EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016DC0454

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD JAARVERSLAG 2015 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) NR. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART

COM/2016/0454 final

Brussel, 8.7.2016

COM(2016) 454 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

JAARVERSLAG 2015 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) NR. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

JAARVERSLAG 2015 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) NR. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART

Dit verslag heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december 2015

INLEIDING

In 2015 zijn maatregelen in werking getreden die naar verwachting zullen zorgen voor een aanzienlijke versterking van de capaciteit voor de opsporing van explosieven in handbagage aan passagierscontrolepunten in luchthavens 1 .

Het einde van het jaar werd gekenmerkt door een stijging van de alarmniveaus in verscheidene lidstaten, ten gevolg van het Metrojet-incident boven de Sinaï en de aanslagen in Parijs. Dit had aanzienlijke gevolgen voor verschillende vervoersmodi, waaronder de luchtvaart. Deze risicosituatie bevestigde de beleidskeuzes van de Commissie en de lopende werkzaamheden ter versterking van de capaciteit voor de opsporing van explosieven aan passagierscontrolepunten en faciliteiten voor beveiligingsonderzoeken van luchtvracht.

Een ander doel van het luchtvaartbeveiligingsbeleid van de EU is te zorgen voor een goed evenwicht tussen het hoogst mogelijke veiligheidsniveau en andere belangrijke factoren, zoals reisgemak, privacy en bescherming van persoonsgegevens en facilitering van operationele factoren. Deze risicogebaseerde aanpak zal ook in de toekomst worden gevolgd.

In dit verband heeft de Commissie de one-stop-security uitgebreid naar Canada en Montenegro en haar inspanningen voortgezet om op internationaal niveau geharmoniseerde regels vast te stellen via samenwerking met de Verenigde Staten en gelijkgestemde partners op het gebied van luchtvaartbeveiliging. De Commissie heeft effectief deelgenomen aan alle relevante evenementen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en de vergaderingen over luchtvracht van de Werelddouaneorganisatie (WDO). In nauwe samenwerking met de afdelingen voor ontwikkelingssamenwerking en nabuurschapsbeleid van de EU zijn programma’s voor capaciteitsopbouw op het gebied van de luchtvaartbeveiliging in derde landen vastgesteld, die vanaf 2016 worden uitgevoerd. De focus van de bijstand ligt op landen in Afrika en het Midden-Oosten, alsook op buurlanden van de EU en landen in Centraal-Azië. De Europese Burgerluchtvaartconferentie (ECAC) zal deze programma’s beheren namens de Commissie.

In lijn met de doelstellingen op het gebied van betere regelgeving in de EU wordt de wetgeving inzake luchtvaartbeveiliging stelselmatig verduidelijkt, geharmoniseerd en vereenvoudigd. De uitvoeringshandelingen op het gebied van luchtvaartbeveiliging, Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie 2 en Besluit C(2010)774 van de Commissie 3 , zijn vaak gewijzigd sinds hun inwerkingtreding in april 2010. Daarom heeft de Commissie in 2015 twee geconsolideerde en bijgewerkte wetgevingsbesluiten vastgesteld, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/1998 van de Commissie 4 en Uitvoeringsbesluit C(2015)8005 van de Commissie 5 , ter vervanging van beide handelingen.

Ten slotte is de Commissie via EU-inspecties gedurende het hele jaar toezicht blijven houden op de toepassing van de luchtvaartbeveiligingsmaatregelen door de lidstaten, in nauwe samenwerking met de lidstaten. De nalevingsniveaus zijn stabiel gebleven. In 2015 moest geen enkele EU-luchthaven tijdelijk worden uitgesloten van het "one stop security"-systeem van de EU om ernstige tekortkomingen te verhelpen.

DEEL EEN

De inspecties

1.Algemeen

Krachtens Verordening (EG) nr. 300/2008 is de Commissie verplicht inspecties uit te voeren van de luchtvaartbeveiligingsinstanties (de "bevoegde autoriteiten") van de lidstaten en van EU-luchthavens. Zwitserland is eveneens opgenomen in het EU-programma, terwijl Noorwegen en IJsland door de toezichthoudende autoriteit van de EVA worden geïnspecteerd op basis van parallelle bepalingen. De Commissie beschikt over een team van negen voltijdse luchtvaartbeveiligingsinspecteurs om de inspectiewerkzaamheden uit te voeren. Deze inspectiewerkzaamheden worden ondersteund door een pool van bijna honderd nationale auditeurs die door de lidstaten, IJsland, Noorwegen en Zwitserland zijn aangewezen en die een opleiding hebben gevolgd om te mogen deelnemen aan inspecties van de Commissie. Bijlage 1 bevat een tabel met een overzicht van alle monitoringactiviteiten die de Commissie en de toezichthoudende autoriteit van de EVA tot op heden hebben uitgevoerd.

