EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AR0164

Verkennend advies van het Comité van de Regio's over „De rol van lokale en regionale overheden in het toekomstige milieubeleid”

PB C 15 van 18.1.2011, p. 4–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 15/4


Verkennend advies van het Comité van de Regio's over „De rol van lokale en regionale overheden in het toekomstige milieubeleid”

2011/C 15/02

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

vindt dat de lokale en regionale overheden een grotere rol zouden moeten spelen bij de formulering van het milieubeleid van de EU. Dit komt de implementatie van het beleid ten goede en geeft de lokale en regionale overheden het gevoel dat het milieubeleid ook hun zaak is. De lokale en regionale overheden zullen zich proactiever inzetten, onder meer met gebruikmaking van bestaande platforms en netwerken, als wordt gekozen voor innovatieve methoden op basis van multilevel governance. Het Burgemeestersconvenant is bij uitstek een voorbeeld hiervan en dit concept zou uitgebreid kunnen worden tot andere belangrijke onderdelen van het EU-milieubeleid;

verzoekt de Europese Commissie na te gaan of zij kan helpen een jaarlijks forum te organiseren over lokale en regionale problemen en oplossingen bij de toepassing van EU-milieuwetgeving en roept het Europees Parlement op om het CvdR te betrekken bij de debatten met de Europese Commissie over de implementatie van Europese milieuwetgeving;

verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat de binnenlandse bevoegdheidsverdeling wordt gerespecteerd en er adequate overlegprocedures worden ingevoerd, m.i.v. de oprichting van „dossier/omzettingsteams”, bestaande uit deskundigen van de landelijke overheid, de regio's en verenigingen van lokale overheden, die tijdens de gehele beleidscyclus samenwerken;

is voorstander van invoering van een algemeen bindend kader voor milieu-inspecties. De details van de opzet en inhoud van de inspecties dienen echter op nationaal niveau geregeld te worden en op regionaal en lokaal niveau verder ontwikkeld te worden op basis van algemene beginselen die door de EU en op lagere niveaus worden vastgesteld;

benadrukt dat een 7e MAP een belangrijke pijler zou zijn van de toekomstige EU2020-strategie en moet verduidelijken wat de consequenties ervan zijn voor het milieubeleid. Het zou duidelijke doelstellingen en tijdschema's moeten bevatten en moeten voorzien in een gemeenschappelijke thematische strategie voor bodembescherming, inclusief de doelstelling om hiervoor een kaderrichtlijn in het leven te roepen.

Rapporteur

:

Mevrouw Paula BAKER (UK/ALDE), lid van de districtsraad van Basingstoke en Deane

Referentiedocument

:

Raadpleging van het Spaanse voorzitterschap

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

A.   Algemene opmerkingen

1.

is verheugd dat het wordt betrokken bij „Betere instrumenten voor het milieubeleid” en de ontwikkeling van een 7e Milieuactieprogramma, aangezien lokale en regionale overheden van cruciaal belang zijn voor de implementatie van milieubeleid en het bereiken van tastbare resultaten.

2.

Het CvdR moedigt de vele lokale en regionale overheden die op milieugebied al uitstekend werk hebben verricht, aan hun inspanningen voort te zetten.

3.

Wel zijn er problemen met de toepassing van de EU-milieuvoorschriften. In 2008 had 23,5 % (481) van alle inbreuken op de EU-wetgeving betrekking op het milieu (1), wat betekent dat het milieu nog steeds wordt geschaad en de concurrentie nog steeds wordt vervalst.

4.

Het CvdR wil in dit advies ingaan op de mogelijkheden om de milieubescherming op alle overheidsniveaus en in alle stadia van de beleidsontwikkeling doeltreffender te maken.

B.   Betere coördinatie en governance

5.

De lokale en regionale overheden zouden een grotere rol moeten spelen bij de formulering van het milieubeleid van de EU. Dit komt de implementatie van het beleid ten goede en geeft de lokale en regionale overheden het gevoel dat het milieubeleid ook hun zaak is. Het multilevel governance-concept van het CvdR zou toegepast moeten worden op het EU-milieubeleid en de verkennende werkzaamheden m.b.t. tripartiete contracten tussen EU, lidstaten en lokale en regionale overheden zouden uitgebreid moeten worden (2). Op deze manier kunnen de verschillende bestuurslagen tot een echte deling van de verantwoordelijkheden komen om zo overeengekomen doelstellingen te realiseren.

