ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 105

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
25 april 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/631 van de Commissie van 7 februari 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad door de instelling van referentielaboratoria van de Europese Unie voor plaagorganismen bij planten

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/632 van de Commissie van 19 februari 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/633 van de Commissie van 24 april 2018 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de verdeling van kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen over een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën in overeenstemming met Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/634 van de Commissie van 24 april 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799 met betrekking tot de mappingtabellen waarin de overeenstemming is aangegeven tussen de kredietrisicobeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen en de kredietkwaliteitscategorieën van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

14

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2018/635 van de Raad van 17 april 2018 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot een wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst

21

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/636 van de Commissie van 17 april 2018 betreffende de identificatie van dicyclohexylftalaat (DCHP) als zeer zorgwekkende stof overeenkomstig artikel 57, onder c) en f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 2167)  ( 1 )

25

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/637 van de Commissie van 20 april 2018 tot wijziging van Beschikking 2009/766/EG betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap wat betreft relevante technische voorwaarden voor het internet der dingen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 2261)  ( 1 )

27

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 van de Commissie van 23 april 2018 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Spodoptera frugiperda (Smith) te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 2291)

31

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten ondertekend te Brussel op 4 oktober 2010( PB L 288 van 5.11.2010 )

35

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie ( PB L 138 van 26.5.2016 )

35

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/631 VAN DE COMMISSIE

van 7 februari 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad door de instelling van referentielaboratoria van de Europese Unie voor plaagorganismen bij planten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (1), en met name artikel 92, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bevoegde autoriteiten moeten passende en tijdige maatregelen treffen tegen quarantaineorganismen in de zin van artikel 3 van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad (2), alsmede tegen plaagorganismen die niet in de lijst van EU-quarantaineorganismen zijn opgenomen, maar die overeenkomstig artikel 30, lid 1, van die verordening mogelijk aan de voorwaarden voor opneming in die lijst voldoen. De doeltreffendheid van officiële controles en andere officiële activiteiten om naleving van de wetgeving van de Unie te waarborgen is in dit verband van essentieel belang.

(2)

Die doeltreffendheid is afhankelijk van de kwaliteit, uniformiteit en betrouwbaarheid van de methoden voor analysen, tests en diagnosen die de overeenkomstig artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 aangewezen officiële laboratoria gebruiken, en van de resultaten van de door die officiële laboratoria uitgevoerde analysen, tests en diagnosen.

(3)

Die methoden moeten up-to-date blijven en zo nodig worden verbeterd om de kwaliteit, uniformiteit en betrouwbaarheid van de door hen gegenereerde analyse-, test- en diagnosegegevens te waarborgen.

(4)

Uit de maatregelen die bij eerdere besmettingen zijn genomen, is gebleken dat het voor de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) 2017/625 aangewezen officiële laboratoria nuttig zou zijn de verbetering en bevordering van uniforme praktijken bij de ontwikkeling of het gebruik van de door die officiële laboratoria toegepaste analyse-, test- en diagnosemethoden en bij de interpretatie van resultaten te coördineren en ondersteunen.

(5)

Er moeten derhalve referentielaboratoria van de Europese Unie worden ingesteld om bij te dragen tot de verbetering en harmonisatie van de analyse-, test- en diagnosemethoden, de ontwikkeling van gevalideerde methoden en de gecoördineerde ondersteuning van die officiële laboratoria.

(6)

Om de passende specialisatie te waarborgen, moet voor elke specifieke categorie plaagorganismen één specifiek referentielaboratorium van de Europese Unie worden ingesteld. Bij de vaststelling van deze categorieën moet rekening worden gehouden met de aard en de biologie van de plaagorganismen, zoals weerspiegeld in de indeling ervan in bijlage I, deel A, en bijlage II, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (3). Daarom moeten voor de volgende categorieën plaagorganismen specifieke referentielaboratoria van de Europese Unie worden ingesteld: insecten en mijten, nematoden, bacteriën, schimmels en oömyceten, en virussen, viroïden en fytoplasma's (dit is een geactualiseerde term voor „mycoplasma's” zoals in die richtlijn gebruikt),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Hierbij worden referentielaboratoria van de Europese Unie vastgesteld betreffende quarantaineorganismen als bepaald in artikel 3 van Verordening (EU) 2016/2031 en betreffende plaagorganismen die niet in de lijst van EU-quarantaineorganismen zijn opgenomen, maar die overeenkomstig artikel 30, lid 1, van die verordening mogelijk aan de voorwaarden voor opneming in die lijst voldoen, op basis van de in Richtlijn 2000/29/EG vastgelegde indeling:

a)

een referentielaboratorium van de Europese Unie voor insecten en mijten;

b)

een referentielaboratorium van de Europese Unie voor nematoden;

c)

een referentielaboratorium van de Europese Unie voor bacteriën;

d)

een referentielaboratorium van de Europese Unie voor schimmels en oömyceten;

e)

een referentielaboratorium van de Europese Unie voor virussen, viroïden en fytoplasma's.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 februari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).

(3)  Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).


25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/3


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/632 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2018

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad van 25 april 2005 tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (1), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aangezien de Verenigde Staten hebben verzuimd de Continued Dumping and Subsidy Offset Act (Wet betreffende compensatie voor voortzetting van dumping en handhaving van subsidie — CDSOA) in overeenstemming te brengen met hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), wordt ingevolge Verordening (EG) nr. 673/2005 met ingang van 1 mei 2005 een aanvullend ad-valoremrecht van 15 % geheven op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika. Conform de door de WTO verleende machtiging om tariefconcessies ten aanzien van de Verenigde Staten te schorsen, moet de Commissie het niveau van deze schorsing jaarlijks aanpassen aan de mate waarin de voordelen voor de Europese Unie op dat moment door de CDSOA worden tenietgedaan of uitgehold.

(2)

Voor het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn, zijn in het kader van de CDSOA uitbetalingen gedaan in verband met antidumping- en antisubsidierechten die in het begrotingsjaar 2017 (1 oktober 2016 — 30 september 2017) zijn geïnd. Aan de hand van de door de Customs and Border Protection van de Verenigde Staten gepubliceerde gegevens is de mate waarin de voordelen voor de Unie werden tenietgedaan of uitgehold, berekend op 682 823 USD.

(3)

De mate waarin de voordelen werden tenietgedaan of uitgehold, is afgenomen en bijgevolg ook het niveau van de schorsing. Het niveau van de schorsing kan echter niet aan de mate waarin de voordelen werden tenietgedaan of uitgehold, worden aangepast door producten aan de lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 673/2005 toe te voegen of daaruit te schrappen. Door alle producten behalve één te schrappen, zou het niveau van de vergeldingsmaatregelen (aanvullend invoerrecht van 4,3 %) hoger komen te liggen dan 72 % van de uitbetalingen in het kader van de CDSOA, terwijl het, wanneer het laatste product niet uit bijlage I werd geschrapt, lager zou komen te liggen. Om het niveau van de schorsing aan te passen aan de mate waarin de voordelen werden tenietgedaan of uitgehold, moet de Commissie bijgevolg overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder e), van die verordening de lijst van producten in bijlage I ongewijzigd laten en de hoogte van het aanvullend recht wijzigen. De vier in bijlage I opgenomen producten moeten daarom op de lijst blijven staan en de hoogte van het aanvullend invoerrecht moet worden gewijzigd en worden vastgesteld op 0,3 %.

(4)

Een aanvullend ad-valoremrecht van 0,3 % op de uit de Verenigde Staten ingevoerde producten van bijlage I vertegenwoordigt, berekend over één jaar, een handelswaarde die het bedrag van 682 823 USD niet overschrijdt.

