EUR-Lex Piekļuve Eiropas Savienības tiesību aktiem

Atpakaļ uz EUR-Lex sākumlapu

Šis dokuments ir izvilkums no tīmekļa vietnes EUR-Lex.

Dokuments 52001DC0071

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Betrekkingen van de EU met de Islamitische Republiek Iran

/* COM/2001/0071 def. */

52001DC0071

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Betrekkingen van de EU met de Islamitische Republiek Iran /* COM/2001/0071 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD BETREKKINGEN VAN DE EU MET DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK IRAN

1. Achtergronden

Betrekkingen met de EU en de lidstaten

Op dit ogenblik onderhoudt de EU geen contractuele betrekkingen met Iran en is er evenmin sprake van een significante financiële samenwerking. Ten tijde van de sjah bestond er een overeenkomst maar die is in 1977 nog vóór de islamitische revolutie verstreken. In 1995 is een dialoog EU-Iran op gang gebracht. Na de verkiezing van president Khatami in 1997 is dat overleg tot nieuwe terreinen uitgebreid en in 1998 is het uitgegroeid tot de omvattende dialoog. Om de zes maanden vindt in het kader van de dialoog een bijeenkomst plaats op het niveau van de Trojka.

De omvattende dialoog biedt ruimte voor gedachtenwisseling over een groot aantal onderwerpen zoals:

-wereldvraagstukken (terrorisme, mensenrechten en proliferatie),

-regionale vraagstukken (Irak, de Golf, Midden-Azië, het vredesproces in het Midden-Oosten)

-samenwerkingsterreinen (drugs, vluchtelingen, energie, handel en investeringen).

De omvattende dialoog heeft bijgedragen tot het verbeteren van de betrekkingen maar is duidelijk beperkt van opzet. Hij wordt aangevuld met een aantal gezamenlijke technische werkgroepen Commissie-Iran, die terreinen van wederzijds belang en mogelijke samenwerking hebben omschreven (zie punt 4). Het is evenwel duidelijk dat het ontbreken van een contractueel kader de groei van die samenwerking beperkt.

De betrekkingen met de lidstaten zijn er aanzienlijk op vooruitgegaan sinds de verkiezing van president Khatami in 1997. De Italiaanse minister-president heeft in 1997 een bezoek aan Teheran gebracht. In 1999 heeft president Khatami Italië en Frankrijk bezocht, en de presidenten van Oostenrijk en Griekenland hebben in datzelfde jaar Iran bezocht. President Khatami heeft ontlangs een bezoek aan Duitsland gebracht. Er hebben ook talrijke bezoeken van ministers van buitenlandse zaken en andere ministers plaatsgevonden. De Brits-Iraanse betrekkingen zijn in 1998 gedeblokkeerd door de opheffing van de fatwa tegen Salman Rushdie en medio 1999 zijn ambassadeurs uitgewisseld.

Iran heeft blijk gegeven van grote belangstelling voor het versterken van de betrekkingen met de EU en heeft eveneens interesse getoond voor onderhandelingen over een handels- en samenwerkingsovereenkomst; verbeterde betrekkingen met de EU zijn duidelijk een belangrijke beleidsdoelstelling voor president Khatami.

Betrekkingen met andere landen

Sinds de gijzelingsactie in de Amerikaanse ambassade in 1980/1981 volgen de VS ten aanzien van Iran een beleid voor expansiebeperking. Zij hebben een reeks sancties toegepast, waarvan de recentste de wet inzake non-proliferatie in Iran van februari 2000 is. Het VS-beleid inzake Iran, dat in grote mate door het Amerikaanse Congres wordt bepaald, evolueert langzaam. Ondanks recente uitspraken van de voormalige minister van buitenlandse zaken Albright zal voor een verdere toenadering tussen de VS en Iran moeten worden gewacht op het verloop van de gebeurtenissen en de nieuwe regering in de VS. Intussen wensen de VS dat de EU de druk op Iran handhaaft, in het bijzonder in verband met kwesties zoals mensenrechten, massavernietigingswapens en vermeende staatssteun voor het terrorisme. Tweemaal per jaar wordt van gedachten gewisseld over Iran tijdens driepartijenbesprekingen tussen de EU-Trojka, de VS en Canada.