6.

De lokale en regionale overheden zullen zich proactiever inzetten, onder meer met gebruikmaking van bestaande platforms en netwerken, als de EU-wetgeving niet eenvoudigweg via de lidstaten ten uitvoer wordt gelegd, maar wordt gekozen voor innovatieve methoden op basis van multilevel governance. Er zijn vele voorbeelden van steden en regio's in Europa die ambitieuze maatregelen hebben genomen omdat de lidstaat verzuimde op te treden, zoals de Lokale Agenda 21, in feite het uitvloeisel van een internationaal evenement uit 1992. Het Burgemeestersconvenant is bij uitstek een voorbeeld hiervan.

7.

De Europese Commissie zou moeten nagaan of dit concept uitgebreid kan worden tot andere belangrijke onderdelen van het EU-milieubeleid, zoals biodiversiteit, afval en water, lawaai en luchtverontreiniging en bodemgebruik, hierbij moet worden gekozen voor een geïntegreerde aanpak waarbij verschillende sectoren gaan samenwerken.

8.

Hoewel de lokale en regionale overheden duidelijke taken hebben op het vlak van milieubescherming, is het helaas zo dat de EU-milieuwetgeving zich uitsluitend richt tot de lidstaten, er slechts één „bevoegde autoriteit” (zelden „autoriteiten”) moet worden aangewezen en er alleen bij wijze van uitzondering over samenwerking wordt gesproken (3).

9.

Te betreuren valt ook dat er in de plannen van de Europese Commissie om de tenuitvoerlegging van de EU-milieuwetgeving te verbeteren weinig nadruk ligt op acties ter ondersteuning van goed lokaal en regionaal bestuur (4).

10.

De Europese instellingen moeten krachtens artikel 11 van het Verdrag van Lissabon meer met elkaar in dialoog treden en meer overleg voeren. De lokale en regionale overheden menen dat deze nieuwe bepalingen mogelijkheden bieden om hun rol bij de formulering van EU-beleid verder te ontwikkelen. Bovendien is het subsidiariteitsbeginsel uitgebreid tot het lokale en regionale niveau en staat in artikel 5 van het subsidiariteitsprotocol dat ontwerpen van wetgevingshandelingen vergezeld moeten gaan van een beoordeling van de financiële gevolgen van het ontwerp en van het effect op de door de lidstaten vast te stellen regelgeving, inclusief de regionale regelgeving.

11.

De effectbeoordeling van de Europese Commissie zou uitgebreid moeten worden tot het lokale en regionale niveau; er zou standaard een analyse van de territoriale gevolgen uitgevoerd moeten worden.

12.

Het CvdR roept het Europees Parlement en de Raad op amendementen in te dienen op en wijzigingen aan te brengen in wetgevingsvoorstellen met verstrekkende gevolgen voor lokale en regionale overheden, voor zover dit blijkt uit een soortgelijke effectbeoordeling als bij het oorspronkelijke voorstel is uitgevoerd.

13.

De tenuitvoerlegging van milieuwetgeving vergt vaak een aanzienlijke bestuurlijke en financiële inzet, inhoudelijke en technische expertise en een politieke wil. Door de gevolgen voor de lokale en regionale institutionele structuren in kaart te brengen kan wellicht een rechtvaardiging voor grotere financiële stimulansen en de nodige Europese en nationale steun worden gevonden.

14.

De Commissie moet gemeenschappelijke instrumenten ter beschikking stellen, zodat de lokale en regionale overheden de nodige middelen hebben om de vooropgestelde doelen te bereiken.

15.

Op alle bestuursniveaus en in alle stadia van de beleidsontwikkeling bestaat behoefte aan een betere communicatie. Dit impliceert ook dat geïnvesteerd moet worden in informatiesystemen en internetinstrumenten waarmee milieu-informatie transparant wordt gemaakt voor publiek en overheidsinstellingen. De verslagleggingsdruk op lokale en regionale overheden kan door middel van ICT worden verminderd zonder dat dit ten koste gaat van de impact van de wetgeving.

16.

De ministeries van Milieu van de lidstaten zouden verticale „dossierteams” moeten oprichten, bestaande uit deskundigen van de landelijke overheid, de regio's en verenigingen van lokale overheden, die tijdens de gehele beleidscyclus samenwerken.

17.

