

    10734

    Suikermaïs

    10735

    Uien

    10736

    Knoflook

    10737

    Wortelen

    10738

    Aardbeien

    10739

    Meloenen

    10790

    Overige groenten

    Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)

    10810

    Bloemen en sierplanten — In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

    10820

    Bloemen en sierplanten — Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

    Gegevens voor alle subcategorieën van „Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)”

    10830

    Bloembollen en -knollen

    10840

    Snijbloemen, bloesems en bloemknoppen

    10850

    Bloemen en sierplanten

    Groen geoogste gewassen

    10910

    Tijdelijk grasland

    Andere groen geoogste gewassen

    10921

    Voedermaïs

    10922

    Voedererwten

    10923

    Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd

    11000

    Zaaizaad en zaailingen op bouwland

    11100

    Overige gewassen op bouwland

    Braakland

    11210

    Braakland, zonder financiële steun

    11220

    Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend

    11300

    Zaaiklaar verhuurd land, met inbegrip van land dat als loon in natura ter beschikking wordt gesteld van personeel

    20000

    Tuinen voor eigen gebruik

    Blijvend grasland

    30100

    Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

    30200

    Weiden met geringe opbrengst

    30300

    Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

    Meerjarige teelten

    Fruit, waarvan:

    40111

    Appelen

    40112

    Peren

    40113

    Perziken en nectarines

    40114

    Ander fruit van gematigde breedten

    40115

    Fruit van subtropische of tropische breedten

    40120

    Kleinfruit

    40130

    Noten

    Citrusvruchtaanplantingen

    40210

    Sinaasappelen

    40220

    Tangerines, mandarijnen, clementines en dergelijke kleine vruchten

    40230

    Citroenen

    40290

    Overige citrusvruchten

    Olijfboomgaarden

    40310

    Tafelolijven

    40320

    Olijven voor oliewinning (verkocht in de vorm van vruchten)

    40330

    Olijfolie

    40340

    Bijproducten van de olijventeelt

    Wijngaarden

    40411

    Wijnen met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

    40412

    Wijnen met beschermde geografische aanduiding (BGA)

    40420

    Overige wijnen

    40430

    Tafeldruiven

    40440

    Krenten en rozijnen

    40451

    Wijndruiven voor wijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

    40452

    Wijndruiven voor wijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

    40460

    Druiven voor overige wijn

    40470

    Diverse producten van de wijnbouw: druivenmost, sap, brandewijn, wijnazijn e.a. voor zover zij op het bedrijf worden geproduceerd

    40480

    Bijproducten van de wijnbouw (druivenmoer, droesem enz.)

    40500

    Boomkwekerijgewassen

    40600

    Andere meerjarige teelten

    40610

    waarvan: kerstbomen

    40700

    Meerjarige teelten onder glas

    40800

    Aanwas van jonge aanplantingen

    Overig areaal

    50100

    Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond

    50200

    Bosareaal

    50210

    waarvan hakhoutbosjes

    50900

    Andere gronden (gebouwen, erven, wegen, vijvers, steengroeven, onvruchtbare gronden, rotsen enz.)

    60000

    Paddenstoelen

    Overige producten en ontvangsten

    90100

    Ontvangsten uit het verpachten van landbouwgrond

    90200

    Door oogstverzekeringen betaalde vergoedingen die niet aan een specifiek gewas kunnen worden toegerekend

    90300

    Plantaardige bijproducten, andere dan die van de olijventeelt en de wijnbouw

    90310

    Stro

    90320

    Suikerbietenkoppen

    90330

    Andere bijproducten

    90900

    Overige

    De codes voor de teeltwijze worden uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code (**)

    Omschrijving

    0

    Niet van toepassing: deze code wordt gebruikt voor verwerkte producten, producten in voorraad en bijproducten.

    1

    Teelten in volle grond — hoofdgewas, gecombineerd gewas: hoofdgewassen en gecombineerde gewassen in volle grond omvatten:

    gewassen als enige teelt, d.w.z. gewassen die tijdens het boekjaar als enige op een bepaalde oppervlakte worden verbouwd,

    gemengde gewassen: gewassen die gelijktijdig worden gezaaid, verzorgd en geoogst en waarvan de opbrengst een mengsel is,

    van de tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar verbouwde gewassen, het gewas dat de grond het langst in beslag neemt,

    gewassen die gedurende een bepaalde periode gelijktijdig op eenzelfde perceel voorkomen en gewoonlijk ieder afzonderlijk tijdens het boekjaar een oogst opleveren. De totale desbetreffende oppervlakte wordt aan elk van deze gewassen toegerekend in verhouding tot de werkelijk benutte oppervlakte,

    akkerbouwmatig geteelde verse groenten, meloenen en aardbeien.

    2

    Teelten in volle grond — voor- en nagewassen: voor- en nagewassen in volle grond omvatten de gewassen die tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar zijn verbouwd en niet als hoofdgewas worden beschouwd.

    3

    Tuinbouwgewassen en bloemen in open grond: tuinbouwgewassen en bloemen in open grond omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien in intensieve teelt in open grond en bloemen en sierplanten in open grond.