2. Huidige situatie in Iran

In februari 1999 hebben in Iran democratische gemeenteverkiezingen plaatsgevonden en tussen februari en april 2000 parlementsverkiezingen; beide verkiezingen hebben geleid tot een overwinning voor de hervormingsgezinden. De volgende presidentsverkiezingen zijn gepland voor juni 2001.

De Iraanse politiek wordt gekenmerkt door een permanente machtsstrijd tussen de hervormingsgezinden en twee grote blokken:

-de conservatieve machtscentra (raad van wachters, vergadering van deskundigen, militante geestelijkenvereniging enz.) onder de uiteindelijke autoriteit van de Ayatollah Khamenei houden toezicht op een groot gedeelte van het gerechtelijk apparaat, de revolutionaire strijdmachten en de ordestrijdkrachten, zijn in staat om hervormingen tegen te houden en blijven zulks ook doen. Zij hebben op de resultaten van de parlementsverkiezingen gereageerd door grootscheepse sluitingen van de hervormingsgezinde pers en arrestaties van een aantal hervormingsgezinde personen;

-De minderheid "Islamitisch Rechts", die slechts 50 à 60 van de 290 zetels in de Majles (parlement) bekleedt, vindt haar steun grotendeels onder de handelaren en winkeliers van de bazaar, de revolutionaire wachten en milities, bepaalde stichtingen en het gerechtelijk apparaat. Zij bevindt zich thans in een defensieve positie.

President Khatami is erin geslaagd de meerderheid van de Iraanse kiezers de mogelijkheid te bieden uiting te geven aan hun verlangen naar verandering via het democratisch proces. Uit deze verkiezingen is duidelijk gebleken dat een grote meerderheid van de kiezers (in het bijzonder vrouwen, studenten, seculiere bevolkingsgroepen in de steden en op het platteland) streeft naar civiele, politieke en economische hervormingen in Iran. Hoewel president Khatami absoluut niet zinnens is de grondslagen van de islamitische republiek aan te tasten of de theocratische positie van de niet-verkozen hoogste leider in het gedrang te brengen, ziet hij in dat er een wijdverspreide ontevredenheid bestaat met het strakke beleid van de conservatieven. President Khatami en de reformistische beweging zullen verder blijven streven naar een vreedzame civiele en economische ontwikkeling binnen het bestaande politieke kader van de islamitische republiek. Daarbij zullen de hervormingsgezinden kunnen rekenen op een zekere stilzwijgende steun van de meer pragmatische hardliners, met inbegrip van de hoogste leider, die hebben ingezien waar hun belangen op langere termijn zich situeren. Toch zal dit ontwikkelingsproces traag en moeizaam verlopen.

Hoewel het democratiseringsproces van president Khatami de hervormers de mogelijkheid heeft geboden sleutelposities te bekleden bij de wetgevende en de uitvoerende macht (de vorige Majles werd door hardliners gedomineerd), dienen de hervormingsgezinden nog te bewijzen dat zij het programma van president Khatami voor economische, civiele en wettelijke hervormingen in de praktijk kunnen brengen. De opdracht van Ayatollah Khamenei aan het parlement om zich te onthouden van een debat over het wetsvoorstel voor de hervorming van de pers is de belangrijkste stap achteruit, maar op andere hervormingsterreinen zijn dan weer positieve signalen waar te nemen.

Wat de mensenrechten betreft, wordt in de door de EU gesteunde resolutie 2000 van UNCHR genoteerd en bevestigd dat zich in Iran aanzienlijke verbeteringen op het gebied van de mensenrechten hebben voorgedaan, hoewel er nog veel werk te verzetten blijft.