Het CvdR pleit ervoor het EU-programma LIFE+ in alle regio's van Europa krachtig te promoten, om zo een impuls te geven aan innovatieve lokale acties en het onderdeel „Milieubeleid en Bestuur” van dat programma meer onder de aandacht te brengen en meer effect te laten sorteren.

18.

Het CvdR is ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie om permanente implementatienetwerken met Commissieambtenaren en nationale contactpunten op te zetten (5). Deze nationale contactpunten zouden ondersteund moeten worden door nationale implementatienetwerken met lokale en regionale bestuurders.

19.

Het CvdR dringt erop aan dat het voorstel voor een richtlijn over de toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, door het Europees Parlement in 2004 goedgekeurd, onverwijld een follow-up krijgt binnen de Raad. Daarmee zou het Verdrag van Aarhus volledig ten uitvoer worden gelegd en worden bijgedragen aan een betere en consistentere handhaving van de milieuwetgeving.

20.

Gerechtelijke instanties die te maken hebben met inbreuken op en niet-naleving van de EU-milieuwetgeving, zouden kennis moeten uitwisselen.

21.

Het CvdR schaart zich achter de oproep van het Europees Parlement tot invoering van een algemeen bindend kader voor milieu-inspecties, oprichting van een communautaire milieu-inspectiedienst, en een versterkt EU-Netwerk voor de tenuitvoerlegging en handhaving van de milieuwetgeving (IMPEL) (6). Met een bindend instrument voor inspecties kan oneerlijke concurrentie tussen EU-regio's en steden als gevolg van verschillen in inspectieregelingen worden verminderd en kunnen gestandaardiseerde rechtsprocedures tot stand worden gebracht. De details van de opzet en inhoud van de inspecties dienen echter op nationaal niveau geregeld te worden en op regionaal en lokaal niveau verder ontwikkeld te worden op basis van algemene beginselen die door de EU en op lagere niveaus worden vastgesteld.

22.

Het CvdR pleit er opnieuw voor het IMPEL-netwerk uit te breiden tot het lokale en regionale niveau in alle lidstaten; in dit verband zou men sterke nationale IMPEL-netwerken kunnen ontwikkelen om de IMPEL-resultaten op grote schaal te verspreiden (7).

C.   Beleidsterreinen beter op elkaar afstemmen

23.

Het CvdR is verheugd over de samenwerking die DG REGIO en DG ENV onlangs zijn aangegaan om te waarborgen dat de maatregelen van DG REGIO volledig in overeenstemming zijn met de milieuvoorschriften. Alle andere DG's zouden dit voorbeeld moeten volgen. Ook is het CvdR te spreken over de holistische agenda in de EU 2020-strategie, al zou deze wel een sterke territoriale dimensie moeten krijgen.

24.

Het CvdR dringt erop aan bij de herziening van de EU-begroting voor de periode na 2013 en bij alle EU-financiering op het gebied van cohesie en landbouw aandacht te schenken aan de samenhang binnen het beleid en aan de gevolgen voor het milieu.

25.

Sommige onderdelen van de milieuwetgeving zijn – ongewild – met elkaar in tegenspraak. Zo dient afvalminimalisering in zowel de afvalrichtlijn als de productrichtlijn gereguleerd te worden. Vereenvoudiging in de zin van een duidelijke, ondubbelzinnige en resultaatgerichte wetgeving zal leiden tot meer gerichte regelingen die beter geaccepteerd en toegepast worden.

26.

De Europese Commissie zou de lokale en regionale overheden moeten raadplegen bij het opstellen of herzien van Europese wetgeving. Met hun waardevolle ervaring kunnen zij inconsistenties met andere beleidsonderdelen of schadelijke gevolgen helpen opsporen en de wetgeving meer effect laten sorteren.

27.

In die gevallen waarin de regels inzake verstoring van de markt een belemmering opwerpen voor groene overheidsopdrachten, zouden zij versoepeld moeten worden.

28.

De wetgeving dient gericht te zijn op het aanpakken van de bron van milieuschade; dit is van cruciaal belang om milieudoelstellingen te verwezenlijken en te zorgen voor consistentie in de verplichtingen die lokale en regionale overheden worden opgelegd. Zo kunnen lokale en regionale overheden geen invloed uitoefenen op de emissienormen van voertuigen, maar moeten zij wel voldoen aan de doelstellingen van de EU op het gebied van de luchtkwaliteit.

29.

