EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016DC0857

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD op grond van artikel 85, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters

COM/2016/0857 final

Brussel, 23.11.2016

COM(2016) 857 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

op grond van artikel 85, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters


1.INLEIDING

Verordening (EU) nr. 648/2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (hierna "de EMIR-verordening" genoemd) werd op 27 juli 2012 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (EU) en is op 16 augustus 2012 in werking getreden.

De EMIR-verordening is de omzetting van het engagement van de leiders van de G20 in september 2009: "Alle gestandaardiseerde otc-derivatencontracten moeten op beurzen of, indien passend, op elektronische handelsplatforms worden verhandeld en uiterlijk tegen eind 2012 via centrale tegenpartijen worden gecleard. Otc-derivatencontracten moeten aan transactieregisters worden gemeld. Voor niet-centraal geclearde contracten moet een hogere kapitaaldekking gelden." 1

Veel toezichthouders op derivaten over de hele wereld hebben dit engagement nu ook omgezet in hun regelgeving.

Vóór de financiële crisis van 2007 ontbrak het de toezichthouders aan informatie over de activiteit in de derivatenmarkten; daardoor konden risico's onopgemerkt blijven totdat deze zich voordeden. Bovendien was het tegenpartijkredietrisico tussen otc-derivatentegenpartijen vaak niet gelimiteerd, wat tot verliezen kon leiden indien een van de tegenpartijen in gebreke bleef voordat hij zijn verplichtingen kon nakomen. Door de grote hoeveelheden transacties in deze marken en de onderlinge verbondenheid van de marktdeelnemers zouden dergelijke verliezen een algemenere bedreiging kunnen vormen voor het financiële stelsel.

De EMIR-verordening tracht daarom transparantie en standaardisatie in de derivatenmarkten te bevorderen alsook het systeemrisico te verminderen door de toepassing van de kernvereisten. Het gaat om de volgende vereisten:

I.    centrale clearing van gestandaardiseerde otc-derivatencontracten;

II.    marginvereisten voor otc-derivatencontracten die niet centraal gecleard zijn;

III.    vereisten inzake limitering van operationele risico's voor otc-derivatencontracten die niet centraal gecleard zijn 2 ;

IV.    rapportage van alle derivatencontracten;

V.    vereisten voor centrale tegenpartijen (CTP's);

VI.    vereisten voor transactieregisters.

Overeenkomstig artikel 85, lid 1, van de EMIR-verordening is de Europese Commissie verplicht de EMIR-verordening te toetsen en er een algemeen verslag over op te stellen, dat aan het Europees Parlement en de Raad wordt voorgelegd, samen met eventuele passende voorstellen. Bij die toetsing wordt ermee rekening gehouden dat de bevordering van werkgelegenheid en groei, een prioriteit van de Europese Commissie, moet worden ondersteund.

2.INPUT VAN BELANGHEBBENDEN

De EMIR-verordening is van toepassing op bijna alle gebruikers van derivaten 3 , inclusief alle tegenpartijen waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig de kaders van de Unie voor financiële diensten, in de Unie gevestigde niet-financiële tegenpartijen (hierna "NFT's" genoemd), alsook CTP's en transactieregisters. Als verordening is de EMIR-verordening rechtstreeks van toepassing in alle lidstaten van de Unie.

Om voor de toetsing input van belanghebbenden te verzamelen, organiseerde de Commissie een publieke raadpleging over de implementatie van de EMIR-verordening 4 . Die raadpleging vond plaats tussen 19 mei en 13 augustus 2015 en leverde 172 reacties op van uiteenlopende belanghebbenden in de EU, alsook uit derde landen.

Daarnaast vond in het kader van het kapitaalmarktenunie-initiatief tussen 30 september 2015 en 31 januari 2016 een enquête (call for evidence) 5 plaats; in dat kader voerden 278 respondenten argumenten aan in verband met de bepalingen van de EMIR-verordening. Er werd beslist om te wachten op de input voor dit initiatief, om een eerlijk en evenwichtig beeld van de stand van zaken van de implementatie van de EMIR-verordening en de ondervonden problemen te krijgen, zodat er een passende basis is voor een toetsing van de EMIR-verordening. In het feedbackdocument is een gedetailleerde samenvatting te vinden van de antwoorden op de raadpleging over de implementatie van de EMIR-verordening.