Het proces tegen 13 joden in Shiraz en het proces tegen de intellectuelen die aan de Conferentie van Berlijn hebben deelgenomen, hebben president Khatami en de hervormingsgezinden zwaar in de verlegenheid gebracht. De straffen in beide processen waren strenger dan verwacht. In verband met het proces in Shiraz heeft de EU formeel verklaard dat zij de gang van zaken betreurt en hoopt dat de veroordeelden genade zullen krijgen. In een soortgelijke verklaring heeft de EU uiting gegeven aan haar diepe bezorgdheid over de strenge uitspraken in het proces over de Conferentie van Berlijn en de hoop uitgesproken dat de beroepsprocedure tot vrijspraak zal leiden.

Ook op andere terreinen heeft de EU uiting gegeven aan haar bezorgdheid, bijvoorbeeld over de doodstraf voor de deelnemers aan de studentenrellen (juli 1999) en tegelijk de vrijspraak of de zeer milde bestraffing van de politieambtenaren die de studenten hadden geprovoceerd.

Op het gebied van de persvrijheid zijn de zaken er de laatste maanden op achteruitgegaan; het vorige (conservatieve) parlement (Majles) is erin geslaagd voor de verkiezingen in februari een restrictievere perswet goed te keuren, en sindsdien zijn meer dan twintig hervormingsgezinde dagbladen en tijdschriften verboden en de uitgevers ervan aangeklaagd of voor de rechtbank gebracht. Het daaropvolgende optreden van Ayatollah Khamenei, die het nieuwe parlement verbood het wetsontwerp betreffende de persvrijheid te bespreken, was een onverwachte tegenslag voor de hervormingsbeweging. Toch beginnen er nieuwe bladen uit te komen die de hervormingsbeweging ondersteunen.

President Khatami heeft te kennen gegeven dat de persvrijheid en de hervorming van het gerechtelijk apparaat bovenaan het prioriteitenlijstje van de regering staan en zo spoedig mogelijk moeten worden besproken. In beide gevallen staat er heel wat op het spel: het gerechtelijk apparaat onder leiding van Ayatollah Al-Hashini Shahrudi blijft op dit ogenblik nog een geducht instrument in handen van de conservatieven.

Hoewel de hierboven geschetste situatie een gemengd beeld toont, de vooruitzichten voor een geleidelijke positieve ontwikkeling van de politiek in Iran er beter uit dan ooit sinds 1979. Ondanks enkele recente tegenslagen zullen de hervormingsgezinden hun positie waarschijnlijk kunnen consolideren op basis van de ruime en ondubbelzinnige steun die zij bij de verkiezingen in februari hebben gekregen.

3. Handel en Economie

De bevolking van Iran telt ongeveer 65 miljoen personen en groeit snel. Het BNP beloopt circa 180 miljard euro. De economie is onefficiënt, niet hervormd en gecentraliseerd. Teneinde zijn economische prestaties op lange termijn te verbeteren dient Iran over te schakelen op een markteconomie en zich voor de rest van de wereld open te stellen. Eind 1999 is een vijfjarenplan voor hervorming ingevoerd, dat nog steeds het belangrijkste instrument voor de hervorming van de economie blijft, ook al werd het door het vorige parlement afgezwakt. Hoewel de olieprijzen op dit ogenblik hoog liggen, wordt Iran met een moeilijke economische situatie geconfronteerd en dient het zijn hervormingstempo op te voeren.

Iran heeft de tweede grootste gasreserves in de wereld (16% van de totale wereldreserves), de derde grootste oliereserves (10%) en heeft een absoluut vitale geostrategische ligging.

De EU is de grootste handelspartner van Iran (+ 40% van de totale Iraanse invoer). De uitvoer van de EU naar Iran schommelt sinds 1995 tussen 3,5 en 5,0 miljard euro en wordt gedomineerd door afgewerkte producten, voertuigen en chemische en farmaceutische producten.

De Iraanse export naar de EU (+ 36% van de totale Iraanse uitvoer) schommelt tussen 3,7 en 5,7 miljard euro (Iran houdt zijn invoer via vergunningen onder controle, zodat de betalingsbalans in zijn voordeel uitvalt). De uitvoer naar de EU wordt gedomineerd door aardolie (+ 80% van het totaal) gevolgd door tapijten, pistachenoten en kaviaar.