(5)

Om vertraging bij de toepassing van de gewijzigde hoogte van het aanvullend invoerrecht te voorkomen, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan.

(6)

Verordening (EG) nr. 673/2005 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 673/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad wordt vervangen door:

„Artikel 2

Voor de in bijlage I bij deze verordening opgenomen producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika wordt naast de douanerechten op grond van Verordening (EU) nr. 952/2013 (*1) een aanvullend ad-valoremrecht van 0,3 % ingesteld.

(*1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.”."

2)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 110 van 30.4.2005, blz. 1, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 38/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 18 van 21.1.2014, blz. 52).


BIJLAGE

BIJLAGE I

De producten waarop de aanvullende rechten worden toegepast, worden ingedeeld onder de achtcijferige GN-code en komen overeen met de omschrijvingen ervan.

0710 40 00

Suikermais

6204 62 31

Lange broeken, andere dan werk- en bedrijfskleding, van denim, voor dames of voor meisjes

8705 10 00

Kraanauto's

ex 9003 19 00

Monturen voor brillen of voor dergelijke artikelen, van onedel metaal


25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/633 VAN DE COMMISSIE

van 24 april 2018

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de verdeling van kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen over een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën in overeenstemming met Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (1), en met name artikel 109 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na de vaststelling van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800 van de Commissie (2) zijn er vijf nieuwe externe kredietbeoordelingsinstellingen geregistreerd of gecertificeerd. Het is bijgevolg noodzakelijk de bijlage bij de genoemde uitvoeringsverordening te wijzigen om de kredietbeoordelingen van deze nieuw geregistreerde of gecertificeerde externe kredietbeoordelingsinstellingen over de objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën te verdelen.

(2)

Sinds de vaststelling van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800 is de registerinschrijving van één externe kredietbeoordelingsinstelling doorgehaald. De betrokken instelling waarvan de registerinschrijving is doorgehaald, moet bijgevolg uit de bijlage bij de genoemde uitvoeringsverordening worden verwijderd.

(3)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die door de Europese toezichthoudende autoriteiten (de Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten) aan de Commissie zijn voorgelegd.

(4)

De Europese toezichthoudende autoriteiten hebben open publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële desbetreffende kosten en baten geanalyseerd en het advies ingewonnen van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen, de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 april 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800 van de Commissie van 11 oktober 2016 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de verdeling van kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen over een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën in overeenstemming met Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 275 van 12.10.2016, blz. 19).

(3)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(4)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(5)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


BIJLAGE

BIJLAGE

Verdeling van kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen over een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën

Kredietkwaliteitscategorie

0

1

2

3

4

5

6

AM Best Europe-Rating Services Ltd.

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

aaa

aa+, aa, aa-

a+, a, a-

bbb+, bbb, bbb-

bb+, bb, bb-

b+, b, b-

ccc+, ccc, ccc-, cc, c, rs

Ratingschaal voor langlopende schuld

aaa

aa+, aa, aa-

a+, a, a-

bbb+, bbb, bbb-

bb+, bb, bb-

b+, b, b-

ccc+, ccc, ccc-, cc, c, d

Ratingschaal voor financiële soliditeit

 

A++, A+

A, A-

B++, B+

B, B-

C++, C+

C, C-, D, E, F, S

Ratingschaal voor de korte termijn

 

AMB-1+

AMB-1-

AMB-2, AMB-3

AMB-4

 

 

ARC Ratings S.A.

Ratingschaal voor emittenten van waardepapier op middellange en lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor emissies op middellange en lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor emittenten van kortlopend waardepapier

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Ratingschaal voor emissies op korte termijn

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

ASSEKURATA Assekuranz Rating-Agentur GmbH

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC/C, D

Ratingschaal voor kortlopend bedrijfspapier

 

A++

A

 

B, C, D

 

 

Axesor S.A.

Algemene ratingschaal

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D, E

Banque de France

Algemene ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

 

3++

3+, 3

4+

4, 5+

5, 6

7, 8, 9, P

BCRA — Credit Rating Agency AD

Ratingschaal voor langlopend bankpapier

AAA

AA

A

BBB

BB

B

C, D

Ratingschaal voor verzekeringen op lange termijn

iAAA

iAA

iA

iBBB

iBB

iB

iC, iD

Ratingschaal voor langlopend bedrijfspapier

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor langlopend papier van gemeenten

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor emissies op lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor kortlopend bankpapier

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Ratingschaal voor kortlopend bedrijfspapier

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Ratingschaal voor kortlopend papier van gemeenten

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Ratingschaal voor emissies op korte termijn

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Capital Intelligence

Internationale ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA

AA

A

BBB

BB

B

C, RS, SD, D

Internationale ratingschaal voor emissies op lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Internationale ratingschaal voor emittenten van kortlopend waardepapier

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Internationale ratingschaal voor emissies op korte termijn

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Cerved Rating Agency S.p.A.

Ratingschaal voor langlopend bedrijfspapier

A1.1

A1.2, A1.3

A2.1, A2.2, A3.1

B1.1, B1.2

B2.1, B2.2

C1.1

C1.2, C2.1

Creditreform Ratings AG

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

C, D

CRIF SpA

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, D1, D2

Dagong Europe Credit Rating

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor de korte termijn

 

A-1

 

A-2, A-3

B, C, D

 

 

DBRS Ratings Limited

Ratingschaal voor langetermijnverplichtingen

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor commercial paper en schuld op korte termijn

 

R-1 H, R-1 M

R-1 L

R-2, R-3

R-4, R-5, D

 

 

Ratingschaal voor de capaciteit tot afwikkeling voor schadegevallen

 

IC-1

IC-2

IC-3

IC-4

IC-5

D

Egan-Jones Ratings Co.

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor de korte termijn

 

A-1+

A-1

A-2

A-3, B, C, D

 

 

Euler Hermes Rating GmbH

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, SD, D

European Rating Agency, a.s.

Ratingschaal voor de lange termijn

 

 

AAA, AA, A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor de korte termijn

 

 

S1

S2

S3, S4, NS

 

 

EuroRating Sp. z o.o.

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Fitch France S.A.S., Fitch Deutschland GmbH, Fitch Italia S.p.A., Fitch Polska SA, Fitch Ratings España S.A.U., Fitch Ratings Limited UK, Fitch Ratings CIS Limited

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, RD, D

Ratingschaal voor langlopende financiële bedrijfsverplichtingen

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C

Internationale IFS-ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C

Ratingschaal voor de korte termijn

 

F1+

F1

F2, F3

B, C, RD, D

 

 

IFS-ratingschaal voor de korte termijn

 

F1+

F1

F2, F3

B, C

 

 

GBB-Rating Gesellschaft für Bonitätsbeurteilung mbH

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

 

A, BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

HR Ratings de México, SA de C.V.

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

HR AAA(G)

HR AA(G)

HR A(G)

HR BBB(G)

HR BB(G)

HR B(G)

HR C(G), HR D (G)

Algemene ratingschaal voor de korte termijn

HR+1(G)

HR1(G)

HR2(G)

HR3(G)

HR4(G), HR5(G), HR D(G)

 

 

ICAP Group S.A.

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

 

 

AA, A

BB, B

C, D

E, F

G, H

INC Rating Sp. z.o.o.

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Japan Credit Rating Agency Ltd.