2.Inspecties van nationale bevoegde autoriteiten

De Commissie heeft de vierde cyclus van inspecties van bevoegde autoriteiten voortgezet in 2015. Dit verslag heeft betrekking op de resultaten van alle inspecties die in de loop van 2015 zijn uitgevoerd. In totaal zijn elf bevoegde autoriteiten geïnspecteerd in de loop van het jaar. Voor de meeste lidstaten leverden deze inspecties aanzienlijke verbeteringen op in vergelijking met het verleden.

De gebreken die het vaakst werden vastgesteld in 2015 hadden betrekking op kleine tekortkomingen bij de volledige afstemming van de nationale programma's voor de beveiliging van de luchtvaart op de EU-regelgeving en tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van de nationale kwaliteitscontroleprogramma. Wat dit laatste punt betreft, hielden sommige lidstaten nog steeds onvoldoende toezicht op de adequaatheid en de uitvoering van de programma’s voor de beveiliging van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen en gereguleerde entiteiten, voornamelijk wegens de beperkte middelen en het grote aantal betrokken entiteiten. De meeste lidstaten hebben er echter op toegezien dat de minimumfrequentie voor het inspecteren van de beveiligingsmaatregelen op luchthavens volledig wordt nageleefd. Het proces voor de rectificatie van vastgestelde tekortkomingen was toereikend voor de meeste lidstaten die in 2015 werden geïnspecteerd, en alle lidstaten beschikten over passende handhavingsmaatregelen. Via haar systeem van collegiale toetsing blijft de Commissie nauw samenwerken met de lidstaten die problemen ondervinden bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van de EU-wetgeving, en blijft zij deze lidstaten helpen om oplossingen te vinden.

3.Eerste inspecties van luchthavens

In 2015 werden twintig luchthavens voor het eerst geïnspecteerd. Alle hoofdstukken werden behandeld (hoewel niet tijdens elke inspectie). Van de kernmaatregelen werd in 2015 in totaal 80 % in overeenstemming bevonden, ongeveer even veel als in de voorgaande jaren.

Het merendeel van de geconstateerde tekortkomingen is nog steeds het gevolg van menselijke factoren. Deze doen zich hoofdzakelijk voor bij de praktische toepassing van een aantal verscherpte controlemaatregelen voor handbagage en ook bij de screening van personeelsleden en vracht. Ook op het gebied van beveiligingsdoorzoekingen van luchtvaartuigen zijn verdere inspanningen noodzakelijk. Deze kwesties moeten worden aangepakt door verhoogde nationale kwaliteitscontrole op de betrokken gebieden.

Anderzijds is in 2015 gebleken dat het nalevingsniveau nog verder is toegenomen met betrekking tot erkende leveranciers van vluchtbenodigdheden, nadat reeds in 2014 betrekkelijk goede resultaten waren geboekt. Deze verbetering kan worden verklaard door een toegenomen bewustzijn en meer praktische ervaring met de herziene uitvoeringswetgeving, die voor meer duidelijkheid en samenhang van de maatregelen heeft gezorgd.

4.Follow-upinspecties

Overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie 6 behoort het tot de routinetaken van de Commissie om een beperkt aantal follow-upinspecties uit te voeren. Er wordt een bezoek gepland wanneer ernstige tekortkomingen zijn vastgesteld tijdens de eerste inspectie, maar ook op willekeurige basis, teneinde de nauwkeurigheid van de nationale activiteiten inzake rapportering en toezicht op de naleving te controleren. Dit is één keer gebeurd in 2015; de conclusie luidde dat alle vastgestelde tekortkomingen op passende wijze waren rechtgezet.

5.Beoordelingen

In de loop van het jaar is een beoordeling van een Amerikaanse luchthaven uitgevoerd in het kader van de werkafspraken (Working Arrangement) met de Transportation Security Administration van de VS, die zijn opgesteld in het kader van de EU-VS-luchtvervoersovereenkomst 7 .