Ook werd een aantal verslagen ontvangen van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) in verband met verschillende onderwerpen in het kader van de EMIR-verordening, waarmee de Commissie rekening gehouden heeft.

Tot slot werd voor de toetsing specifieke input ontvangen van bepaalde organen en autoriteiten van de Unie, overeenkomstig het mandaat van de Commissie om de EMIR-verordening te toetsen op grond van artikel 85, lid 1:

(a) Een beoordeling van de leden van het Europese Stelsel van centrale banken (ESCB) van de vraag of maatregelen moeten worden genomen ter vergemakkelijking van de toegang van CTP's tot liquiditeitfaciliteiten van de centrale banken 6 : het ESCB is van mening dat, hoewel bevoegde autoriteiten de kaders van CTP's voor het beheer van liquiditeitsrisico's moeten blijven onderzoeken, er in de EMIR-verordening geen bepalingen inzake de toegang tot de liquiditeiten van de centrale banken moeten worden ingevoerd. Het ESCB is van mening dat dit de onafhankelijkheid van de centrale banken, die wordt gegarandeerd in artikel 130 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zou kunnen ondermijnen en moreel risico op grote schaal zou kunnen creëren. De Commissie is het eens met de beoordeling van het ESCB.

(b) Een beoordeling van ESMA van het systemische belang van de transacties van niet-financiële ondernemingen in otc-derivaten en meer bepaald de gevolgen van de EMIR-verordening voor het gebruik van otc-derivaten door niet-financiële ondernemingen 7 : ESMA concludeert dat de meest significante marktspelers niet onder de huidige hedgingaanpak vallen. ESMA stelt voor om de hedginguitzondering te schrappen en de invoering te overwegen van slechts een eenvoudige drempel om de grootste marktspelers qua volume te omvatten. Op basis van de input van ESMA is de Commissie het ermee eens dat voor sommige NFT's de toepassing van de huidige aanpak op grond van de EMIR-verordening te omslachtig kan zijn, gelet op het feit dat systeemrisico's daardoor niet op betrouwbare wijze worden verminderd. Niettemin is de aard van de hedgingactiviteit een relevante factor bij het overwegen van de systeemrelevantie van NFT's, aangezien hedgingentiteiten over het algemeen geen sterke hefboom hebben en onderliggende compenserende posities houden voor hun otc-derivatencontracten.

(c) De ESMA-beoordeling van de werking van het toezichtkader voor CTP's, met inbegrip van de doeltreffendheid van toezichtcolleges, de respectieve bepalingen als neergelegd in artikel 19, lid 3, met betrekking tot de stemming, en het optreden van ESMA, met name tijdens het proces met het oog op het verlenen van vergunningen aan CTP's 8 : ESMA identificeert enkele gevallen waarvoor gemeenschappelijke benaderingen moeten worden ontwikkeld, in het bijzonder voor de toepassing van de processen bedoeld in de artikelen 15 en 49 van de EMIR-verordening. Uit de feedback van de raadpleging is gebleken dat er veel interesse was om de toepassing van die artikelen te verduidelijken. Toezichtconvergentie alsook publiek beschikbare criteria voor de toepassing van deze artikelen worden verder overwogen door de Europese autoriteiten.

(d) ESMA- en ESRB-verslagen over de doeltreffendheid van marginvereisten ter voorkoming van procyclische effecten en de noodzaak om aanvullende interventiecapaciteit op dit terrein te bepalen 9 : beide autoriteiten hebben suggesties gedaan om de behandeling van procyclische effecten te verbeteren. De Commissie is het eens met de suggestie om de transparantie van marginvereisten te vergroten, aangezien dit informatie is die clearingleden nodig hebben om hun risicoposities doeltreffend te beheren en plotselinge marginveranderingen te voorspellen, maar andere veranderingen zouden voorbarig zijn, rekening houdend met de recente toepassing van bestaande marginvereisten en vereisten om procyclische effecten tegen te gaan en het feit dat de marginnormen sindsdien niet zijn tekortgeschoten.