Het CvdR pleit voor marktgebaseerde instrumenten die de volledige kosten van een product of dienst weerspiegelen, waarbij de consument op het moment van aanschaf bewust wordt gemaakt van de milieugevolgen tijdens de gehele levenscyclus van dat product of die dienst en op de verantwoordelijkheid van de producent wordt gewezen.

D.   Hoe lokale en regionale overheden meer voor het milieu kunnen doen

Governance

30.

Het CvdR verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat de binnenlandse bevoegdheidsverdeling wordt gerespecteerd en er adequate procedures worden ingevoerd om overleg met de lokale en regionale overheden te voeren. Een goede samenwerking, met name in de vorm van „omzettingsteams” die uit nationale, regionale en lokale bestuurders bestaan, komt het wederzijds begrip en een succesvolle tenuitvoerlegging van de wetgeving ten goede (8).

31.

De lokale en regionale overheden spelen een centrale rol bij het verzamelen van gegevens over het milieu. Willen de verslagen en indicatoren m.b.t. de toestand van het milieu in de EU consistent, doeltreffend en betrouwbaar zijn, dan moet worden gezorgd voor een goede verantwoordelijkheidsverdeling, toewijzing van de nodige middelen en goede informatiestromen tussen gemeenten, regio's en lidstaten.

32.

Er moet een duidelijke taakverdeling zijn, met name tussen ministeries die EU-milieuwetgeving uitvoeren en ministeries die verantwoordelijk zijn voor milieudiensten of infrastructuur en ruimtelijke ordening.

Uitwisseling van informatie

33.

Nationale en regionale milieuministeries en -agentschappen zouden met medewerking van vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden, begeleidende documenten, waaronder specifieke voorstellen voor instrumenten, benchmarks en modellen voor procedures die door lokale en regionale overheden worden uitgevoerd, moeten ontwikkelen. Tegelijkertijd zouden zij adequate maatregelen moeten treffen om een impuls te geven aan samenwerking tussen lokale en regionale overheden in de EU die met vergelijkbare milieuproblemen worden geconfronteerd.

34.

Lokale en regionale overheden doen er zeker goed aan succesvolle ervaringen uit te wisselen, bijv. over manieren om informatie toegankelijker en zichtbaarder te maken of taalverschillen te verkleinen.

Burgers bij het beleid betrekken

35.

Het CvdR complimenteert die autoriteiten die burgers inspireren en betrekken om samen een langetermijnvisie op de kwaliteit van leven in hun gebied uit te werken, waarbij sociale, economische en milieuaspecten aan elkaar gekoppeld worden.

36.

Er moet steun worden gegeven aan onderwijs en onderzoek om de relatie tussen mensen en hun omgeving te versterken. Mensen beseffen vaak niet helemaal welke rol het milieu in hun leven speelt (9). De lokale en regionale overheden, die het dichtst bij de plaatselijke gemeenschap staan, kunnen mensen van alle leeftijden bewuster maken.

37.

Autoriteiten zouden procedures moeten invoeren voor het verspreiden van informatie, bij voorkeur via internet, en zouden het Verdrag van Aarhus (10) ten uitvoer moeten leggen, waarmee toegang wordt geboden tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, de bevolking wordt betrokken bij de monitoring van de tenuitvoerlegging van het EU-milieubeleid op plaatselijk niveau en adequate instrumenten op het vlak van participatiedemocratie en lokale inbreng worden ingevoerd.

38.

Het CvdR beschouwt de MEB- en de SMEB-richtlijnen als cruciale instrumenten voor het lokale en regionale milieubeleid en de participatie van de bevolking (11) om te waarborgen dat rekening wordt gehouden met lokale kennis, maar wijst wel op de kostenimplicaties en de benodigde vaardigheden.

39.

De lokale en regionale overheden zouden gebruik moeten maken van vereenvoudigde en op elkaar afgestemde openbare mechanismen voor milieutoezicht, waarmee het gemakkelijker wordt de wettelijke verplichtingen na te leven en de relatie tussen overheid en burger wordt verbeterd; voorwaarde daarbij is dat de beginselen van efficiëntie, transparantie en gedeelde verantwoordelijkheid worden nageleefd.

Financiën en horizontale integratie

40.

Het CvdR verzoekt de lokale en regionale overheden om het milieu tot onderdeel van al hun activiteiten te maken, bijv. door plaatselijke „groene” bedrijven te steunen met durfkapitaal, business angels en microkredieten, inclusief advies over „groene” aanbestedingen.