Bovendien zijn de verslagen van de uitgevoerde beoordelingen op twee luchthavens in Montenegro onderzocht door het Regelgevend Comité voor de luchtvaartbeveiliging. Op basis van die beoordelingen zijn deze twee luchthavens opgenomen in het "one stop security"-systeem van de EU.

6.Openstaande dossiers, "artikel 15"-gevallen en juridische procedures

Een inspectiedossier wordt pas gesloten wanneer de Commissie ervan overtuigd is dat passende corrigerende maatregelen zijn genomen. In 2015 zijn 37 dossiers (28 luchthavens en 9 bevoegde autoriteiten) gesloten. Dit betekent dat voor elke nieuwe inspectie die in de loop van het jaar is uitgevoerd, een bestaand inspectiedossier werd gesloten; er is dus geen achterstand ontstaan in 2015. In totaal stonden eind 2015 tien dossiers over bevoegde autoriteiten en dertien over luchthavens nog steeds open.

Als de in een luchthaven vastgestelde tekortkomingen bij de toepassing van beveiligingsmaatregelen zo ernstig worden geacht dat ze een grote invloed hebben op het algemene niveau van de beveiliging van de burgerluchtvaart in de Unie, past de Commissie artikel 15 van Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie toe. Dit betekent dat alle andere bevoegde autoriteiten in kennis worden gesteld van de situatie en dat compensatiemaatregelen moeten worden overwogen met betrekking tot vluchten van of naar de luchthaven in kwestie. In 2015 moesten geen "artikel 15"-gevallen worden ingeleid.

Ongeacht of artikel 15 wordt toegepast, beschikt de Commissie nog over een andere mogelijkheid, met name in gevallen waarin de tekortkoming langdurig aanhoudt of zich opnieuw voordoet, namelijk het inleiden van een inbreukprocedure. In 2015 is één inbreukprocedure, die in 2014 was ingeleid naar aanleiding van de inspectie van een nationale overheidsdienst, voorgelegd aan het Europees Hof van Justitie. Volgens de Commissie hield de betrokken lidstaat nog steeds geen regelmatig toezicht op de naleving van bepaalde beveiligingsmaatregelen op een aantal luchthavens op zijn grondgebied. Deze zaak was eind 2015 nog steeds lopende. 

DEEL TWEE

Wetgeving en aanvullende instrumenten

1.Wetgeving

De burgerluchtvaart blijft een aantrekkelijk doelwit voor terroristische groepen. Om het hoofd te bieden aan deze bedreiging moeten passende en risicogebaseerde beschermingsmaatregelen worden toegepast. De Commissie en de lidstaten passen de risicobeperkende maatregelen voortdurend aan om een zo hoog mogelijk beveiligingsniveau te bereiken en tegelijk de nadelige effecten op de luchtvaartactiviteiten tot een minimum te beperken.

In november 2015 heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/1998 en Uitvoeringsbesluit C(2015)8005 vastgesteld, twee rechtsinstrumenten waarin gedetailleerde maatregelen zijn vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart. Beide rechtsinstrumenten zijn van toepassing sinds 1 februari 2016 en vervangen de vorige uitvoeringshandelingen, die elk 20 keer waren gewijzigd sinds hun goedkeuring in 2010. Besluit C(2015)8005 bevat gevoelige beveiligingsinformatie en wordt derhalve niet bekendgemaakt, maar alleen gericht tot de lidstaten die de relevante delen ter beschikking stellen van personen die hiervan op de hoogte moeten zijn. De nieuwe rechtsinstrumenten consolideren de vorige besluiten en alle wijzigingen daarvan, en verduidelijken en actualiseren tegelijkertijd bepaalde eisen in het licht van de opgedane ervaring en rekening houdend met relevante technologische ontwikkelingen. Zij vergroten derhalve de duidelijkheid en rechtszekerheid.

