EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R0558

Verordening (EU) 2021/558 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft aanpassingen aan het securitisatiekader ter ondersteuning van het economisch herstel in respons op de COVID-19-crisis (Voor de EER relevante tekst)

PE/73/2020/REV/1

OJ L 116, 6.4.2021, p. 25–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/558/oj

6.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/25


VERORDENING (EU) 2021/558 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 31 maart 2021

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft aanpassingen aan het securitisatiekader ter ondersteuning van het economisch herstel in respons op de COVID-19-crisis

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De COVID-19-crisis heeft zware gevolgen voor mensen, bedrijven, de gezondheidszorgstelsels en de economieën van de lidstaten. In haar mededeling van 27 mei 2020 getiteld “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” benadrukt de Commissie dat liquiditeit en toegang tot financiering in de komende maanden knelpunten zullen blijven. Het is daarom van cruciaal belang dat het herstel van de zware economische schok die door de COVID-19-pandemie is veroorzaakt, wordt ondersteund door in bestaande financiële wetgeving gerichte wijzigingen aan te brengen.

(2)

Voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (“instellingen”) is een sleutelrol weggelegd door hun bijdrage aan het herstel. Tegelijkertijd zullen zij waarschijnlijk ook de gevolgen ondervinden van de verslechterende economische situatie. Bevoegde autoriteiten hebben instellingen tijdelijke versoepelingen toegestaan wat betreft kapitaal, liquiditeit en bepaalde operationele aspecten, zodat deze hun rol kunnen blijven spelen bij het financieren van de reële economie in een omgeving die een stevigere uitdaging vormt. Met hetzelfde doel hebben het Europees Parlement en de Raad reeds bepaalde gerichte aanpassingen in de Verordeningen (EU) nr. 575/2013 (4) en (EU) 2019/876 (5) van het Europees Parlement en de Raad aangebracht in reactie op de COVID-19-crisis.

(3)

Securitisatie is een belangrijk onderdeel van goed functionerende financiële markten omdat zij bijdraagt tot diversificatie van de financieringsbronnen van instellingen en tot vrijmaking van toetsingsvermogen waarmee vervolgens een uitbreiding van de kredietverlening kan worden gesteund. Bovendien biedt securitisatie extra beleggingsmogelijkheden aan instellingen en andere marktdeelnemers, waardoor portefeuilles kunnen worden gediversifieerd en de financiering van ondernemingen en particulieren, zowel binnen lidstaten als grensoverschrijdend binnen de Unie, vlotter kan verlopen.

(4)

Het is van belang dat de capaciteit van de instellingen om de nodige financiering te verschaffen aan de reële economie in de nasleep van de COVID-19-pandemie wordt versterkt, waarbij er gezorgd wordt voor adequate prudentiële waarborgen om de financiële stabiliteit te bewaren. Gerichte wijzigingen van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft het securitisatiekader moeten bijdragen tot de verwezenlijking van deze doelstellingen en moeten de samenhang en de complementariteit van dat kader met de verscheidene maatregelen op Unie- en nationaal niveau versterken om de COVID-19-crisis te bestrijden.

(5)

De sluitstenen van het Bazel III-kader dat op 7 december 2017 is gepubliceerd, leggen in het geval van securitisatieblootstellingen een minimumkredietbeoordeling op aan slechts een beperkt aantal verschaffers van protectie, namelijk aan entiteiten die geen soevereine entiteiten, entiteiten uit de publieke sector, instellingen of andere uit prudentieel oogpunt gereglementeerde financiële instellingen zijn. Bijgevolg moet artikel 249, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met het Bazel III-kader ter vergroting van de nationale garantieregelingen die de strategieën van de instellingen ondersteunen om NPE’s te securitiseren in de nasleep van de COVID-19-pandemie.

