EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009DC0487

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s - Verslag over de vorderingen op het gebied van kwaliteitsborging in het hoger onderwijs

/* COM/2009/0487 def. */

52009DC0487

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s - Verslag over de vorderingen op het gebied van kwaliteitsborging in het hoger onderwijs /* COM/2009/0487 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 21.9.2009

COM(2009) 487 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Verslag over de vorderingen op het gebied van kwaliteitsborging in het hoger onderwijs

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Verslag over de vorderingen op het gebied van kwaliteitsborging in het hoger onderwijs

(Voor de EER relevante tekst)

1. INLEIDING

Kwaliteitsborging in het hoger onderwijs is cruciaal om, overeenkomstig de doelstellingen van het pan-Europese Bolognaproces, een samenhangende, compatibele en aantrekkelijke Europese ruimte voor hoger onderwijs (European Higher Education Area – EHEA) tot stand te brengen. Het afgelopen decennium heeft kwaliteitsborging in het hoger onderwijs, zowel binnen als buiten Europa, steeds meer aandacht gekregen. Door de mondialisering, de economische integratie en de toegenomen mobiliteit in het onderwijs en het beroepsleven groeit de behoefte aan erkenning van kwalificaties buiten het land waar zij zijn verleend. Grensoverschrijdende kwaliteitsborging is steeds belangrijker geworden door de komst van “grenzeloos” hoger onderwijs. Vanwege de opkomst van zogenoemde “diplomafabrieken” (nepuniversiteiten die op internet ongeldige diploma’s verkopen) is het van wezenlijk belang om in het buitenland gevolgd rechtmatig onderwijs te onderscheiden van nepkwalificaties. Kwaliteitsborging vergroot de transparantie en betrouwbaarheid van het hoger onderwijs voor Europese burgers en werkgevers, alsook voor studenten en wetenschappers uit andere werelddelen.

In verband met de Lissabonstrategie heeft de Europese Commissie gepleit voor moderne leerplannen en doeltreffender financiering en bestuur van het hoger onderwijs. Zij heeft het belang erkend van de hervormingen van het Bolognaproces, waaronder kwaliteitsborging[1]. Het Europees Parlement en de Raad hebben twee aanbevelingen goedgekeurd om in het hoger onderwijs een kwaliteitsborgingscultuur te bevorderen. In de eerste, uit 1998, werd de lidstaten aangeraden transparante kwaliteitsborgingssystemen te ondersteunen en, zo nodig, te ontwikkelen[2]. De tweede, uit februari 2006, betrof verdere Europese samenwerking op het gebied van kwaliteitsborging in het hoger onderwijs[3].

De aanbeveling uit 2006 had tot doel de instellingen voor hoger onderwijs aan te moedigen interne kwaliteitsborgingssystemen in te voeren of te ontwikkelen en de organisaties voor kwaliteitsborging of accreditatie aan te moedigen de Europese standaarden en richtsnoeren voor kwaliteitsborging op dit gebied[4] toe te passen. Daarnaast werden vertegenwoordigers van de nationale autoriteiten, de hogeronderwijssector en de organisaties voor kwaliteitsborging en accreditatie, alsmede de sociale partners, aangespoord een Europees register van kwaliteitsborgingsorganisaties in te richten, waaruit instellingen voor hoger onderwijs een organisatie zouden kunnen kiezen die aan hun behoeften en profiel voldoet. Ook werden de lidstaten in de aanbeveling opgeroepen instellingen voor hoger onderwijs de mogelijkheid te bieden zich te laten accrediteren door geregistreerde organisaties in een ander land, de samenwerking tussen de kwaliteitsborgingsorganisaties te bevorderen om het wederzijdse vertrouwen te vergroten en de beoordelingen door deze organisaties voor het publiek toegankelijk te maken.

In de aanbeveling uit 2006 werd de Commissie verzocht:

1) in nauwe samenwerking met de lidstaten steun te blijven verlenen aan de samenwerking tussen de instellingen voor hoger onderwijs, organisaties voor kwaliteitsborging en accreditatie, de bevoegde autoriteiten en andere op dit gebied werkzame instanties;

2) elke drie jaar verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang bij de ontwikkeling van de kwaliteitsborgingssystemen in de verschillende lidstaten en over de samenwerking op Europees niveau.

Dit is het eerste driejaarlijkse verslag over de vorderingen. Er wordt een analyse gemaakt van de situatie op nationaal, Europees en internationaal niveau en er worden suggesties gedaan voor verdere ontwikkelingen.

2. BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP NATIONAAL NIVEAU

In dit deel van het verslag wordt ingegaan op de rol van externe kwaliteitsborging, de huidige situatie en de ervaring met de standaarden voor kwaliteitsborging.

2.1. Rol van externe kwaliteitsborging

In de aanbeveling uit 2006 werd erkend dat de instellingen voor hoger onderwijs in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Hun interne kwaliteitsborgingssystemen zijn bedoeld om de kwaliteit te controleren en te verbeteren en een daadwerkelijke “kwaliteitscultuur” tot stand te brengen. Zij beschikken echter veelal niet over de nodige onafhankelijkheid en openbare toegankelijkheid om belanghebbenden transparante en onderbouwde informatie te verschaffen. Dergelijke informatie moet voortkomen uit externe kwaliteitsborging, uitgevoerd door onafhankelijke organisaties, en dit was het belangrijkste oogmerk van de aanbeveling.

De externe kwaliteitsborging kan bestaan uit:

- een evaluatie van de kwaliteit van een bepaalde instelling voor hoger onderwijs of programma’s of afdelingen daarvan (“audit”);

- een kwalitatieve vergelijking van bepaalde vakgebieden of studierichtingen tussen verschillende instellingen voor hoger onderwijs (“benchmarking”);

- een garantie dat aan bepaalde, vooraf gedefinieerde kwaliteitsstandaarden wordt voldaan (“accreditatie”);

- de toekenning van verschillende kwaliteitslabels, gewoonlijk om een hoge of “uitmuntende” kwaliteit aan te duiden.

2.2. Kwaliteitsborging in Europa: een gevarieerd landschap

Veel instellingen voor hoger onderwijs in Europa hebben gewerkt aan hun “kwaliteitscultuur” en interne kwaliteitsborgingssystemen, met name door samenwerking tussen instellingen, wederzijdse hulp en benchmarking[5]. Deze positieve ontwikkeling moet verder worden aangemoedigd.

De meest in het oog springende ontwikkeling in het Europese landschap is de oprichting van nieuwe organisaties en netwerken voor kwaliteitsborging. Deze trend, die na de aanbeveling uit 1998 is begonnen, heeft zich de laatste jaren verspreid en versneld. In bijna alle landen van de EHEA zijn er nu kwaliteitsborgingsorganisaties, hoewel hun omvang, werkterrein, statuten, prioriteiten en internationale capaciteit nogal uiteenlopen. Vaak gaat het om kleine, onlangs opgerichte organisaties met weinig ervaring en een geringe Europese of internationale bekendheid. Enkele uitzonderingen daargelaten, is hun werkterrein beperkt tot het eigen land (en soms de eigen regio): slechts zeer weinig organisaties zijn buiten hun eigen grondgebied actief. Bij de meeste organisaties ligt de nadruk op de evaluatie van programma’s, maar een toenemend aantal gaat zich richten op de accreditatie of audit van instellingen[6].

In het Bologna Process Stocktaking Report 2009[7] werd bevestigd dat de instellingen voor hoger onderwijs in de meeste landen druk bezig zijn met de invoering van coherente interne kwaliteitsborgingssystemen en de afstemming van deze systemen op de externe beoordelingsprocedures. De grootste moeilijkheid ligt voor de meeste landen in de vaststelling van beoordelingsprocedures voor het meten van de leerprestaties. In het Stocktaking Report worden drie indicatoren gebruikt om de vorderingen op het gebied van kwaliteitsborging te meten:

- ontwikkelingsfase van de externe kwaliteitsborging: landen met een extern systeem dat op alle instellingen wordt toegepast en aan de Europese standaarden en richtsnoeren voor kwaliteitsborging beantwoordt, scoren het beste;

- studentenparticipatie: landen waar studenten betrokken zijn bij het bestuur van de nationale kwaliteitsborgingsorganisaties, bij externe evaluaties van instellingen en/of programma’s voor hoger onderwijs, bij interne kwaliteitsborgingsprocessen en bij de opstelling van zelfbeoordelingsverslagen, scoren het beste;

- internationale participatie: landen waar internationale participatie plaatsvindt in de externe evaluaties van instellingen en/of programma’s, in het bestuur van nationale kwaliteitsborgingsorganisaties en in de externe evaluaties van nationale kwaliteitsborgingsorganisaties, scoren het beste.