    4

    Gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie: gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting, bloemen en sierplanten (eenjarig of blijvend) onder beschutting en blijvende teelten onder beschutting.

    De codes voor ontbrekende gegevens worden uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code (***)

    Omschrijving

    0

    Geen ontbrekende gegevens

    1

    Geen boeking van de oppervlakte: deze code wordt vermeld als de oppervlakte van een gewas niet wordt aangegeven, bijvoorbeeld in het geval van de verkoop van producten van marktbare gewassen die op stam zijn gekocht of afkomstig zijn van grond welke incidenteel voor een kortere duur dan één jaar is gehuurd.

    2

    Geen boeking van de productie (op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om gewassen op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden.

    3

    Geen boeking van de productie (niet op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om niet op contract geteelde gewassen waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden.

    4

    Geen boeking van oppervlakte of productie: deze code wordt vermeld als de oppervlakte en de daadwerkelijke productie ontbreken.

    De informatie over de tijdens het boekjaar geproduceerde gewassen wordt geregistreerd in de format van tabel I „Gewassen”. De informatie over elk gewas wordt telkens in een aparte record opgenomen. De inhoud van de tabel wordt gedefinieerd door het kiezen van een code voor de gewascategorie, een code voor de teeltwijze en een code voor ontbrekende gegevens.

    Gedetailleerde gegevens over aardappelen (de codes 10310 en 10390), verse groenten, meloenen en aardbeien (de codes 10731, 10732, 10733, 10734, 10735, 10736, 10737, 10738, 10739 en 10790), bloemen en sierplanten (de codes 10830, 10840 en 10850) en plantaardige bijproducten, andere dan die van de olijventeelt en de wijnbouw (de codes 90310, 90320 en 90330) hoeven alleen te worden vermeld als die gegevens in de bedrijfsboekhouding voorkomen.

    INFORMATIEGROEPEN IN TABEL I

    Tabel I omvat zeven rijen met de volgende informatiegroepen: oppervlakte (A), begininventaris (OV), eindinventaris (CV), productie (PR), verkopen (SA), eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura (FC) en intern verkeer (FU).

    Voorts heeft tabel I zes kolommen waarin voor elk gewas de volgende gegevens worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN), de oppervlakte die voor de productie van GGO-gewassen is gebruikt (GM), de geproduceerde en de verkochte hoeveelheid (Q) en de waarde (V). Voor elke informatiegroep worden de volgende kolommen ingevuld:

    I.A   Oppervlakte

    Voor de informatiegroep „oppervlakte” (A) worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN) en de oppervlakte die voor de productie van GGO-gewassen is gebruikt (GM). Telkens wordt de oppervlakte aangegeven in aren (100 are = 1 ha) behalve die voor de teelt van paddenstoelen, die in vierkante meters wordt aangeduid.

    I.OV   Begininventaris

    Voor de informatiegroep „begininventaris” (OV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het begin van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.

    I.CV   Eindinventaris

    Voor de informatiegroep „eindinventaris” (CV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het einde van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.

    I.PR   Productie

    Voor de informatiegroep „productie” (PR) worden de hoeveelheden gewassen vermeld die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (Q) (zonder de verliezen op het veld of op de boerderij). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten).

    Deze hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintalen (100 kg), behalve voor wijn en aanverwante producten, die in hectoliters worden vermeld. Als het wegens de verkoopvoorwaarden voor een product niet mogelijk is de daadwerkelijke productie in 100 kg te bepalen (bv. verkoop op stam of contractteelt), wordt voor gewassen op contract code 2 (ontbrekend gegeven) vermeld en in de overige gevallen code 3.

    I.SA   Totaal van de verkopen

    Voor de informatiegroep „totaal van de verkopen” (SA) worden de verkochte hoeveelheden (Q) en de waarde van de verkopen (V) vermeld van de producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of die tijdens het boekjaar zijn geoogst. Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”.

    I.FC   Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura

    Voor de informatiegroep „eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura” (FC) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die door het huishouden van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Deze producten worden gewaardeerd tegen prijzen af boerderij.

    I.FU   Intern verkeer

    Voor de informatiegroep „intern verkeer” (FU) wordt de waarde (V) vermeld van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Dit houdt in:

    veevoer:

    waarde van de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Stro van het bedrijf dat als veevoer of strooisel is verbruikt, wordt slechts in aanmerking genomen voor zover het een marktbaar product vormt in het desbetreffende gebied en boekjaar. De desbetreffende producten worden gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij;

    zaaigoed:

    waarde van de marktbare producten van het bedrijf die tijdens het jaar zijn gebruikt als zaaigoed. Dit zaaigoed wordt gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij;

    ander gebruik op het bedrijf (inclusief producten gebruikt voor het bereiden van maaltijden voor vakantiegangers).

