EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008D0166

2008/166/EG: Beschikking van de Commissie van 13 november 2007 — Steunmaatregel van de Staten C 39/06 (ex NN 94/05) — Toepassing van de Regeling voor personen die voor het eerst aandeelhouder zijn in het Verenigd Koninkrijk (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5398) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 55 van 28.2.2008, p. 27–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2008/166(1)/oj

28.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/27


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2007

Steunmaatregel van de Staten C 39/06 (ex NN 94/05) — Toepassing van de „Regeling voor personen die voor het eerst aandeelhouder zijn” in het Verenigd Koninkrijk

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5398)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/166/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1), en met name op artikel 6, lid 1, en artikel 14,

Na de belanghebbende derden overeenkomstig de genoemde bepalingen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (2),

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 15 juni 2004 werd de Commissie er door een burger van het Verenigd Koninkrijk van in kennis gesteld dat de Shetland Islands Council, de overheidsinstantie van het Verenigd Koninkrijk voor de Shetlandeilanden, onrechtmatige steun had verleend. Bij brieven van 24 augustus 2004, 4 februari 2005, 11 mei 2005 en 16 december 2005 verzocht de Commissie het Verenigd Koninkrijk inlichtingen over die steun te verstrekken. Het Verenigd Koninkrijk verstrekte de Commissie nadere inlichtingen bij brieven van 10 december 2004, 6 april 2005, 8 september 2005 en 31 januari 2006.

(2)

Bij brief van 13 september 2006 bracht de Commissie het Verenigd Koninkrijk op de hoogte van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de steunmaatregel in te leiden. Het Verenigd Koninkrijk maakte zijn opmerkingen over de steunmaatregel bij brief van 16 oktober 2006.

(3)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 30 november 2006 (3). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de steunmaatregel te maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

II.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

(4)

De Shetland Islands Council heeft betalingen aan de visserijsector verricht in het kader van twee algemene steunmaatregelen, nl. „Aid to the Fish Catching and Processing Industry” (steun voor de visserijsector en de visverwerkende industrie) en „Aid to the Fish Farming Industry” (steun voor de viskwekerijsector), die in feite bestonden uit tal van verschillende steunregelingen die sinds de jaren 1970 van kracht waren. Een van deze regelingen was de zogenoemde „First time shareholders scheme” (regeling voor personen die voor het eerst aandeelhouder zijn), hieronder „de regeling” genoemd. In het kader van die regeling, die van kracht was van 1982 tot en met 14 januari 2005, konden subsidies worden gegeven als bijdrage naast de eigen financiële inspanningen die werden geleverd voor de aankoop van een aandeel in een bestaand of een nieuw vissersvaartuig. De steun werd alleen verleend aan wie ouder was dan 18 en nog geen aandeel in een vissersvaartuig bezat.

(5)

De steun bedroeg 50 % van de kosten van de aankoop van het aandeel, met een maximum van 7 500 GBP wanneer het een bestaand vaartuig betrof en van 15 000 GBP wanneer het een nieuw vaartuig betrof. De overige 50 % kon alleen worden gefinancierd met de eigen bijdrage van de begunstigden, die zij uit hun eigen spaartegoeden of via een gezinslening moesten betalen. Het steunbedrag kon nooit groter zijn dan 25 % van de waarde van het vaartuig.

(6)

De steun werd verleend op voorwaarde dat het vaartuig gedurende de volgende vijf jaar voltijds voor de visserij werd ingezet en de begunstigde eigenaar van zijn aandeel in het vaartuig bleef gedurende een periode van vijf jaar die begon op de datum van ontvangst van de steun.