41.

Het CvdR verzoekt de lokale en regionale overheden om „groene aanbesteders” te zijn. Openbare aanbestedingen vormen 16 % van het BBP van de EU en moeten zo milieuvriendelijk mogelijk zijn. De nieuwe website over groene aanbestedingen krijgt dan ook een warm onthaal (http://ec.europa.eu/environment/gpp).

42.

De in artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water en artikel 14 van de Kaderrichtlijn Afval voorziene mogelijkheden om kosten te verhalen zouden volledig benut moeten worden om aan te zetten tot besparingen en efficiëntie, opdat de milieukosten zichtbaar zijn voor de gebruiker. Soortgelijke economische instrumenten zouden opgenomen moeten worden in toekomstige voorstellen.

43.

Planning (met inbegrip van duurzame ruimtelijke ordening) zou, met inachtneming van de bestaande nationale systemen op dit gebied, nauw moeten aansluiten op fabricage en distributie, om zo een impuls te geven aan een koolstofarme ontwikkeling, duurzame productie, een efficiënt gebruik van bronnen en duurzame energie, en zo groene banen te creëren en een duurzame groei te bevorderen, waarbij schadelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid worden beperkt.

44.

Bij de uitstippeling van het toekomstige milieubeheerbeleid in grensregio's en aan elkaar grenzende gebieden met gemeenschappelijke rivieren of andere grenswateren moet beter gebruik worden gemaakt van partnerschapsprogramma's zoals Euroregio's op lokaal niveau om invloed uit te oefenen in de aangrenzende landen en gemeenschappelijke milieubeschermingsprojecten uit te werken en op te zetten.

E.   Hoe het CvdR kan bijdragen

In de beleidsontwikkelingsfase

45.

De Europese Commissie zou een meer proactieve benadering kunnen hanteren door het CvdR om een verkennend advies te verzoeken en zo in een vroeg stadium bij de beleidsformulering te betrekken.

46.

Het CvdR zal blijven samenwerken met de Europese Commissie voor het beoordelen van de effecten van bepaalde voorstellen op lokale en regionale overheden (territoriale effectbeoordeling) via de specifieke netwerken van het CvdR, het Netwerk voor subsidiariteitstoezicht en het EU2020 Monitoring Platform.

Zowel in beleidsontwikkelingsfase als in de besluitvormingsfase

47.

Het CvdR zal de praktijkervaring van lokale en regionale bestuurders verwerken in zijn adviezen. Daarbij valt ook te denken aan gerichte raadplegingen van de specifieke netwerken van het CvdR, het Netwerk voor subsidiariteitstoezicht en het EU2020 Monitoring Platform, en aan hoorzittingen met lokale en regionale verenigingen en belanghebbende partijen.

In de besluitvormingsfase

48.

Met de uitdrukkelijke verplichting in het Verdrag van Lissabon om het CvdR te raadplegen is het Comité een grotere rol gaan spelen op het gebied van het EU-klimaatbeleid. Ook is het CvdR verheugd dat het Verdrag van Lissabon hem het recht toekent opnieuw geraadpleegd te worden indien een wetgevingsvoorstel tijdens het wetgevingsproces substantieel is gewijzigd. Daardoor kan het CvdR herziene adviezen uitbrengen.

49.

Het CvdR zou bij milieudossiers graag nauwer samenwerken met het Europees Parlement en de Raad als medewetgevers. De commissie ENVI van het Europees Parlement zou kunnen nagaan of er gezamenlijke hoorzittingen gehouden kunnen worden en zou CvdR-rapporteurs kunnen uitnodigen om belangrijke CvdR-adviezen te presenteren. Lidstaten zouden het CvdR kunnen uitnodigen om systematisch deel te nemen aan informele Raadsvergaderingen van de ministers van Milieu (12).

In de implementatiefase

50.

Het CvdR verzoekt de Europese Commissie na te gaan of zij kan helpen een jaarlijks forum te organiseren over lokale en regionale problemen en oplossingen bij de toepassing van EU-milieuwetgeving in specifieke sectoren, zoals water, biodiversiteit, lawaai, luchtverontreiniging of afval.

51.

Het roept het Europees Parlement op om CvdR-commissie ENVE te betrekken bij de specifieke debatten tussen EP-commissie ENVI en de Europese Commissie over de implementatie van Europese milieuwetgeving.