    Tabel J

    Dieren

    Structuur van de tabel

    Categorie dieren

    Code (*)

     

     

     

    Kolommen

    Informatiegroep

    Gemiddeld aantal

    Aantal

    Waarde

    A

    N

    V

    AN

    Gemiddeld aantal

     

    OV

    Begininventaris

     

     

    CV

    Eindinventaris

     

     

    PU

    Aankopen

     

     

    SA

    Totaal van de verkopen

     

     

    SS

    Verkopen voor de slacht

     

     

    SR

    Verkopen voor verdere opfok/fokdoeleinden

     

     

    SU

    Verkopen met onbekende bestemming

     

     

    FC

    Verbruik in de huishouding

     

     

    FU

    Intern verkeer

     

     


    Code (*)

    Omschrijving

    100

    Paardachtigen

    210

    Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

    220

    Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    230

    Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    240

    Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

    251

    Fokvaarzen

    252

    Mestvaarzen

    261

    Melkkoeien

    262

    Buffelkoeien

    269

    Andere koeien

    311

    Fokooien

    319

    Andere schapen

    321

    Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

    329

    Andere geiten

    410

    Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

    420

    Fokzeugen van 50 kg en meer

    491

    Mestvarkens

    499

    Andere varkens

    510

    Pluimvee — slachtkuikens

    520

    Legkippen

    530

    Ander pluimvee

    610

    Moederkonijnen (voedsters)

    699

    Andere konijnen

    700

    Bijen

    900

    Andere dieren

    Categorie dieren

    De volgende categorieën dieren worden onderscheiden:

    100.

    Paardachtigen

    Inclusief ren- en rijpaarden, ezels, muildieren, muilezels enz.

    210.

    Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

    220.

    Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    230.

    Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    Niet inbegrepen zijn vrouwelijke runderen die reeds hebben gekalfd.

    240.

    Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

    251.

    Fokvaarzen

    Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en voor de fokkerij zijn bestemd.

    252.

    Mestvaarzen

    Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en niet voor de fokkerij zijn bestemd.

    261.

    Melkkoeien

    Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken koeien.

    262.

    Buffelkoeien

    Vrouwelijke buffels die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken buffelkoeien.

    269.

    Andere koeien

    1.

    Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk voor het zogen van kalveren worden gehouden en waarvan de melk niet voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten is bestemd.

    2.

    Werkkoeien.

    3.

    Uitstootkoeien (die al dan niet vóór het slachten worden gemest) uitgezonderd afgemolken koeien.

    In de categorieën 210 tot en met 252 en 269 worden ook de overeenkomstige categorieën buffels opgenomen.

    311.

    Fokooien

    Vrouwelijke schapen die ten minste één jaar oud zijn en voor de fokkerij zijn bestemd.

    319.

    Andere schapen

    Schapen van alle leeftijden met uitzondering van fokooien.

    321.

    Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

    329.

    Andere geiten

    Andere geiten dan vrouwelijke geiten voor de voortplanting.

    410.

    Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

    Biggen van minder dan 20 kg, uitgedrukt in levend gewicht.

    420.

    Fokzeugen van 50 kg en meer

    Fokzeugen van ten minste 50 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen (zie categorie 499 „andere varkens”).

    491.

    Mestvarkens

    Mestvarkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen en beren (zie categorie 499 „Andere varkens”).

    499.

    Andere varkens

    Varkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg met uitzondering van fokzeugen (zie categorie 420) en van mestvarkens (zie categorie 491).

    510.

    Pluimvee — slachtkuikens

    Slachtkuikens. Niet inbegrepen zijn legkippen en oudere legkippen. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

    520.

    Legkippen

    Inbegrepen zijn jonge hennen, leghennen, oudere leghennen en fokhanen voor leghennen. Jonge hennen zijn hennen die nog niet legrijp zijn. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

    530.

    Ander pluimvee

    Omvat eenden, kalkoenen, ganzen, parelhoenders, struisvogels en fokhanen (uitgezonderd fokhanen voor leghennen). Inbegrepen zijn vrouwelijke fokdieren. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

    610.

    Moederkonijnen (voedsters)

    699.

    Andere konijnen

    700.

    Bijen

    Wordt uitgedrukt in bijenvolken (aantal bezette kasten of korven).

    900.

    Andere dieren

    Omvat eendagskuikens, herten, bizons en vissen. Ook inbegrepen zijn pony's en andere voor boerderijtoerisme gebruikte dieren. Niet inbegrepen zijn de producten van deze andere dieren (zie tabel K, categorie 900).

    INFORMATIEGROEPEN IN TABEL J

    J.AN.   Gemiddeld aantal (uitsluitend kolom A)

    Een eenheid komt overeen met de aanwezigheid van één dier op het bedrijf gedurende een volledig jaar. De dieren worden geteld in verhouding tot de duur van hun aanwezigheid op het bedrijf tijdens het boekjaar.

    Het gemiddeld aantal wordt bepaald ofwel aan de hand van periodieke inventarisatie ofwel aan de hand van een register van aan- en afvoer. Het omvat alle op het bedrijf aanwezige dieren, met inbegrip van de op contract opgefokte of gemeste dieren (dieren die niet aan het bedrijf toebehoren doch er worden opgefokt of gemest onder zodanige omstandigheden dat deze activiteit in hoofdzaak neerkomt op een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan de opfok of mesterij van deze dieren) en de in- of uitgeschaarde dieren gedurende de periode dat deze op het bedrijf aanwezig zijn.