2.EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen (UDSCS)

Sinds 1 juni 2010 is de gegevensbank van erkende agenten en bekende afzenders 8 het enige wettelijke primaire instrument dat erkende agenten moeten raadplegen bij het aanvaarden van zendingen van een andere erkende agent of bekende afzender. Sinds 1 februari 2012 is deze gegevensbank uitgebreid met de lijst van luchtvaartmaatschappijen die vracht en post vanaf luchthavens in derde landen naar de EU mogen vervoeren (ACC3). In 2013 is deze gegevensbank bij wet verder uitgebreid met de lijst van EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateurs die zijn erkend door de lidstaten. De gegevensbank werd ook omgedoopt tot "EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen" 9 , omdat dit beter aansluit bij het uitgebreide toepassingsgebied ervan. Eind 2015 bevatte de gegevensbank ongeveer 14 000 erkende agenten, bekende afzenders, onafhankelijke validateurs en ACC3-entiteiten. De beoogde beschikbaarheid van 99,5 % werd in 2015 steeds gehaald.

3.Inspecties van EU-luchthavens - handboeken

Volgens Verordening (EG) nr. 300/2008 en Verordening (EU) nr. 72/2010 moeten inspecties door de diensten van de Commissie op de naleving van de beveiligingseisen voor de burgerluchtvaart objectief en volgens een standaardmethode plaatsvinden.

Daarom heeft de Commissie twee uitgebreide handboeken opgesteld met gedetailleerde aanwijzingen en richtsnoeren voor de EU-inspecteurs op het terrein. Het ene handboek heeft betrekking op inspecties van luchtvracht, het andere op inspecties van luchthavens. Na de vaststelling van de herziene uitvoeringshandelingen in november 2015 werd begonnen met de herziening van deze handboeken, teneinde rekening te houden met de ingevoerde wijzigingen en deze tijdig, voor de datum van inwerkingtreding van de nieuwe uitvoeringsvoorschriften in februari 2016, ter beschikking te stellen van de lidstaten en alle inspecteurs van de Commissie.

DEEL DRIE

Tests, studies en nieuwe initiatieven

1.Tests

In de zin van de EU-luchtvaartbeveiligingswetgeving wordt een "test" uitgevoerd wanneer een lidstaat met de Commissie overeenkomt dat hij gedurende een beperkte periode bepaalde niet in de wetgeving erkende middelen of methoden zal gebruiken ter vervanging van een erkende beveiligingsmethode, op voorwaarde dat dergelijke tests geen negatieve gevolgen hebben voor het algemene beveiligingsniveau. In juridische zin wordt niet van "test" gesproken wanneer een lidstaat of entiteit een evaluatie uitvoert van een nieuwe beveiligingsmethode die wordt gebruikt naast een of meer methoden die al onder de wetgeving vallen.

In de loop van 2015 zijn tests en evaluaties uitgevoerd in Frankrijk, Zweden en Nederland. Deze hadden betrekking op het gebruik van schoenmetaaldetectoren in combinatie met metaaldetectiepoortjes, het gebruik van een nieuwe generatie van apparatuur voor beveiligingsonderzoeken van handbagage waarbij het niet meer nodig is laptops, grote elektrische voorwerpen en vloeistoffen vóór het beveiligingsonderzoek uit de bagage te halen en het gebruik van software in de apparatuur voor beveiligingsonderzoeken die automatisch bagage cleart als deze geen risicovoorwerpen bevat ("auto clear software"). Bovendien is het gebruik van een nieuw soort Threat Image Projection (projectie van voorwerpen waarmee kan worden gedreigd) getest. Alle tests waren positief en sommige hebben waardevolle input opgeleverd voor de amendementen van de wetgeving die in november 2015 zijn vastgesteld; volgens deze amendementen mag voortaan gebruik worden gemaakt van schoenmetaaldetectieapparatuur, auto clear software en nieuwe types threat images voor threat image projection.

2.Studies en verslagen

In september 2015 ontving de Commissie een studie 10 over de vraag of beveiligingsinspecties in de luchtvaart en het zeevervoer konden worden uitbesteed aan bestaande of nieuwe agentschappen. De studie analyseerde de status quo van inspecties en vergeleek deze met mogelijke alternatieven. De consultant heeft eveneens de standpunten van personeelsleden van het Agentschap, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en betrokken belanghebbenden beoordeeld. Hij kwam tot de conclusie dat de huidige regeling zeer goed werkt en dat er geen objectieve reden is om de bestaande aanpak te veranderen.

3.Nieuwe initiatieven

Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt in een van de belangrijkste en moeilijkste dossiers, namelijk het stappenplan voor de ontwikkeling van technologieën voor luchtvaartbeveiliging. Dit stappenplan bevat verschillende activiteiten met betrekking tot alle aspecten van beveiligingstechnologie en -methoden en dient als referentie voor alle Europese belanghebbenden die betrokken zijn bij onderzoek op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart.