Voorbeelden van lidstaten die goed scoren op deze drie indicatoren zijn België, Denemarken, Duitsland, Finland, Hongarije, Ierland, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

Uit een onderzoek van de ENQA uit 2008[8] blijkt dat de meeste, maar niet alle organisaties een nationaal werkterrein hebben. In sommige landen zijn in delen van de hogeronderwijssector verschillende organisaties werkzaam, bijvoorbeeld in Duitsland, waar in het kader van een accreditatieraad een aantal “concurrerende” organisaties zijn opgericht. De meeste kwaliteitsborgingsorganisaties bevinden zich als gevolg van het Bolognaproces en de internationale context in een overgangsfase. Een andere belangrijke ontwikkeling is de toenemende betrokkenheid van belanghebbenden bij kwaliteitsborgingsvraagstukken.

2.3. Ervaring met de standaarden en richtsnoeren voor kwaliteitsborging

De Europese standaarden en richtsnoeren voor kwaliteitsborging zijn in 2005 goedgekeurd. Zij bestaan uit drie delen: beginselen voor het eigen interne kwaliteitsborgingssysteem van instellingen voor hoger onderwijs, standaarden voor de evaluatie van instellingen en programma’s voor hoger onderwijs door externe organisaties en standaarden voor de kwaliteitsborgingsorganisaties zelf. Zij zijn bedoeld als algemene gemeenschappelijke referentie en laten een zekere ruimte voor interpretatie in de context van de verschillende landen, studierichtingen en instellingen.

De bekendheid van de kwaliteitsstandaarden verschilt per land en gebied, maar er is al behoorlijk veel ervaring opgedaan met de toepassing ervan: duizenden mensen (universiteitsdocenten, deskundigen, studenten, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties) hebben aan de zelfbeoordelingsprocedures deelgenomen, hebben zitting gehad in een evaluatiepanel of zijn tijdens evaluatiebezoeken geïnterviewd. De laatste jaren is de participatie van studenten in de kwaliteitsborging tot de basisvoorschriften van de EHEA gaan behoren, hoewel deze betrokkenheid meestal tot bepaalde aspecten of procedures beperkt blijft[9]. De betrokkenheid van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en van niet-onderdanen verschilt sterk bij interne en externe kwaliteitsborging en is over het algemeen groter bij de evaluatiepanels van de organisaties dan bij hun besluitvormingsorganen.

De standaarden voor kwaliteitsborging zijn voortdurend in ontwikkeling. Zo organiseert de E4-groep[10] seminars over vraagstukken als het gebruik van leerprestaties, de koppeling met kwalificatiekaders, de publicatie van verslagen over kwaliteitsborging, de erkenning van eerdere leerervaringen, transnationaal onderwijs, de internationalisatie van procedures en de samenwerking en compatibiliteit met andere delen van de wereld.

De standaarden bieden nuttige algemene referenties, maar worden wel verschillend geïnterpreteerd in de diverse landen, organisaties en onderwijsinstellingen. Soms worden zij beschouwd als een checklist van formele voorschriften, soms als een professionele gedragscode en soms als niet-bindende richtsnoeren. Het idee dat organisaties de standaarden in het algemeen moeten naleven, en niet per se aan elk voorschrift hoeven te voldoen, lijkt redelijk, maar maakt zeer uiteenlopende interpretaties mogelijk.

De ervaring van de Europese instellingen voor hoger onderwijs en de kwaliteitsborgingsorganisaties met de kwaliteitsstandaarden beperkt zich grotendeels nog tot het “traditionele” initiële hoger onderwijs, hoewel in sommige nationale contexten ook al enige bijzondere aandacht is besteed aan afstandsonderwijs. Over het algemeen worden het transnationale onderwijs in al zijn vormen, bij- en nascholing en kwalificaties in het kader van “een leven lang leren” in het algemeen, korte programma’s voor hoger onderwijs en afstands- en internetonderwijs echter niet meegenomen in de kwaliteitsborging.

Ook moet worden opgemerkt dat de Europese standaarden en richtsnoeren weliswaar in het kader van het Bolognaproces zijn ontwikkeld, maar dat zij losstaan van het belang om aan de basisvoorschriften (bv. ten aanzien van het kwalificatiekader en het gebruik van het ECTS[11]) en de belangrijkste prioriteiten (bv. inzetbaarheid en mobiliteit) van de EHEA te voldoen.

3. BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EUROPEES EN INTERNATIONAAL NIVEAU

In dit deel van het verslag worden de Europese ontwikkelingen op het gebied van kwaliteitsborging onderzocht en wordt gekeken naar de internationale trends die voor het werk op dit gebied van belang zijn.

3.1. Sterke groei van de Europese infrastructuur voor kwaliteitsborging

Door de groei van het aantal kwaliteitsorganisaties zijn de kwaliteitsborgingsnetwerken volop in ontwikkeling. De Commissie ondersteunt de in 2000 opgerichte European Association for Quality Assurance (ENQA)[12]. Het ledental is in hoog tempo gestegen naar 48 volwaardige leden uit 23 verschillende landen. De E4-groep heeft een voorstel gedaan voor de Europese standaarden en richtsnoeren voor kwaliteitsborging, die in 2005 zijn goedgekeurd. Deze groep heeft ook seminars over verschillende belangrijke kwaliteitsborgingsvraagstukken gehouden. Er zijn verschillende regionale samenwerkingsverbanden van organisaties, onder meer in Midden- en Oost-Europa en de noordse landen. Het European Consortium for Accreditation (ECA)[13], waarvan 15 organisaties uit 10 landen lid zijn, heeft zich ingezet voor de wederzijdse erkenning van accreditatiebeslissingen door zijn leden.

Goede praktijk

Intensieve samenwerking binnen het consortium van accreditatie-instellingen ECA, om het wederzijdse vertrouwen te vergroten, heeft geleid tot een eerste reeks bilaterale overeenkomsten betreffende de erkenning van accreditatiebeslissingen en tot het eerste experiment om deze beslissingen via internet openbaar te maken met behulp van de door de Europese Commissie gefinancierde databank Qrossroads[14].

Het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs EQAR[15] is het belangrijkste nieuwe element van de Europese kwaliteitsborgingsstructuur. Deze nieuwe rechtspersoon werd in 2008 met steun van de Commissie opgericht door de E4-groep naar aanleiding van de ministeriële vergadering in 2007 in Londen over het Bolognaproces en voldoet aan de beginselen in de aanbeveling uit 2006. Het register staat open voor in de EHEA werkzame organisaties die aantonen dat zij de Europese standaarden en richtsnoeren naleven. Voor volwaardige leden van de ENQA, die al aan deze voorwaarde voldoen, is er een vereenvoudigde toelatingsprocedure, al kunnen zij ook rechtstreeks een aanvraag bij het EQAR indienen. Het registercomité, waarvan de leden door de E4-groep en andere belanghebbenden worden benoemd, beslist over de toelating van nieuwe organisaties. Overheidsdepartementen kunnen lid worden van het EQAR, maar hebben in het comité de status van waarnemer. In de eerste twee registratieronden zijn in december 2008 en april 2009 negen ENQA-leden tot het EQAR toegelaten. Naar verwachting zullen er binnenkort meer volgen.

De sterke ontwikkeling van de infrastructuur voor kwaliteitsborging in Europa in de afgelopen jaren strookt met de aanbeveling uit 2006 en met het Bolognaproces. Bij kwaliteitsborging zijn echter vele partijen betrokken en mogelijk moeten bepaalde aspecten worden aangepast om het systeem als geheel transparanter te maken. Met name voor organisaties in kleine gemeenschappen voor hoger onderwijs is het moeilijk om buiten hun grenzen voor echte geloofwaardigheid te zorgen. Niet iedereen is ervan overtuigd dat het ENQA-lidmaatschap van organisaties, of zelfs hun opname in het EQAR-register, voldoende wederzijds vertrouwen oplevert. Dit vertrouwen vormt echter de basis voor de transparantie en de geloofwaardigheid binnen de EHEA als geheel.