(e) Het ESMA-verslag over de ontwikkeling van het beleid van de CTP's ten aanzien van de margin- en veiligheidsvereisten met betrekking tot zekerheden en de aanpassing hiervan aan de specifieke activiteiten en risicoprofielen van hun gebruikers 10 : ESMA concludeert dat in dit stadium de bepalingen van de EMIR-verordening ten aanzien van de margin- en veiligheidsvereisten met betrekking tot zekerheden niet hoeven te worden herzien, aangezien Gedelegeerde Verordening nr. 153/2013 voldoende granulariteit biedt voor deze vereisten.

Uit de input van de verschillende autoriteiten blijkt dat de oorspronkelijke doelstellingen van de EMIR-verordening, namelijk transparantie en standaardisatie in de derivatenmarkten bevorderen en systeemrisico's verminderen, bij de implementatie worden bereikt. Met deze input werd naar behoren rekening gehouden bij het opstellen van dit verslag. De Commissie merkt echter op dat het op sommige gebieden voorbarig zou zijn om significante wijzigingen in de EMIR-verordening in te voeren, rekening houdend met de recente toepassing van bestaande vereisten en het feit dat de desbetreffende normen tot dusver niet zijn tekortgeschoten.

3.DOEL VAN DIT VERSLAG

De Commissie moet op grond van artikel 85, lid 1, een verslag opstellen.

Het is belangrijk op te merken dat bepaalde kernvereisten waarin de EMIR-verordening voorziet, nog moeten worden geïmplementeerd of voltooid. In het bijzonder zijn de clearingverplichtingen en marginvereisten met betrekking tot niet-geclearde otc-derivatentransacties in dit stadium nog niet volledig van toepassing. Daardoor is het niet mogelijk om in dit stadium de impact van de EMIR-verordening volledig te beoordelen.

Niettemin hebben belanghebbenden al gewezen op een aantal problemen in verband met de implementatie van de vereisten die al van toepassing zijn (met name de rapportage aan transactieregisters en de vereisten inzake limitering van operationele risico's), alsook op problemen bij de voorbereiding op de clearing- en marginvereisten.

Met name voeren veel belanghebbenden aan dat bepaalde deelnemers aan de derivatenmarkten geconfronteerd worden met significante uitdagingen bij de implementatie van de vereisten zoals de rapportage en de clearing van bepaalde transacties, in een mate die niet in verhouding kan worden geacht tot de doelstellingen van de EMIR-verordening, en die in sommige gevallen een buitensporige impact kunnen hebben op ondernemingen omdat het te duur zou zijn om aan de vereisten te voldoen ten opzichte van de voordelen qua markttransparantie en financiële stabiliteit. Veel respondenten van de publieke raadpleging illustreerden hun antwoorden door een vergelijking te maken met de benaderingen die bij de hervorming van de regelgeving in andere jurisdicties werden gevolgd.

In dit verslag wordt een overzicht gegeven van de gebieden waarop volgens de antwoorden op de raadpleging en de specifieke input die van verschillende autoriteiten werd ontvangen, maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de EMIR-verordening op een meer evenredige, efficiëntere en doeltreffendere manier worden bereikt.

4.BELANGRIJKSTE PROBLEMEN WAAROP WERD GEWEZEN

Er is algemene steun voor de doelstellingen van de EMIR-verordening om door middel van de kernvereisten transparantie en standaardisatie in de derivatenmarkten te bevorderen en de systeemrisico's te verminderen. Die kernvereisten - clearing, marginvereisten, rapportage, vereisten inzake limitering van operationele risico's en vereisten voor transactieregisters en CTP's - zijn van wezenlijk belang om de doelstellingen van de EMIR-verordening te kunnen bereiken, en zijn de omzetting van internationale engagementen voor hervorming van de regelgeving.

