EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AE4572

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het pakket Investeringen in innovatie (COM(2013) 494 final COM(2013) 493 final — 2013/0232 (COD) COM(2013) 495 final — 2013/0240 (NLE) COM(2013) 496 final — 2013/0241 (NLE) COM(2013) 497 final — 2013/0242 (COD) COM(2013) 498 final — 2013/0243 (COD) COM(2013) 500 final — 2013/0233 (COD) COM(2013) 501 final — 2013/0234 (NLE) COM(2013) 503 final — 2013/0237 (NLE) COM(2013) 505 final — 2013/0244 (NLE) COM(2013) 506 final — 2013/0245 (NLE))

PB C 170 van 5.6.2014, p. 61–67 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 170/61


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het pakket Investeringen in innovatie

(COM(2013) 494 final

COM(2013) 493 final — 2013/0232 (COD)

COM(2013) 495 final — 2013/0240 (NLE)

COM(2013) 496 final — 2013/0241 (NLE)

COM(2013) 497 final — 2013/0242 (COD)

COM(2013) 498 final — 2013/0243 (COD)

COM(2013) 500 final — 2013/0233 (COD)

COM(2013) 501 final — 2013/0234 (NLE)

COM(2013) 503 final — 2013/0237 (NLE)

COM(2013) 505 final — 2013/0244 (NLE)

COM(2013) 506 final — 2013/0245 (NLE))

2014/C 170/10

Rapporteur: PEZZINI

Corapporteur: BATUT

De Europese Commissie heeft op 29 juli 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Publiek-private partnerschappen in Horizon 2020: Een krachtig instrument voor innovatie en groei in Europa

COM(2013) 494 final.

Het Europees Parlement en de Raad hebben op resp. 10 september en 3 september 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artt. 185 en 188, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de deelname van de Unie aan een door verscheidene lidstaten gezamenlijk opgezet programma voor onderzoek en ontwikkeling ter ondersteuning van onderzoek verrichtende kleine en middelgrote ondernemingen

COM(2013) 493 final — 2013/0232 (COD)

en het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de deelneming van de Unie aan een door verscheidene lidstaten gezamenlijk opgezet Europees programma voor innovatie en onderzoek op het gebied van de metrologie

COM(2013) 497 final — 2013/0242 (COD)

en het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende deelname van de Unie aan een tweede, door verscheidene lidstaten gezamenlijk opgezet partnerschapsprogramma voor klinische proeven tussen Europese en ontwikkelingslanden

COM(2013) 498 final — 2013/0243 (COD)

en het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad over de deelname van de Unie aan het door verschillende lidstaten opgezette gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma Actief en ondersteund wonen

COM(2013) 500 final — 2013/0233 (COD).

De Raad heeft op 2 september 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artt. 187 en 188, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief innovatieve medicijnen 2

COM(2013) 495 final — 2013/0240 (NLE)

en het Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën

COM(2013) 496 final — 2013/0241 (NLE)

en het Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de gemeenschappelijke onderneming ECSEL

COM(2013) 501 final — 2013/0234 (NLE)

en het Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2

COM(2013) 505 final — 2013/0244 (NLE)

en het Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof 2

COM(2013) 506 final — 2013/0245 (NLE).

De Raad heeft op 2 september 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artt. 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR), voor wat de verlenging van de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming tot 2024 betreft

COM(2013) 503 final — 2013/0237 (NLE).

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 november 2013 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 10 en 11 december 2013 gehouden 494e zitting (vergadering van 10 december) onderstaand advies uitgebracht, dat met 105 stemmen vóór, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is het ermee eens dat partnerschappen velerlei voordelen bieden om innovatie aan te zwengelen, en dat de mogelijkheden ervan nog beter zouden kunnen worden benut.

1.2

Het is van mening dat het van belang is synergieën te ontwikkelen tussen de tien voorgestelde initiatieven die via Horizon 2020 (H2020) financieel ondersteund worden, en te specificeren hoe ze qua instrumenten, vorm en aard verschillen van andere vormen van partnerschap.