52.

Het CvdR stelt voor een prijs voor Groene Hoofdstad van Europa in te stellen en zou graag plaatsnemen in de desbetreffende jury. In dit verband stelt het het volgende voor:

de winnaars moeten begrotingsmiddelen krijgen om de Europese meerwaarde van hun evenementen te promoten, zoals bij de prijs voor de Culturele Hoofdstad van Europa;

de betrokken steden moeten zo groot mogelijke voordelen en blijvende resultaten ondervinden van hun aanwijzing als Groene Hoofdstad van Europa; onder de winnaars moeten netwerken op het gebied van de uitwisseling van kennis en succesvolle praktijken worden opgezet; het CvdR zou ondersteuning kunnen bieden bij het organiseren van evenementen en het uitbrengen van verslagen bij het CvdR en de Europese Commissie;

het CvdR richt zijn Europese evenementen, conferenties en commissievergaderingen in de desbetreffende Groene Hoofdstad van het jaar op verdere uitwisseling van knowhow en voorbeelden van goede praktijken;

de Groene Hoofdsteden moeten worden verzocht om na enkele jaren verslag uit te brengen van wat verder op het gebied van duurzaam stadsbeleid is gedaan en om nieuwe resultaten en visies met andere steden en belanghebbende partijen te delen op belangrijke Europese evenementen;

er zou aandacht geschonken kunnen worden aan de rol van de burger op het gebied van participatiedemocratie en lokale inbreng; in dit verband kan ook worden gezorgd voor een regionale dimensie door het achterland van de stad bij activiteiten in het kader van de Groene Hoofdstad van Europa te betrekken;

de selectieprocedure zou verfijnd kunnen worden, bijv. door de jury de kans te geven vertegenwoordigers van de voorgedragen steden te interviewen en de desbetreffende steden te bezoeken;

om meer belangstelling voor de prijs te genereren zou de uitreikingsceremonie mede door het CvdR georganiseerd kunnen worden.

F.   Naar een nieuw milieubeleidskader

Een 7e Milieuactieprogramma is noodzakelijk

53.

Het 6e Milieuactieprogramma (MAP) heeft bijgedragen tot de totstandbrenging van het acquis communautaire op milieugebied; een 7e MAP is noodzakelijk.

54.

Een 7e MAP zou de strategie voor duurzame ontwikkeling versterken en een belangrijke pijler zijn van de toekomstige EU2020-strategie, waarin geregeld wordt verwezen naar een „groene groei” en de overschakeling op een economie met een lage CO2-uitstoot en een efficiënt gebruik van hulpbronnen. Er moet een 7e MAP komen om duidelijk te maken wat met deze begrippen wordt bedoeld en wat de consequenties ervan zijn voor het milieubeleid.

55.

Een 7e MAP is goed voor bedrijven én lokale en regionale overheden doordat een gestructureerd planningskader voor de langere termijn wordt geboden, ook voor omvangrijke infrastructuurinvesteringen.

56.

Het milieubeleid dient in alle andere beleidsonderdelen geïntegreerd te worden; specifieke wetgeving volstaat niet om dit te realiseren.

57.

Mocht er geen nieuw MAP worden goedgekeurd als het 6e MAP (het eerste milieuactieprogramma dat een rechtsinstrument met bindende besluiten is) afloopt, dan zou dit opgevat kunnen worden als een gebrek aan politieke wil op een terrein dat door de burgers als erg belangrijk wordt beschouwd.

Mogelijke onderdelen van een 7e MAP

58.

Het CvdR betreurt dat er in het 6e MAP niet expliciet naar het Comité van de Regio's wordt verwezen en dringt erop aan dat het beginsel van multilevel governance op milieugebied een belangrijke plaats binnen een 7e MAP inneemt.

59.

Een 7e MAP is een strategisch planningsdocument voor de langere termijn, dat duidelijke doelstellingen en tijdschema's zou moeten bevatten, geen relatieve maar absolute doelstellingen zou moeten koppelen aan beperking van specifieke milieubelastingen (bijv. CO2-uitstoot per capita) en duidelijke milieueffecten zou moeten formuleren op basis van het verslag 2010 over de toestand van het milieu (13).

60.

Bij de tenuitvoerlegging van een 7e MAP zouden de bevoegdheden van de lokale en regionale overheden en de politieke en bestuurlijke ruimte in acht genomen moeten worden.