    Gemiddeld aantal (kolom A)

    Het gemiddeld aantal wordt vermeld in honderdsten van dieren.

    Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    J.OV   Begininventaris

    Dieren in eigendom van het bedrijf bij het begin van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.

    Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

    J.CV   Eindinventaris

    Aantal dieren in eigendom van het bedrijf aan het einde van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.

    Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

    J.PU   Aankopen

    Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn aangekocht.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de aankopen omvat ook de aankoopkosten. De betrokken premies en subsidies worden niet afgetrokken van het totaal van deze aankopen, maar worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 5100 tot en met 5900).

    J.SA   Totaal van de verkopen

    Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht.

    Dit omvat de verkoop van dieren of vlees aan de consument voor eigen gebruik, ongeacht of de dieren op het bedrijf worden geslacht of niet.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (code 900).

    Waarde (kolom V)

    Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het totaal van de verkopen, maar vermeld onder code 2090 („Overige specifieke kosten van de veehouderij”). De betrokken premies en subsidies worden niet meegerekend in het totaal van de verkopen, maar worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).

    J.SS   Verkopen voor de slacht

    De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor de slacht. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor fokvaarzen (code 251), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).

    Aantal (kolom N)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    Waarde (kolom V)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    J.SR   Verkopen voor verdere opfok of voor fokdoeleinden

    De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor verdere opfok of voor fokdoeleinden. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor mestvaarzen (code 252), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).

    Aantal (kolom N)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    Waarde (kolom V)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    J.SU   Verkopen met onbekende bestemming

    De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht, maar waarvan de bestemming niet bekend is. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor bijen (code 700) en voor andere dieren (code 900).

    Aantal (kolom N)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    Waarde (kolom V)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    J.FC   Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

    Tijdens het boekjaar in de huishouding verbruikte of als betaling in natura gegeven dieren.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de dieren is de waarde ervan in het economisch verkeer.

    J.FU   Intern verkeer

    De dieren die tijdens het boekjaar als productiemiddel voor verdere verwerking op het bedrijf worden gebruikt in de context van andere winstgevende werkzaamheden. Omvat dieren die zijn gebruikt voor:

    catering, toeristische accommodatie,

    verwerking van dieren tot vleesproducten en veevoer.

    De verkoop van dieren of vlees, ongeacht of de dieren al dan niet op het bedrijf zijn geslacht, is uitgesloten (zie de toelichting bij de verkopen SA).

    Deze waarde wordt ook in tabel H als kosten van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden vermeld onder code 4070 (Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten).

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de dieren is de waarde ervan in het economisch verkeer.

    Tabel K

    Dierlijke producten en diensten

    Structuur van de tabel

    Categorie dierlijke producten of diensten

    Code (*)

     

    Ontbrekende gegevens

    Code (**)

     

     

     

    Kolommen

    Informatiegroep

    Hoeveelheid

    Waarde

    Q

    V

    OV

    Begininventaris

     

     

    CV

    Eindinventaris

     

     

    PR

    Productie

     

    SA

    Verkopen

     

     

    FC

    Verbruik in de huishouding

     

     

    FU

    Intern verkeer

     

     


    Code (*)

    Omschrijving

    261

    Koemelk

    262

    Buffelmelk

    311

    Schapenmelk

    321

    Geitenmelk

    330

    Wol

    531

    Eieren voor menselijke consumptie (alle soorten pluimvee)

    532

    Broedeieren (alle soorten pluimvee)

    700

    Honing en producten van de bijenteelt

    800

    Mest

    900

    Andere dierlijke producten

    1100

    Veehouderij op contract

    1120

    Runderen op contract

    1130

    Schapen en/of geiten op contract

    1140

    Varkens op contract

    1150

    Pluimvee op contract

    1190

    Overige dieren op contract

    1200

    Andere diensten met betrekking tot dieren


    Code (**)

    Omschrijving

    0

    Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

    2

    Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    3

    Code 3 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    4

    Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

    Categorieën dierlijke producten en diensten

    De volgende categorieën dierlijke producten en diensten worden onderscheiden:

    261.

    Koemelk

    262.

    Buffelmelk

    311.

    Schapenmelk

    321.

    Geitenmelk

    330.

    Wol

    531.

    Eieren voor menselijke consumptie (alle soorten pluimvee)

    532.

    Broedeieren (alle soorten pluimvee)

    700.

    Honing en producten van de bijenteelt: honing, hydromel en andere producten en bijproducten van de bijenteelt

    800.

    Mest

    900.

    Andere dierlijke producten (dekgeld, embryo's, was, ganzen- of eendenlever, melk van andere dieren enz.)

    1100.

    Veehouderij op contract

    Ontvangsten voor veehouderij op contract op zodanige voorwaarden dat het voornamelijk gaat om een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan mesterij of andere veehouderij.

    Nadere gegevens over categorie 1100 „Veehouderij op contract”:

    De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.

    1120.

    Runderen op contract

    1130.

    Schapen en/of geiten op contract

    1140.

    Varkens op contract

    1150.

    Pluimvee op contract

    1190.