Door de verschillende lagen van organisaties en netwerken kan het systeem moeilijk te doorgronden en te gebruiken zijn. De belangrijkste toelatingseis voor zowel de ENQA als het EQAR is dat de Europese standaarden en richtsnoeren moeten worden nageleefd en de twee instanties hebben dan ook voor een deel dezelfde leden. Er zal bijgevolg veel werk moeten worden verzet voordat de EHEA een doorzichtig en gebruikersvriendelijk kwaliteitsborgingssysteem heeft. In veel gevallen is nog onduidelijk welke waarde aan een accreditatie in een ander land wordt gehecht, ook als het gaat om een accreditatie door een geregistreerde organisatie. Ook is niet duidelijk hoe kan worden voorkomen dat misbruik van een dergelijke accreditatie wordt gemaakt, bijvoorbeeld door instellingen voor hoger onderwijs die in verschillende landen werken en niet op alle locaties dezelfde garanties bieden als bij de oorspronkelijke accreditatie. Sterkere garanties zouden helpen, aangezien de geloofwaardigheid van het Europese kwaliteitsborgingssysteem op het spel kan worden gezet door de minst betrouwbare organisatie die in het register wordt opgenomen of gehandhaafd en door de zwakste onderwijsinstelling die door een geregistreerde organisatie is geaccrediteerd.

Goede praktijk

Bundeling van krachten: De NVAO is de gezamenlijke kwaliteitsborgingsorganisatie van Nederland en Vlaanderen. De hogeronderwijsstelsels en -diploma’s in beide Nederlandstalige gebieden lopen sterk uiteen. Door de krachten te bundelen zijn er meer middelen beschikbaar voor de evaluatie en winnen de kwaliteitslabels van de NVAO aan geloofwaardigheid.[16]

Grotere objectiviteit: De Oostenrijkse Akkreditierungsrat gebruikt vrijwel uitsluitend buitenlandse beoordelaars en in het besluitvormingsorgaan zijn Oostenrijkers niet in de meerderheid. Hierdoor neemt de internationale geloofwaardigheid toe, aangezien de verdenking dat de accreditatiebeslissingen door gevestigde belangen worden beïnvloed, op voorhand wordt weggenomen.[17]

3.2. Europese dimensie van kwaliteitsborging nog beperkt

In de aanbeveling uit 2006 worden de lidstaten aangemoedigd instellingen voor hoger onderwijs de mogelijkheid te bieden zich te laten accrediteren door geregistreerde organisaties in een ander land (of een ander kwaliteitslabel van die organisaties te verkrijgen). In de praktijk is dit alleen mogelijk als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

- de onderwijsinstellingen moeten over voldoende autonomie beschikken om een buitenlands kwaliteitslabel te kunnen aanvragen;

- voor de organisaties moet het mogelijk en toegestaan zijn om buiten hun nationale grenzen op te treden, en zij moeten hiertoe bereid zijn;

- de nationale overheden en kwaliteitsborgingsorganisaties moeten geregistreerde organisaties uit andere landen, alsmede hun conclusies, erkennen.

Afgezien van organisaties voor specifieke studierichtingen en enkele programma’s voor een gezamenlijke graad, zijn er nog weinig voorbeelden van instellingen voor hoger onderwijs die een beoordelings- of accreditatieverzoek bij buitenlandse organisaties hebben ingediend. In slechts enkele landen mogen buitenlandse geregistreerde organisaties aan de kwaliteitsborging deelnemen (een voorbeeld hiervan is Nederland). De universiteiten van de EHEA zijn nog altijd geneigd zich voor een kwaliteitslabel op een bepaald studiegebied tot Amerikaanse organisaties als de ABET[18] of de AACSB[19] te wenden. Het lijkt er echter op dat steeds meer organisaties voorbereidingen treffen voor kwaliteitsborgingsactiviteiten buiten het nationale grondgebied.

Goede praktijk

De Franse Commission du Titre d’Ingénieur (CTI) heeft ingenieursopleidingen en technische universiteiten in verschillende landen geaccrediteerd. Ook heeft de CTI gezamenlijke evaluaties en accreditaties met andere organisaties verricht. De Duitse organisatie ACQUIN heeft hogescholen en faculteiten voor bedrijfskunde in verschillende landen geaccrediteerd. Duitse instellingen voor hoger onderwijs hebben interesse getoond in de kwaliteitsaudit van de Zwitserse organisatie OAQ.

Twee succesvolle Europese kwaliteitslabels dateren van voor 1998: het EQUIS-keurmerk voor managementopleidingen[20] en het Institutional Evaluation Programme (IEP) van de Europese vereniging van universiteiten[21]. Beide labels richten zich meer op instellingen dan op programma’s en hebben zeer internationale evaluatiepanels; zij trekken inmiddels ook belangstelling van buiten Europa. Enkele nieuwe studierichtinggebonden initiatieven zijn meer recentelijk ontwikkeld door thematische netwerken op het gebied van scheikunde en techniek (beide financieel ondersteund door de Commissie) of bevinden zich nog in de planningsfase (bv. op het gebied van muziekonderwijs).