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, LD, D

Ratingschaal voor emissies op lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor emittenten van kortlopend waardepapier

 

J-1+

J-1

J-2

J-3, NJ, LD, D

 

 

Ratingschaal voor emissies op korte termijn

 

J-1+

J-1

J-2

J-3, NJ, D

 

 

Kroll Bond Rating Agency

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor de korte termijn

 

K1+

K1

K2, K3

B, C, D

 

 

modeFinance S.r.l.

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

A1

A2

A3

B1

B2

B3

C1, C2, C3, D

Moody's Investors Service Cyprus Ltd, Moody's France S.A.S., Moody's Deutschland GmbH, Moody's Italia S.r.l., Moody's Investors Service España SA, Moody's Investors Service Ltd.

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

Aaa

Aa

A

Baa

Ba

B

Caa, Ca, C

Ratingschaal voor obligatiefondsen

Aaa-bf

Aa-bf

A-bf

Baa-bf

Ba-bf

B-bf

Caa-bf, Ca-bf, C-bf

Algemene ratingschaal voor de korte termijn

 

P-1

P-2

P-3

NP

 

 

Rating-Agentur Expert RA GmbH

Internationale ratingschaal

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D, E

Internationale ratingschaal van de betrouwbaarheid

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D, E

Scope Ratings AG

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Algemene ratingschaal voor de korte termijn

 

S-1+

S-1

S-2

S-3, S-4

 

 

Spread Research

Internationale ratingschaal voor de lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Standard & Poor's Credit Market Services France S.A.S., Standard & Poor's Credit Market Services Italy S.r.l., Standard & Poor's Credit Market Services Europe Limited

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, R, SD/D

Ratingschaal voor emissies op lange termijn

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor de financiële soliditeit van verzekeraars

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, SD/D, R

Ratingschaal van de kredietwaardigheid van fondsen

AAAf

AAf

Af

BBBf

BBf

Bf

CCCf

Ratingschaal voor midcap-bedrijven

 

 

MM1

MM2

MM3, MM4

MM5, MM6

MM7, MM8, MMD

Ratingschaal voor emittenten van kortlopend waardepapier

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, R, SD/D

 

 

Ratingschaal voor emissies op korte termijn

 

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

The Economist Intelligence Unit Ltd.

Schaal van ratingbanden voor overheidsemittenten

AAA

AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D


25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/634 VAN DE COMMISSIE

van 24 april 2018

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799 met betrekking tot de mappingtabellen waarin de overeenstemming is aangegeven tussen de kredietrisicobeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen en de kredietkwaliteitscategorieën van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 136, lid 1, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799 van de Commissie (2) is de overeenstemming aangegeven tussen de relevante kredietbeoordelingen van een externe kredietbeoordelingsinstelling (hierna „EKBI” genoemd) en de kredietkwaliteitscategorieën die in deel drie, titel II, hoofdstuk 2, afdeling 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn vastgelegd (mapping).

(2)

Sinds de vaststelling van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799 zijn er ratingbureaus bijgekomen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn geregistreerd of gecertificeerd. Voorts is de registerinschrijving doorgehaald van één van de EKBI's waarvoor in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799 een mapping was opgenomen. Daar op grond van artikel 136, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 mappings voor alle EKBI's zijn vereist, is het noodzakelijk Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799 te wijzigen om daarin mappings op te nemen voor de nieuw geregistreerde of gecertificeerde EKBI's, en tevens de mapping te verwijderen voor de EKBI waarvan de registerinschrijving is doorgehaald.

(3)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die gezamenlijk door de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (hierna de „Europese toezichthoudende autoriteiten” genoemd) aan de Commissie zijn voorgelegd.

(4)

De Europese toezichthoudende autoriteiten hebben open publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële desbetreffende kosten en baten geanalyseerd en het advies ingewonnen van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen, de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten en de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6) opgerichte Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799

Bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 april 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1799 van de Commissie van 7 oktober 2016 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de mapping van kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen voor kredietrisico in overeenstemming met artikel 136, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 275 van 12.10.2016, blz. 3).

(3)  Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(5)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(6)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).


BIJLAGE

BIJLAGE III

Mappingtabellen voor de toepassing van artikel 16

Kredietkwaliteitscategorie

1

2

3

4

5

6

AM Best Europe-Rating Services Ltd.

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

aaa, aa+, aa, aa-

a+, a, a-

bbb+, bbb, bbb-

bb+, bb, bb-

b+, b, b-

ccc+, ccc, ccc-, cc, c, rs

Ratingschaal voor langlopende schuld

aaa, aa+, aa, aa-

a+, a, a-

bbb+, bbb, bbb-

bb+, bb, bb-

b+, b, b-

ccc+, ccc, ccc-, cc, c, d

Ratingschaal voor financiële soliditeit

A++, A+

A, A-

B++, B+

B, B-

C++, C+

C, C-, D, E, F, S

Ratingschaal voor de korte termijn

AMB-1+

AMB-1-

AMB-2,

AMB-3

AMB-4

 

 

ARC Ratings S.A.

Ratingschaal voor emittenten van waardepapier op middellange en lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor emissies op middellange en lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor emittenten van kortlopend waardepapier

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Ratingschaal voor emissies op korte termijn

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

ASSEKURATA Assekuranz Rating-Agentur GmbH

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC/C, D

Ratingschaal voor kortlopend bedrijfspapier

A++

A

 

B, C, D

 

 

Axesor SA.

Algemene ratingschaal

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D, E

Banque de France

Algemene ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

3++

3+, 3

4+

4, 5+

5, 6

7, 8, 9, P

BCRA — Credit Rating Agency AD

Ratingschaal voor langlopend bankpapier

AAA, AA

A

BBB

BB

B

C, D

Ratingschaal voor verzekeringen op lange termijn

iAAA, iAA

iA

iBBB

iBB

iB

iC, iD

Ratingschaal voor langlopend bedrijfspapier

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor langlopend papier van gemeenten

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor emissies op lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor kortlopend bankpapier

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Ratingschaal voor kortlopend bedrijfspapier

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Ratingschaal voor kortlopend papier van gemeenten

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Ratingschaal voor emissies op korte termijn

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Capital Intelligence Ltd.

Internationale ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA, AA

A

BBB

BB

B

C, RS, SD, D

Internationale ratingschaal voor emissies op lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Internationale ratingschaal voor emittenten van kortlopend waardepapier

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Internationale ratingschaal voor emissies op korte termijn

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

Cerved Rating Agency S.p.A.

Ratingschaal voor langlopend bedrijfspapier

A1.1, A1.2, A1.3

A2.1, A2.2, A3.1

B1.1, B1.2

B2.1, B2.2

C1.1

C1.2, C2.1

Creditreform Ratings AG

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

C, D

CRIF SpA

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, D1, D2

Dagong Europe Credit Rating

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor de korte termijn

A-1

 

A-2, A-3

B, C, D

 

 

DBRS Ratings Limited

Ratingschaal voor langetermijnverplichtingen

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor commercial paper en schuld op korte termijn

R-1 H, R-1 M

R-1 L

R-2, R-3

R-4, R-5, D

 

 

Ratingschaal voor de capaciteit tot afwikkeling voor schadegevallen

IC-1

IC-2

IC-3

IC-4

IC-5

D

Egan-Jones Ratings Co.

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC,CC, C, D

Ratingschaal voor de korte termijn

A-1+

A-1

A-2

A-3, B, C, D

 

 

Euler Hermes Rating GmbH

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, SD, D

European Rating Agency, a.s.

Ratingschaal voor de lange termijn

 

AAA, AA, A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor de korte termijn

 

S1

S2

S3, S4, NS

 

 

EuroRating Sp. z o.o.