(6)

Het huidige prudentiële kader van de Unie voor securitisatie is ontworpen op basis van de meest gebruikelijke securitisatietransacties, namelijk renderende leningen. In haar advies over de regelgevingsbehandeling van de securitisatie van niet-renderende blootstellingen van 23 oktober 2019 (6) (het “EBA-advies”) wees de Europese Bankautoriteit (EBA) erop dat het huidige prudentiële kader voor securitisatie, zoals uiteengezet in Verordening (EU) nr. 575/2013, bij toepassing op securitisaties van NPE’s leidt tot buitensporige kapitaalvereisten omdat de op interne ratings gebaseerde benadering (SEC-IRBA) en de gestandaardiseerde benadering (SEC-SA) niet consistent zijn met de specifieke risicodeterminanten van NPE’s. Er moet dus een specifieke behandeling voor de securitisatie van NPE’s worden ingevoerd, die voortbouwt op het advies van de EBA en internationaal overeengekomen normen.

(7)

Aangezien de markt voor NPE’s als gevolg van de COVID-19-crisis naar alle waarschijnlijkheid zal groeien en ingrijpend zal veranderen, moet de NPE-securitisatiemarkt nauwlettend worden gemonitord en moet het prudentiële kader voor NPE-securitisaties in de toekomst worden herbeoordeeld in het licht van een potentieel grotere datapool.

(8)

In haar verslag over het STS-kader voor synthetische securitisatie van 6 mei 2020 beval de EBA aan om een specifiek kader in te voeren voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (STS) op de balans opgenomen securitisaties. Gezien de verminderde principaal-agentrisico’s en modelrisico’s van een eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisatie in vergelijking met een synthetische securitisatie die niet eenvoudig, transparant en gestandaardiseerd is, moet een passende risicogevoelige kalibratie van eigenvermogensvereisten voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisaties worden ingevoerd, zoals overwogen in dat verslag, rekening houdend met de huidige preferentiële regelgevingsbehandeling van senior tranches van kmo-portefeuilles. De EBA moet worden gemachtigd om de markt voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisaties te monitoren. Als er dankzij een meer risicogevoelige behandeling van de senior tranche van deze securitisaties meer gebruik wordt gemaakt van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisatie, zou toetsingsvermogen vrijkomen en zou de leencapaciteit van instellingen uiteindelijk verder kunnen worden uitgebreid op een prudentieel verantwoorde wijze.

(9)

Er moet “grandfathering” worden ingevoerd voor uitstaande senior posities in synthetische securitisaties die voldoen aan de voorwaarden voor de preferentiële prudentiële behandeling die vóór datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening van toepassing was.

(10)

In de context van het economisch herstel van de COVID-19-crisis is het van essentieel belang dat eindgebruikers hun risico’s effectief kunnen afdekken om de soliditeit van hun balansen te beschermen. In het eindverslag van het Forum op hoog niveau over de kapitaalmarktenunie werd opgemerkt dat een te conservatieve standaardbenadering van het kredietrisico van de tegenpartij (SA-CCR) een nadelig effect zou kunnen hebben op de beschikbaarheid en de kosten van financiële afdekking voor eindgebruikers. In dat verband moeten de Commissie de kalibratie van de SA-CCR uiterlijk op 30 juni 2021 herzien, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de Europese banksector en economie, het internationale gelijke speelveld en eventuele ontwikkelingen in internationale normen en fora.

(11)

De synthetische overgebleven rentemarge (SES) is een mechanisme dat vaak wordt gebruikt bij de securitisatie van bepaalde activaklassen en waarmee initiators en beleggers de kosten van protectie respectievelijk de blootstelling aan risico verminderen. Er moet een specifieke prudentiële behandeling van SES worden vastgesteld om te voorkomen dat SES wordt gebruikt voor regelgevingsarbitrage. In dat verband is er sprake van regelgevingsarbitrage wanneer een initiërende instelling voor kredietverbetering van de door de protectiegevers aangehouden securitisatieposities zorgt door bepaalde bedragen contractueel toe te wijzen om verliezen van de gesecuritiseerde blootstellingen tijdens de looptijd van de transactie te dekken, en wanneer dergelijke bedragen, die de winst- en verliesrekening van de initiërende instelling op soortgelijke wijze belasten als een niet-volgestorte garantie, niet risicogewogen zijn.