    Overige dieren op contract

    1200.

    Andere diensten met betrekking tot dieren

    Bedrag van de ontvangsten voor andere diensten met betrekking tot dieren (weidegeld enz.)

    Codes voor ontbrekende gegevens

    De volgende codes moeten worden gebruikt:

    Code 0

    :

    Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

    Code 2

    :

    Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    Code 3

    :

    Code 3 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    Code 4

    :

    Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

    INFORMATIEGROEPEN IN TABEL K

    Voor mest (code 800) worden alleen gegevens over de verkopen (SA) verstrekt in de kolom Waarde (V).

    Voor de andere dierlijke producten (code 900) wordt slechts de waarde (in kolom V) verstrekt, aangezien voor een samenstel van heterogene producten geen hoeveelheid kan worden opgegeven.

    Voor diensten met betrekking tot dieren zoals veehouderij op contract (de codes 1100 tot en met 1190) en andere diensten (code 1200) worden alleen de ontvangsten vermeld; dit gebeurt onder „verkopen” (SA) in kolom „waarde” (V).

    Hoeveelheid (kolom Q)

    De hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintalen (100 kg) behalve voor eieren (de codes 531 en 532), die in duizendtallen worden vermeld.

    Voor honing en andere producten van de bijenteelt (code 700) wordt de hoeveelheid uitgedrukt in honingequivalent.

    K.OV   Begininventaris

    De producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K.

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer op de inventarisdatum.

    K.CV   Eindinventaris

    Waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K.

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer op de inventarisdatum.

    K.PR   Productie tijdens het boekjaar

    Hoeveelheid (kolom Q)

    De hoeveelheden dierlijke producten die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (zonder eventuele verliezen). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten). Omvat de productie die wordt gebruikt voor verwerking in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden.

    De door kalveren bij de koe gezogen melk is niet in de productie begrepen.

    K.SA   Verkopen

    Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd).

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K.

    Waarde (kolom V)

    Totaalbedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of tijdens het boekjaar zijn geproduceerd.

    Het bedrag van de verkochte producten omvat de waarde van de teruggeleverde producten (ondermelk enz.). Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.

    Eventuele schadeloosstellingen (bv. verzekeringsuitkeringen) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan het totaal van de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet, dan worden zij vermeld onder code 900„Andere dierlijke producten”.

    Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).

    Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”, onder code 2090„Overige specifieke kosten van de veehouderij”.

    K.FC   Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

    Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor broedeieren (code 532).

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K.

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer.

    K.FU   Intern verkeer

    Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Daarbij gaat het om:

    veevoer: de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Door kalveren bij de koe gezogen melk wordt niet tot het intern verkeer gerekend;

    producten die worden gebruikt in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden:

    catering, toeristische accommodatie enz.,

    voor verdere verwerking (tot boter of kaas verwerkte melk enz.).

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K.

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer. Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.

    Tabel L

    Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

    Structuur van de tabel

    Categorie andere winstgevende werkzaamheden

    Code (*)

     

    Ontbrekende gegevens

    Code (**)

     

     

     

    Kolommen

    Informatiegroep

    Hoeveelheid

    Waarde

    Q

    V

    OV

    Begininventaris

     

    CV

    Eindinventaris

     

    PR

    Productie

     

    SA

    Verkopen

     

    FC

    Verbruik in de huishouding

     

    FU

    Intern verkeer

     


    Code (*)

    Omschrijving

    261

    Verwerking van koemelk

    262

    Verwerking van buffelmelk

    311

    Verwerking van schapenmelk

    321

    Verwerking van geitenmelk

    900

    Verwerking van vlees of andere dierlijke producten

    1010

    Verwerking van gewassen

    1020

    Bosbouw en houtverwerking

    2010

    Loonwerk

    2020

    Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding

    2030

    Opwekking van hernieuwbare energie,

    9000

    Overige „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden”


    Code (**)

    Omschrijving

    0

    Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

    1

    Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten.

    2

    Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    3

    Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    4

    Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

    Categorieën andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

    De volgende categorieën andere winstgevende werkzaamheden worden onderscheiden:

    261.

    Verwerking van koemelk

    262.

    Verwerking van buffelmelk

    311.

    Verwerking van schapenmelk

    321.

    Verwerking van geitenmelk

    900.

    Verwerking van vlees of andere dierlijke producten

    1010.

    Verwerking van plantaardige producten, met uitzondering van wijn en olijfolie. Omvat de productie van alcohol uit andere landbouwproducten dan druiven, cider of perenwijn.

    1020.

    Bosbouw en houtverwerking. Omvat de verkopen, tijdens het boekjaar, van gekapt hout en hout op stam, van andere bosproducten dan hout (kurk, hars enz.) en van verwerkt hout.

    2010.

    Loonwerk voor derden. De verhuur van bedrijfsmachines zonder arbeidskrachten van het bedrijf of het loutere inzetten van arbeidskrachten van het bedrijf voor loonwerk worden niet als andere winstgevende werkzaamheden beschouwd, maar als onderdelen van de landbouwactiviteit.

    2020.

    Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding. Zij omvatten de dankzij het toerisme ontvangen vergoedingen (voor de verhuur van kampeerplaatsen en vakantieverblijven, het beschikbaar stellen van faciliteiten voor paardrijden, jacht- en visserijverhuur enz.).

    2030.

    Opwekking van hernieuwbare energie. Hierbij gaat het om de opwekking van hernieuwbare energie voor de markt, inclusief biogas, biobrandstof en elektriciteit, met windturbines of andere installaties of uit landbouwgrondstoffen. De volgende rubrieken zijn vanwege het feit dat zij als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf moeten worden beschouwd, niet inbegrepen:

    de opwekking van hernieuwbare energie voor eigen gebruik op het bedrijf,

    het verhuren van grond of dakoppervlakte voor de oprichting van windmolens of de installatie van zonnepanelen,

    de verkoop van grondstoffen aan een ander bedrijf voor de opwekking van hernieuwbare energie.

    9000.

    Overige „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden”. Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden, niet elders genoemd.

    Codes voor ontbrekende gegevens

    De volgende codes moeten worden gebruikt:

    Code 0

    :

    Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

    Code 1

    :

    Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten.

    Code 2

    :

    Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    Code 3

    :

    Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    Code 4

    :

    Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

    INFORMATIEGROEPEN IN TABEL L

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Deze hoeveelheden moeten worden aangegeven in kwintalen (100 kg).

    Voor verwerkte producten op basis van melk (de codes 261, 262, 311 en 321) wordt de geproduceerde hoeveelheid vloeibare melk aangegeven ongeacht de vorm (room, boter, kaas enz.) waarin zij wordt verkocht, wordt verbruikt in de huishouding, als betaling in natura wordt gegeven of in eigen bedrijf wordt gebruikt.

    L.OV   Begininventaris

    De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar.

    Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en overige „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de producten is de waarde ervan in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

    L.CV   Eindinventaris

    De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar.

    Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en overige „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de producten is de waarde ervan in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

    L.PR   Productie van het boekjaar

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Deze informatie hoeft alleen te worden verstrekt voor de categorieën die op de melkverwerking betrekking hebben (de codes 261 tot en met 321).

    Bedoeld is de hoeveelheid vloeibare melk die tijdens het boekjaar op het bedrijf is geproduceerd en die voor de bereiding van de verwerkte producten wordt gebruikt.

    L.SA   Verkopen

    Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd) en de ontvangsten van andere winstgevende werkzaamheden.

    Waarde (kolom V)

    Totaalbedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of tijdens het boekjaar zijn geproduceerd.

    Eventuele schadeloosstellingen (bv. verzekeringsuitkeringen) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan het totaal van de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet, dan worden zij in tabel I „Gewassen” onder code 90900„Overige” vermeld.

    Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900). Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”, in de desbetreffende categorie van specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden (de codes 4010 tot en met 4040).

    L.FC   Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

    Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura).

    Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020) en de opwekking van hernieuwbare energie (code 2030).

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer.

    L.FU   Intern verkeer

    Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Hierbij gaat het om producten die op het bedrijf zijn verwerkt (melk verwerkt tot kaas, granen verwerkt tot brood, vlees verwerkt tot ham enz.) en gebruikt voor de catering of voor toeristische accommodatie.

    Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020) en de opwekking van hernieuwbare energie (code 2030).

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer.

    Tabel M

    Subsidies

    Structuur van de tabel

     

    Categorie subsidie/administratieve informatie

    Code (*)

     

    Financieringswijze

    Code (**)

    Basiseenheid

    Code (***)

    Informatiegroep

    Kolommen

    Aantal basiseenheden

    Waarde

    Soort

    N

    V

    T

    S

    Subsidie

     

     

    AI

    Administratieve informatie

     

     

    De categorieën worden uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code (*)

    Groep

    Omschrijving van de categorieën

    Kolommen

    N

    V

    T

    Ontkoppelde betalingen

    1150

    S

    BBR (basisbetalingsregeling)

     

     

    1200

    S

    REAB (Regeling inzake één enkele areaalbetaling)

     

     

    1300

    S

    Herverdelingsbetaling

     

     

    1400

    S

    Betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken

     

    1500

    S

    Betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen

     

     

    1600

    S

    Betaling voor jonge landbouwers

     

     

    1700

    S

    Regeling voor kleine landbouwers

     

     

     

     

     

     

     

     

    Gekoppelde steun

    Akkerbouwgewassen

    Granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

    23111

    S

    Granen

     

     

    23112

    S

    Oliehoudende zaden

     

     

    23113

    S

    Eiwithoudende gewassen

     

     

    2312

    S

    Aardappelen

     

     

    23121

    S

    waarvan aardappelen voor zetmeelproductie

     

     

    2313

    S

    Suikerbieten

     

     

    Handelsgewassen

    23141

    S

    Vlas

     

     

    23142

    S

    Hennep

     

     

    23143

    S

    Hop

     

     

    23144

    S

    Suikerriet

     

     

    23145

    S

    Cichorei

     

     

    23149

    S

    Overige handelsgewassen

     

     

    2315

    S

    Groenten

     

     

    2316

    S

    Braakland

     