1.3

Het vraagt garanties voor de financiële vooruitzichten van de initiatieven op lange termijn alsook stabiliteit van het regelgevingskader, teneinde het hoge risico waardoor de initiatieven gekenmerkt worden, beperkt te houden en bij te dragen aan de verwezenlijking van de algemene EU-doelstellingen: duurzame ontwikkeling, werkgelegenheid en opleiding om mensen te kwalificeren voor nieuwe beroepsprofielen.

1.4

Deze instrumenten zijn belangrijk om ervoor te zorgen dat er meer middelen beschikbaar komen voor investeringen in onderzoek en innovatie, op voorwaarde dat ze flexibel, eenvoudig en niet bureaucratisch, open en transparant zijn en een hefboomeffect hebben op bijkomende investeringen alsook een grotere deelname van kleinere ondernemingen garanderen, vooral in minder ontwikkelde gebieden.

1.5

De doelstellingen moeten volgens het EESC meetbaar zijn en toegespitst zijn op innovatie en omzetting daarvan in industriële doelstellingen en nieuwe banen. Ze moeten verankerd zijn in een gemeenschappelijke visie op middellange termijn, in het kader van een evenwichtig en transparant governance-systeem, met duidelijke technisch-wetenschappelijke en sociaaleconomische prestatie-indicatoren.

1.6

Wat de institutionele publiek-private partnerschappen (PPP's) betreft, pleit het EESC ervoor meer aandacht te besteden aan: mechanismen die insider trading verhinderen; groter gebruik van het hefboomeffect en meer ruimte, in de programma's en de projecten, voor kleinere ondernemingen in alle mogelijke vormen, met inbegrip van de sociale economie; een krachtig communicatiebeleid met een proactieve rol van het forum van stakeholders in alle gemeenschappelijke ondernemingen.

1.7

Wat de publiek-publieke partnerschappen (P2P's) betreft, zou het EESC graag zien dat het Europese O&I-budget bijdraagt aan een evenwichtigere verdeling van de EU-middelen, met meer aandacht voor technologie-intensieve kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en klinische, medische en technologische innovaties, die het welzijn ten goede komen van alle burgers en dan vooral ouderen (actief en ondersteund wonen).

1.8

Het EESC dringt aan op een proactief communicatiebeleid over de ontwikkeling van de tien ontplooide initiatieven en beveelt aan met alle belanghebbende partijen van het maatschappelijk middenveld een jaarlijkse conferentie te organiseren, waar de jaarverslagen over de behaalde resultaten en de toekomstige strategieën worden gepresenteerd, alsook meertalige praktische handleidingen voor slimme participatie aan de verschillende vormen van actief partnerschap op EU-niveau.

1.9

Het EESC raadt de Commissie aan om een dergelijk proactief beleid te ontwikkelen via met name het instellen van EESC-prijzen voor economische en sociale innovatie. Daarbij moet de aandacht worden gericht op drie hoofddoelgroepen: de wetenschappelijke wereld en het betrokken bedrijfsleven; de gebruikers van de innovatieve resultaten op de markt; de EU-burgers, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van de samenleving, met name wat werkgelegenheid en opleiding betreft. Het EESC stelt voor om een „Europese innovatieprijs” in het leven te roepen waarmee innovatieve toepassingen op industrieel, economisch of sociaal gebied worden beloond. Deze prijs moet ervoor zorgen dat de Europese meerwaarde goed zichtbaar wordt.

2.   Achtergrond van de partnerschappen

2.1

In Horizon 2020 wordt voorzien in de oprichting van publiek-private partnerschappen in sleutelsectoren waarbij onderzoek en innovatie zouden kunnen bijdragen aan:

de verwezenlijking van de Europese doelstellingen inzake concurrentievermogen;

de aanpak van maatschappelijke uitdagingen;

een betere ondersteuning van onderzoek en innovatie door de EU;

het aantrekken van meer industriële investeringen in onderzoek en innovatie.

2.2

Er zij op gewezen dat er verschillende vormen van partnerschappen voor onderzoek en innovatie bestaan:

Institutionele PPP's zoals bedoeld in artikel 187, Gemeenschappelijke Onderneming — autonome JU, oud artikel 171 VEG: innovatieve geneesmiddelen, waterstof- en brandstofcellen, clean sky, bio-industrie, elektronische onderdelen en systemen, beheer luchtverkeer.