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Fitch Ratings

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, RD, D

Ratingschaal voor langlopende financiële bedrijfsverplichtingen

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C

Internationale IFS-ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C

Ratingschaal voor de korte termijn

F1+

F1

F2, F3

B, C, RD, D

 

 

IFS-ratingschaal voor de korte termijn

F1+

F1

F2, F3

B, C

 

 

GBB-Rating Gesellschaft für Bonitäts-beurteilung mbH

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

 

A, BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

HR Ratings de México, SA de C.V.

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

HR AAA(G)/HR AA(G)

HR A(G)

HR BBB(G)

HR BB(G)

HR B(G)

HR C(G)/HR D(G)

Algemene ratingschaal voor de korte termijn

HR+1(G)/HR1(G)

HR2(G)

HR3(G)

HR4(G), HR5(G), HR D(G)

 

 

ICAP Group S.A.

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

 

AA, A

BB, B

C, D

E, F

G, H

INC Rating Sp. z o.o.

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC,CC, C, D

Japan Credit Rating Agency Ltd.

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, LD, D

Ratingschaal voor emissies op lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor emittenten van kortlopend waardepapier

J-1+

J-1

J-2

J-3, NJ, LD, D

 

 

Ratingschaal voor emissies op korte termijn

J-1+

J-1

J-2

J-3, NJ, D

 

 

Kroll Bond Rating Agency

Ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor de korte termijn

K1+

K1

K2, K3

B, C, D

 

 

modeFinance S.r.l.

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

A1, A2

A3

B1

B2

B3

C1, C2, C3, D

Moody's Investors Service

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

Aaa, Aa

A

Baa

Ba

B

Caa, Ca, C

Ratingschaal voor obligatiefondsen

Aaa-bf, Aa-bf

A-bf

Baa-bf

Ba-bf

B-bf

Caa-bf, Ca-bf, C-bf

Algemene ratingschaal voor de korte termijn

P-1

P-2

P-3

NP

 

 

Rating-Agentur Expert RA GmbH

Internationale ratingschaal

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC,CC, C, D, E

Internationale ratingschaal van de betrouwbaarheid

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC,CC, C, D, E

Scope Ratings AG

Algemene ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC,C, D

Algemene ratingschaal voor de korte termijn

S-1+

S-1

S-2

S-3, S-4

 

 

Spread Research

Internationale ratingschaal voor de lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Standard & Poor's Ratings Services

Ratingschaal voor emittenten van langlopend waardepapier

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, R, SD/D

Ratingschaal voor emissies op lange termijn

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D

Ratingschaal voor de financiële soliditeit van verzekeraars

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, SD/D, R

Ratingschaal van de kredietwaardigheid van fondsen

AAAf, AAf

Af

BBBf

BBf

Bf

CCCf

Ratingschaal voor midcap-bedrijven

 

MM1

MM2

MM3, MM4

MM5, MM6

MM7, MM8, MMD

Ratingschaal voor emittenten van kortlopend waardepapier

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, R, SD/D

 

 

Ratingschaal voor emissies op korte termijn

A-1+

A-1

A-2, A-3

B, C, D

 

 

The Economist Intelligence Unit Ltd.

Schaal van ratingbanden voor overheidsemittenten

AAA, AA

A

BBB

BB

B

CCC, CC, C, D


BESLUITEN

25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/21


BESLUIT (EU) 2018/635 VAN DE RAAD

van 17 april 2018

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot een wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 50 en 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan bijlage XXII (Vennootschapsrecht) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

(3)

Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(5)

Met het oog op de goede werking van de EER-overeenkomst moet Protocol 37 bij de EER-overeenkomst worden uitgebreid om het bij Verordening (EU) nr. 537/2014 opgerichte comité van Europese audittoezichthouders (Committee of European Auditing Oversight Bodies) erin op te nemen en moet bijlage XXII bij de EER-overeenkomst worden gewijzigd teneinde de procedures voor toetreding tot dit comité nader te omschrijven.

(6)

Bijlage XII en Protocol 37 bij de EER-overeenkomst moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Het door de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 17 april 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ZAHARIEVA


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(3)  Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van entiteiten van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 77).

(4)  Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 196).


ONTWERP

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. …

van …

tot wijziging van BIJLAGE XXII (Vennootschapsrecht) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (1), zoals gerectificeerd in PB L 170 van 11.6.2014, blz. 66, moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(2)

Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (2) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Met het oog op de goede werking van de EER-overeenkomst moet Protocol 37 bij de EER-overeenkomst worden uitgebreid om het bij Verordening (EU) nr. 537/2014 opgerichte comité van Europese audittoezichthouders (Committee of European Auditing Oversight Bodies - CEAOB) erin op te nemen en moet bijlage XXII bij de EER-overeenkomst worden gewijzigd teneinde de procedures voor deelname aan dit comité nader te omschrijven.

(4)

Bijlage XXII en Protocol 37 bij de EER-overeenkomst moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XXII bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

In punt 10f (Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende toegevoegd:

“—

32014 L 0056: Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 196).

De bepalingen van de richtlijn worden, voor de toepassing van deze overeenkomst, als volgt gelezen:

In artikel 30 quater, lid 3, zijn de woorden “als neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie” niet van toepassing ten aanzien van de EVA-staten.”

2.

Na punt 10i (Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende ingevoegd:

“10j.

32014 R 0537: Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van entiteiten van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 77), zoals gerectificeerd in PB L 170 van 11.6.2014, blz. 66.

Procedures voor deelname van de EVA-landen overeenkomstig artikel 101 van de Overeenkomst:

 

De in artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG bedoelde bevoegde autoriteiten hebben het recht ten volle deel te nemen aan de werkzaamheden van het comité van Europese audittoezichthouders (CEAOB), onder dezelfde voorwaarden als de bevoegde autoriteiten van de EU-lidstaten, maar zonder stemrecht. Leden van de EVA-staten komen niet in aanmerking voor het voorzitterschap van het CEAOB, overeenkomstig artikel 30, lid 6.

 

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

a)

De woorden “de nationale wetgeving of de Uniewetgeving” worden vervangen door de woorden “de nationale wetgeving of de EER-overeenkomst” en de woorden “het Unierecht of nationaal recht” worden vervangen door de woorden “de EER-overeenkomst of nationaal recht”.

b)

In artikel 41, wat betreft de EVA-staten:

i)

worden de woorden “17 juni 2020” vervangen door “zes jaar na de datum van de inwerkingtreding van Besluit nr. …/… van het Gemengd Comité van de EER [onderhavig besluit]”;

ii)

worden de woorden “17 juni 2023” vervangen door “negen jaar na de datum van de inwerkingtreding van Besluit nr. …/… van het Gemengd Comité van de EER [onderhavig besluit]”;

iii)

worden de woorden “16 juni 2014” vervangen door “de datum van de inwerkingtreding van Besluit nr. …/… van het Gemengd Comité van de EER [onderhavig besluit]”;

iv)

worden de woorden “17 juni 2016” vervangen door “twee jaar na de datum van de inwerkingtreding van Besluit nr. …/… van het Gemengd Comité van de EER [onderhavig besluit]”.

c)

In artikel 44, wat betreft de EVA-staten, worden de woorden “17 juni 2017” vervangen door “één jaar na de datum van de inwerkingtreding van Besluit nr. …/… van het Gemengd Comité van de EER [onderhavig besluit]”.”

Artikel 2

Aan Protocol 37 bij de EER-overeenkomst wordt het volgende punt toegevoegd:

“40.

Het comité van Europese audittoezichthouders (CEAOB) (Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad).”

