EUR-Lex El acceso al Derecho de la Unión Europea

Volver a la página principal de EUR-Lex

Este documento es un extracto de la web EUR-Lex

Documento 32006R0123

Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad van 23 januari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2002 tot instelling van een definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur uit onder meer India

PB L 22 van 26.1.2006, p. 5/9 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 270M van 29.9.2006, p. 69/73 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Estatuto jurídico del documento Ya no está vigente, Fecha de fin de validez: 24/12/2008

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/123(1)/oj

26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/5


VERORDENING (EG) Nr. 123/2006 VAN DE RAAD

van 23 januari 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2002 tot instelling van een definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur uit onder meer India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisantidumpingverordening” genoemd), en met name op artikel 8 en artikel 11, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) (hierna „de basisantisubsidieverordening” genoemd), en met name op de artikelen 13 en 19,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het raadgevend comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Vorige onderzoeken en thans geldende maatregelen

(1)

In juli 2002 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 (3) definitieve compenserende rechten ingesteld op sulfanilzuur uit India en op dezelfde dag, bij Verordening (EG) nr. 1339/2002 (4), definitieve antidumpingrechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en India (hierna „de maatregelen” genoemd).

(2)

In het kader van deze procedures heeft de Commissie bij Besluit 2002/611/EG (5) een prijsverbintenis aanvaard die was aangeboden door een Indiase onderneming, Kokan Synthetics & Chemicals Pvt Ltd (hierna „de onderneming” genoemd).

(3)

In juni 2003 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 12 van de basisantidumpingverordening een onderzoek ingesteld naar de eventuele absorptie van de rechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China (6) (hierna „het absorptieonderzoek” genoemd).

(4)

In december 2003 heeft de onderneming de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij haar verbintenis wenste op te zeggen. Bijgevolg werd het besluit van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenis bij Besluit 2004/255/EG van de Commissie (7) ingetrokken.

(5)

In februari 2004 werd het onderzoek naar de eventuele absorptie van de rechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China beëindigd bij Verordening (EG) nr. 236/2004 van de Raad (8), waarbij het definitieve antidumpingrecht op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China werd verhoogd van 21 % tot 33,7 %.

2.   Verzoek om een tussentijdse herziening

(6)

In december 2004, na de beëindiging van het absorptieonderzoek, heeft de onderneming een verzoek ingediend om een tussentijds onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisantidumpingverordening en artikel 19 van de basisantisubsidieverordening, welk onderzoek beperkt zou zijn tot een onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de door de onderneming aangeboden verbintenis.

(7)

De onderneming voerde aan dat zij de verbintenis had opgezegd omdat Chinese exporteurs na de instelling van de maatregelen in 2002 de antidumpingrechten absorbeerden, waardoor de prijzen daalden en de verbintenis onuitvoerbaar werd. Vervolgens werden de rechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van het absorptieonderzoek verhoogd, waardoor de marktprijzen stegen. In die omstandigheden was de onderneming bereid opnieuw een verbintenis aan te bieden op dezelfde voorwaarden als voorheen, omdat deze doeltreffend waren gebleken om aan de schadelijke gevolgen van dumping en subsidiëring een einde te maken.

(8)

De onderneming kon aantonen dat zij sinds de eerdere bevindingen geen structurele wijzigingen had ondergaan die gevolgen zouden kunnen hebben voor de aanvaarding en tenuitvoerlegging van een verbintenis.

(9)

Daarom heeft de Commissie in april 2005, na een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (9), een tussentijds onderzoek geopend voor een eventuele wijziging van de maatregelen ten aanzien van de invoer van sulfanilzuur uit India, welk onderzoek beperkt was tot een onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de door de onderneming aangeboden verbintenis.

3.   Procedure

(10)

De Commissie heeft de vertegenwoordigers van India, de indiener van het verzoek en de EU-producenten in kennis gesteld van de opening van het tussentijdse onderzoek en alle rechtstreeks betrokkenen in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te verzoeken te worden gehoord.

(11)

De onderneming heeft haar oorspronkelijke verbintenis opnieuw aangeboden.

(12)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor het onderzoek nodig had, verzameld en gecontroleerd.