Contractuele PPP's, opgericht bij overeenkomst (Memorandum of Understanding) waarin de strategische doelstellingen, de indicatieve budgetten en de raadplegingsstructuren zijn vastgelegd: fabrieken van de toekomst, energie-efficiënte gebouwen, groene auto's, internet van de toekomst, duurzame industriële procedés, robotica, fotonica, krachtige computers.

Europese technologische platforms, die bijdragen aan de totstandbrenging van Europese partnerschappen voor innovatie, Europese technologie-initiatieven, publiek-private en publiek-publieke partnerschappen, ERANETs, kennis- en innovatiegemeenschappen.

Publiek-publieke partnerschappen (P2P's), zoals bedoeld in artikel 185, voor deelname aan gemeenschappelijke programma's van lidstaten en de EU, die haar bijdrage financiert via H2020: ontwikkelingssamenwerking op gezondheidsgebied, metrologie, kmo's, ondersteuning van actief leven.

Europees innovatiepartnerschap (EIP), geïntroduceerd via het vlaggenschipinitiatief „Innovatie-Unie” van de Europa 2020-strategie: gemeenschappelijk samenwerkingsplatform onder leiding van een stuurgroep, voorgezeten door de voor de betrokken gebieden bevoegde Europese commissaris(sen). Thans zijn er drie innovatiepartnerschappen: grondstoffen, duurzaamheid en productiviteit in de landbouw, actief en gezond ouder worden.

Kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG), gecreëerd in het kader van het Europees Technologie-Instituut (EIT), expertisenetwerken, opgericht rond geïntegreerde partnerschappen tussen verschillende sectoren: universiteit, technologie, onderzoek, industrie en bedrijfsleven. Er zijn reeds drie KIG's opgericht: Climate-KIC, KIC InnoEnergy, EIT ICT Labs. Thematische gebieden zijn: productie-industrie, voeding van de toekomst, innovatie voor gezond leven en actief ouder worden, grondstoffen, veilige en slimme samenlevingen, stedelijke mobiliteit.

Slimme specialisatie-partnerschappen (RIS3), in het kader van het regionale EU-beleid en de structuurfondsen, en met name van de regionale innovatiestrategie op het gebied van onderzoek, innovatie (met inbegrip van sociale en technologische innovatie), technologieoverdracht en ontwikkeling van informatietechnologieën, in samenhang met de nieuwe cohesierichtsnoeren voor de periode 2014-2020.

2.3

De ervaring die is opgedaan met institutionele PPP's (als EU-organen in de zin van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002) leert dat andere categorieën zouden moeten worden toegevoegd om een ruimere keuze mogelijk te maken tussen instrumenten waarvan de regels voor privaatrechtelijke partners flexibeler en toegankelijker zijn dan die welke op EU-instellingen van toepassing zijn.

2.4

PPP's van H2020 kunnen worden gedefinieerd als innovatieve financieringsinstrumenten, die op open en transparante wijze vastgesteld en toegepast worden op basis van een evaluatie van onafhankelijke deskundigen die een licht werpt op:

de toegevoegde, intrinsieke en Europese waarde;

de impact op het industriële concurrentievermogen en de duurzame groei;

de kwaliteit van de aangegeven sociaaleconomische doelstellingen, met name wat betreft nieuwe banen en opleiding;

de evenwichtige bijdrage van alle partners, op basis van een gedeelde visie;

een duidelijke definitie van de rol van elke partner;

prestatie-kernindicatoren;

de samenhang met de strategische agenda van de Unie op O&I-gebied;

een systeem van gezond financieel beheer;

het vermogen om een hefboomeffect voor nieuwe investeringen teweeg te brengen;

een open, transparant en participatief governance-kader, waaraan ook kleinere ondernemingen kunnen deelnemen.

2.5

De gemeenschappelijke technologie-initiatieven (GTI's) zijn deugdelijk gebleken formules voor publiek-private samenwerking op O&O-gebied.