(7)

De Commissie twijfelde er ernstig aan of de steun die in het kader van de regeling werd verleend aan personen die voor het eerst een aandeel in een tweedehands vaartuig hadden verworven, verenigbaar kon zijn met punt 2.2.3.3 van de Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector van respectievelijk 1994, 1997 en 2001 (4). Met name twijfelde zij eraan of de regeling voldeed aan de voorwaarde dat de steun alleen mocht worden verleend aan vaartuigen die niet ouder waren dan 10 jaar (5), respectievelijk 20 jaar (6), en nog minstens 10 jaar konden worden gebruikt. Voorts twijfelde de Commissie aan de verenigbaarheid van het steunpercentage dat in het kader van de regeling werd gehanteerd, nl. 25 % van de werkelijke kosten van de aankoop van het vaartuig, wat niet lijkt te stroken met de richtsnoeren van 2001, die vanaf 1 juli 2001 van toepassing waren op de bestaande steunregelingen en op grond waarvan slechts een steunpercentage van 20 % mocht worden gehanteerd (7).

In verband met de steun die werd verstrekt voor de aankoop van een aandeel in een nieuw vaartuig was de Commissie van mening dat de regeling geen verwijzing leek te bevatten naar het referentieniveau voor de omvang van de visserijvloot, de hygiëne en veiligheidsvoorschriften of de verplichting tot registratie van het vaartuig in het vlootregister, zoals nochtans vereist bij de artikelen 6, 7, 9 en 10 en bijlage III van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (8), als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2369/2002 van 20 december 2002 (9). Voorts leek de regeling ook geen bepalingen te bevatten met betrekking tot de aanvullende voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2792/1999, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2369/2002.

III.   OPMERKINGEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

(8)

In zijn antwoord van 16 oktober 2006 verstrekte het Verenigd Koninkrijk nadere gegevens over de steun die in het kader van de regeling werd verleend. Het wees erop dat in totaal 581 750 GBP in dat kader werd verleend, en niet 8 000 000 GBP zoals de Commissie had vermeld in haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag. Voorts wees het Verenigd Koninkrijk erop dat na 1 juli 2001 geen steun voor nieuwe vaartuigen werd verleend en dat het bijgevolg niet relevant was zich af te vragen of de regeling na die datum wel verenigbaar was.

(9)

In verband met de steun voor de aankoop van een aandeel in een tweedehands vaartuig bevestigde het Verenigd Koninkrijk dat de regeling geen enkele voorwaarde inzake de leeftijd van het vaartuig bevatte, noch een bepaling die inhield dat de betrokken vaartuigen nog ten minste tien jaar moesten kunnen worden gebruikt. Het Verenigd Koninkrijk voerde evenwel aan dat in de regeling was bepaald dat het vaartuig de volgende vijf jaar voltijds voor de visserij moest worden ingezet en dat deze bepaling impliciet de verbintenis inhield dat het vaartuig nog ten minste gedurende die periode voor de visserij zou worden gebruikt.

(10)

Het Verenigd Koninkrijk legde een lijst voor van de 78 gevallen waarin tussen 25 april 1996 en 15 juli 2003 telkens een steunbedrag van 7 500 GBP werd verleend voor de aankoop van een aandeel in een tweedehands vaartuig, met vermelding van de naam van de begunstigde en de naam en de leeftijd van het vaartuig. Het steunpercentage varieerde van 0,12 % tot 25 %. Na 1 januari 2001 was het steunpercentage nooit hoger dan 3,75 %.

(11)

Het Verenigd Koninkrijk wees erop dat 36 van die 78 subsidies niet in overeenstemming met de voorschriften leken te zijn, maar dat in 28 van die gevallen de subsidies reeds waren ingevorderd of het invorderingsproces na verlies, inbeslagneming, verkoop of stillegging van het betrokken vaartuig nog aan de gang was. In twee van de acht overige gevallen werd de subsidie niet teruggevorderd aangezien het vaartuig pas verloren was gegaan nadat de genoemde periode van vijf jaar was afgelopen. Bijgevolg concludeerde het Verenigd Koninkrijk dat er nog slechts zes subsidies mogelijkerwijs niet met de voorschriften in overeenstemming waren; zij hadden betrekking op vaartuigen die nog steeds in gebruik waren of op later in gebruik genomen vaartuigen waarop het voordeel van de betrokken subsidie werd overgedragen.