Artikel 3

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) nr. 537/2014, zoals gerectificeerd in PB L 170 van 11.6.2014, blz. 66, en van Richtlijn 2014/56/EU zijn authentiek.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden (*1).

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, …

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L 158 van 27.5.2014, blz. 77.

(2)  PB L 158 van 27.5.2014, blz. 196.

(*1)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/25


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/636 VAN DE COMMISSIE

van 17 april 2018

betreffende de identificatie van dicyclohexylftalaat (DCHP) als zeer zorgwekkende stof overeenkomstig artikel 57, onder c) en f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 2167)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 59, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 17 februari 2016 heeft Zweden overeenkomstig artikel 59, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 een dossier overeenkomstig bijlage XV bij die Verordening (hierna „bijlage XV-dossier” genoemd) ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna „het Agentschap” genoemd) met het oog op de identificatie van dicyclohexylftalaat (DCHP) (EG-nr. 201-545-9, CAS-nr. 84-61-7) als zeer zorgwekkende stof overeenkomstig artikel 57, onder c) en f), van die verordening, respectievelijk wegens de indeling ervan als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) en wegens de hormoonontregelende eigenschappen ervan, ten aanzien waarvan wetenschappelijke aanwijzingen zijn gevonden voor waarschijnlijke ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens of voor het milieu die even zorgwekkend zijn als die van andere stoffen die in artikel 57, onder a) tot en met e), zijn vermeld.

(2)

Op 9 juni 2016 heeft het Comité lidstaten van het Agentschap (MSC) een advies (3) over het bijlage XV-dossier uitgebracht. Voordat het MSC zijn advies uitbracht, had Zweden zijn voorstel om DCHP overeenkomstig artikel 57, onder f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 in te delen wegens de hormoonontregelende eigenschappen ervan, ten aanzien waarvan wetenschappelijke aanwijzingen zijn gevonden voor waarschijnlijke ernstige gevolgen voor het milieu, ingetrokken met het oog op de verdere uitwerking van de in het dossier opgenomen motiveringen.

(3)

Het MSC heeft unanieme overeenstemming bereikt over de identificatie van DCHP als zeer zorgwekkende stof omdat de stof voldoet aan de criteria van artikel 57, onder c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

(4)

Het MSC heeft unaniem erkend dat ten aanzien van DCHP wetenschappelijke aanwijzingen zijn gevonden voor de endocriene werking ervan en voor het verband tussen die werking en de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens; daarnaast heeft het unaniem erkend dat de stof kan worden beschouwd als hormoonontregelaar met betrekking tot de gezondheid van de mens, aangezien zij voldoet aan de definitie van hormoonontregelaar volgens de WHO/IPCS.

(5)

Het MSC heeft echter geen unanieme overeenstemming bereikt over de identificatie overeenkomstig artikel 57, onder f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van DCHP als stof waarvan de gevolgen, wegens hormoonontregelende eigenschappen met betrekking tot de gezondheid van de mens, even zorgwekkend zijn als die van andere stoffen die in artikel 57, onder a), b) en c), zijn vermeld. Volgens vijf leden van het MSC waren de in het bijlage XV-dossier bedoelde effecten voor de gezondheid van de mens dezelfde effecten, veroorzaakt door dezelfde werking, als de effecten die reeds in aanmerking werden genomen in het dossier voor de identificatie van de stof als zeer zorgwekkende stof overeenkomstig artikel 57, onder c), wegens schadelijke effecten op de ontwikkeling.

(6)

Op 22 juni 2016 heeft het Agentschap overeenkomstig artikel 59, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 de Commissie in kennis gesteld van het advies van het MSC met het oog op het nemen van een besluit betreffende de identificatie van DCHP op grond van artikel 57, onder f), van die verordening.

(7)

De Commissie neemt nota van de unanieme overeenstemming in het MSC over het feit dat DCHP hormoonontregelende eigenschappen heeft en dat de door deze werking veroorzaakte schadelijke effecten dezelfde zijn als de effecten die hebben geleid tot de indeling ervan als giftig voor de voortplanting en tot het voorstel tot identificatie ervan als zeer zorgwekkende stof overeenkomstig artikel 57, onder c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De Commissie neemt ook nota van het feit dat de meerderheid van de leden van het MSC van oordeel is dat deze gevolgen even zorgwekkend zijn als die van de in artikel 57, onder a) tot en met e), bedoelde stoffen.

(8)

De Commissie merkt op dat artikel 57 niet uitsluit dat een stof meermaals, en op grond van dezelfde wetenschappelijke aanwijzingen, als zeer zorgwekkende stof kan worden geïdentificeerd op basis van meerdere intrinsieke eigenschappen met dezelfde gevolgen voor de gezondheid van de mens. Deze aanpak is ook gevolgd bij de identificatie van bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP), dibutylftalaat (DBP), benzylbutylftalaat (bbp) en diisobutylftalaat (DIBP) overeenkomstig artikel 57, onder f), van de REACH-verordening (4).

(9)

DCHP moet daarom als zeer zorgwekkende stof worden geïdentificeerd overeenkomstig artikel 57, onder c), aangezien de stof voldoet aan de criteria voor indeling krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 als giftig voor de voortplanting (categorie 1B), en overeenkomstig artikel 57, onder f), wegens de hormoonontregelende eigenschappen ervan met waarschijnlijke ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens.

(10)

Met dit besluit wordt niet vooruitgelopen op het resultaat van de lopende werkzaamheden in verband met de vaststelling van criteria voor de indeling van hormoonontregelende stoffen overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

1.   Dicyclohexylftalaat (DCHP) (EG-nr. 201-545-9, CAS-nr. 84-61-7) wordt geïdentificeerd overeenkomstig artikel 57, onder c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wegens de indeling ervan als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008, en overeenkomstig artikel 57, onder f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, wegens de hormoonontregelende eigenschappen ervan met waarschijnlijke ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens.

2.   De stof wordt in de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde lijst van stoffen die in aanmerking komen („kandidaatslijst”) opgenomen met onder „Reden voor opname” de volgende vermelding: „Giftig voor de voortplanting (artikel 57, onder c)); hormoonontregelende eigenschappen (artikel 57, onder f) — gezondheid van de mens)”.

Dit besluit is gericht tot het Europees Agentschap voor chemische stoffen.

Gedaan te Brussel, 17 april 2018.

Voor de Commissie

Elżbieta BIEŃKOWSKA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  https://echa.europa.eu/documents/10162/a0ed7099-d284-45e4-87ae-9984c71024c8

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1210 van de Commissie van 4 juli 2017 betreffende de indeling van bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP), dibutylftalaat (DBP), benzylbutylftalaat (bbp) en diisobutylftalaat (DIBP) als zeer zorgwekkende stof overeenkomstig artikel 57, onder f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 6.7.2017, blz. 35).

(5)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).


25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/27


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/637 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2018

tot wijziging van Beschikking 2009/766/EG betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap wat betreft relevante technische voorwaarden voor het internet der dingen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 2261)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking) (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het doelmatige gebruik van de 900 MHz- en 1 800 MHz-banden is door de lidstaten geëvalueerd om daarin ook andere technologieën toe te laten, waarbij de technische compatibiliteit met het gsm-systeem en andere draadlozebreedbandsystemen met passende middelen wordt gewaarborgd overeenkomstig Richtlijn 87/372/EEG van de Raad (2).