2.6

GTI's zijn meestal uitlopers van de Europese technologieplatforms (ETP's) waarover het EESC zich al heeft uitgesproken (1). Zij komen met name voort uit ETP's waarvoor de normale instrumenten ter ondersteuning van de bestaande O&O-activiteiten ontoereikend zijn om de doelstellingen te verwezenlijken die in de strategische agenda's zijn vastgesteld.

2.7

Het EESC is het ermee eens dat partnerschappen tal van voordelen bieden en dat de mogelijkheden ervan beter benut zouden kunnen worden. Het verheugt zich dan ook over het initiatief van de Commissie om in het kader van het vlaggenschipinitiatief „Innovatie-Unie” Europese innovatiepartnerschappen (EIP's) op te zetten en te bevorderen.

2.8

Het EESC heeft eveneens benadrukt hoe „belangrijk innovatie voor de Europa 2020-strategie is” en erop gewezen „dat innovaties niet noodzakelijkerwijs het resultaat van een lineair proces ... zijn, maar als onderdeel van een ingewikkelder proces ontstaan ...” (2).

2.9

Hoewel onderzoek en innovatie sterk met elkaar verweven zijn „gaat het niet aan om innovatie onder onderzoek te subsumeren of andersom. Dat zou een verschraling betekenen van fundamentele Europese culturele waarden” (3).

2.10

Het EESC spreekt andermaal zijn steun uit voor de bevordering van sociale innovatie, met name in het kader van EU-financieringsprogramma's als de structuurfondsen of het programma voor sociale verandering en innovatie, als middel om de ontwikkeling van de financieringscapaciteit van sociale ondernemingen gemakkelijker extra te ondersteunen (4).

2.11

Het EESC heeft gewezen op het belang van partnerschappen om de aantrekkelijkheid van Europa als mondiaal gangmaker op O&I-gebied te verhogen.

2.12

Het EESC bevestigt zijn steun voor de rol van partnerschappen bij het samenbrengen van actoren uit de Europese en nationale publieke sector in P2P's en PPP's (5) met het oog op een aanpak van de grote sociale uitdagingen en een versterking van de concurrentiepositie van de EU. Uit de analyse van:

partnerschapsmodellen in het kader van het 7e kaderprogramma,

het programma voor concurrentievermogen en innovatie (PCI),

de Europese onderzoeksruimte –(EOR),

het beleidskader van de Innovatie-Unie,

het proefpartnerschap op het gebied van actief en gezond ouder worden (AHA),

konden in dit verband zeer positieve elementen worden gehaald (6).

2.13

Het EESC is het eens met de methode waarmee deze tien voorstellen van het pakket investeringen voor innovatie door de Commissie ontwikkeld werden, op basis van de resultaten van openbare raadplegingen, effectbeoordelingen en verschillende stappenplannen.

2.14

Het heeft van zijn kant op 31 oktober 2013 een hoorzitting gehouden over het pakket voorgestelde initiatieven, waaraan een aanzienlijk aantal relevante vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, van het bestuur van verschillende bestaande gemeenschappelijke ondernemingen en van de Commissie zelf heeft deelgenomen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het EESC onderschrijft ten volle het pakket initiatieven van de Commissie en is van mening dat zowel de PPP-voorstellen zoals bedoeld in art. 187 VWEU, als de P2P-voorstellen zoals bedoeld in art. 185 VWEU, krachtige instrumenten zijn voor het aanpakken van de grote uitdagingen die een aanzienlijke impact hebben op het concurrentievermogen en de duurzame economische en sociale ontwikkeling van Europa.

3.2

De tien via H2020 gesteunde initiatieven moeten nader worden gespecificeerd, daar zij qua instrumenten, vorm en aard verschillen van andere soorten partnerschappen, ook al hebben zij soms convergerende doelstellingen en/of vallen hun doelstellingen soms samen. Het is immers zaak om dubbel werk, overlappingen en mogelijke tegenstrijdigheden te vermijden en in plaats daarvan synergieën en complementariteit met andere initiatieven in het licht te stellen. Hoe dan ook worden de lidstaten niet ontheven van hun verantwoordelijkheden op de gebieden waarop deze partnerschapsinitiatieven betrekking hebben.