(12)

De EBA moet worden opgedragen ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen teneinde ervoor te zorgen dat de blootstellingswaarde van SES op geharmoniseerde waarde wordt bepaald. Die technische reguleringsnormen moeten van kracht zijn voordat de nieuwe prudentiële behandeling van toepassing wordt. Om verstoringen van de markt voor synthetische securitisaties te voorkomen moeten instellingen voldoende tijd krijgen om de nieuwe prudentiële behandeling van SES toe te passen.

(13)

Als onderdeel van haar verslag over de werking van het prudentiële kader voor securitisaties moet de Commissie ook de nieuwe prudentiële behandeling van SES evalueren in het licht van ontwikkelingen op internationaal niveau.

(14)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het maximaliseren van de capaciteit van instellingen om krediet te verlenen en verliezen te absorberen die met de COVID-19-crisis verband houden, zonder dat een en ander ten koste gaat van hun veerkracht, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(15)

Verordening (EU) nr. 575/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Gezien de noodzaak om zo snel mogelijk gerichte maatregelen in te voeren ter ondersteuning van het economisch herstel na de COVID-19-crisis, moet deze verordening met spoed in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 575/2013

Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 242 wordt het volgende punt toegevoegd:

“20.

“synthetische overgebleven rentemarge”: een synthetische overgebleven rentemarge als gedefinieerd in artikel 2, punt 29, van Verordening (EU) 2017/2402.”.

2)

Artikel 248 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:

“e)

De blootstellingswaarde van een synthetische overgebleven rentemarge omvat in voorkomend geval het volgende:

i)

inkomsten uit de gesecuritiseerde blootstellingen die de initiërende instelling reeds overeenkomstig het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving in haar winst- en verliesrekening heeft opgenomen en die de initiërende instelling contractueel aan de transactie heeft toegewezen als synthetische overgebleven rentemarge en die nog steeds beschikbaar is om verliezen op te vangen;

ii)

synthetische overgebleven rentemarge die de initiërende instelling in eerdere perioden contractueel heeft toegewezen en die nog steeds beschikbaar is om verliezen op te vangen;

iii)

synthetische overgebleven rentemarge die de initiërende instelling voor de huidige periode contractueel heeft toegewezen en die nog steeds beschikbaar is om verliezen op te vangen;

iv)

synthetische overgebleven rentemarge die de initiërende instelling contractueel voor toekomstige perioden heeft toegewezen.

Voor de toepassing van dit punt mag een bedrag dat als zekerheid of kredietverbetering met betrekking tot de synthetische securitisatie is verstrekt en dat reeds is onderworpen aan een eigenvermogensvereiste overeenkomstig dit hoofdstuk, niet worden opgenomen in de blootstellingswaarde.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“4.   De EBA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op om nader te bepalen hoe initiërende instellingen de in lid 1, onder e), bedoelde blootstellingswaarde moeten vaststellen, rekening houdend met de betreffende verliezen die naar verwachting door de synthetische overgebleven rentemarge zullen worden opgevangen.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 10 oktober 2021 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.”.

3)

In artikel 249, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:

“3.   In afwijking van lid 2 van dit artikel beschikken de toelaatbare verschaffers van niet-volgestorte kredietprotectie die zijn vermeld in artikel 201, lid 1, onder g), over een kredietbeoordeling van een erkende EKBI die op het moment dat de kredietprotectie voor het eerst in aanmerking werd genomen, van kredietkwaliteitscategorie 2 of hoger was en thans van kredietkwaliteitscategorie 3 of hoger is.”.

4)

Aan artikel 256 wordt het volgende lid toegevoegd:

“6.   Voor de berekening van attachment points (A) en detachment points (D) van een synthetische securitisatie behandelt de initiërende instelling van de securitisatie de blootstellingswaarde van de securitisatiepositie die overeenstemt met de in punt e) van artikel 248 vermelde synthetische overgebleven rentemarge als een tranche, en past zij de attachment points (A) en detachment points (D) van de andere tranches die zij aanhoudt, aan door die blootstellingswaarde toe te voegen aan de openstaande saldi van de pool van onderliggende blootstellingen in de securitisatie. Andere instellingen dan de initiërende instelling hoeven deze aanpassing niet te doen.”.