(12)

Tot slot stelde het Verenigd Koninkrijk dat, als de Commissie een negatieve beschikking geeft, zij niet mag eisen dat de vóór 3 juni 2003 verleende steun wordt teruggevorderd, aangezien die terugvordering in strijd zou zijn met het beginsel van de bescherming van de legitieme verwachtingen. In dit verband verwees het Verenigd Koninkrijk naar Beschikking 2003/612/EG van de Commissie van 3 juni 2003 inzake leningen voor de aankoop van visserijquota op de Shetlandeilanden (Verenigd Koninkrijk) (10) en Beschikking 2006/226/EG van de Commissie van 7 december 2005 betreffende investeringen van Shetland Leasing and Property Developments Ltd op de Shetlandeilanden (Verenigd Koninkrijk) (11), waarin is bepaald dat de Shetland Islands Council er tot 3 juni 2003 terecht is vanuit gegaan dat de voor die steun gebruikte middelen privémiddelen, en geen overheidsmiddelen waren.

IV.   BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

(13)

Eerst moet worden uitgemaakt of de maatregel als staatssteun kan worden beschouwd en zo ja, of hij verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(14)

De steun is toegekend aan een beperkt aantal bedrijven in de visserijsector en heeft dus een selectief karakter. De steun werd door de Shetland Islands Council uit staatsmiddelen verleend en kwam bedrijven ten goede die rechtstreeks concurreren met andere bedrijven in de visserijsector, zowel in het Verenigd Koninkrijk als in andere lidstaten. Daarom vervalst de steun de mededinging of dreigt hij die te vervalsen en lijkt het hierbij te gaan om staatssteun in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag.

(15)

Volgens het Verenigd Koninkrijk werden de twee in overweging 4 vermelde algemene regelingen reeds toegepast vóór de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Europese Economische Gemeenschap. De Commissie merkt evenwel op dat de regeling voor personen die voor het eerst aandeelhouder zijn, pas in 1982 is ingesteld. Hoe het ook zij, door het ontbreken van documenten over het verleden, kon het Verenigd Koninkrijk niet bewijzen dat de steunmaatregelen reeds bestonden voordat het Verenigd Koninkrijk tot de Gemeenschap toetrad. Bovendien heeft het Verenigd Koninkrijk bevestigd dat de steunregelingen in de loop van de jaren zijn gewijzigd en dat die wijzigingen nooit overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag (ex artikel 93, lid 3) ter kennis van de Commissie zijn gebracht. Bijgevolg moeten de steunmaatregelen als nieuwe steunregelingen worden beschouwd.

(16)

Bij Verordening (EG) nr. 659/1999 is geen verjaringstermijn vastgesteld voor het onderzoek van „onrechtmatige steun” zoals die is omschreven in artikel 1, onder f), van die verordening, namelijk steun die tot uitvoering wordt gebracht voordat de Commissie haar conclusie kan trekken wat betreft de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt. In artikel 15 van die verordening is evenwel bepaald dat de bevoegdheid van de Commissie om de terugvordering van de steun te eisen, verjaart na een termijn van tien jaar, dat deze termijn ingaat op de dag waarop de onrechtmatige steun aan de begunstigde is verleend en dat de verjaring wordt gestuit door elke maatregel van de Commissie. Bijgevolg oordeelt de Commissie dat in dit geval geen onderzoek nodig is naar de steun die verjaard is, d.w.z. de steun die werd verleend méér dan tien jaar voordat de Commissie enige maatregel nam.

(17)

De Commissie is van oordeel dat de verjaring in dit geval werd gestuit door haar verzoek om informatie dat zij het Verenigd Koninkrijk op 24 augustus 2004 heeft toegezonden. Bijgevolg is de steun die vóór 24 augustus 1994 aan de begunstigden werd verleend, verjaard. Daarom heeft de Commissie alleen de steun beoordeeld die tussen 24 augustus 1994 en januari 2005 werd verleend.