Goede praktijk

Het Chemistry Eurolabel is op bachelorniveau begonnen, maar bestaat nu ook voor de master- en doctorsgraad. Het wordt rechtstreeks door het Europese chemienetwerk ECTN toegekend aan programma’s die aan de overeengekomen standaarden beantwoorden.[22]

Het EUR-ACE-label voor techniek wordt op bachelor- en masterniveau toegekend. De standaarden zijn op Europees niveau vastgesteld, maar worden toegepast door nationale kwaliteitsborgingsorganisaties die gemachtigd zijn bij een nationale accreditatie het EUR-ACE-label te verlenen. Hoewel slechts zeven nationale organisaties hierbij betrokken zijn, is het label al enkele honderden keren toegekend.[23]

Niettemin is de grensoverschrijdende kwaliteitsborging in het algemeen nog beperkt. Daardoor beschikken de belanghebbenden, en met name studenten, bij hun keuze voor een bepaalde studierichting of onderwijsinstelling over weinig vergelijkbare informatie.

3.3. Internationale trends: toenemend streven naar transparantie

In verschillende delen van de wereld zijn nieuwe kwaliteitsborgingsnetwerken ontstaan, die soms op Europese voorbeelden geënt zijn. De wereldwijde dialoog over kwaliteitsborging in het internationale netwerk voor kwaliteitsborgingsorganisaties in het hoger onderwijs INQAAHE[24] is geïntensiveerd.

Een andere belangrijke ontwikkeling op Europees en mondiaal niveau is het toenemende aantal internationale ranglijsten van universiteiten. In de hogeronderwijswereld worden deze ranglijsten vaak bekritiseerd vanwege hun methodische tekortkomingen en eendimensionale aanpak (d.w.z. dat de nadruk ligt op de onderzoeksprestaties van de universiteit in de exacte wetenschappen en dat de prestaties op gebieden als sociale en geesteswetenschappen, onderwijs en invloed op de samenleving buiten beschouwing blijven). Ondanks deze tekortkomingen, kunnen de ranglijsten een nuttig hulpmiddel zijn bij vergelijkingen tussen instellingen en programma’s voor hoger onderwijs. De Europese Commissie is onlangs een haalbaarheidsstudie gestart voor de ontwikkeling van een aangepaste nieuwe multidimensionale benadering voor de opstelling van wereldwijde ranglijsten van universiteiten[25]. In de ministersconferentie over het Bolognaproces van 2009 werd steun verleend aan de ontwikkeling van hulpmiddelen voor transparantie, in nauwe samenwerking met belanghebbenden.[26]

De belangrijkste ontwikkelingen in Europa op het gebied van kwaliteitsborging moeten in het licht van deze trends worden bekeken.

4. CONCLUSIES EN SUGGESTIES VOOR DE VERDERE ONTWIKKELING VAN DE KWALITEITSBORGING IN EUROPA

De afgelopen jaren heeft de kwaliteitsborging in Europa een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Dit geldt voor zowel de interne kwaliteitsborging in de Europese instellingen voor hoger onderwijs als de externe evaluatie en accreditatie van instellingen en programma’s[27]. Er zijn veel nieuwe organisaties en netwerken voor kwaliteitsborging opgericht, de Europese standaarden en richtsnoeren voor kwaliteitsborging hebben aan bekendheid gewonnen en een toenemend aantal organisaties treft voorbereidingen voor kwaliteitsborging buiten de landsgrenzen. Ondanks deze positieve algemene tendens, moet er voor een volledige tenuitvoerlegging van de aanbeveling uit 2006 op een aantal terreinen nog het nodige gebeuren.

4.1. Infrastructuur voor kwaliteitsborging

Om het vertrouwen tussen de organisaties te vergroten en zo de gebruikers en de samenleving de vereiste transparantie te bieden, lijkt het nodig om sommige aspecten van de Europese infrastructuur voor kwaliteitsborging nader te bespreken. Binnen de EHEA zijn de organisaties voor kwaliteitsborging nog een relatief nieuw verschijnsel. Om het vertrouwen van de belanghebbenden te winnen, zullen deze organisaties blijk moeten geven van onafhankelijkheid en professionaliteit. Ook zullen zij hun Europese zusterorganisaties ervan moeten overtuigen dat zij een voldoende mate van vergelijkbaarheid bieden, een belangrijke voorwaarde voor de wederzijdse erkenning van diploma’s en de bevordering van de mobiliteit van studenten.