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 269 bis

Behandeling van securitisaties van niet-renderende blootstellingen (“non performing exposures” — NPE’s)

1.   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a)

“NPE-securitisatie”: een securitisatie van niet-renderende blootstellingen (NPE’s) als gedefinieerd in artikel 2, punt 25, van Verordening (EU) 2017/2402;

b)

“in aanmerking komende traditionele NPE-securitisatie”: een traditionele NPE-securitisatie waarbij de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs ten minste 50 % bedraagt van het uitstaande bedrag van de onderliggende blootstellingen op het tijdstip waarop zij aan de SSPE werden overgedragen.

2.   Het risicogewicht voor een positie in een NPE-securitisatie wordt berekend overeenkomstig artikel 254 of 267. Voor het risicogewicht geldt een ondergrens van 100 %, behalve wanneer artikel 263 wordt toegepast.

3.   In afwijking van lid 2 van dit artikel kennen instellingen een risicogewicht van 100 % toe aan de senior securitisatiepositie in een in aanmerking komende traditionele NPE-securitisatie, behalve wanneer artikel 263 wordt toegepast.

4.   Instellingen die overeenkomstig hoofdstuk 3 de IRB-benadering toepassen op blootstellingen in de pool van onderliggende blootstellingen en die geen gebruik mogen maken van eigen ramingen van LGD’s en omrekeningsfactoren met betrekking tot dergelijke blootstellingen, mogen geen gebruikmaken van de SEC-IRBA voor de berekening van risicogewogen blootstellingsbedragen in een NPE-securitisatie en mogen noch lid 5, noch lid 6 toepassen.

5.   Voor de toepassing van artikel 268, lid 1, worden de verwachte verliezen die verband houden met onderliggende blootstellingen van een in een in aanmerking komende traditionele NPE-securitisatie opgenomen na aftrek van de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs en, waar nodig, aanvullende specifieke kredietrisicoaanpassingen.

Instellingen voeren de berekening uit volgens de volgende formule:

Image 1

waarbij:

CRmax

=

het maximale kapitaalvereiste in het geval van een in aanmerking komende traditionele NPE-securitisatie;

RWEAIRB

=

de som van de risicogewogen blootstellingsbedragen van de onderliggende blootstellingen die onder de IRB-benadering vallen;

ELIRB

=

de som van de te verwachten verliezen van de onderliggende blootstellingen die onder de IRB-benadering vallen;

NRPPD

=

de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs;

EVIRB

=

de som van de blootstellingswaarden van de onderliggende blootstellingen die onder de IRB-benadering vallen;

EVPool

=

de som van de blootstellingswaarden van alle onderliggende blootstellingen in de pool;

SCRAIRB

=

voor initiërende instellingen, de specifieke kredietrisicoaanpassingen die door de instelling worden aangebracht met betrekking tot de onderliggende blootstellingen die onder de IRB-benadering vallen, alleen indien en voor zover deze aanpassingen de NRPPD overschrijden; voor institutionele beleggers is het bedrag nul;

RWEASA

=

de som van de risicogewogen blootstellingsbedragen van de onderliggende blootstellingen die onder de standaardbenadering vallen.

6.   In afwijking van lid 3 van dit artikel mogen instellingen, indien het volgens de doorkijkbenadering van artikel 267 berekende naar blootstelling gewogen gemiddelde risicogewicht lager is dan 100 %, het lagere risicogewicht toepassen, met een ondergrens van 50 %.

Voor de toepassing van de eerste alinea trekken initiërende instellingen die de SEC-IRBA op een positie toepassen en die overeenkomstig hoofdstuk 3 gebruik mogen maken van eigen ramingen van LGD’s en omrekeningsfactoren met betrekking tot alle onderliggende blootstellingen die onder de IRB-benadering vallen, de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs en, waar nodig, aanvullende specifieke kredietrisicoaanpassingen af van de verwachte verliezen en blootstellingswaarden van de onderliggende blootstellingen die verband houden met een senior positie in een in aanmerking komende traditionele NPE-securitisatie, volgens de volgende formule:

Image 2

waarbij:

RWmax

=

het risicogewicht, vóór toepassing van de ondergrens, dat van toepassing is op een senior positie in een in aanmerking komende traditionele NPE-securitisatie indien de doorkijkbenadering wordt gebruikt;

RWEAIRB

=

de som van de risicogewogen blootstellingsbedragen van de onderliggende blootstellingen die onder de IRB-benadering vallen;

RWEASA

=

de som van de risicogewogen blootstellingsbedragen van de onderliggende blootstellingen die onder de standaardbenadering vallen;

ELIRB

=

de som van de te verwachten verliezen van de onderliggende blootstellingen die onder de IRB-benadering vallen;

NRPPD

=

de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs;

EVIRB

=

de som van de blootstellingswaarden van de onderliggende blootstellingen die onder de IRB-benadering vallen;

EVpool

=

de som van de blootstellingswaarden van alle onderliggende blootstellingen in de pool;

EVSA

=

de som van de blootstellingswaarden van de onderliggende blootstellingen die onder de standaardbenadering vallen;

SCRAIRB

=

de specifieke kredietrisicoaanpassingen die door de instelling worden aangebracht met betrekking tot de onderliggende blootstellingen die onder de IRB-benadering vallen, alleen indien en voor zover deze aanpassingen de NRPPD overschrijden.

7.   Voor de toepassing van dit artikel wordt de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs berekend door het in het volgende punt b) bedoelde bedrag af te trekken van het in het punt a) bedoelde bedrag:

a)

het uitstaande bedrag van de onderliggende blootstellingen van de NPE-securitisatie op het tijdstip waarop die blootstellingen aan de SSPE werden overgedragen;

b)

de som van:

i)

de initiële verkoopprijs van de tranches of, indien van toepassing, delen van de tranches van de NPE-securitisatie die aan derden zijn verkocht, en

ii)

het uitstaande bedrag, op het tijdstip waarop de onderliggende blootstellingen aan de SSPE werden overgedragen, van de tranches of, indien van toepassing, delen van tranches van die securitisatie die door de initiator worden aangehouden.

Voor de toepassing van de leden 5 en 6 wordt de berekening van de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs gedurende de gehele looptijd van de transactie naar beneden bijgesteld, rekening houdend met de geleden verliezen. Elke verlaging van het uitstaande bedrag van de onderliggende blootstellingen als gevolg van geleden verliezen vermindert de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs, met een ondergrens van nul.

Indien een korting zodanig gestructureerd is dat zij in haar geheel of gedeeltelijk kan worden gerestitueerd aan de initiërende instelling, wordt een dergelijke korting niet gerekend als een niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs voor de doeleinden van dit artikel.”.

6)

Artikel 270 wordt vervangen door:

“Artikel 270

Senior posities in eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisaties

1.   Een initiërende instelling mag de risicogewogen blootstellingsbedragen van een securitisatiepositie in een eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisatie als bedoeld in artikel 26 bis, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2402, overeenkomstig de artikelen 260, 262 of 264 van deze verordening, naargelang het geval, berekenen indien die positie aan beide volgende voorwaarden voldoet:

a)

de securitisatie voldoet aan de eisen van artikel 243, lid 2;

b)

de positie kan worden aangemerkt als de senior securitisatiepositie.

2.   De EBA monitort de toepassing van lid 1, met name met betrekking tot:

a)

het marktvolume en het marktaandeel van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisaties waarop de initiërende instelling lid 1 toepast, in de verschillende activaklassen;

b)

de waargenomen toewijzing van verliezen aan de senior tranche en aan andere tranches van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisaties, indien de initiërende instelling lid 1 toepast op de in dergelijke securitisaties aangehouden senior positie;

c)

het effect van de toepassing van lid 1 op de hefboomwerking van instellingen;

d)

het effect van het gebruik van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisaties waarop de initiërende instelling lid 1 toepast op de uitgifte van kapitaalinstrumenten door de respectieve initiërende instellingen.