     

    2317

    S

    Rijst

     

     

    2318

    S

    Zaaddragende leguminosen

     

     

    2319

    S

    Niet gedefinieerde akkerbouwgewassen

     

     

    2320

    S

    Blijvend grasland

     

     

    2321

    S

    Gedroogde voerdergewassen

     

     

    2322

    S

    Gewasspecifieke betaling voor katoen

     

     

    2323

    S

    Nationaal herstructureringsprogramma's voor de katoensector

     

     

    2324

    S

    Zaadteelt

     

     

    Blijvende teelten

    23311

    S

    Kleinfruit

     

     

    23312

    S

    Noten

     

     

    2332

    S

    Pit- en steenvruchten

     

     

    2333

    S

    Citrusvruchtaanplantingen

     

     

    2334

    S

    Olijfboomgaarden

     

     

    2335

    S

    Wijngaarden

     

     

    2339

    S

    Blijvende teelten, niet elders genoemd

     

     

    Dieren

    2341

    S

    Zuivelsector

     

     

    2342

    S

    Rundvlees

     

     

    2343

    S

    Vee (niet-gespecificeerde soort)

     

     

    2344

    S

    Schapen en geiten

     

     

    2345

    S

    Varkens en pluimvee

     

     

    2346

    S

    Zijderupsen

     

     

    2349

    S

    Andere dieren, niet elders genoemd

     

     

    2410

    S

    Hakhout met korte omlooptijd

     

     

    2490

    S

    Andere gekoppelde betalingen, niet elders genoemd

     

     

    Premies en subsidies van buitengewone aard

    2810

    S

    Betalingen bij rampen

     

     

    2890

    S

    Andere premies en subsidies van buitengewone aard

     

     

    2900

    S

    Andere rechtstreekse betalingen, niet elders genoemd

     

     

     

     

     

     

     

     

    Plattelandsontwikkeling

    3100

    S

    Investeringssubsidies voor landbouw

     

     

    3300

    S

    Agromilieuklimaat- en dierenwelzijnsbetalingen

     

     

    3350

    S

    Biologische landbouw

     

     

    3400

    S

    Betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de Waterkaderrichtlijn (exclusief bosbouw)

     

     

    3500

    S

    Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

     

     

     

    S

    Bosbouw

     

     

     

    3610

    S

    Investeringen in de ontwikkeling van het bosareaal en verbetering van de levensvatbaarheid van bossen

     

     

    3620

    S

    Natura 2000-betalingen voor bosbouw en bijstand voor bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding

     

     

    3750

    S

    Bijstand voor het herstel van door natuurrampen of rampzalige gebeurtenissen beschadigd agrarisch productiepotentieel en invoering van passende preventieve acties

     

     

    3900

    S

    Andere betalingen voor plattelandsontwikkeling

     

     

     

     

     

     

     

     

    Premies en subsidies voor kosten

    4100

    S

    Lonen en sociale lasten

     

     

    4200

    S

    Motorbrandstoffen

     

     

    Vee

    4310

    S

    Veevoeder voor graasdieren

     

     

    4320

    S

    Veevoeder voor varkens en pluimvee

     

     

    4330

    S

    Overige kosten van de veehouderij

     

     

    Gewassen

    4410

    S

    Zaden

     

     

    4420

    S

    Meststoffen

     

     

    4430

    S

    Gewasbescherming

     

     

    4440

    S

    Overige specifieke kosten van gewassen

     

     

    Algemene bedrijfskosten

    4510

    S

    Elektriciteit

     

     

    4520

    S

    Brandstoffen voor verwarming

     

     

    4530

    S

    Water

     

     

    4540

    S

    Verzekering

     

     

    4550

    S

    Rente

     

     

    4600

    S

    Kosten voor andere winstgevende werkzaamheden

     

     

    4900

    S

    Andere kosten

     

     

     

     

     

     

     

     

    Premies en subsidies voor de aankoop van vee

    5100

    S

    Aankoop van zuivel

     

     

    5200

    S

    Aankoop van rundvlees

     

     

    5300

    S

    Aankoop van schapen en geiten

     

     

    5400

    S

    Aankoop van varkens en pluimvee

     

     

    5900

    S

    Aankoop van andere dieren

     

     

     

     

     

     

     

     

    9000

    S

    Verschillen ten opzichte van de voorgaande boekjaren

     

     

     

     

     

     

     

     

    Betalingen voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken

    10000

    AI

    Klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken

     

    10100

    AI

    Gewasdiversificatie

     

     

    10200

    AI

    Blijvend grasland

     

     

    10210

    AI

    waarvan ecologisch kwetsbaar blijvend grasland in Natura 2000

     

     

    10220

    AI

    waarvan ecologisch kwetsbaar blijvend grasland buiten Natura 2000

     

     

    10300

    AI

    Ecologisch aandachtsgebied

     

     

    10310

    AI

    Braakliggend land

     

    10311

    AI

    Terrassen

     

    10312

    AI

    Landschapselementen

     

    10313

    AI

    Bufferstroken

     

    10314

    AI

    Hectaren van agro-bosbouw

     

    10315

    AI

    Stroken subsidiabele hectaren langs bosranden

     

    10316

    AI

    Areaal met hakhout met korte omlooptijd

     

    10317

    AI

    Beboste gebieden

     

    10318

    AI

    Arealen met vanggewassen

     

    10319

    AI

    Arealen met stikstofbindende gewassen

     

    De codes voor de financieringswijze van de subsidie worden uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code (**)

    Omschrijving

    0

    Niet van toepassing: deze code wordt gebruikt voor administratieve informatie.