(2)

Met het internet der dingen (Internet of Things — IoT) wordt in het algemeen gedoeld op de verbinding via het internet tussen apparaten die zijn ingebouwd in alledaagse voorwerpen, waarmee deze voorwerpen gegevens kunnen uitwisselen. Draadloos IoT kan ook tot stand worden gebracht door middel van elektronischecommunicatiediensten op basis van cellulaire technologieën, die doorgaans gebruikmaken van vergunningsplichtige spectrumbanden. De draadloze IoT-toepassingen worden gebruikt in een groot aantal industriële sectoren, zoals de energie- of automobielsector, en zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van spectrum.

(3)

In de routekaart inzake spectrum voor het IoT (3) neemt de bij Besluit 2002/622/EG van de Commissie (4) opgerichte Beleidsgroep radiospectrum het standpunt in dat voor elektronischecommunicatiediensten bestemde frequentiebanden (mobiele netwerken) kunnen worden gebruikt voor nieuwe IoT-toepassingen en -diensten. De op EU-niveau geharmoniseerde frequentiebanden die door mobiele netwerken worden gebruikt voor de levering van terrestrische draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie, kunnen daarom een belangrijk hulpmiddel vormen voor draadloos IoT. De Beleidsgroep radiospectrum heeft geconcludeerd dat er in de geharmoniseerde technische voorwaarden voor het gebruik van deze banden rekening moet worden gehouden met de vereisten voor draadloos IoT in overeenstemming met het beginsel van technologische neutraliteit.

(4)

Op 14 juli 2017 heeft de Commissie de Europese Conferentie van de administraties van posterijen en van telecommunicatie (CEPT) overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de radiospectrumbeschikking een mandaat gegeven om de geharmoniseerde technische voorwaarden voor het gebruik van de 900 MHz- en 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie te herzien met het oog op het gebruik ervan door het internet der dingen. In dit mandaat werd in het bijzonder opgemerkt dat het overeenkomstig verslag 266 van het Comité voor elektronische communicatie van de CEPT niet nodig is om de technische voorwaarden aan te passen op basis van de „frequency division duplex”-modus en de minst beperkende technische voorwaarden („block edge masks”) in een andere op EU-niveau geharmoniseerde frequentieband om het gebruik door het IoT mogelijk te maken.

(5)

Op basis van dit mandaat heeft de CEPT op 13 maart 2018 verslag 66 (hierna „het CEPT-verslag” genoemd) voorgelegd aan de Commissie, waarin melding wordt gemaakt van de volgende draadloze IoT-technologieën met betrekking tot mobiele (cellulaire) breedbandcommunicatiesystemen, die onlangs zijn omschreven door het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI) (5): „Extended Coverage GSM IoT” (uitgebreid bereik van het gsm-systeem voor het internet der dingen — EC-GSM-IoT), „LTE Machine Type Communications” (communicatie tussen machines in het LTE-systeem — LTE-MTC), „LTE evolved Machine Type Communications” (geëvolueerde communicatie tussen machines in het LTE-systeem — LTE-eMTC) en „Narrowband IoT” (smalband voor het internet der dingen — NB-IoT). In het CEPT-verslag worden geen relevante draadloze IoT-technologieën met betrekking tot UMTS-systemen vermeld.

(6)

De bovengenoemde cellulaire IoT-technologieën kunnen worden gebruikt in drie modi: a) onafhankelijk van de levering van draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie („standalone”); b) door beschikbaarstelling van een deel van de middelen binnen een frequentieblok dat wordt gebruikt voor de levering van draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie („in-band”), of c) aan de zijkant van een frequentieblok dat wordt gebruikt voor de levering van draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie („scheidingsband”).

(7)

Volgens het CEPT-verslag vormt EC-GSM-IoT een integraal onderdeel van het gsm-systeem overeenkomstig Richtlijn 87/372/EEG. Het heeft intrinsiek de spectrumkenmerken van het gsm-systeem en kan in-band of standalone worden gebruikt. Bijgevolg voldoet EC-GSM-IoT aan de technische voorwaarden die gelden voor een gsm-systeem, zonder dat deze voorwaarden behoeven te worden gewijzigd.

(8)

Wat LTE-MTC en LTE-eMTC betreft, wordt in het CEPT-verslag benadrukt dat deze twee technologieën alleen in-band worden gebruikt, waarbij de vereisten voor de zender even streng of strenger zijn dan de vereisten voor een LTE-systeem. Bijgevolg voldoen zowel LTE-MTC als LTE-eMTC aan de technische voorwaarden die gelden voor een LTE-systeem, zonder dat deze voorwaarden behoeven te worden gewijzigd.

(9)

Wat NB-IoT betreft, wordt in het CEPT-verslag geconcludeerd dat het in alle drie gebruiksmodi, namelijk in-band, standalone en scheidingsband, kan worden gebruikt. In het verslag wordt aanbevolen om de technische voorwaarden voor het gebruik van de 900 MHz- en 1 800 MHz-banden aan te passen op het gebied van de gebruiksmodi zelfstandig en scheidingband.

(10)

Het ETSI heeft geharmoniseerde normen vastgesteld om het vermoeden van overeenstemming met artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) (radioapparatuurrichtlijn) te vestigen met het oog op de integratie van draadloze IoT-technologieën in de drie gebruiksmodi.

(11)

In het CEPT-verslag wordt geen melding gemaakt van onbeheersbare grensoverschrijdende coördinatieproblemen tussen de lidstaten die kunnen voortvloeien uit de invoering van de bovengenoemde draadloze IoT-technologieën in de 900 MHz- en 1 800 MHz-frequentiebanden.

(12)

Gezien de toenemende vraag van de markt naar draadloze IoT-toepassingen, moeten de resultaten van de werkzaamheden die in het kader van het aan de CEPT verleende mandaat zijn verricht onverwijld worden opgenomen in het recht van de Unie, op voorwaarde dat het gebruik van cellulaire IoT-toepassingen in de 900 MHz- en 1 800 MHz-frequentiebanden voldoende bescherming biedt aan de bestaande systemen in de aangrenzende banden.

(13)

Beschikking 2009/766/EG van de Commissie (7), waarin wordt verwezen naar de soorten terrestrische systemen die gebruik mogen maken van de 900 MHz- en 1 800 MHz-band, moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Radiospectrumcomité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2009/766/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt punt a) vervangen door:

„a)   „gsm-systeem”: een elektronischecommunicatienetwerk zoals omschreven in de ETSI-normen, met name EN 301 502, EN 301 511 en EN 301 908-18, met inbegrip van Extended Coverage GSM IoT (EC-GSM-IoT);”.

2)

In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De 1 800 MHz-band wordt aangewezen en beschikbaar gesteld voor:

a)

gsm-systemen, met uitzondering van EC-GSM-IoT, vóór 9 november 2009;

b)

EC-GSM-IoT, vóór 30 september 2018.”.

3)

Het volgende artikel 4 bis wordt toegevoegd:

„Artikel 4 bis

De 900 MHz-band wordt vóór 30 september 2018 aangewezen en beschikbaar gesteld voor EC-GSM-IoT.”.

4)

De bijlage bij Beschikking 2009/766/EG wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 april 2018.

Voor de Commissie

Mariya GABRIEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.

(2)  Richtlijn 87/372/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de voor een gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap beschikbaar te stellen frequentiebanden (PB L 196 van 17.7.1987, blz. 85).

(3)  Document RSPG17-006 final van 9 november 2016.

(4)  Besluit 2002/622/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot oprichting van een Beleidsgroep radiospectrum (PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49).

(5)  Komt overeen met de normen tot en met 3GPP Release 13.

(6)  Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62).