Er wordt daarom geoordeeld dat de aard van de kernvereisten van de EMIR-verordening niet fundamenteel mag worden gewijzigd, omdat ze van wezenlijk belang zijn om in de derivatenmarkten transparantie te garanderen en systeemrisico's te verminderen.

Niettemin werd op een aantal gebieden gewezen waarop de vereisten van de EMIR-verordening zouden kunnen worden aangepast zonder haar algemene doelstellingen in het gedrang te brengen, teneinde:

   (i) de vereisten eenvoudiger en efficiënter te maken; en

   (ii) onevenredige kosten en lasten te reduceren.

4.1. De vereisten eenvoudiger en efficiënter maken

Respondenten, waaronder CTP's, clearingleden, niet-financiële tegenpartijen, kleine financiële instellingen en pensioenfondsen, wezen op enkele vereisten die zouden kunnen worden verfijnd om de vlotte werking van de derivatenmarkten te verzekeren of om een vlottere implementatie van de vereisten door de marktspelers mogelijk te maken, zonder de doelstellingen van de EMIR-verordening in het gedrang te brengen of voor extra regelgevingsdruk te zorgen.

4.1.1. Een mechanisme invoeren om de clearingverplichting te schorsen

Zowel ESMA als het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB) wees op de afwezigheid van een mechanisme op grond van de EMIR-verordening om de clearingverplichting snel schorsen, en suggereerde dat dit nodig kan zijn om snel te reageren op dramatische veranderingen in de marktomstandigheden (bv. een scherpe verandering in geclearde volumes of liquiditeiten) en om snel een clearingverplichting op te heffen of te schorsen indien de marktsituatie dit vereist. Ook verschillende andere respondenten waren voorstander van de invoering van een dergelijk mechanisme.

Clearingverplichtingen kunnen worden aangepast of opgeheven via technische reguleringsnormen, maar dit proces kan meerdere maanden in beslag nemen. Bovendien zouden er zich bepaalde omstandigheden kunnen voordoen waarin een versneld proces om een clearingverplichting te schorsen noodzakelijk is om een verstoring van de markt te vermijden. De Commissie zal daarom een mechanisme tot schorsing van een clearingverplichting voorstellen in het kader van het voorstel inzake herstel en afwikkeling van CTP's met het oog op afwikkeling, en nagaan of het toepassingsgebied van de schorsing van een clearingverplichting kan worden verbreed tot andere passende doeleinden.

4.1.2. De voorspelbaarheid van marginvereisten vergemakkelijken 

Veel respondenten, met name brancheorganisaties en banken, merkten op dat het momenteel moeilijk kan zijn om te voorspellen welke niveaus van margin zij bij de CTP's zullen moeten stellen voor centraal geclearde transacties. Deze respondenten suggereerden dat deze tekortkoming zou kunnen worden verholpen door betere informatieverstrekking door CTP's aan de clearingleden. Zowel ESMA als het ESRB vroeg in hun verslagen over procyclische effecten en marginvereisten ook om meer transparantie inzake marginnormen en vereisten inzake procyclische effecten. Betere informatieverstrekking zou de nakoming van de marginvereisten door de marktspelers efficiënter maken en zou hen in staat stellen om hun eigen activa beter te beheren.

Daarnaast merkten enkele respondenten, met name financiële instellingen, met betrekking tot niet-geclearde transacties op dat er geen duidelijk mandaat is voor de modellen voor initiële margin die door de autoriteiten moeten worden bekrachtigd, hetgeen bij de marktspelers tot onzekerheid zou kunnen leiden over de vraag of hun berekeningen door de autoriteiten volledig conform de wetgeving worden geacht. Een mandaat voor de modellen voor initiële margin die door de autoriteiten moeten worden bekrachtigd, zou zowel voor de marktspelers als voor de autoriteiten zekerheid in de hand kunnen werken.