61.

Ook zouden de inzameling en het beheer van gegevens aan een grondige herziening onderworpen moeten worden, zodat de prestaties correct vergeleken kunnen worden en er een beter inzicht in succesvolle praktijken verkregen kan worden.

62.

Een 7e MAP zou verder gebruik van marktinstrumenten in combinatie met regulering moeten bevorderen. In het 6e MAP werd ingezet op economische instrumenten om hulpbronnen efficiënt te gebruiken en de gevolgen voor het milieu te minimaliseren. Waar deze aanpak werd toegepast is de financiële druk op lokale en regionale overheden verminderd en verliep de implementatie beter.

63.

Wat de financiering van lokale klimaatveranderingsprogramma's betreft zou het 7e milieuactieprogramma er vanaf 2013 voor moeten helpen zorgen dat regio's en steden rechtstreeks kunnen profiteren van de financiële middelen die door de regeling voor de handel in emissierechten worden gegenereerd.

64.

Een 7e MAP zou gericht moeten zijn op de lange termijn – minimaal tot 2020 aangezien we nu moeten plannen voor 2050. Het zou halverwege de looptijd geëvalueerd en gemonitord moeten worden en er moeten duidelijke routekaarten met tussentijdse doelstellingen worden opgesteld.

65.

Er moet worden gekozen voor een systematische aanpak van het gebruik van hulpbronnen, m.i.v. specifieke doelstellingen en tijdschema's om een absolute vermindering van de hoeveelheid gebruikte natuurlijke hulpbronnen te realiseren, en invoering van een nieuwe BBP, waarin ook de milieugevolgen worden doorberekend.

66.

Het CvdR dringt er met klem op aan dat de koppelingen tussen verschillende beleidsterreinen worden gehandhaafd en milieudoelstellingen en -voorschriften in de verschillende sectoren worden geïntegreerd, bijv. ruimtelijke ordening en stadsplanning, mobiliteit in steden, landbouw, bosbouw, lawaai, luchtverontreiniging en gezondheid.

67.

Het dringt erop aan dat milieudoelstellingen worden opgenomen in belangrijke begrotingsonderdelen, zoals plattelandsontwikkeling en landbouw.

68.

75 % van de bevolking van de EU woont in steden, die 75 % van de broeikasgasemissies genereren, maar ook centra van onderwijs, onderzoek en innovatie vormen. Het 7e MAP dient een duidelijke stedelijke dimensie te krijgen en een mechanisme om steden een rol te geven en hun verantwoordelijkheid te laten nemen.

69.

Het CvdR erkent dat bodemafbraakprocessen de gezamenlijke EU-doelstellingen op het gebied van klimaat, voedselveiligheid en biodiversiteit ondermijnen. Een 7e Milieuactieprogramma dient daarom net als nu te voorzien in een gemeenschappelijke thematische strategie voor bodembescherming, inclusief de doelstelling om hiervoor een kaderrichtlijn in het leven te roepen.

Brussel, 5 oktober 2010

De voorzitster van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO


(1)  COM(2009) 304 final, website van de Europese Commissie „Statistics on environmental infringements”

(2)  CdR 89/2009 fin, COM(2002) 709 final

(3)  „The Regional Dimension in EU Environmental Regulations and Directives”, http://www.eapdebate.org/files/files/study-regionaldimension.pdf, studie van Leefmilieu Brussel, 2010.

(4)  COM(2008) 773/4

(5)  COM(2008) 773/4

(6)  Resolutie van 20 november 2008 over de herziening van Aanbeveling 2001/331/EG betreffende minimumcriteria voor milieu-inspecties in de lidstaten

(7)  CdR 36/2001 fin

(8)  CdR 199/2009 fin, CdR 89/2009 fin, „The institutional impacts of EU legislation on local and regional governments”, studie van EIPA, 2009

(9)  Dit blijkt uit de specifieke onderzoeken van Eurobarometer naar de houding van mensen t.o.v. het milieu (biodiversiteit 2010, klimaatverandering 2009, milieu 2008), zie http://ec.europa.eu/environment/working_en.htm

(10)  Verdrag van de VN/ECE betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden

(11)  CdR 38/2010 fin

(12)  CdR 89/2009 fin

(13)  Verslag over de toestand van het milieu, Europees Milieuagentschap, verwacht in november 2010


Top