In een echte Europese rechtsruimte moeten particulieren en ondernemingen hun rechten ten volle kunnen uitoefenen. Hoofddoel van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken is een nauwere samenwerking tussen de overheden van de EU-landen, zodat alle hinderpalen verdwijnen die het gevolg zijn van onverenigbaarheid tussen de verschillende rechts- en bestuurssystemen (wederzijdse erkenning en uitvoering van rechterlijke beslissingen, toegang tot de rechter en harmonisatie van de nationale wetgevingen).
In 1993 bevatte titel VI van het Verdrag van Maastricht (EU-Verdrag) de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. Het Verdrag van Amsterdam heeft deze samenwerking overgebracht naar titel IV van het EG-Verdrag (artikel 65), waardoor zij „gecommunautariseerd” werd en in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid werd opgenomen.
De Europese Raad van Tampere (oktober 1999) heeft van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen de hoeksteen gemaakt van de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken in de EU.
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in december 2009 is de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, net als alle andere onderdelen van de ruime van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, overgebracht naar titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Besluiten op dit gebied worden sindsdien volgens de gewone wetgevingsprocedure aangenomen, behalve voor familierechtelijke aangelegenheden.
ZIE OOK