De Commissie heeft oog voor het gevaar dat het aantal organisaties te groot kan worden, terwijl hun omvang betrekkelijk klein blijft. Daarom moet in de bestaande Europese kwaliteitsborgingsnetwerken (ENQA, ECA) wellicht worden gekeken naar fusiemogelijkheden voor organisaties, bijvoorbeeld binnen een regio of taalgebied. Ook kunnen de organisaties overwegen hun activiteitenpakket te verbreden om beter te kunnen inspelen op “een leven lang leren”, afstands- en internetonderwijs, beroepsonderwijs en grensoverschrijdend en particulier hoger onderwijs.

Door een duidelijker onderscheid aan te brengen tussen de rollen van de ENQA, het EQAR en het European Consortium for Accreditation (ECA), en meer de nadruk te leggen op de voordelen voor gebruikers van kwaliteitsborging, kan de doeltreffendheid van de Europese infrastructuur voor kwaliteitsborging worden vergroot. Gemakkelijke onlinetoegang tot de lijst van beoordeelde instellingen en programma’s in Europa kan als prioriteit van het EQAR worden besproken. Het Qrossroads-experiment dat het ECA met steun van de Europese Commissie is gestart, kan als uitgangspunt worden gebruikt voor een veel grotere databank. De databank kan waarschijnlijk een grotere bijdrage aan de erkenning van kwalificaties en de bevordering van mobiliteit leveren als nauw wordt samengewerkt met het ENIC-NARIC-netwerk[28].

4.2. Herziening van de Europese standaarden en richtsnoeren

De Europese standaarden en richtsnoeren kunnen verder worden ontwikkeld om de aansluiting tussen de kwaliteitsborging en de ontwikkeling van de EHEA te verbeteren, zoals bedoeld in de aanbeveling uit 2006. De organisaties en andere belanghebbenden bij de kwaliteitsborging in het kader van het Bolognaproces moeten hierbij worden betrokken. Bij een dergelijke ontwikkeling kunnen de volgende drie aspecten worden overwogen:

1) opname van de essentiële kwaliteitseis dat in de EHEA de basisstructuur (drie cycli) moet worden gevolgd. Dit zou in overeenstemming zijn met het Europees kwalificatiekader en het in 2005 goedgekeurde kwalificatiekader van de EHEA[29]. In de richtsnoeren moet duidelijker naar het diplomasupplement en het ECTS worden verwezen, omdat deze in de meeste landen niet volledig worden toegepast;

2) in de EHEA kunnen de kwaliteitsstandaarden prioriteiten als inzetbaarheid en mobiliteit omvatten (overeenkomstig de mobiliteitsdoelstelling in het communiqué van de “Bolognaministers” van 2009);

3) in de standaarden voor de interne kwaliteitsborgingssystemen van instellingen voor hoger onderwijs kunnen ook andere belangrijke aspecten worden verwerkt, zoals de kwaliteit van de dienstverlening aan studenten in het algemeen[30], de arbeidsmarkt- en loopbaanbegeleiding voor studenten en alumni[31], de ontwikkeling van capaciteit op het gebied van financieel beheer en de implementatie van het European Charter for Researches and the Code of Conduct for the Recruitment of Researchers[32].

4.3. Een grotere Europese dimensie voor kwaliteitsborging

Met het oog op de in de aanbeveling uit 2006 genoemde mogelijkheid voor instellingen voor hoger onderwijs om uit de geregistreerde organisaties te kiezen, moeten meer Europese kwaliteitslabels worden ontwikkeld. Deze kunnen betrekking hebben op een breed terrein (in plaats van beperkte gespecialiseerde vakgebieden) en door aparte gespecialiseerde organisaties of in samenhang met nationale evaluaties op het betrokken terrein worden verleend. De Commissie ondersteunt de ontwikkeling van dergelijke initiatieven[33].

De nationale kwaliteitsborgingsorganisaties moeten worden aangemoedigd activiteiten buiten de landsgrenzen te ontplooien en te streven naar erkenning van hun beslissingen in andere landen, bijvoorbeeld door afspraken over wederzijdse erkenning te maken. Instellingen voor hoger onderwijs kunnen worden aangemoedigd gebruik te maken van de diensten van geregistreerde organisaties in het buitenland. Mogelijk moeten de overdraagbaarheid van nationale accreditaties binnen de EHEA en het vraagstuk van de kwaliteitsborging voor grensoverschrijdend hoger onderwijs binnen de EHEA worden verduidelijkt. Gezien het toenemende belang van programma’s voor gezamenlijke en dubbele graden in Europa kunnen duidelijke beginselen helpen voorkomen dat meervoudige accreditaties nodig zijn.