Wat vracht betreft, blijft de Commissie nauw samenwerken met de lidstaten om te onderhandelen over de uitvoering van een regeling voor voorafgaande analyse van vrachtinformatie (ACI). In deze context is de samenwerking met de douane voortgezet voor wat betreft vroegtijdige uitwisseling van informatie over de lading (pre-loading advance cargo information, PLACI); een gezamenlijke werkgroep binnen de ICAO/WCO, waaraan de Commissie actief deelneemt, is begonnen met een internationale oefening op het gebied van ACI. Het doel van deze oefening is om met staten en belanghebbenden afspraken te maken over gemeenschappelijke beginselen en mogelijke normen, alsook aanbevolen praktijken die kunnen worden vastgesteld en toegepast als een staat of regio beslist dit concept toe te passen in één of alle bedrijfsmodellen op het gebied van luchtvracht en -post.

DEEL VIER

Overleg met internationale instanties en derde landen

1.    Algemeen

De Commissie onderhoudt contacten met internationale organen en belangrijke handelspartners en neemt deel aan internationale bijeenkomsten, zoals de jaarlijkse vergadering van het Aviation Security Panel van de ICAO, en zorgt voor de coördinatie van de EU-standpunten. Met bepaalde landen, zoals de Verenigde Staten, worden bilaterale contacten onderhouden, zodat de Commissie inzicht kan krijgen in en een vertrouwensrelatie kan opbouwen met landen die luchtvaartbeveiliging op dezelfde wijze benaderen.

2.    Internationale organen

De Commissie heeft deelgenomen aan de jaarlijkse vergadering van het Aviation Security Panel van de ICAO in Montreal van 13 tot en met 17 april 2015, en presenteerde er een paper over ontwikkelingen op het gebied van luchtvaartbeveiliging waarin nader wordt ingegaan op de succesvolle toepassing van de regels die in de Europese Unie van toepassing zijn met betrekking tot beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels (LAG’s). De paper werd mede ingediend door belangrijke handelspartners Australië, Canada en de Verenigde Staten, die soortgelijke beveiligingsonderzoeken voor LAG's hebben ingevoerd, en werd gesteund door belangrijke stakeholders uit de luchtvaartsector, de Airports Council International en de International Air Transport Association. Dit initiatief, waar de luchtvaartpassagiers baat bij vinden, kon dus op brede steun rekenen.

De Commissie neemt deel aan vergaderingen van de Europese Burgerluchtvaartconferentie (ECAC), met name het ECAC Security Forum en de aanverwante werkgroepen. Dit is belangrijk omdat in deze groepen vaak de basis wordt gelegd voor de ontwikkeling van toekomstige beveiligingsregels die in overweging kunnen worden genomen door het regelgevend EU-comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart en de bijbehorende werkgroepen. In het kader van een samenwerkingsovereenkomst die in 2012 is ondertekend tussen de ECAC en de Commissie, zijn de activiteiten op het gebied van luchtvaartbeveiliging verder versterkt.

De Commissie onderneemt activiteiten voor capaciteitsopbouw in derde landen om het niveau van luchtvaartbeveiliging wereldwijd te versterken. Het project voor de beveiliging van de burgerluchtvaart in Afrika en op het Arabisch schiereiland (CASE), dat door de Europese Unie wordt gefinancierd, is op 1 november 2015 officieel van start gegaan en heeft een looptijd van vier jaar. Het wordt uitgevoerd door de Europese Burgerluchtvaartconferentie (ECAC).

3.    Derde landen

De Commissie heeft actief met de Verenigde Staten overlegd over luchtvaartbeveiligingskwesties, met name in de EU-VS-groep "samenwerking op het gebied van de beveiliging van vervoer" (Transportation Security Cooperation Group, TSCG). De TSCG heeft tot doel de samenwerking te bevorderen op een aantal gebieden van wederzijds belang en te garanderen dat de "one-stop security"-regelingen blijven werken en dat de respectieve regelingen van de EU en de VS inzake luchtvracht en -post wederzijds worden erkend. Beide initiatieven leverden luchtvervoersondernemingen tijds- en kostenbesparingen op en doen de operationele complexiteit afnemen.

