EUR-Lex Prieiga prie Europos Sąjungos teisės

Grįžti į „EUR-Lex“ pradžios puslapį

Šis dokumentas gautas iš interneto svetainės „EUR-Lex“

Dokumentas 62015CJ0149

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 9 november 2016.
Sabrina Wathelet tegen Garage Bietheres & Fils SPRL.
Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 1999/44/EG – Verkoop van en garanties voor consumptiegoederen – Werkingssfeer – Begrip ,verkoper’ – Tussenpersoon – Buitengewone omstandigheden.
Zaak C-149/15.

Teismo praktikos rinkinys. Bendrasis rinkinys

Zaak C‑149/15

Sabrina Wathelet

tegen

Garage Bietheres & Fils SPRL

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de cour d’appel de Liège)

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 1999/44/EG – Verkoop van en garanties voor consumptiegoederen – Werkingssfeer – Begrip ,verkoper’ – Tussenpersoon – Buitengewone omstandigheden”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 9 november 2016

  1. Recht van de Europese Unie–Uitlegging–Beginselen–Autonome en uniforme uitlegging

  2. Bescherming van de consument–Verkoop van en garanties voor consumptiegoederen–Richtlijn 1999/44–Werkingssfeer–Verkoper–Begrip–Handelaar die tussenpersoon is voor een niet-professionele verkoper en die de consument hiervan niet naar behoren op de hoogte heeft gebracht–Daaronder begrepen

    [Richtlijn 1999/44 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 2, c)]

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punt 28)

  2.  Het begrip „verkoper” in de zin van artikel 1, lid 2, onder c), van richtlijn 1999/44 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen moet aldus worden uitgelegd dat het mede ziet op een handelaar die tussenpersoon voor een particulier is en die de consument niet naar behoren op de hoogte heeft gebracht van het feit dat de eigenaar van het verkochte goed een particulier is, hetgeen de verwijzende rechterlijke instantie dient na te gaan, rekening houdend met alle omstandigheden van het concrete geval. Voor deze uitlegging maakt het geen verschil of de tussenpersoon al dan niet voor zijn bemiddeling wordt vergoed.

    Artikel 1, lid 2, onder c), van richtlijn 1999/14 beperkt immers de kring van personen tegen wie de consument zich kan keren om de rechten die hij aan deze richtlijn ontleent, te doen gelden. Het is daarom noodzakelijk dat de consument op de hoogte is van de identiteit van de verkoper en met name weet of deze een particulier dan wel een handelaar is, opdat de consument de hem door die richtlijn geboden bescherming kan genieten.

    In omstandigheden waarin de consument gemakkelijk op een dwaalspoor kan worden gebracht gezien de context waarin de verkoop plaatsvindt, moet aan de consument dus een hoog niveau van bescherming worden geboden. De aansprakelijkheid van de verkoper op grond van richtlijn 1999/44 moet daarom kunnen worden opgelegd aan de tussenpersoon die, wanneer hij zich aan de consument voorstelt, een risico op verwarring bij de consument schept door hem te doen geloven dat hij de eigenaar van het verkochte goed is.

    Het staat aan de nationale rechterlijke instantie om na te gaan of de handelaar als de „verkoper” in de zin van artikel 1, lid 2, onder c), van richtlijn 1999/44 kan worden beschouwd, wanneer hij de consument niet naar behoren heeft geïnformeerd dat hij niet de eigenaar van het betrokken goed was. In dat verband kunnen met name de mate van betrokkenheid en de intensiteit van de inspanningen van de tussenpersoon bij de verkoop, de omstandigheden waarin het goed aan de consument is aangeboden, en het gedrag van de consument relevant zijn om te bepalen of deze kon begrijpen dat de tussenpersoon voor rekening van een particulier handelde.

    (zie punten 37, 41, 44, 45 en dictum)

Į viršų