De buitenlandse schuld van Iran, met inbegrip van de herschikkingen in de periode 1996-1999, vertegenwoordigt thans 10 miljard dollar en is in de voorbije jaren gedaald.

De Wereldbank heeft onlangs twee leningen voor 230 miljoen dollar verstrekt ten behoeve van water- en rioleringsprojecten, terwijl het IMF normale betrekkingen onderhoudt en bereid is steun te verlenen voor ieder macro-economisch stabilisatieprogramma.

De omvang van de handel tussen de EU en Iran ligt ver achterop bij het potentieel van het land wat bevolkingsaantal en natuurlijke hulpbronnen betreft. Importeurs en investeerders worden nog steeds met talrijke moelijkheden geconfronteerd; er zijn een aantal verbeteringen aangekondigd, die nog niet zijn toegepast. Het administratieve en juridische klimaat voor handel en investeringen is volgens de vertegenwoordigingen van de lidstaten in Teheran niet transparant en willekeurig en daarom ontmoedigend voor importeurs en potentiële investeerders. Er is bijvoorbeeld sprake van moeilijkheden in verband met de behandeling van het niet-binnenlandse personeel van buitenlandse bedrijven, de toekenning van invoervergunningen, buitenlandse bezittingen en de repatriëring van winsten.

4. Samenwerking EG-Iran

In oktober 1998 heeft de Raad de Commissie verzocht contacten met Iran aan te knopen teneinde de samenwerkingsmogelijkheden te onderzoeken. In december 1998 heeft een technische bijeenkomst Commissie-Iran plaatsgevonden, waarbij werd overeengekomen een aantal mogelijke samenwerkingsterreinen te onderzoeken zoals energie, milieu, vervoer, landbouw, drugsbestrijding, vluchtelingen en mensenrechten. Met uitzondering van een zekere humanitaire bijstand en een beperkte steun voor drugsbestrijding bestaat er op dit ogenblik geen financiële of technische samenwerking tussen de EG en Iran. Op sommige terreinen zijn gezamenlijke werkgroepen van de Commissie en de Iraanse overheid opgezet.

*Huidige werkzaamheden

Werkgroep energie // Bijeenkomst in Teheran in mei 1999; een synergieproject zal in februari worden voltooid en een tweede bijeenkomst van de werkgroep zal in maart 2001 in Brussel plaatsvinden

Bijeenkomst drugsdeskundigen // Eerste bijeenkomst in december 1999; klein project gefinancierd; twee andere projecten thans in onderzoekfase (Verordening nr. 2046/97 van de Raad)

Bijeenkomst deskundigen inzake vluchtelingen // Bijeenkomst in april betreffende Afghaanse en Iraakse vluchtelingen; lopende projecten met UNHCR en NGO's, meer projecten in onderzoek (Verordening nr. 443/97 van de Raad) o.m. door ECHO

Werkgroep handel en investeringen // Eerste bijeenkomst in Teheran op 28-29 november 2000

Na de bijeenkomst van de werkgroep energie in 1999 is Iran waarnemer geworden bij het door de Commissie gefinancierde programma INOGATE, met de mogelijkheid volwaardig lid te worden. Bovendien is Iran waarnemer bij het door Tacis gefinancierde programma voor oost-westverbindingen over land TRACECA. In haar onlangs goedgekeurde Groenboek over de zekerheid van de energievoorziening (COM(2000)/769) legt de Commissie de nadruk op de noodzaak om een doorlopende dialoog met de energieproducerende landen tot stand te brengen teneinde de markttransparantie en de prijsstabiliteit te verhogen. De energiebesprekingen tussen de EU en Iran vinden plaats in het kader van de dialoog producenten-consumenten.

Tot nog toe is het niet mogelijk gebleken besprekingen op de overige hierboven genoemde terreinen te voeren, hoewel in de toekomst een aantal activiteiten in verband met mensenrechten zouden kunnen worden uitgewerkt.