(18)

Staatssteun kan als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd wanneer die in aanmerking komt voor een van de uitzonderingen waarin het EG-Verdrag voorziet. Met betrekking tot staatssteun in de visserijsector worden steunmaatregelen van de staten geacht in overeenstemming te zijn met de gemeenschappelijke markt indien voldaan is aan de voorwaarden van de Richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector. In punt 5.3, tweede alinea, van de richtsnoeren van 2004 is bepaald dat „Onrechtmatige steun in de zin van artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 659/1999 zal worden beoordeeld overeenkomstig de richtsnoeren die van toepassing zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de steun”. Dit strookt ook met de algemene regels die de Commissie heeft gegeven in haar mededeling betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (12). Bijgevolg moet de steun worden getoetst op de verenigbaarheid ervan met de richtsnoeren van 1994, 1997 en 2001.

(19)

Wat betreft de steun die is verleend voor de aankoop van een aandeel in een nieuw vaartuig, heeft de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag erop gewezen dat de steun die vóór 1 juli 2001 werd verleend, kan worden geacht verenigbaar te zijn met de gemeenschappelijke markt. Na die datum leken de voorwaarden van de regeling evenwel niet langer te stroken met de nadien geldende voorwaarden en daarom twijfelde de Commissie er ernstig aan of de na die datum verleende steun wel verenigbaar was.

(20)

Uit de informatie die het Verenigd Koninkrijk heeft verstrekt, kan worden opgemaakt dat na 1 juli 2001 geen steun is verleend voor de aankoop van een aandeel in een nieuw vaartuig en dat de regeling sinds 14 januari 2005 niet langer van kracht is.

(21)

Volgens punt 2.2.3.3 van de richtsnoeren van 1994, 1997 en 2001 kan steun slechts verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden geacht als het vaartuig nog ten minste tien jaar kan worden gebruikt. Voorts moet het vaartuig volgens de richtsnoeren van 1994 en 1997 ten minste 10 jaar oud zijn, en volgens de richtsnoeren van 2001 ten minste 20 jaar oud.

(22)

De regeling houdt geen voorwaarden in inzake de leeftijd van de vaartuigen, en het Verenigd Koninkrijk heeft bevestigd dat er geen andere voorwaarden of maatregelen waren die konden garanderen dat aan deze voorwaarde werd voldaan. Voorts werd in het kader van de regeling niet geëist dat de vaartuigen nog ten minste tien jaar werden gebruikt. Hierdoor is de regeling duidelijk onverenigbaar met de richtsnoeren van 1994, 1997 en 2001.

(23)

Die onverenigbaarheid kan niet worden opgeheven door de bepaling in de regeling dat het aandeel in het vaartuig ten minste vijf jaar moet worden behouden en dat het vaartuig gedurende die periode voor de visserij moet worden gebruikt. Deze bepaling garandeert alleen dat de vaartuigen operationeel zullen zijn tijdens de eerste vijf jaar, dus slechts gedurende de helft van de periode die in de richtsnoeren is vastgesteld.

(24)

Daarom wordt geoordeeld dat de steun die in het kader van de regeling voor de aankoop van een aandeel in een tweedehands vaartuig werd verleend, onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(25)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 moet de Commissie, in het geval van negatieve beschikkingen inzake onrechtmatige steun, bepalen dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen moet nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen.

(26)

Het Verenigd Koninkrijk heeft aangevoerd dat de Commissie niet mag eisen dat de steun wordt teruggevorderd als die terugvordering in strijd zou zijn met het beginsel van de bescherming van de legitieme verwachtingen, en beweert dat dit beginsel in dit geval van toepassing is.

(27)

De middelen die voor de financiering van de regeling zijn gebruikt, zijn dezelfde als die welke zijn aangewend voor de steun ten aanzien waarvan de Commissie een negatieve beschikking heeft gegeven bij de Beschikkingen 2003/612/EG en 2006/226/EG (zie overweging 12 van de onderhavige beschikking). In die gevallen was de Commissie van oordeel dat deze middelen met het oog op de toepassing van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag als staatsmiddelen moesten worden beschouwd. Tegelijk erkende de Commissie dat, in de specifieke context van die gevallen, de autoriteiten van de Shetlandeilanden en de andere betrokken instanties, door de combinatie van een aantal elementen, legitieme verwachtingen met betrekking tot het privékarakter van de betrokken middelen hadden gecreëerd, waardoor het niet mogelijk was de onverenigbare staatssteun terug te vorderen.