4.1.3. De rapportage van transacties stroomlijnen

De kwestie van rapportage aan transactieregisters leidde tot een groot aantal antwoorden van marktspelers en autoriteiten. Respondenten, voornamelijk brancheorganisaties en ondernemingen, maar ook overheidsinstanties, adviesbureaus, ngo's en een vakbond, suggereerden dat momenteel veel rapporten van de twee tegenpartijen met betrekking tot dezelfde transactie niet correct worden gekoppeld in transactieregisters. Dit wordt deels geweten aan een gebrek aan duidelijkheid over wat moet worden gerapporteerd en hoe, en aan de verschillen in vereisten tussen transactieregisters. Daarnaast suggereerden respondenten dat de vereisten significant kunnen worden vereenvoudigd zonder cruciale gegevens te verliezen, in het bijzonder met betrekking tot derivaten die op de beurs worden verhandeld. Respondenten vroegen zich ook af of de gegevens door de problemen bij het indienen van correcte gegevens en de koppeling daarvan, wel zo betrouwbaar en bruikbaar zijn als ze zouden moeten zijn. Tot slot plaatsten respondenten vraagtekens bij het nut van de vereiste om transacties te rapporteren die al bestonden voordat de rapportageverplichting van toepassing werd (het zogenaamde "backloading"), aangezien die gegevens zeer moeilijk te rapporteren zijn - ze betreffen derivaten die werden gesloten voordat de tegenpartijen zich in een positie bevonden om te weten welke informatie moest worden bewaard en gerapporteerd - en ze steeds minder nuttig worden geacht aangezien het om historische gegevens gaat die niet van cruciaal belang zijn voor de toezichthouders.

Veel respondenten wezen op mogelijke verbeteringen op het niveau van de transactieregisters om de gegevensaggregatie efficiënter te maken, met name door het gebruik van de gebruikelijke methodologieën van transactieregisters van de Unie. Voorts suggereerde ESMA dat de geldboeten voor transactieregisters moeten worden verhoogd om effectief toezicht te verzekeren.

Het bevorderen van transparantie door de rapportagevereisten op bepaalde gebieden te stroomlijnen en het verbeteren van de werking van transactieregisters zijn essentieel om de doelstellingen van de EMIR-verordening volledig te bereiken. Daarom moeten de huidige regels verder worden beoordeeld om specifieke maatregelen te nemen om dat doel te bereiken. Dit kan ook de nalevingslast voor marktspelers helpen verminderen.

Bovendien worden bepaalde autoriteiten van derde landen geconfronteerd met juridische uitdagingen bij de uitvoering van de regelingen (bv. het sluiten van een internationale overeenkomst) die momenteel volgens de EMIR-verordening vereist zijn voor wederzijdse toegang tot gegevens van transactieregisters. Daarom zou moeten worden uitgekeken naar andere methoden om de autoriteiten van derde landen toegang te bieden tot de gegevens van transactieregisters met passende waarborgen.

4.2 Onevenredige kosten en lasten reduceren

4.2.1. Spectrum van de transacties

In de antwoorden werd gewezen op een aantal gebieden waar het spectrum van de transacties die onder de vereisten vallen, als onnodig zou kunnen worden beschouwd om de doelstellingen van de EMIR-verordening te bereiken.

In het bijzonder werd in twijfel getrokken of de vereiste om contracten te clearen die gesloten werden voordat de clearingverplichting in werking treedt (het zogenaamde "frontloading") evenredig is, gezien het beperkte aantal contracten dat onder deze van nature tijdelijke maatregel valt, afgewogen tegen de moeilijkheden en de onzekerheid om clearingverplichtingen met terugwerkende kracht toe te passen. Ondernemingen en brancheorganisaties vroegen zich af of het evenredig is om de vereisten inzake limitering van operationele risico's toe te passen op transacties binnen eenzelfde groep, aangezien die transacties plaatsvinden binnen dezelfde concerns waar coördinatie tussen de tegenpartijen inherent is aan de aard van de transacties.

Er moet worden bekeken in welke mate transacties die werden gesloten voordat de clearingverplichting in werking treedt en transacties binnen eenzelfde groep onder de desbetreffende vereisten moeten blijven vallen.

