Het in de handel brengen van groentezaad

 

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn 2002/55/EG betreffende het in de handel brengen van groentezaad

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN?

De richtlijn bevat regels voor de registratie van zaadrassen en voor de voortbrenging en keuring van zaad van verschillende belangrijke soorten (door de Europese Unie (EU) gereguleerde soorten) voordat deze in de EU in de handel mogen worden gebracht. Het criterium om in aanmerking te komen voor goedkeuring of voortbrenging van standaardzaad is dat de rassen zijn geregistreerd in de gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen van de EU.

KERNPUNTEN

Nationale en EU-brede rassenlijst van soorten

Elke EU-lidstaat stelt een of meer lijsten op van de rassen waarvan het zaad op zijn grondgebied officieel is toegelaten om in de handel te worden gebracht. De gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen van de EU wordt opgesteld op basis van alle nationale rassenlijsten. Een zaadras wordt slechts toegelaten om in de EU in de handel te worden gebracht indien het zaad officieel is goedgekeurd als basiszaad* of gecertificeerd zaad*, of is gecontroleerd als standaardzaad* (met enkele uitzonderingen).

Aanvullende regels met betrekking tot de rassenlijst:

Toelatingsregels met betrekking tot het in de handel brengen van groentezaad

Het criterium om in aanmerking te komen voor keuring en controle van standaardzaad is dat het groenteras is geregistreerd in de gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen van de EU. Het ras moet in het veld worden getest om vast te stellen of het aan de volgende criteria voldoet:

De registratie van een ras is tien jaar geldig, maar kan worden ingetrokken indien bij onderzoek is aangetoond dat het ras niet meer aan deze criteria voldoet. Uit andere EU-lidstaten afkomstige rassen worden onderworpen aan dezelfde voorwaarden als die welke voor de binnenlandse rassen gelden.

Genetisch gemodificeerde rassen worden slechts toegelaten indien het genetisch gemodificeerde organisme is toegelaten krachtens Richtlijn 2001/18/EG (zie samenvatting), een voorschrift dat is ingevoerd via een wijziging van de richtlijn 2002/55/EG, Verordening (EG) nr. 1829/2003 (zie samenvatting).

Op basis van veldkeuring moet het gewas:

Op basis van bemonstering en tests moet het zaad voldoen aan andere normen, afhankelijk van het soort zaad.

Verpakking en etikettering

De EU-lidstaten moeten voorschrijven dat verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad, behalve kleine verpakkingen, uitsluitend in manipulatiebestendige verpakkingen in de handel worden gebracht en officieel of onder officieel toezicht worden gesloten, in overeenstemming met de richtlijnen. Voor standaardzaad en kleine verpakkingen van gecertificeerd zaad is dit officiële toezicht niet vereist (en er gelden minder strenge regels voor kleine leveringen aan eindgebruikers).

Op het etiket moeten worden aangegeven:

De etiketten hebben de volgende kleurcodes:

Genetisch gemodificeerd zaad moet duidelijk als zodanig worden geëtiketteerd. Eventuele chemische behandelingen moeten op het etiket worden vermeld.

De verpakking moet ook een apart officieel document bevatten in dezelfde kleur als het etiket, waarop soortgelijke gegevens staan. Verpakkingen van standaardzaad en kleine verpakkingen van gecertificeerd zaad moeten voorzien zijn van een etiket van de leverancier of van een gedrukte of gestempelde tekst.

Vergelijkingsproeven

Binnen de EU worden vergelijkende tests en proeven gedaan met het oog op de controle achteraf van monsters van groentezaad dat in de handel is gebracht. Deze kunnen betrekking hebben op:

Gelijkwaardigheid

Niet-EU-lidstaten die zaad naar de EU willen uitvoeren, moeten aan dezelfde criteria inzake eigenschappen, onderzoek, identificatie, aanduiding, controle en verpakking voldoen als die welke gelden voor zaad dat in de EU wordt geoogst en gecontroleerd.

Wijzigingen

De richtlijn is als volgt verschillende keren gewijzigd:

Codificatie

De richtlijn strekt tot codificatie van Richtlijn 70/458/EEG.

VANAF WANNEER IS DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?

De richtlijn is van toepassing sinds 9 augustus 2002.

ACHTERGROND

Zie ook:

KERNBEGRIPPEN

Basiszaad: zaad dat is voortgebracht volgens de regels voor de instandhouding met betrekking tot het ras, dat bestemd is voor de voortbrenging van gecertificeerd zaad en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de minimumvoorwaarden van de richtlijn voldoet.
Gecertificeerd zaad: zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat vooral voor de voortbrenging van groenten bestemd is en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de minimumvoorwaarden van de richtlijn voldoet.
Standaardzaad: zaad dat voldoende rasecht en zuiver is zoals gedefinieerd in de wetgeving, en dat vooral voor de voortbrenging van groenten bestemd is.
Pre-basiszaad: kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat officieel wordt gecontroleerd overeenkomstig dezelfde voorwaarden als basiszaad.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33-59)

Achtereenvolgende wijzigingen aan Richtlijn 2002/55/EG werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1-23)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1-39)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 18.02.2021