EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008DP0326

Verzoek om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak Besluit van het Europees Parlement van 8 juli 2008 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak (2008/2078(IMM))

PB C 294E van 3.12.2009, p. 81–82 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

3.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 294/81


Dinsdag, 8 juli 2008
Verzoek om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak

P6_TA(2008)0326

Besluit van het Europees Parlement van 8 juli 2008 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak (2008/2078(IMM))

2009/C 294 E/20

Het Europees Parlement,

gezien het verzoek van het Openbaar Ministerie te Warschau om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak, waartoe op 14 december 2007 werd besloten in het kader van het strafrechtelijke proces tegen hem bij de districtsrechtbank te Warschau (Warszawa Śródmieście Północ), Polen, en dat op 31 januari 2008 bij het Parlement werd ingediend door de procureur-generaal van het Poolse Openbaar Ministerie, en van de ontvangst waarvan op 10 maart 2008 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

na Witold Tomczak op 28 mei 2008 te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,

gelet op de artikelen 9 en 10 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en op artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 1986 (1),

gelet op artikel 105 van de Poolse grondwet,

gelet op artikel 6, lid 2, en artikel 7 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0277/2008),

A.

overwegende dat Witold Tomczak op 21 september 1997 en op 23 september 2001 in het Lagerhuis van het Poolse parlement (Sejm) werd verkozen; overwegende dat hij na de ondertekening van het toetredingsverdrag op 16 april 2003 waarnemer werd; overwegende dat hij van 1 mei 2004 tot 19 juli 2004 lid was van het Europees Parlement; overwegende dat hij op 13 juni 2004 in het Europees Parlement werd verkozen en zijn ambtstermijn in het Poolse parlement afliep op 16 juni 2004,

B.

overwegende dat Witold Tomczak ervan wordt beschuldigd op 21 december 2000 in Galerie Zachęta te Warschau schade van naar schatting tegen de 39 669 PLN (ongeveer 11 500 EUR) te hebben toegebracht aan een beeldhouwwerk getiteld „het negende uur”, dat paus Johannes Paulus II voorstelt verpletterd door een steen, in strijd met artikel 288, lid 1 van het Poolse Wetboek van strafrecht (2),

C.

overwegende dat het Openbaar Ministerie te Warschau bewijs heeft verzameld tegen Witold Tomczak, maar dat deze heeft geweigerd vragen te beantwoorden omtrent de gebeurtenis in Galerie Zachęta.

D.

overwegende dat Witold Tomczak beweert dat hij met zijn handelingen ten opzichte van het beeldhouwwerk tot doel had de religieuze gevoelens van hemzelf en van anderen en de waardigheid van de paus te beschermen; overwegende dat hij het bedrag van de schade die hij zou hebben veroorzaakt in twijfel trekt en hoe dan ook van mening is dat zijn gedrag een hoger doel diende, en wel de bescherming van de integriteit van de paus in de ogen van de Poolse katholieken,

E.

overwegende dat uit de verkregen informatie niet kan worden afgeleid dat Witold Tomczak door de parlementaire immuniteit wordt beschermd in verband met de onder de aandacht van de voorzitter van het Europees Parlement gebrachte verzoeken,

1.

besluit de immuniteit van Witold Tomczak op te heffen;

2.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteit in de Republiek Polen.


(1)  Zie Jurisprudentie van het Hof 1964, blz. 407, zaak 101/63 (Wagner/Fohrmann en Krier) en Jur. 1986, blz. 2403, zaak 149/85 (Wybot/Faure).

(2)  De voorschriften in dat artikel luiden als volgt: Eenieder die het eigendom van anderen vernietigt, beschadigt of onbruikbaar maakt wordt veroordeeld tot gevangenschap van 3 maanden tot 5 jaar (origineel in het Pools: Kto cudzą rzecz niszczy, uszkadza lub czyni niezdatną do użytku, podlega karze pozbawienia wolności od 3 miesięcy do lat 5).


Top