(28)

De Commissie is evenwel van mening dat in het onderhavige geval de elementen waarmee in de Beschikkingen 2003/612/EG en 2006/226/EG rekening is gehouden, niet op dezelfde wijze kunnen worden toegepast en dat er geen legitieme verwachtingen werden gecreëerd. De Commissie wijst met name op de handelswijze en de verklaringen van het Verenigd Koninkrijk, waaruit duidelijk blijkt dat de bevoegde autoriteiten op de tijdstippen waarop de steun werd verleend, ervan overtuigd waren dat de regeling de facto een staatssteunregeling was en dat de daarvoor geldende regels van toepassing waren.

(29)

De Commissie is tot die conclusie gekomen vanuit de constatering dat de betrokken regeling, in tegenstelling tot de steun ten aanzien waarvan de Beschikkingen 2003/612/EG en 2006/226/EG werden gegeven, is ingesteld als een normale steunregeling en betrekking heeft op rechtstreeks aan de vissers verleende subsidies die rechtstreeks zijn toegekend door de Shetland Islands Council. Voorts blijkt in dit specifieke geval duidelijk dat het Verenigd Koninkrijk zelf van mening was dat de regels voor de staatssteun van toepassing waren, aangezien het de uitgaven voor de regeling altijd heeft gemeld in de jaarlijkse verslagen over staatssteun die het overeenkomstig de door de Gemeenschap opgelegde verplichtingen aan de Commissie voorlegde. In zijn antwoord op vragen van de Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk het volgende gesteld (brief van 10 december 2004): „Zoals vereist, werden de betalingen in het kader van de regelingen gedurende vele jaren vermeld in het jaarregister voor staatssteun en werd jaarlijks een overzicht naar de Commissie gestuurd” en (brief van 6 april 2005): „Onze autoriteiten hebben jarenlang te goeder trouw gehandeld en geleefd in de overtuiging dat de regelingen in overeenstemming waren met de richtsnoeren voor staatssteun.”.

(30)

Gelet op deze verklaringen en op de specifieke kenmerken van het onderhavige geval is de Commissie van mening dat de eis tot terugvordering van de steun niet kan worden geacht in strijd te zijn met een algemeen beginsel van het gemeenschapsrecht. Bijgevolg is de Commissie overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van mening dat het Verenigd Koninkrijk alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigden van de regeling terug te vorderen (ongeacht de reeds genomen maatregelen), behalve in die gevallen waarin Verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (13) van toepassing is.

(31)

In dit verband moet erop worden gewezen dat de terug te vorderen steun overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999 rente moet omvatten om te garanderen dat de daadwerkelijke mededinging wordt hersteld. Deze rente moet op samengestelde grondslag worden berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (14). Daarom moet het Verenigd Koninkrijk garanderen dat ook de reeds geïnde bedragen of de bedragen waarvan de inning nog aan de gang is, aan die voorwaarde zullen voldoen en dat het, als bij de terugvordering geen rente is aangerekend, de nodige maatregelen zal nemen om ook het betrokken rentebedrag bij de begunstigden in te vorderen.

(32)

De Commissie verzoekt het Verenigd Koninkrijk haar de bijgevoegde vragenlijst betreffende de huidige stand van de terugvorderingsprocedure terug te sturen en een lijst op te stellen van de begunstigden van wie steun moet worden teruggevorderd.

V.   CONCLUSIE

(33)

In het licht van de beoordeling in deel IV is de Commissie van mening dat het Verenigd Koninkrijk, in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, in het kader van de regeling onrechtmatige steun heeft verleend.

(34)

De Commissie is van oordeel dat de steun die in het kader van de regeling is verleend, niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is voor wat betreft de steun die is verleend voor de eerste aankoop van een aandeel in een tweedehands vissersvaartuig.