(7)  Beschikking 2009/766/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PB L 274 van 20.10.2009, blz. 32).


BIJLAGE

BIJLAGE

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3 EN ARTIKEL 4, LID 2, BEDOELDE TERRESTRISCHE SYSTEMEN

De volgende technische parameters zijn van toepassing als fundamenteel element van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om, gezien het ontbreken van bilaterale of multilaterale overeenkomsten, te kunnen zorgen voor het naast elkaar bestaan van aangrenzende netwerken zonder hiermee afbreuk te doen aan minder strenge technische parameters die eventueel tussen exploitanten van dergelijke netwerken zijn overeengekomen.

Systemen

Technische parameters

Toepassingstermijnen

UMTS, zoals omschreven in de ETSI-normen, met name EN 301 908-1, EN 301 908-2, EN 301 908-3 en EN 301 908-11

1.

Een draaggolfscheiding van 5 MHz of meer tussen twee aangrenzende UMTS-netwerken.

2.

Een draaggolfscheiding van 2,8 MHz of meer tussen een aangrenzend UMTS-netwerk en een GSM-netwerk.

9 mei 2010

LTE (1), zoals omschreven in de ETSI-normen, met name EN 301 908-1, EN 301 908-13, EN 301 908-14, EN 301 908-15 en EN 301 908-18

1.

Een frequentiescheiding van 200 kHz of meer tussen de LTE-kanaalgrens en de kanaalgrens van de gsm-draaggolf tussen een aangrenzend LTE-netwerk en een gsm-netwerk.

2.

Geen frequentiescheiding tussen de LTE-kanaalgrens en de kanaalgrens van de UMTS-draaggolf tussen een aangrenzend LTE-netwerk en een UMTS-netwerk.

3.

Geen frequentiescheiding tussen LTE-kanaalgrenzen tussen twee aangrenzende LTE-netwerken.

31 december 2011, maar voor LTE-MTC en LTE-eMTC geldt 30 september 2018 als termijn

WiMAX, zoals omschreven in de ETSI-normen, met name EN 301 908-1, EN 301 908-21 en EN 301 908-22

1.

Een frequentiescheiding van 200 kHz of meer tussen de WiMAX-kanaalgrens en de kanaalgrens van de gsm-draaggolf tussen een aangrenzend WiMAX-netwerk en een gsm-netwerk.

2.

Geen frequentiescheiding tussen de WiMAX-kanaalgrens en de kanaalgrens van de UMTS-draaggolf tussen een aangrenzend WiMAX-netwerk en een UMTS-netwerk.

3.

Geen frequentiescheiding tussen WiMAX-kanaalgrenzen tussen twee aangrenzende WiMAX-netwerken.

31 december 2011

Smalband IoT (NB-IoT), zoals omschreven in de ETSI-normen, met name EN 301 908-1, EN 301 908-13, EN 301 908-14, EN 301 908-15 en EN 301 908-18

1.

Standalone modus:

een frequentiescheiding van 200 kHz of meer tussen de NB-IoT-kanaalgrens van een netwerk in standalone modus en de UMTS/LTE-kanaalgrens van het aangrenzende netwerk;

een frequentiescheiding van 200 kHz of meer tussen de NB-IoT-kanaalgrens van een netwerk in standalone modus en de GSM-kanaalgrens van het aangrenzende netwerk.

2.

In-bandmodus: dezelfde parameters als voor LTE zijn van toepassing.

3.

Scheidingsbandmodus: een frequentiescheiding van 200 kHz of meer tussen de NB-IoT-kanaalgrens en de blokrand van de exploitant, rekening houdend met de bestaande scheidingsbanden tussen de blokranden van de exploitanten of de rand van de geëxploiteerde band (die aan andere diensten grenst).

30 september 2018


(1)  Met inbegrip van communicatie tussen machines in het LTE-systeem (LTE-MTC) en geëvolueerde communicatie tussen machines in het LTE-systeem (LTE-eMTC), die worden gebruikt onder dezelfde technische voorwaarden als LTE.


25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/31


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/638 VAN DE COMMISSIE

van 23 april 2018

tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Spodoptera frugiperda (Smith) te voorkomen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 2291)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3, derde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Spodoptera frugiperda (Smith) (hierna „het nader omschreven organisme” genoemd) is in bijlage I, deel A, rubriek I, onder a), punt 22, van Richtlijn 2000/29/EG opgenomen als een schadelijk organisme dat voor zover bekend niet in de Unie voorkomt.

(2)

In bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 27.2, van Richtlijn 2000/29/EG zijn specifieke maatregelen vastgelegd om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het nader omschreven organisme te voorkomen. Die maatregelen bestaan uit bijzondere eisen voor het binnenbrengen in de Unie van planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit. Ex Ait., die als waardplanten voor het schadelijke organisme kunnen fungeren.

(3)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een wetenschappelijk advies uitgebracht over de indeling van het nader omschreven organisme, dat op 28 juni 2017 is goedgekeurd (2). Bovendien hebben lidstaten gegevens betreffende de onderschepping van dat organisme op bulkgoederen ingediend.

(4)

Gezien het recente binnenbrengen en de recente verspreiding van het nader omschreven organisme in Afrika, de verspreiding ervan in Noord- en Zuid-Amerika en de door lidstaten ingediende onderscheppingsgegevens moeten voor bepaalde andere waardplanten van het nader omschreven organisme van oorsprong uit Afrika of Noord- en Zuid-Amerika (hierna „de nader omschreven planten” genoemd) bij het binnenbrengen in de Unie specifieke maatregelen gelden.

(5)

Die specifieke maatregelen moeten ervoor zorgen dat het nader omschreven organisme tijdig op het grondgebied van de Unie wordt opgespoord, dat er eisen worden gesteld voor het binnenbrengen van de nader omschreven planten, waaronder een fytosanitair certificaat, en dat bij het binnenbrengen van die planten in de Unie officiële controles worden uitgevoerd. De lidstaten moeten jaarlijks onderzoek uitvoeren naar de aanwezigheid van het nader omschreven organisme op hun grondgebied en moeten ervoor zorgen dat professionele marktdeelnemers worden geïnformeerd over de mogelijke aanwezigheid ervan en de te nemen maatregelen.

(6)

Die maatregelen zijn noodzakelijk om het grondgebied van de Unie beter te beschermen tegen de binnenkomst, vestiging en verspreiding van het nader omschreven organisme.

(7)

Om de bevoegde officiële instanties en de professionele exploitanten de gelegenheid te bieden zich aan die nieuwe eisen aan te passen, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf 1 juni 2018.

(8)

Dit moet een tijdelijk besluit zijn dat tot en met 31 mei 2020 van toepassing is, om herziening ervan voor die datum mogelijk te maken.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

a)   „nader omschreven organisme”: Spodoptera frugiperda (Smith);

b)   „nader omschreven planten”: vruchten van Capsicum L., Momordica L., Solanum aethiopicum L., Solanum macrocarpon L. en Solanum melongena L., en planten, met uitzondering van levende pollen, plantenweefselcultures, zaden en granen, van Zea mays L. van oorsprong uit Afrika of Noord- en Zuid-Amerika;

c)   „productielocatie”: een omschreven gedeelte van een plaats van productie dat om fytosanitaire redenen als een aparte eenheid wordt beheerd. „Plaats van productie”: een terrein dat of een verzameling percelen die als één enkele productie- of bedrijfseenheid wordt geëxploiteerd.