3.3

Het is van belang dat de EU de begrotingsvooruitzichten op O&I-gebied en de stabiliteit van het vereenvoudigde regelgevingskader kan verzekeren en dat de bedrijven met initiatieven komen om de hoge risico's waarmee een en ander gepaard gaat, te beperken. Voorts moet de financiële steun evenwichtiger verdeeld worden over de initiatieven en moet meer aandacht worden geschonken aan domotica, gericht op ondersteuning van actief leven, alsook aan het programma voor hoogtechnologische kmo's.

3.4

De instrumenten zelf zijn van belang omdat zij aanzienlijke middelen voor investeringen in O&I kunnen garanderen als zij voldoende flexibel, eenvoudig, open en transparant zijn en geen bureaucratische rompslomp met zich meebrengen, en op voorwaarde dat er een oplossing wordt gevonden voor de problemen inzake evenwichtige verdeling en/of mogelijk conflict tussen concurrentieregels en bevordering van innovatie, bescherming van de intellectuele eigendom, verspreiding en open toegang tot resultaten. Uiteindelijk doel bij dit alles is tenslotte de burgers/belastingbetalers en consumenten een betere dienstverlening te verstrekken.

3.5

Het EESC wijst er met name op dat het „van belang is dat het auteursrecht en de intellectuele eigendom van onderzoekers en hun organisaties beschermd blijven […]” en dat „[…] vooral in het geval van globale symmetrie tussen Europa en de landen buiten Europa — vrije toegang tot een relevante selectie van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vrij toegankelijke publicaties nuttig en praktisch zou kunnen zijn […]” (7).

3.6

De doelstellingen moeten volgens het EESC meetbaar en verbonden zijn met niet alleen de industriële strategie van de sector maar vooral ook met de oplossing van problemen van de samenleving en de duurzame sociaaleconomische ontwikkeling, met name wat werkgelegenheid betreft. Met het oog daarop moeten ze verankerd zijn in een gemeenschappelijke visie op middellange termijn, in het kader van een evenwichtig en transparant governance-systeem, met duidelijke en expliciete technisch-wetenschappelijke en sociaaleconomische prestatie-indicatoren.

3.7

Het EESC is erg ingenomen met de ervaringen die zijn opgedaan met PPP's als instrument om verschillende financieringswijzen te combineren. Het spreekt zich uit voor sterk vereenvoudigde modellen van cost-funding, die de betrouwbaarheid van het model moeten verbeteren, het risico op onregelmatigheden in de uitgavenverklaringen van de begunstigden moeten verminderen, de boekhouding m.b.t. het project minder ingewikkeld moeten maken, niet strikt noodzakelijke stappen voor de verificatie moeten schrappen en aldus het tenuitvoerleggingsproces moeten vergemakkelijken en versnellen.

3.8

Om gelijke voorwaarden te garanderen aan alle ondernemingen die op de markt actief zijn, is het daarom noodzakelijk dat bij de via H2020 aan PPP's en P2P's verstrekte financiering rekening wordt gehouden met de regelgeving voor staatssteun, zodat de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven wordt verzekerd, verstoring van de markt wordt voorkomen alsook alle ethische voorschriften in acht worden genomen.

3.9

Volgens het EESC moet de oprichting van PPP's worden gekoppeld aan voorwaarden die waarborgen dat een daadwerkelijk mededingingskader gehandhaafd blijft en dat nieuwkomers de gelegenheid krijgen op gelijk welk moment mee te doen of zich systematisch bij programma's en projecten van groepen eindgebruikers kunnen aansluiten.

3.10

Het belang van de intellectuele-eigendomsrechten moet absoluut worden erkend. Met name het oprichten van octrooiverzamelingen moet worden aangemoedigd om het delen van wetenschappelijke gegevens mogelijk te maken en om de gezamenlijke samenwerkings- en onderzoeksinspanningen op het vlak van specifieke technologische behoeften te verhogen, alsook „patent thicket”-situaties te voorkomen (8).