5. Belangen van de EU

De Europese Unie heeft zowel politieke als economische redenen om de banden met Iran nauwer aan te halen. Een versterkte democratie en een groter respect voor de mensenrechten zouden ertoe bijdragen van Iran een stabielere partner in de regio te maken. Iran is een belangrijke bron van aardolie en gas met een strategische ligging en zijn eigen sterke belangen in de omliggende gebieden, bijvoorbeeld Midden-Azië. Iran zou in de toekomst een aanzienlijk potentieel als regionale economische partner kunnen hebben, met grote mogelijkheden voor handel en investeringen. Dit potentieel zal evenwel alleen maar worden waargemaakt indien Iran overgaat tot een grootscheepse herziening van zijn handels- en economisch beleid.

De drugshandel doorheen Iran vanuit Afghanistan en verder gelegen landen heeft een direct effect niet alleen op Iran maar ook op Europa, en de bestrijding van die handel vormt een zware last voor Iran. Bovendien verleent het land onderdak aan een onevenredig groot aantal vluchtelingen (1,9 miljoen), in het bijzonder uit Afghanistan en Irak. De combinatie van een groeiende weerstand tegen de aanwezigheid van de vluchtelingen in Iran samen met de blijvende onstabiliteit van de buurlanden houdt de mogelijkheid in van bijkomende negatieve ontwikkelingen in Iran zelf.

Onder de juiste omstandigheden zou het ontwikkelen van nauwere banden tussen de EU en Iran ertoe kunnen bijdragen het hervormingsproces in Iran aan te moedigen en een grotere regionale stabiliteit te ontwikkelen. Iran heeft te kennen gegeven dat het bereid is te praten over mensenrechten, wat een positief signaal vormt, aangezien alle toekomstige contractuele betrekkingen met Iran een bespreking van het aspect mensenrechten zouden moeten omvatten. Voorts is Iran ook bereid veiligheidskwesties te bespreken, met inbegrip van de regionale veiligheid, en heeft het een aanvang gemaakt met de besprekingen in dat verband met een aantal lidstaten.

6. Uitdagingen voor de samenwerking

Om de samenwerking te kunnen verdiepen en tot nieuwe terreinen uit te breiden moeten een aantal kwesties worden aangepakt, in bilateraal verband door de EU en Iran en unilateraal door Iran zelf. Het gaat zowel over politieke als economische vraagstukken. Op politiek gebied betreft het onder meer:

Mensenrechten

Hoewel Iran in de afgelopen jaren positieve wijzigingen heeft doorgevoerd, geeft de mensenrechtensituatie er nog steeds aanleiding tot bezorgdheid (onder meer in verband met de positie van vrouwen, aanklachten over het gebruik van folteringen, de vervolging van bepaalde minderheden, de beteugeling van de persvrijheid enz.). In het kader van de ontwikkeling van nauwere betrekkingen zouden de EU en Iran een regelmatige dialoog over deze kwesties moeten opzetten.

Steun voor radicale groeperingen

De VS en Israël beschuldigen Iran regelmatig van vijandige uitspraken in verband met het vredesproces in het Midden-Oosten en van het verlenen van steun aan extremistische groeperingen, in het bijzonder bepaalde Palestijnse groepen zoals Hamas en de Islamitische Jehad, terwijl ook de Iraanse steun voor de Hezbollah in Libanon nooit een geheim is geweest. Sommige van die publieke uitspraken zijn inderdaad niet erg constructief, en Iran heeft duidelijk laten blijken dat het geen vertrouwen in het vredesproces heeft.

In het begin van de jaren 90 hebben zowel voormalig president Rafsanjani als de hoogste leider Khamenei verklaard dat Iran ermee was opgehouden zijn revolutie te exporteren; president Khatami heeft een meer verzoenende lijn bij het buitenlands beleid bevestigd, en het door Iran gesteunde terrorisme in de EU schijnt sinds 1995 te zijn opgehouden.