Artikel 2

Opsporing of vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven organisme

1.   De lidstaten waarborgen dat wanneer een persoon de aanwezigheid van het nader omschreven organisme op zijn grondgebied vaststelt of vermoedt, hij de bevoegde officiële instantie hiervan onmiddellijk op de hoogte stelt en haar alle relevante informatie over de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven organisme verstrekt.

2.   De bevoegde officiële instantie registreert deze informatie onmiddellijk.

3.   Wanneer de bevoegde officiële instantie op de hoogte is gesteld van de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven organisme, neemt zij alle noodzakelijke maatregelen om die aanwezigheid of vermoedelijke aanwezigheid te bevestigen.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat eenieder die verantwoordelijk is voor planten die mogelijk door het nader omschreven organisme zijn aangetast, onmiddellijk op de hoogte wordt gebracht van de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven organisme en wordt voorgelicht over de mogelijke gevolgen en risico's, alsook de te nemen maatregelen.

Artikel 3

Eisen voor het binnenbrengen in de Unie van de nader omschreven planten

De nader omschreven planten mogen uitsluitend in de Unie worden binnengebracht indien aan de volgende eisen is voldaan:

a)

zij gaan vergezeld van een fytosanitair certificaat als bedoeld in artikel 13, lid 1, punt ii), van Richtlijn 2000/29/EG;

b)

zij voldoen aan artikel 4, punt a), b), c), d) of e), van dit besluit. In de rubriek „Aanvullende verklaring” van het fytosanitair certificaat wordt aangegeven welk punt van toepassing is. Wanneer artikel 4, onder c) en d), van toepassing is, wordt op het fytosanitair certificaat ook de onder c), iv), bedoelde informatie vermeld die de traceerbaarheid waarborgt;

c)

bij binnenkomst in de Unie worden zij door de bevoegde officiële instantie overeenkomstig artikel 5 van dit besluit gecontroleerd en daarbij mag de aanwezigheid van het nader omschreven organisme niet worden geconstateerd.

Artikel 4

Oorsprong van de nader omschreven planten

De nader omschreven planten voldoen aan de eisen in een van de volgende punten:

a)

zij zijn van oorsprong uit een derde land waar het nader omschreven organisme voor zover bekend niet voorkomt;

b)

zij zijn van oorsprong uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige organisatie overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van het nader omschreven organisme; de naam van dat gebied wordt in de rubriek „plaats van oorsprong” van het fytosanitair certificaat vermeld;

c)

zij zijn van oorsprong uit andere gebieden dan de onder a) of b) vermelde en voldoen aan de volgende voorwaarden:

i)

de nader omschreven planten zijn op een productielocatie geproduceerd die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige organisatie van het land van oorsprong;

ii)

gedurende drie maanden vóór uitvoer zijn op de productielocatie officiële controles uitgevoerd en is geen aanwezigheid van het nader omschreven organisme op de nader omschreven planten geconstateerd;

iii)

de nader omschreven planten zijn vóór uitvoer officieel gecontroleerd en vrij van het nader omschreven organisme bevonden;

iv)

tijdens de verplaatsing van de nader omschreven planten vóór uitvoer is voor informatie gezorgd die de traceerbaarheid ervan naar de productielocatie waarborgt;

v)

de nader omschreven planten zijn op een productielocatie geproduceerd die volledig fysiek beschermd is tegen het binnenbrengen van het nader omschreven organisme;

d)

zij zijn van oorsprong uit andere gebieden dan de onder a) of b) vermelde, voldoen aan punt c), i) tot en met iv), en hebben een doeltreffende behandeling ondergaan om te waarborgen dat zij vrij zijn van het nader omschreven organisme;

e)

zij zijn van oorsprong uit andere gebieden dan de onder a) of b) vermelde, zij hebben na de oogst een doeltreffende behandeling ondergaan om te waarborgen dat zij vrij zijn van het nader omschreven organisme, en deze behandeling is op het fytosanitair certificaat vermeld.

Artikel 5

Officiële controles bij het binnenbrengen in de Unie

1.   Alle zendingen van de nader omschreven planten die in de Unie worden binnengebracht, worden op de plaats van binnenkomst in de Unie of op de plaats van bestemming als vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie (3) officieel gecontroleerd.

2.   De bevoegde officiële instantie voert de volgende controles uit:

a)

een visuele inspectie

en,

b)

indien de aanwezigheid van het nader omschreven organisme wordt vermoed, bemonstering en identificatie van het gevonden organisme.

Artikel 6

Inspecties van het grondgebied van de lidstaten op het nader omschreven organisme

1.   De lidstaten voeren op hun grondgebied jaarlijks onderzoek uit naar de aanwezigheid van het nader omschreven organisme op waardplanten.

2.   Deze onderzoeken worden uitgevoerd door de bevoegde officiële instantie of onder officieel toezicht van de bevoegde officiële instantie. Zij bestaan ten minste uit het gebruik van passende vallen, zoals feromoon- of lichtvallen, en, indien het vermoeden bestaat dat er sprake is van aantasting door het nader omschreven organisme, bemonstering en identificatie. De onderzoeken zijn gebaseerd op deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen en worden uitgevoerd op de juiste tijdstippen van het jaar om het nader omschreven organisme op te kunnen sporen.

3.   Elke lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 30 april van elk jaar in kennis van de resultaten van de in het voorgaande kalenderjaar uitgevoerde onderzoeken.

Artikel 7

Datum van toepassing

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 juni 2018.

Artikel 8

Datum van verstrijken

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 mei 2020.

Artikel 9

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 april 2018.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  EFSA Journal (2017);15(7):4927.

(3)  Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles (PB L 313 van 12.10.2004, blz. 16).


Rectificaties

25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/35


Rectificatie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten ondertekend te Brussel op 4 oktober 2010

( Publicatieblad van de Europese Unie L 288 van 5 november 2010 )

1.

Bijlage 1, „Lijst van de overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in artikel 1 van deze overeenkomst”, onder a), de vermelding betreffende de overeenkomst met Polen:

in plaats van:

„—

Luchtvervoersovereenkomst tussen de regering van de Volksrepubliek Polen en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam, gedaan te Warschau op 11 september 1976, hierna de „overeenkomst tussen Vietnam en Polen” genoemd in bijlage 2;”,

lezen:

„—

Luchtvervoersovereenkomst tussen de regering van de Poolse Volksrepubliek en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam, gedaan te Warschau op 11 september 1976, hierna de „overeenkomst tussen Vietnam en Polen” genoemd in bijlage 2.”.

2.

Bijlage 2, „Lijst van de artikelen van de in bijlage 1 vermelde overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in de artikelen 2 tot en met 4 van onderhavige overeenkomst”, onder c), de vermelding betreffende de overeenkomst met Nederland:

in plaats van:

„—

Artikel 14 van de overeenkomst tussen Vietnam en Nederland;”,

lezen:

„—

Artikel 14 bis van de overeenkomst tussen Vietnam en Nederland;”.


25.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/35


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 138 van 26 mei 2016 )

Bladzijde 61, artikel 11, lid 1, eerste zin:

in plaats van:

„1.   Wanneer een lidstaat vaststelt dat een van de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik voorzien interoperabiliteitsonderdeel dat in de handel wordt gebracht en wordt gebruikt overeenkomstig zijn bestemming, de naleving van de essentiële eisen in het gedrang dreigt te brengen, ….”,

lezen:

„1.   Wanneer een lidstaat vaststelt dat een van de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik voorzien interoperabiliteitsonderdeel dat in de handel is gebracht en wordt gebruikt overeenkomstig zijn bestemming, de naleving van de essentiële eisen in het gedrang dreigt te brengen, ….”.