B.   BEVINDINGEN VAN HET ONDERZOEK

(13)

Uit het onderzoek bleek dat sedert het oorspronkelijke onderzoek geen structurele wijzigingen in de onderneming hadden plaatsgevonden die negatieve gevolgen konden hebben voor de aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid van de verbintenis. Bovendien was bij toepassing van de oorspronkelijke verbintenis gebleken dat de Commissie de naleving van de verbintenis kon controleren en dat de onderneming de verbintenis in acht nam.

(14)

Het was evenwel zo dat de prijzen van de belangrijkste grondstoffen waarvan sulfanilzuur wordt vervaardigd, met name aniline, en de belangrijkste grondstof daarvoor, benzeen, aanzienlijk waren gewijzigd sinds het oorspronkelijke onderzoek. Daarom stemde de onderneming ermee in de oorspronkelijk aangeboden minimumprijs aan te passen aan de cyclische aard van de prijzen van sulfanilzuur om het risico op schadelijke dumping zoveel mogelijk te beperken. Daar er een voor iedereen toegankelijke en onafhankelijke databank bestaat die betrouwbare gegevens bevat over de internationale prijzen van benzeen, maar niet van aniline, en daar er een sterk verband is tussen de prijs van benzeen en de prijs van aniline, werd de indexering gebaseerd op de prijs van benzeen.

(15)

De EU-producenten voerden aan dat het niet toelaatbaar was dat de onderneming de vorm van de maatregelen kon kiezen en zich met name slechts aan de minimuminvoerprijs behoefde te houden wanneer de marktprijzen voor haar gunstig waren. Het zou een onderneming inderdaad niet mogen worden toegestaan om de vorm van de maatregelen te wijzigen al naar gelang de ontwikkelingen op de markt. Er dient evenwel rekening te worden gehouden met de uitzonderlijke omstandigheden van dit geval. Bij het absorptieonderzoek bleek namelijk dat de daling van de marktprijzen op het ogenblik waarop de onderneming haar verbintenis opzegde, veroorzaakt was door de absorptie van de antidumpingrechten door Chinese exporteurs van sulfanilzuur. Gezien de gewijzigde omstandigheden als gevolg van het absorptieonderzoek, wordt de wens van de onderneming om opnieuw een verbintenis aan te bieden gerechtvaardigd geacht.

(16)

De EU-producenten voerden voorts aan dat de verbintenis slechts mocht worden aanvaard na een volledig tussentijds onderzoek, aangezien marktontwikkelingen die een nieuwe verbintenis kunnen rechtvaardigen, ook een herziening van de dumpingmarge van de onderneming kunnen rechtvaardigen. In dit verband wordt opgemerkt dat de Commissie er zich bij onderhavig onderzoek toe heeft beperkt na te gaan of een door de onderneming aangeboden verbintenis kon worden aanvaard, en dat zij geen verzoek heeft ontvangen om de opening van een tussentijds onderzoek naar andere aspecten. Dit argument moest dus worden afgewezen.

(17)

Een verwerkend bedrijf verzocht om een verlaging van het antidumpingrecht of, indien dit niet mogelijk was, om een oplossing voor het krappe aanbod van gezuiverd sulfanilzuur op de EU-markt door de invoering van contingenten. Gezien de beperkte reikwijdte van onderhavig onderzoek moet ook dit verzoek worden afgewezen.

C.   VERBINTENIS

(18)

Gelet op het voorgaande werd de verbintenis door de Commissie bij Besluit 2006/37/EG (10) aanvaard.

(19)

Om ervoor te zorgen dat de Commissie de naleving van de verbintenis kan controleren, wordt de vrijstelling van rechten slechts verleend wanneer bij de aangifte van het betrokken product voor het vrije verkeer een factuur wordt overgelegd die ten minste de in de bijlage vermelde gegevens bevat. Aan de hand van deze gegevens moet de douane ook kunnen nagaan of de goederen met de handelsdocumenten overeenstemmen. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd of wanneer deze niet overeenstemt met de goederen die bij de douane worden aangebracht, wordt geen vrijstelling verleend maar worden het toepasselijke antidumpingrecht en compenserende recht geheven.