4.2.2. Spectrum van entiteiten

a) NFT's

Met betrekking tot het spectrum van tegenpartijen die onder de vereisten van de EMIR-verordening vallen, merkten respondenten op dat NFT's voor aanzienlijke uitdagingen staan om aan de vereisten te voldoen, in het bijzonder aan de rapportagevereisten, omdat zij niet veel middelen en ervaring hebben. Gelet op de omvang van die uitdagingen vroegen veel NFT's zich af of dergelijke tegenpartijen een systeemrisico vormen in een mate die rechtvaardigt dat de vereisten van de EMIR-verordening van toepassing blijven. Respondenten merkten ook op dat de EMIR-verordening strenger lijkt te zijn ten aanzien van NFT's dan heel wat andere soortgelijke regelgeving in derde landen.

Daarom moet worden beoordeeld of het toepassingsgebied van de kernvereisten van de EMIR-verordening moet worden aangepast om tegemoet te komen aan de uitdagingen waarmee de NFT's worden geconfronteerd.

Dergelijke aanpassingen zouden onder meer kunnen bestaan uit het opheffen van de wettelijke verplichtingen voor NFT's om aan de vereisten inzake limitering van operationele risico's te voldoen, en het vereenvoudigen van de rapportage van hun transacties. Dergelijke transacties zouden echter niet volledig mogen worden vrijgesteld van die vereisten, zodat de toepassing van de kerndoelstellingen van de EMIR-verordening qua financiële stabiliteit gevrijwaard blijft. Qua opties zou kunnen worden onderzocht of a) financiële tegenpartijen derivatengegevens moeten aangeven in naam van NFT's, b) financiële tegenpartijen, maar niet NFT's, moeten verzekeren dat de vereisten inzake limitering van operationele risico's worden toegepast op transacties met NFT's, en c) NFT's moeten worden vrijgesteld van de rapportage van hun transacties binnen eenzelfde groep.

Daarenboven bood ESMA in haar verslag over dit onderwerp nieuwe inzichten in de activiteiten van NFT's na de invoering van de rapportagevereisten van de EMIR-verordening. Uit de bevindingen van ESMA blijkt dat NFT's het moeilijk kunnen vinden om de hedginguitzondering te monitoren en toe te passen in de praktijk. Dit zou ertoe kunnen leiden dat NFT's niet overal in de Unie dezelfde wettelijke behandeling krijgen. Uit de beschikbare gegevens blijkt ook dat NFT's weinig met het financiële systeem verbonden zijn aangezien zij met maar heel weinig tegenpartijen op de markten transacties uitvoeren: een gemiddelde van 1-2 per entiteit, terwijl dat bij financiële tegenpartijen om gemiddeld 31 tegenpartijen per entiteit gaat.

Op basis van de input van ESMA kan worden geconcludeerd dat sommige NFT's de toepassing van de huidige aanpak op grond van de EMIR-verordening lastig vinden, en dat de systeemrisico's daardoor niet aanzienlijk worden verminderd. De aard van de hedgingactiviteit wordt echter niettemin beschouwd als een relevante factor wanneer de systeemrelevantie van NFT's in aanmerking wordt genomen, aangezien entiteiten die aan hedging doen over het algemeen geen sterke hefboom hebben en onderliggende compenserende posities houden voor hun otc-derivatencontracten.

Omdat uit de bestaande gegevens blijkt dat de onderlinge verbondenheid van NFT's in het financiële stelsel beperkt is, zou dus verder moeten worden onderzocht of alle NFT's, dan wel slechts sommige van hen op basis van volume en het soort activiteit in de derivatenmarkten, moeten voldoen aan de clearing- en de marginvereisten.

Bij dat onderzoek zou ook rekening moeten worden gehouden met het feit dat sommige NFT's mogelijk worden heringedeeld wanneer MIFID II wordt geïmplementeerd.