3.11

Het EESC beveelt aan voor de eindgebruikers een handleiding uit te werken waarin de talrijke EU-instrumenten voor innovatie opgenomen zijn, samen met de verschillende vormen van partnerschap, de gemeenschappelijke initiatieven, vlaggenschipinitiatieven, kennisgemeenschappen, platforms en andere soortgelijke EU-acties op O&I-gebied. Door een horizontale dimensie te introduceren zouden de investeringen (bijv. voor nanotechnologie en ondersteuning van ouderen) kracht kunnen worden bijgezet en zouden alle soorten ondernemingen gemakkelijker mee aan boord kunnen worden genomen.

3.12

Het EESC acht het absoluut noodzakelijk om het complexe systeem van maatregelen, synergieën en EU-beleid ter zake (gaande van O&I-beleid tot regionaal, cohesie- en industriebeleid) gebruiksvriendelijker en transparanter te maken, vooral voor kmo's en kleinere organisaties, ook in de sociale economie.

3.13

Het is volgens het EESC evenzeer van belang om voor zichtbaarheid, (ook verbale) publiciteit en transparantie te zorgen wat betreft het hele pakket alsook de initiatieven en instrumenten die eraan gerelateerd (kunnen) worden, via een proactief communicatiebeleid en jaarlijkse conferenties met alle belanghebbenden van het maatschappelijk middenveld, waarbij regelmatig verslag zal worden uitgebracht over de behaalde resultaten en de toekomstige strategieën.

3.14

Gelet op het belang van de toegekende middelen en de verscheidenheid van situaties en reële behoeften in de lidstaten, pleit het EESC ervoor een communicatiebeleid te ontwikkelen dat gericht is op vier types doelgroepen:

de wetenschappelijke gemeenschap en het bedrijfsleven, ongeacht vorm of omvang;

kleine en middelgrote ondernemingen en de sociale economie;

eindgebruikers, via een gestructureerde dialoog met hun vertegenwoordigers in de verschillende sectoren, waarbij het EESC op nuttige wijze betrokken zou kunnen worden;

het geheel van burgers-belastingbetalers, om hen op de hoogte te stellen van de resultaten en de mogelijke innovatieve toepassingen van het O&I van de EU.

3.15

Het EESC is van mening dat een EESC-prijs voor economische en sociale innovatie in het leven zou kunnen worden geroepen, teneinde nuttig gebruik te maken van de resultaten die door de tien voorgestelde partnerschappen in de verschillende sectoren van de 28 lidstaten zijn behaald, met medewerking van de fora van stakeholders, zoals voorgeschreven in het statuut van de gemeenschappelijke ondernemingen. De Commissie zou van haar kant een grootschalige campagne op touw moeten zetten met het oog op bewustmaking en opleiding inzake publiek-private partnerschappen.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1

Het EESC verheugt zich over de duidelijke tendens om meer gebruik te maken van PPP's op het gebied van volksgezondheid, clean sky, beheer van het luchtruim, elektronica en informatica, brandstof- en waterstofcellen. Het wijst evenwel op de noodzaak synergieën te ontwikkelen met andere partnerschappen en anderszins bestaande initiatieven, alsook in het kader van ander EU-beleid.

4.2

Wat het initiatief Innovatieve geneesmiddelen betreft, vindt het EESC dat er meer aandacht moet uitgaan naar de ontwikkeling van geneesmiddelen voor zeldzame ziekten of langdurige toediening, die voor de armste bevolkingslagen betaalbaar zijn. Volgens het EESC moet o.a. prioriteit worden gegeven aan de afzet in de EU van producten die uit Europees onderzoek voortkomen, en aan de vaststelling van regels voor de prijs per gram actieve stof. Daarbij moet rekening worden gehouden met de moeilijkheden die de overheidsbegrotingen en sociale systemen van de lidstaten thans ondervinden.

4.3

Wat het initiatief FCH 2 — brandstofcellen en waterstof — betreft, zou volgens het EESC met name ook de ontwikkeling van koolstofvrije technologieën voor de waterstofgeneratie in de doelstellingen moeten worden opgenomen.

4.4

In het initiatief Clean Sky zou meer aandacht moeten worden geschonken aan de impact van de (ook tussentijdse) resultaten van de aangegeven demonstratieprojecten, alsook aan het beheer van de risico's voor de veiligheid en het milieu in het kader van het PPP Gemeenschappelijk luchtruim.