De Commissie steunt de ontwikkeling van hulpmiddelen voor transparantie die een aanvulling vormen op de kwaliteitsborging, in het bijzonder van hulpmiddelen die een comparatief overzicht opleveren van de kwaliteit van instellingen en programma’s voor hoger onderwijs. Hiertoe behoort ook de reeds genoemde haalbaarheidsstudie voor een aangepaste multidimensionale ranglijst van universiteiten[34].

De internationale invloed en geloofwaardigheid van de EHEA kunnen verder worden bevorderd door samenwerking op het gebied van kwaliteitsborging met andere delen van de wereld. Dit punt is benadrukt in de verklaring van het eerste Bolognabeleidsforum in Louvain-la-Neuve, waarin kwaliteitsborging werd genoemd als een gebied waarop concrete samenwerking mogelijk is tussen de 46 Bolognalanden en landen in de hele wereld[35].

In dit verslag heeft de Commissie de positieve ontwikkelingen op het gebied van kwaliteitsborging in het hoger onderwijs belicht, maar ook enkele suggesties gedaan voor verdere discussies en ontwikkelingen. De Commissie nodigt alle belanghebbenden uit dit verslag in overweging te nemen en een passend vervolg te geven aan de aanbeveling uit 2006. In 2012 zal de Commissie graag verslag doen van de verdere vorderingen.

[1] COM(2005) 152 definitief van 20.4.2005.

[2] Aanbeveling 98/561/EG van 24 september 1998 (PB L 270 van 7.10.1998).

[3] Aanbeveling 2006/143/EG van 15 februari 2006 (PB L 64 van 4.3.2006).

[4] In 2005 goedgekeurd op de ministersconferentie over het Bolognaproces in Bergen, zie http://www.enqa.eu/pubs_esg.lasso.

[5] Trends V, Universities shaping the EHEA, EUA, 2007.

[6] Quality Procedures in the EHEA and Beyond, 2nd ENQA Survey, ENQA, 2008.

[7] http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/bologna/conference/documents/ Stocktaking_report_2009_FINAL.pdf

[8] Quality Procedures in the EHEA and Beyond – Second ENQA Survey (2008).

[9] Bologna with Student eyes, ESU, 2009.

[10] Bestaande uit de ENQA, de Europese vereniging van universiteiten (EUA, www.eua.be), de Europese studentenkoepel (ESU, www.esib.org) en de Europese vereniging van instellingen voor hoger onderwijs (EURASHE, www.eurashe.eu).

[11] European Credit Transfer and Accumulation System, Europees studiepuntenoverdrachtsysteem.

[12] www.enqa.eu

[13] www.ecaconsortium.net

[14] www.qrossroads.eu

[15] www.eqar.eu

[16] www.nvao.net

[17] www.akkreditierungsrat.at

[18] http://www.abet.org/the_basics.shtml

[19] http://www.aacsb.edu/

[20] http://www.efmd.org

[21] http://www.eua.be/events/institutional-evaluation-programme/home

[22] http://ectn-assoc.cpe.fr/chemistry-eurolabels/default.htm

[23] http://www.enaee.eu

[24] http://www.inqaahe.org

[25] http://ec.europa.eu/education/lifelong-learning-policy/doc62_en.htm

[26] Communiqué van de conferentie van Leuven-Louvain-la-Neuve, april 2009, http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/bologna/conference/.

[27] Trends V, op.cit.

[28] http://www.enic-naric.net

[29] http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/bologna/qf/overarching.asp

[30] Bologna with Student eyes, ESU, 2009.

[31] Zie het eerder genoemde communiqué van Leuven-Louvain-la-Neuve.

[32] http://ec.europa.eu/eracareers/pdf/am509774CEE_EN_E4.pdf

[33] http://ec.europa.eu/education/erasmus/doc910_en.htm

[34] http://ec.europa.eu/education/lifelong-learning-policy/doc62_en.htm

[35] http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/bologna/forum/ Bologna_Policy_Forum_Statement_29April2009.pdf

Top