De Commissie heeft nauw samengewerkt met Canada en Montenegro om een grondige analyse te verrichten van hun regelingen voor luchtvaartbeveiliging, zodat deze als gelijkwaardig aan de luchtvaartbeveiligingsregeling van de EU kunnen worden erkend. Deze samenwerking heeft ertoe geleid dat in december 2015 nieuwe uitvoeringswetgeving is voorgesteld om passagiers en bagage die vanuit Canada en Montenegro aankomen in de EU de mogelijkheid te geven om, in het kader van "one stop security"-regeling, zonder verdere beveiligingscontroles te worden getransfereerd naar een aansluitende vlucht. In het kader van deze regelingen behandelen Canada en Montenegro vluchten uit de EU op dezelfde wijze. Passagiers en bagage die vanuit de EU aankomen in deze landen, kunnen dus zonder verdere beveiligingscontroles worden getransfereerd naar een aansluitende vlucht. In het geval van Montenegro geldt deze wederkerigheid ook voor vracht.

 

(1) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/187 van de Commissie van 6 februari 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 voor wat betreft beveiligingsonderzoeken van handbagage (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 18) en Uitvoeringsbesluit van de Commissie C(2015) 561 final van 6 februari 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit C(2010) 774 van de Commissie voor wat betreft beveiligingsonderzoeken van handbagage, niet gepubliceerd in het PB.
(2)  Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1).
(3)  Besluit C(2010)774 definitief, vastgesteld op dinsdag 13 april 2010 en daarna bekendgemaakt aan alle lidstaten; niet gepubliceerd in het PB.
(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (PB L 299 van 14.11.2015).
(5)  Uitvoeringsbesluit van de Commissie C(2015) 8005 final van 16 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, zoals vermeld in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr. 300/2008. niet gepubliceerd in het PB.
(6) Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van procedures voor de inspecties van de Commissie op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart, PB L 23 van 27.1.2010, blz. 1.
(7)  PB L 134 van 25.5.2007, blz. 4.
(8)  Het gebruik van deze gegevensbank, die door de Commissie is opgezet, is krachtens Verordening (EG) nr. 185/2010 en Besluit C(2010) 774 verplicht voor alle actoren in de toeleveringsketen.
(9)  Verordening (EU) nr. 1116/2013 van de Commissie 6 november 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 299 van 9.11.2013, blz. 1.
(10) De studie werd uitgevoerd door het adviesbureau Steer Davies Gleave.
Top

Brussel, 8.7.2016

COM(2016) 454 final

BIJLAGEN

bij

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

JAARVERSLAG 2015 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) NR. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART


Bijlage 1

Inspecties van de Commissie tot en met 31.12.2015

Staat

Aantal inspecties 01/2015-12/2015 (m.i.v. follow-upinspecties)

Aantal inspecties 2004-2015 (m.i.v. follow-upinspecties)

Oostenrijk

0

12

België

2

16

Bulgarije

1

11

Kroatië

1

4

Cyprus

0

8

Tsjechië

1

11

Denemarken

1

15

Estland

1

8

Finland

2

13

Frankrijk

2

24

Duitsland

2

25

Griekenland

0

17

Hongarije

1

10

Ierland

0

13

Italië

2

22

Letland

0

8

Litouwen

0

7

Luxemburg

1

9

Malta

1

6

Nederland

2

13

Polen

2

15

Portugal

1

15

Roemenië

1

8

Slowakije

1

9

Slovenië

1

7

Spanje

2

23

Zweden

1

17

Verenigd Koninkrijk

2

26

Niet-EU-lidstaat:

Zwitserland

1

8

TOTAAL

32

380



Inspecties van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA t.e.m. 31.12.2015

Staat

Aantal inspecties 01/2015-12/2015 (m.i.v. follow-upinspecties)

Aantal inspecties 2004-2015 (m.i.v. follow-upinspecties)

IJsland

1

11

Noorwegen

3

48

TOTAAL

4

59



Bijlage 2

Uitvoeringswetgeving die in de loop van 2015 is vastgesteld:

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart 1

Uitvoeringsbesluit C(2015)8005 van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, zoals vermeld in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr. 300/2008 2  

(1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015, PB L 299 van 14.11.2015.
(2)  Besluit C(2015)8005 final, vastgesteld op 16 november 2015 en vervolgens medegedeeld aan alle lidstaten; niet bekendgemaakt in het PB.
Top