b) Kleine financiële tegenpartijen

Naast de moeilijkheden waarmee NFT's worden geconfronteerd, merkten kleine financiële instellingen en brancheorganisaties en enkele overheidsinstanties op dat zij bij beperkte derivatenactiviteiten geconfronteerd werden met grote uitdagingen bij het opzetten van de nodige toegang tot clearing om te voldoen aan de toekomstige clearingverplichtingen. Respondenten vonden dat dit hoofdzakelijk kwam door de hefboomratiovereisten waarop de clearingleden op grond van de verordening kapitaalvereisten 11 anticiperen, waardoor het aanbieden van clearingdiensten voor cliënten voor hen te duur zou kunnen worden. Een ander obstakel waarop door respondenten werd gewezen, was een gebrek aan zowel flexibiliteit als zekerheid in verband met scheidings- en overdraagbaarheidsopties. Respondenten wezen op uitdagingen bij de toepassing van die vereisten, met name omdat ze in bepaalde lidstaten moeilijk te implementeren zijn vanwege nationale insolventiewetten. Tot slot suggereerden verschillende respondenten dat, zelfs als de vermelde obstakels zouden kunnen worden weggeruimd, sommige kleine financiële tegenpartijen die onderworpen zijn aan clearingvereisten, zo weinig activiteit hebben in otc-derivaten dat het voor hen niet commercieel haalbaar is om clearingoplossingen in te stellen. Er zouden maatregelen moeten worden overwogen om de obstakels voor clearing voor cliënten weg te ruimen.

c) Pensioenregelingen

Pensioenregelingen zijn momenteel door een gedelegeerde verordening van de Commissie vrijgesteld van clearing op grond van de EMIR-verordening 12 . Die vrijstelling vervalt ten laatste op 16 augustus 2017 en kan nog met één extra jaar worden verlengd door een nieuwe gedelegeerde handeling van de Europese Commissie. Zoals beschreven in het verslag van de Commissie ter beoordeling van de vorderingen en de inspanningen van de CTP's bij de ontwikkeling van technische oplossingen voor de overdracht door pensioenregelingen van andere zekerheden dan contanten als variatiemarges, alsook van de vraag of maatregelen moeten worden genomen om een dergelijke oplossing te faciliteren 13 , zijn clearingoplossingen voor pensioenregelingen om andere zekerheden dan contanten als variatiemarges te stellen echter waarschijnlijk niet beschikbaar in de nabije toekomst. Na het vervallen van de tijdelijke clearingvrijstelling die momenteel op grond van de EMIR-verordening geldt, moeten pensioenregelingen ofwel (i) vertrouwen op de repo-markten om zekerheden te transformeren, of (ii) hun kasvoorraden te verhogen ten opzichte van hun andere activa dan contanten. Het eerste scenario biedt mogelijk geen robuuste oplossing in tijden van marktvolatiliteit en druk op de capaciteit van de repomarkten zou mogelijk bredere bedreigingen voor de liquiditeit en stabiliteit van die markten kunnen meebrengen. Het tweede scenario zou een negatieve invloed hebben op de pensioeninkomens van de begunstigden van de pensioenregelingen, die volgens ramingen in de door de Europese Commissie bestelde basisstudie 14 de komende 20-40 jaar over heel de EU tot 3,66 % kan bedragen 15 .

Er zou moeten worden beoordeeld of de huidige vrijstelling zou kunnen worden verlengd of permanent zou kunnen worden gemaakt zonder dat de doelstelling van de EMIR-verordening om systeemrisico's te verminderen in gevaar wordt gebracht, aangezien pensioenregelingen voor niet centraal geclearde otc-transacties nog steeds onderworpen zouden zijn aan bilaterale marginvereisten die systeemrisico's verminderen.

5.CONCLUSIES

Er lijkt geen behoefte te zijn aan fundamentele wijzigingen in de aard van de kernvereisten van de EMIR-verordening, die van wezenlijk belang zijn om in de derivatenmarkten transparantie te verzekeren en systeemrisico's te verminderen.

Na analyse van de input die werd ontvangen in het kader van het toetsingsproces van de EMIR-verordening en de enquête zou actie moeten worden overwogen om de kwesties aan te pakken waarop in dit verslag is gewezen.