Op te merken valt dat Iran beweert zelf het slachtoffer van terrorisme te zijn. Dit betreft meer in het bijzonder de Mojahedin-e-Khalq, die in Irak is gebaseerd, van waaruit regelmatig aanvallen op Iraanse doelwitten worden gelanceerd; er is echter ook kritiek geuit op Europese landen die onderdak verlenen aan radicale oppositiegroepen.

Veiligheidsaspecten

Het voornemen van Iran om massavernietigingswapens te ontwikkelen, in het bijzonder langeafstandsraketten, vormt voor de EU aanleiding tot ernstige bezorgdheid. De EU moedigt Iran aan om een versterkte inspectieregeling met de IAEA overeen te komen. Iran heeft herhaaldelijk verklaard dat de sluiting van een dergelijke overeenkomst net zoals zijn eventuele bereidheid om het omvattend kernstopverdrag (CTBT) te ratificeren afhankelijk is van de voorafgaande afschaffing van internationale maatregelen voor exportcontrole tegen zijn civiel kernenergieprogramma. De EU stemt met een dergelijke voorwaarde niet in.

Alle hierboven beschreven knelpunten komen in de omvattende dialoog aan bod.

Economische hervorming

Op economisch gebied is het voor iedere versterking van handel en economische samenwerking tussen de EU en Iran absoluut noodzakelijk dat Iran een beleid voor economische liberalisering voert, wat een noodzakelijke voorwaarde vormt indien het land belangrijke investeringsstromen wenst aan te trekken.

7. Evaluatie en aanbevelingen

Uit bovenstaande analyse is het duidelijk dat, op voorwaarde dat het hervormingsproces doorgaat, het in het wederzijds belang van de EU en Iran is nauwere banden aan te knopen op politiek en economisch gebied maar ook op terreinen zoals milieu, drugs en migratie. Gezien de mogelijkheid van onverwachte wijzigingen in de eigen politieke ontwikkeling van Iran en de zwakke economische structuren van het land is een behoedzame aanpak vereist; gelet op het aantal terreinen waarop reden voor bezorgdheid bestaat, dient het nauwer aanhalen van de banden bovendien zeer geleidelijk te verlopen en afhankelijk van de vooruitgang die Iran op die terreinen boekt. De Commissie en de Raad dienen die vooruitgang regelmatig te toetsen in het licht van indicatoren of criteria op gebieden zoals de rechtsstaat, de rechten van minderheden, de persvrijheid, de regelgeving in de economische sector en de aanpak van de buitenlandse betrekkingen en veiligheidskwesties door Iran.

In het licht van de analyse hierboven en de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 20 november 2000 beveelt de Commissie de Raad aan nauwere betrekkingen met Iran uit te werken aan de hand van de hierna beschreven richtlijnen. Vanzelfsprekend zullen de mogelijkheden voor het bevorderen van de bilaterale betrekkingen afhangen van de voortgang bij de politieke, economische en wetgevende hervormingen in Iran.

Richtlijnen:

*aanmoediging van politieke en economische hervormingen via

-frequentere officiële en niet-officiële bilaterale contacten

-ontwikkeling van uitwisseling/samenwerking op gebieden die voor beide partijen belangwekkend of problematisch zijn (zoals drugs, de rechtsstaat, vluchtelingen)

-bereidheid om een dialoog over de mensenrechten aan te gaan

-versterking van de GBVB-dialoog door de verdieping daarvan op terreinen zoals regionale veiligheid, massavernietigingswapens, kernwapenproliferatie)

-zoeken naar passende middelen om de intermenselijke contacten te ontwikkelen

*bevordering van bilaterale economische betrekkingen via

-onderhandelingen over een handels- en samenwerkingsovereenkomst

-voortzetting van de activiteiten van gezamenlijke werkgroepen Commissie-Iran voor energie, handel en investeringen.

De Commissie beveelt aan dat de dialoog met andere partners over Iran wordt voortgezet.

Indien deze aanbevelingen door de Raad worden aanvaard, zal de Commissie overwegen overeenkomstig artikel 300, lid 1, van het Verdrag bij de Raad een aanbeveling in te dienen waarbij zij wordt gemachtigd de nodige onderhandelingen aan te knopen.

Augša