(20)

Om de inachtneming van de verbintenis te waarborgen, moeten de importeurs er ook op worden gewezen dat het niet-nakomen van de verbintenis ertoe kan leiden dat het antidumpingrecht en het compenserende recht met terugwerkende kracht worden toegepast. Daarom moeten bepalingen worden vastgesteld volgens welke een douaneschuld ontstaat ten bedrage van het toepasselijke antidumpingrecht en compenserende recht wanneer niet is voldaan aan één of meer voorwaarden voor de vrijstelling van de rechten. Er dient een douaneschuld te ontstaan voor goederen die zonder de heffing van een antidumpingrecht of een compenserend recht in het vrije verkeer zijn gebracht, wanneer blijkt dat aan één of meer voorwaarden van de verbintenis niet is voldaan.

(21)

Bij niet-nakoming van de verbintenis kunnen het antidumpingrecht en compenserende recht worden geheven, mits de Commissie de aanvaarding van de verbintenis heeft ingetrokken overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisantidumpingverordening of artikel 13, lid 9, van de basisantisubsidieverordening onder verwijzing naar de specifieke transactie en door ongeldigverklaring van de verbintenisfactuur. Overeenkomstig artikel 14, lid 7, van de basisantidumpingverordening en artikel 24, lid 7, van de basisantisubsidieverordening dient de douane de Commissie terstond in kennis te stellen van aanwijzingen dat een verbintenis niet wordt nagekomen.

(22)

Indien de verbintenis niet wordt nagekomen of wordt opgezegd of indien de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie wordt ingetrokken, dienen het antidumpingrecht en compenserende recht die werden ingesteld overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisantidumpingverordening en artikel 15, lid 1, van de basisantisubsidieverordening, te worden toegepast overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisantidumpingverordening en artikel 13, lid 9, van de basisantisubsidieverordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In artikel 1 van zowel Verordening (EG) nr. 1338/2002 als Verordening (EG) nr. 1339/2002 wordt het volgende lid ingevoegd:

„3.   In afwijking van lid 1, is het definitieve recht niet van toepassing op het bedoelde product dat overeenkomstig artikel 2 in het vrije verkeer wordt gebracht.”.

2.   Het volgende artikel wordt in Verordening (EG) nr. 1338/2002 ingevoegd:

„Artikel 2

2.1.   Goederen die worden aangegeven voor het vrije verkeer en waarvoor een factuur is opgesteld door ondernemingen waarvan de Commissie een verbintenis heeft aanvaard en waarvan de namen zijn vermeld in Besluit 2006/37/EG van de Commissie (11), zoals eventueel gewijzigd, zijn vrijgesteld van het bij artikel 1 ingestelde recht, mits:

zij door die ondernemingen zijn vervaardigd en door deze ondernemingen rechtstreeks aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Europese Unie zijn verzonden en gefactureerd;

zij vergezeld gaan van een geldige verbintenisfactuur. Een verbintenisfactuur is een factuur die ten minste de in de bijlage opgenomen gegevens en verklaring bevat;

de bij de douane aangegeven en aangebrachte goederen nauwkeurig overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur.

2.   Er ontstaat een douaneschuld bij de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer van de in artikel 1 beschreven goederen die op de in lid 1 vermelde voorwaarden van rechten zijn vrijgesteld, wanneer wordt vastgesteld dat aan één of meer van deze voorwaarden niet is voldaan. De voorwaarde van lid 1, tweede streepje, wordt als niet vervuld beschouwd wanneer de verbintenisfactuur niet in overeenstemming is met het bepaalde in de bijlage, niet echt blijkt te zijn of wanneer de Commissie de aanvaarding van de verbintenis overeenkomstig artikel 8, lid 9, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (12) of artikel 13, lid 9, van de basisverordening heeft ingetrokken bij een verordening of besluit waarin wordt verwezen naar de specifieke transactie(s) en de desbetreffende verbintenisfactuur/facturen ongeldig wordt/worden verklaard.

3.   De importeurs aanvaarden als een normaal handelsrisico dat het niet voldoen door een partij aan één of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden die nader zijn omschreven in lid 2, een douaneschuld kan doen ontstaan overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (13). De douaneschuld zal worden geïnd bij intrekking van de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie.