(35)

Aangezien na 1 juli 2001 geen steun werd verleend voor de eerste aankoop van een aandeel in een nieuw vissersvaartuig, wordt alle dergelijke steun die in het kader van de regeling werd verstrekt, verenigbaar geacht met de gemeenschappelijke markt,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De staatssteun die het Verenigd Koninkrijk in het kader van de Regeling voor personen die voor het eerst aandeelhouder zijn (hieronder „de regeling” genoemd) heeft verleend, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor wat betreft de steun die is verstrekt voor de eerste aankoop van een aandeel in een nieuw vissersvaartuig.

2.   De staatssteun die het Verenigd Koninkrijk in het kader van de regeling heeft verleend, is niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor wat betreft de steun die is verstrekt voor de eerste aankoop van een aandeel in een tweedehands vissersvaartuig.

Artikel 2

De in artikel 1, lid 2, van deze beschikking bedoelde individuele steun vormt geen staatssteun als wordt voldaan aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 875/2007.

Artikel 3

1.   Het Verenigd Koninkrijk neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 1, lid 2, bedoelde steun die in het kader van de regeling is verleend, van de begunstigden terug te vorderen, met uitzondering van de in artikel 2 bedoelde steun.

2.   De terug te vorderen bedragen omvatten rente vanaf de datum waarop zij ter beschikking van de begunstigden zijn gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

3.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie.

4.   Met ingang van de datum waarop deze beschikking wordt gegeven, annuleert het Verenigd Koninkrijk alle uitstaande betalingen van de in artikel 1, lid 2, bedoelde steun die in het kader van de regeling is toegekend.

Artikel 4

1.   De in artikel 1, lid 2, bedoelde steun die in het kader van de regeling is verleend, wordt onmiddellijk en op doeltreffende wijze teruggevorderd.

2.   Het Verenigd Koninkrijk ziet erop toe dat deze beschikking binnen vier maanden na de datum van de kennisgeving ervan wordt uitgevoerd.

Artikel 5

1.   Binnen twee maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking verstrekt het Verenigd Koninkrijk de Commissie de volgende informatie:

a)

de lijst van de begunstigden die steun als bedoeld in artikel 1 van deze beschikking hebben ontvangen, voor zover die steun niet aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 875/2007 voldoet, en het totale steunbedrag dat elk van hen heeft ontvangen;

b)

het totale bedrag (hoofdsom en rente) dat van elke begunstigde moet worden teruggevorderd;

c)

een gedetailleerde beschrijving van de maatregelen die reeds zijn genomen of die zullen worden genomen om aan deze beschikking te voldoen; en

d)

documenten waaruit blijkt dat de begunstigden zijn aangemaand de steun terug te betalen.

2.   Het Verenigd Koninkrijk houdt de Commissie op de hoogte van de vooruitgang die bij de nationale maatregelen ter uitvoering van deze beschikking wordt gemaakt, totdat de in artikel 1, lid 2, bedoelde steun die in het kader van de regeling werd verleend, volledig is terugbetaald.

Het verstrekt onmiddellijk alle informatie die de Commissie wenst te krijgen over de maatregelen die reeds zijn genomen of die zullen worden genomen om aan deze beschikking te voldoen.

Het verstrekt ook gedetailleerde gegevens over de steunbedragen en de invorderingsrente die reeds door de begunstigden zijn terugbetaald.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 13 november 2007.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB C 291 van 30.11.2006, blz. 5.

(3)  PB C 291 van 30.11.2006, blz. 5.

(4)  PB C 260 van 17.9.1994, blz. 3, PB C 100 van 27.3.1997, blz. 12, en PB C 19 van 20.1.2001, blz. 7.

(5)  Richtsnoeren van 1994 en 1997.

(6)  Richtsnoeren van 2001.

(7)  Punt 2.2.3.3, onder c), van de Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector van 2001.

(8)  PB L 337 van 30.12.1999, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1421/2004 (PB L 260 van 6.8.2004, blz. 1).

(9)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 49.

(10)  PB L 211 van 21.8.2003, blz. 63.

(11)  PB L 81 van 18.3.2006, blz. 36.

(12)  PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22.

(13)  PB L 193 van 25.7.2007, blz. 6.

(14)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1935/2006 (PB L 407 van 30.12.2006).


Top