In het bijzonder is verdere analyse nodig om te bepalen hoe de aangewezen uitdagingen kunnen worden verholpen zodat een gestroomlijnde toepassing van de EMIR-verordening mogelijk wordt, waardoor buitensporige regelgevingsdruk op de marktspelers zou kunnen worden weggenomen, alsook een vlottere implementatie van de vereisten, terwijl ervoor wordt gezorgd dat de doelstellingen van de EMIR-verordening niettemin worden bereikt. In die analyse zou zorgvuldig rekening moeten worden gehouden met de internationale beginselen op het gebied van derivatenmarkten om ervoor te zorgen dat de markten wereldwijd efficiënt functioneren. Daarenboven zou dit initiatief de agenda voor betere regelgeving van de Commissie ondersteunen doordat onnodige kosten die momenteel door ondernemingen worden gedragen, zouden wegvallen, waardoor middelen voor investeringen zouden vrijkomen.

De Commissie zal in 2017 in het kader van REFIT een voorstel tot herziening van de EMIR-verordening indienen, dat vergezeld zal gaan van een effectbeoordeling waarin de verschillende belangen die op het spel staan diepgaander zullen worden bestudeerd. Als deel van die herziening zal de Commissie ook de desbetreffende technische normen beoordelen die aan de EMIR-verordening gekoppeld zijn.

Tot slot stelt de Commissie ook wetgeving inzake herstel en afwikkeling van CPT'S voor waarin onderdelen aan bod komen die niet onder de EMIR-verordening vallen, zoals herstelplanning, afwikkelingsplanning en het wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid voor CTP's, zodat de autoriteiten hun financiële problemen doeltreffend kunnen behandelen zonder onnodige financiële instabiliteit te creëren of publieke middelen in gevaar te brengen.

(1)

http://www.g20.utoronto.ca/2009/2009communique0925.html

(2)

 Vereisten inzake limitering van operationele risico's verwijzen naar vereisten op grond van artikel 11, lid 1, van de EMIR-verordening om niet-geclearde otc-derivatentransacties te waarderen, te laten aansluiten en te bevestigen en om portefeuilles te comprimeren en te laten aansluiten.

(3)

Bepaalde overheidsorganen van landen van de Unie en van derde landen kunnen worden vrijgesteld van de EMIR-verordening, overeenkomstig artikel 1, lid 4.

(4)

http://ec.europa.eu/finance/consultations/2015/emir-revision/index_en.htm

(5)

http://ec.europa.eu/finance/consultations/2015/financial-regulatory-framework-review/index_en.htm

(6)

Verslag van het ESCB over de vraag of maatregelen moeten worden genomen ter vergemakkelijking van de toegang van CTP's tot liquiditeitfaciliteiten van de centrale banken.

(7)

Beoordelingsverslag nr. 1 van de EMIR-verordening - Beoordeling van het gebruik van otc-derivaten bij niet-financiële tegenpartijen.

(8)

ESMA-beoordeling van CTP-colleges op grond van de EMIR-verordening.

(9)

ESRB-verslag over de doeltreffendheid van marginvereisten ter voorkoming van procyclische effecten en de noodzaak om aanvullende interventiecapaciteit op dit terrein te bepalen, Beoordelingsverslag nr. 2 van de EMIR-verordening door ESMA - Beoordeling van de doeltreffendheid van marginvereisten ter voorkoming van procyclische effecten.

(10)

Beoordelingsverslag nr. 3 van de EMIR-verordening - Scheidings- en overdraagbaarheidsvereisten.

(11)

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, PB L 176 van 27.6.2013.

(12)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1515 van de Commissie van 5 juni 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad wat de verlenging van de overgangsperioden voor pensioenregelingen betreft, PB L 239 van 15.9.2015.

(13)

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 85, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters, waarin wordt beoordeeld welke vorderingen en inspanningen CTP's hebben gerealiseerd bij de ontwikkeling van technische oplossingen voor het overdragen door pensioenregelingen van andere zekerheden dan contanten als variatiemarges, alsook of er behoefte is aan maatregelen om een dergelijke oplossing te faciliteren (COM(2015) 39 final van 3.2.2015).

(14)

Basisverslag over oplossingen voor het stellen van andere zekerheden dan contanten aan centrale tegenpartijen bij pensioenregelingen - 25 juli 2014.

(15)

Ibid.

Top