3.   Het volgende artikel wordt in Verordening (EG) nr. 1339/2002 ingevoegd:

„Artikel 2

3.1.   Goederen die worden aangegeven voor het vrije verkeer en waarvoor een factuur is opgesteld door ondernemingen waarvan de Commissie een verbintenis heeft aanvaard en waarvan de namen zijn vermeld in Besluit 2006/37/EG van de Commissie (14), zoals eventueel gewijzigd, zijn vrijgesteld van het bij artikel 1 ingestelde recht, mits:

zij door die ondernemingen zijn vervaardigd en door deze ondernemingen rechtstreeks aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Europese Unie zijn verzonden en gefactureerd;

zij vergezeld gaan van een geldige verbintenisfactuur. Een verbintenisfactuur is een factuur die ten minste de in de bijlage opgenomen gegevens en verklaring bevat;

de bij de douane aangegeven en aangebrachte goederen nauwkeurig overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur.

2.   Er ontstaat een douaneschuld bij de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer van de in artikel 1 beschreven goederen die op de in lid 1 vermelde voorwaarden van rechten zijn vrijgesteld, wanneer wordt vastgesteld dat aan één of meer van deze voorwaarden niet is voldaan. De voorwaarde van lid 1, tweede streepje, wordt als niet vervuld beschouwd wanneer de verbintenisfactuur niet in overeenstemming is met het bepaalde in de bijlage, niet echt blijkt te zijn of wanneer de Commissie de aanvaarding van de verbintenis overeenkomstig artikel 8, lid 9, van Verordening (EG) nr. 384/96 of artikel 13, lid 9, van de basisverordening heeft ingetrokken bij een verordening of besluit waarin wordt verwezen naar de specifieke transactie(s) en de desbetreffende verbintenisfactuur/facturen ongeldig wordt/worden verklaard.

3.   De importeurs aanvaarden als een normaal handelsrisico dat het niet voldoen door een partij aan één of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden die nader zijn omschreven in lid 2, een douaneschuld kan doen ontstaan overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (15). De douaneschuld zal worden geïnd bij intrekking van de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie.

4.   De tekst van de bijlage bij onderhavige verordening wordt zowel bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 als bij Verordening (EG) nr. 1339/2002 gevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004.

(3)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 492/2004 (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 6).

(4)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 492/2004.

(5)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 36.

(6)  PB C 149 van 26.6.2003, blz. 14.

(7)  PB L 80 van 18.3.2004, blz. 29.

(8)  PB L 40 van 12.2.2004, blz. 17.

(9)  PB C 101 van 27.4.2005, blz. 34.

(10)  Zie bladzijde 52 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

„BIJLAGE

De volgende gegevens moeten worden vermeld in de factuur voor sulfanilzuur waarop een verbintenis van toepassing is:

1)

De titel „COMMERCIAL INVOICE ACCOMPANYING GOODS SUBJECT TO AN UNDERTAKING”.

2)

De naam van de onderneming die de factuur heeft opgesteld en die is vermeld in artikel 1 van Besluit 2006/37/EG van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenis.

3)

Het factuurnummer.

4)

De datum van afgifte van de factuur.

5)

De aanvullende Taric-code waaronder de op de factuur vermelde goederen aan de grens van de Europese Unie bij de douane worden aangegeven.

6)

Een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

het „productcodenummer” (PCN) dat bij het onderzoek en in de verbintenis is gebruikt (bijvoorbeeld „PA99”, „PS85” of „TA98”);

de technische/fysische specificatie van het PCN, bijvoorbeeld voor „PA99” en „PS85” wit vrij vloeiend poeder en voor „TA98” grijs vrij vloeiend poeder;

de „company product code” (CPC) (indien van toepassing);

de GN-code;

de hoeveelheid (in ton).

7)

De verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

de prijs per ton,

de betalingsvoorwaarden,

de leveringsvoorwaarden,

het totaal van de kortingen.

8)

De naam van de onderneming die als importeur in de Europese Unie optreedt en die de rechtstreekse ontvanger is van de factuur.

9)

De naam van de werknemer van de onderneming die de factuur heeft opgesteld alsmede de hiernavolgende ondertekende verklaring:

„Ondergetekende bevestigt dat de verkoop voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Unie van de goederen waarop deze factuur betrekking heeft plaatsvindt in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die werd aangeboden door [NAAM VAN DE ONDERNEMING] en door de Commissie bij Besluit 2006/37/EG werd aanvaard. Hij/Zij verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.”


Arriba