4.5

Wat de ontwikkeling van de bio-industrie, biologische, biolandbouw- en biomaterialen betreft, moet erop worden toegezien dat de betreffende technologieën de levende wereld, het milieu, de duurzaamheid van landbouw en levensmiddelenindustrie en de voorzorgsbeginselen in acht nemen. Het EESC kijkt uit naar de concrete en zichtbare positieve resultaten van dit initiatief.

4.6

Tegenover de aanzienlijke inspanningen, ook op financieel gebied, die m.b.t. het initiatief ECSEL voor digitale technologieën en nano-elektronica worden geleverd en die ook in het kader van H2020 reeds waren gepland, moet een concreet voordeel voor de burger/belastingbetaler staan, bijv. op het vlak van betere, gebruiksvriendelijkere en kosteloze toegang tot deze technologieën (9).

4.7

Het EESC is ook een vurig pleitbezorger van de vier P2P-initiatieven maar benadrukt dat twee ervan kracht moeten worden bijgezet, ook wat de hun toebedeelde middelen betreft:

het initiatief Eurostar, wegens de positieve resultaten waarvan het blijk heeft gegeven bij de ondersteuning van de toegang van kmo's tot OTO&I, in het kader van de Europese onderzoeksruimte (EOR);

het Europese domoticaprogramma „Actief en ondersteund wonen” (AAL: Active and Assisted Living), dat tegemoetkomt aan belangrijke vereisten voor een gezonde ontplooiing van het individu en de Europese samenleving in haar geheel.

4.8

Met name ten aanzien van AAL beveelt het EESC aan rekening te houden met de uiteenlopende omstandigheden in de lidstaten, ook in samenhang met de te verwachten aandacht voor deze problematiek, met het oog op de demografische ontwikkelingen tot 2024 en daarna: het niveau van de EU-financiering moet fors worden opgetrokken ten opzichte van het KP7, en bij de oprichting van een ad-hoccomité moet rekening worden gehouden met de toekomstige standpunten van de verschillende representatieve categorieën van het maatschappelijk middenveld.

4.9

Om de ontwikkeling van een en ander te bespoedigen en de kansen op nieuwe banen en beter gekwalificeerde beroepsprofielen te verhogen zouden deze institutionele partnerschappen zich moeten ontwikkelen in nauwe samenwerking en coördinatie met andere soortgelijke acties in het kader van de vlaggenschipinitiatieven van het industriebeleid en slimme specialisatie, het cohesiebeleid en de regionale innovatiestrategieën.

4.10

Wat de deelname aan het metrologieprogramma betreft, verwijst het EESC naar zijn advies ter zake (10) en beveelt het aan ook op financieel vlak de steun te verhogen voor de deelname hieraan van kleinere ondernemingen en gebruikersgroepen. Wat het partnerschap Europa-ontwikkelingslanden betreft, wordt verwezen naar het advies EU/Afrika (11) en wordt specifiek aanbevolen de symptomen niet over het hoofd te zien van een terugkeer naar Europa van ziekten die voorwerp zijn van onderzoek, alsook toe te zien op volledige inachtneming van de ethische principes in de protocollen.

Brussel, 10 december 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  PB C 299 van 4.10.2012, blz. 12.

(2)  PB C 318 van 29.10.2011, blz. 121.

(3)  Zie voetnoot 2.

(4)  PB C 143 van 22.5.2012, blz. 17.

(5)  Voorbeelden van P2P-partnerschappen: ERA-NET en ERA-NET Plus, initiatieven op basis van art. 185 en gemeenschappelijke programmering. Voorbeelden van PPP's in de O&I-sector: ICT en Internet van de toekomst.

(6)  PB C 229 van 31.7.2012, blz. 39.

(7)  PB C 76 van 14.3.2013, blz. 48.

(8)  PB C 68 van 6.3.2012, blz. 28.

(9)  Zie EESC-advies 4345/2013 van 24.10.2013.

(10)  PB C 228 van 22.9.2009, blz. 69.

(11)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 148.


Top