    1

    De subsidie wordt uitsluitend uit de EU-begroting gefinancierd.

    2

    De maatregel wordt gecofinancierd door de EU en de lidstaat.

    3

    De maatregel wordt niet uit de EU-begroting, maar uit andere overheidsbronnen gefinancierd.

    De codes voor de basiseenheden worden uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code (***)

    Omschrijving

    0

    Niet van toepassing: deze code wordt gebruikt voor administratieve informatie.

    1

    De subsidie wordt per stuk vee verleend.

    2

    De subsidie wordt per ha verleend.

    3

    De subsidie wordt per ton verleend.

    4

    Bedrijf/overige: de subsidie wordt verleend voor het gehele bedrijf of op een wijze die niet in de overige categorieën past.

    Tabel M „Subsidies” omvat premies en subsidies die de landbouwbedrijven van publieke instanties, zowel nationale als EU-instanties, hebben ontvangen. Zij omvat ook administratieve informatie over vergroeningsbetalingen.

    INFORMATIEGROEPEN IN TABEL M

    S   Subsidies

    Premies en subsidies worden omschreven aan de hand van de categorie subsidies (S), de financieringswijze en de basiseenheden. Voor elke boeking moeten het aantal basiseenheden (N) en het ontvangen bedrag (V) worden geregistreerd. Een subsidiecategorie kan meer dan één record bevatten omdat de basiseenheden en/of de financieringsoorsprong kunnen verschillen.

    In de regel hebben in tabel M geregistreerde premies en subsidies betrekking op het lopende boekjaar, ongeacht wanneer de betaling wordt ontvangen (het boekjaar is gelijk aan het aanvraagjaar). Investeringssubsidies en betalingen in het kader van de plattelandsontwikkeling, met uitzondering van betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen, vormen een uitzondering op deze regel: de geregistreerde bedragen moeten in dit geval betrekking hebben op betalingen die tijdens het boekjaar daadwerkelijk zijn ontvangen (het boekjaar is gelijk aan het betalingsjaar).

    AI   Administratieve informatie

    De toepassing van klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken wordt omschreven aan de hand van de categorie administratieve informatie (AI). Voor elke boeking moet het aantal basiseenheden (N) en/of de soort (T) worden geregistreerd overeenkomstig de tabel.

    Het aantal basiseenheden (N) komt overeen met het areaal waarop de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken betrekking hebben, en wordt uitgedrukt in hectaren:

    1.   code 10100: areaal bouwland dat voor rechtstreekse betalingen in aanmerking komt;

    2.   code 10200: areaal blijvend grasland;

    3.   codes 10300-10319: areaal bouwland in de vorm van ecologisch aandachtsgebied, in hectare en, in voorkomend geval, na toepassing van de omzettingsfactoren, maar vóór toepassing van de wegingsfactoren.

    Voor de codes 10300-10319 geldt dat de gegevens in de kolom Aantal basiseenheden (N) voor de jaren 2015-2017 op facultatieve basis mogen worden verstrekt.

    De soort (T) wordt uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code

    Omschrijving

    1

    Het landbouwbedrijf moet aan de administratieve eis voldoen.

    2

    Het landbouwbedrijf voldoet automatisch aan de administratieve eis (biologische landbouw).

    3

    Het landbouwbedrijf geniet een vrijstelling op grond van de naleving van de Natura 2000-richtlijn, de Vogelrichtlijn of de Waterkaderrichtlijn.

    4

    Het landbouwbedrijf geniet een vrijstelling op grond van andere in Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde criteria.

    5

    Het landbouwbedrijf past gelijkwaardigheid toe op grond van nationale of regionale milieucertificeringsregelingen.

    6

    Het landbouwbedrijf past gelijkwaardigheid toe op grond van agromilieuklimaatmaatregelen.

    Voor categorie 10000 „Klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken” kan in de kolom Soort (T) alleen ofwel de waarde 1 ofwel de waarde 2 worden ingevuld:

    1.

    als code 1 wordt gekozen, dan moet informatie worden geregistreerd in de categorieën 10100-10319 en kunnen in de kolom Soort (T) alleen de waarden 1, 3, 4, 5 en 6 worden ingevuld, en

    2.

    als code 2 wordt gekozen, dan hoeft in de categorieën 10100-10319 niets te worden geregistreerd.


    (1)  Zie bijlage VII bij deze verordening.

    (2)  Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).

    (3)  Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

    (5)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

    (6)  Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1).

    (7)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

    (8)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

    (9)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie van 30 april 2012 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven (PB L 127 van 15.5.2012, blz. 1).


    Top