3.   De EBA dient uiterlijk op 10 april 2023 een verslag over haar bevindingen in bij de Commissie.

4.   Uiterlijk op 10 oktober 2023 dient de Commissie, op basis van het in lid 3 bedoelde verslag, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van dit artikel, met bijzondere aandacht voor het risico van buitensporige hefboomwerking ten gevolge van het gebruik van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisaties die in aanmerking komen voor de behandeling overeenkomstig lid 1 en voor de mogelijke vervanging van de uitgifte van kapitaalinstrumenten door initiërende instellingen door dat gebruik. Dat verslag gaat indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.”.

7)

In artikel 430 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), van dit artikel bevat het verslag, wanneer instellingen verslag uitbrengen over eigenvermogensvereisten inzake securitisaties, informatie over NPE-securitisaties die in aanmerking komen voor de behandeling als bedoeld in artikel 269 bis, informatie over eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisaties die zij genereren, en de uitsplitsing van de onderliggende activa van die eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde op de balans opgenomen securitisaties, opgesplitst naar activaklasse.”.

8)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 494 quater

Grandfathering van senior securitisatieposities

In afwijking van artikel 270 mag een initiërende instelling de risicogewogen blootstellingsbedragen van een senior securitisatiepositie overeenkomstig de artikelen 260, 262 of 264 berekenen als aan beide volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de securitisatie is uitgegeven vóór 9 april 2021;

b)

de securitisatie voldeed op 8 april 2021 aan de in artikel 270 vastgestelde voorwaarden die op die datum van toepassing waren.”.

9)

In artikel 501 quater wordt het inleidende gedeelte vervangen door:

“Na overleg met het ESRB beoordeelt de EBA, op basis van beschikbare gegevens en de vaststellingen van de deskundigengroep op hoog niveau inzake duurzame financiering van de Commissie, of een specifieke prudentiële behandeling van blootstellingen gerelateerd aan activa, met inbegrip van securitisaties, of activiteiten die hoofdzakelijk worden geassocieerd met milieu- en/of sociale doelstellingen, gerechtvaardigd zou zijn. De EBA beoordeelt met name:”.

10)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 506 bis

Icb’s met een onderliggende portefeuille van staatsobligaties uit de eurozone

In nauwe samenwerking met het ESRB en de EBA publiceert de Commissie uiterlijk op 31 december 2021 een verslag waarin zij beoordeelt of wijzigingen in het regelgevingskader nodig zijn ter bevordering van de markt voor, en de aankoop door banken van, blootstellingen in de vorm van rechten van deelneming of aandelen in instellingen voor collectieve belegging (icb’s) met een onderliggende portefeuille die uitsluitend bestaat uit staatsobligaties van lidstaten die de euro als munt hebben, waarbij het relatieve gewicht van de overheidsobligaties van elke lidstaat in de totale portefeuille van de icb gelijk is aan het relatieve gewicht van de kapitaalbijdrage van elke lidstaat aan de ECB;

Artikel 506 ter

NPE-securitisaties

1.   De EBA monitort de toepassing van artikel 269 bis en evalueert de kapitaalvereisten voor NPE-securitisaties, rekening houdend met de situatie op de markt voor NPE’s in het algemeen en de situatie op de NPE-securitisatiemarkt in het bijzonder, en dient uiterlijk op 10 oktober 2022 een verslag over haar bevindingen in bij de Commissie.

2.   De Commissie dient op basis van het in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag, uiterlijk op 10 april 2023 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van artikel 269 bis. Het verslag van de Commissie gaat indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.”.

11)

Aan artikel 519 bis wordt het volgende punt toegevoegd:

“e)

hoe milieuduurzaamheidscriteria in het securitisatiekader zouden kunnen worden geïntegreerd, inclusief voor blootstellingen aan NPE-securitisaties.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

In afwijking van de eerste alinea van dit artikel zijn de punten 2 en 4 van artikel 1 van toepassing met ingang van 10 april 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  PB C 377 van 9.11.2020, blz. 1.

(2)  PB C 10 van 11.1.2021, blz. 30.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 25 maart 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2021.

(4)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 1).

(6)  Advies van de Europese Bankautoriteit aan de Europese Commissie over de regelgevingsbehandeling van de securitisatie van niet-renderende blootstellingen, EBA-OP-2019-13, van 23 oktober 2019.


Top