EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0467

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende de goedkeuring van een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor levenslang leren

/* COM/2006/0467 def. - COD 2004/0153 */

52006PC0467

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende de goedkeuring van een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor levenslang leren /* COM/2006/0467 def. - COD 2004/0153 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 28.8.2006

COM(2006) 467 definitief

2004/0153 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende de goedkeuring van een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor levenslang leren

2004/0153 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende de goedkeuring van een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor levenslang leren

1. PROCEDUREVERLOOP

Toezending van het voorstel aan het EP en de Raad (document COM(2004)474 definitief): | 14 juli 2004 |

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: | 10 februari 2005 |

Advies van het Comité van de Regio’s: | 23 februari 2005 |

Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: | 25 oktober 2005 |

Herzien voorstel van de Commissie (document COM(2006)236 definitief): | 24 mei 2006 |

Politiek akkoord in de Raad: | 27 juni 2006 |

Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: | 24 juli 2006 |

2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

2.1. Op grond van de artikelen 149 en 150 van het Verdrag had het voorstel tot doel een nieuw integraal programma voor levenslang leren 2007-2013 vast te stellen ter vervanging van de programma’s Socrates, Leonardo da Vinci, eLearning en daarmee samenhangende programma’s, die eind 2006 aflopen.

2.2. Het programma voor levenslang leren bestaat uit vier specifieke programma’s: Comenius voor activiteiten ten aanzien van het algemeen vormend onderwijs tot en met de tweede fase van het voortgezet onderwijs; Erasmus voor activiteiten ten aanzien van het hoger onderwijs en de hogere beroepsopleidingen; Leonardo da Vinci voor alle andere aspecten van het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen en Grundtvig voor volwassenenonderwijs. Daarnaast is in het voorstel een “transversaal” programma voor vier kernactiviteiten opgenomen die betrekking hebben op de hierboven beschreven beleidsvraagstukken, specifieke maatregelen voor het leren van talen en ICT-activiteiten behelzen (voor zover die niet onder de specifieke programma's vallen), en in activiteiten voor de verspreiding van de resultaten op ruimere schaal voorzien; in het voorstel is ook nog het Jean Monnet-programma ondergebracht, dat voorziet in steun voor activiteiten op het gebied van de Europese integratie en voor Europese instellingen en verenigingen die op het terrein van onderwijs en beroepsopleiding werkzaam zijn.

2.3. Het voorstel komt tegemoet aan de dringende noodzaak van modernisering en aanpassing van de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels van de lidstaten, met name in de context van de strategische doelstellingen van Lissabon, en biedt rechtstreeks een toegevoegde waarde aan individuele burgers die deelnemen aan mobiliteitsacties of andere vormen van samenwerking.

3. OPMERKINGEN BIJ HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

3.1 De Raad heeft het gemeenschappelijk standpunt op 24 juli 2006 unaniem vastgesteld. De Commissie kan de tekst aanvaarden, aangezien hij kan worden beschouwd als een passend compromis dat grotendeels is gebaseerd op het herziene voorstel van de Commissie.

3.2 Ten opzichte van het herziene voorstel van de Commissie zijn in het gemeenschappelijk standpunt met voorafgaande toestemming van het Parlement twee inhoudelijke wijzigingen aangebracht:

a) terugkeer naar het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor het beheer van multilaterale projecten in de subprogramma’s Comenius, Erasmus, Leonardo da Vinci en Grundtvig;

b) toevoeging van het Internationaal Europees Opleidingscentrum (CIFE) in Nice aan de lijst van de instellingen waaraan zonder een oproep tot het indienen van voorstellen exploitatiesubsidies kunnen worden toegekend.

De eerste wijziging herstelt de tekst van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en vereist geen commentaar. Wat de tweede wijziging betreft, heeft de Commissie tijdens het plenaire debat in het Parlement op 24 oktober aangegeven dat zij zich niet zou verzetten tegen een tussen het Parlement en de Raad bereikt akkoord over de uit hoofde van artikel 37 van dit besluit aan te wijzen instellingen. De opname van het CIFE wordt daarom door de Commissie aanvaard.

3.3 De Commissie wijst erop dat het equivalent van de begroting van 6.200 miljoen euro in prijzen van 2004, als bedoeld in het gemeenschappelijk standpunt (artikel 14), 6.970 miljoen euro in lopende prijzen is.

4. CONCLUSIE

4.1 De Commissie is van mening dat het door de Raad op 24 juli 2006 unaniem vastgestelde gemeenschappelijk standpunt aanvaardbaar is. Zij wijst erop dat de voorzitter van de Commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement in een brief aan het voorzitterschap van de Raad te kennen heeft gegeven dat, als het gemeenschappelijk standpunt als zodanig werd vastgesteld, hij de Commissie cultuur en onderwijs zou aanbevelen het gemeenschappelijk standpunt in tweede lezing goed te keuren. De Commissie kan daarom haar steun betuigen aan het gemeenschappelijk standpunt, dat het tussen de drie instellingen bereikte akkoord weerspiegelt.

Top