EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R0795

Verordening (EG) Nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin in voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

PB L 141 van 30.4.2004, p. 1–17 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2009; opgeheven door 32009R1120

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/795/oj

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 141/1


VERORDENING (EG) Nr. 795/2004 VAN DE COMMISSIE

van 21 april 2004

houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin in voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 40, lid 5, tweede alinea, artikel 42, leden 4 en 9, artikel 46, lid 3, artikel 52, lid 2, artikel 54, lid 5, artikel 145, onder c) en d), en artikel 155,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er moeten bepalingen voor de uitvoering van titel III van Verordening (EG) nr. 1782/2003 houdende de bedrijfstoeslagregeling voor landbouwers worden vastgesteld.

(2)

Ter wille van de duidelijkheid moeten bepaalde begrippen worden gedefinieerd. Waar mogelijk moet worden teruggegrepen naar definities die reeds in soortgelijke situaties worden gehanteerd en/of al jaren worden gebruikt.

(3)

Om de waarde per eenheid van de toeslagrechten gemakkelijker te kunnen berekenen, dient te worden voorzien in duidelijke afrondingsregels en in de mogelijkheid om bestaande toeslagrechten op te splitsen wanneer het aangegeven of met het toeslagrecht overgedragen perceel niet meer dan een fractie van een hectare bedraagt.

(4)

Er moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld voor de vorming van de nationale reserve, en met name voor de berekening van de verlagingen van de referentiebedragen of de toeslagrechten, alsmede voor de toepassing van de verlaging bij volledige of gedeeltelijke ontkoppeling van de melkpremies en de extra betalingen als vermeld in de artikelen 95 en 96 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

(5)

Artikel 42, leden 3 en 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet in de mogelijkheid om toeslagrechten uit de nationale reserve toe te wijzen. Het verdient aanbeveling regels voor de berekening van het aantal en de waarde van de op die manier toe te wijzen toeslagrechten vast te stellen. Om enige flexibiliteit te bieden aan de lidstaten, die een betere inschatting kunnen maken van de situatie van de landbouwers die een aanvraag voor dergelijke maatregelen indienen, mag het maximumaantal toe te wijzen toeslagrechten niet hoger zijn dan het aantal aangegeven hectaren, en mag de waarde ervan niet hoger zijn dan een op basis van objectieve criteria door de lidstaat vast te stellen bedrag. Overeenkomstig artikel 42, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dient bij verhoging van de waarde per eenheid van bestaande toeslagrechten een regionaal gemiddelde in acht te worden genomen. Het moet de lidstaten worden toegestaan die regionale waarde op het passende territoriale niveau vast te stellen. Aangezien het hier gaat om van de productie losgekoppelde steun, mag het bedrag evenwel in geen geval worden gedifferentieerd of berekend naar gelang van de sectorale productie.

(6)

In bepaalde omstandigheden kunnen landbouwers uiteindelijk meer toeslagrechten hebben dan grond om ze te gebruiken, bijvoorbeeld bij gezamenlijk gebruik van een voederareaal of door het verstrijken van een verhuurcontract, deelname aan een bebossingsprogramma of aankoop overeenkomstig nationale bepalingen van referentiehoeveelheden voor melk die in de referentieperiode met grond waren gehuurd. Derhalve moet een mechanisme worden ingevoerd om de steun voor de landbouwer te garanderen door deze op de resterende beschikbare hectaren te concentreren. Om misbuik van dat mechanisme te voorkomen, moet evenwel een aantal voorwaarden inzake de toegang tot dat mechanisme worden vastgesteld.

(7)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt de nationale reserve gevuld met ongebruikte toeslagrechten of, op facultatieve basis, met inhoudingen op de verkoop van toeslagrechten of op verkooptransacties die vóór een bepaalde datum hebben plaatsgevonden. Er moet dan ook een datum worden vastgesteld waarna de ongebruikte toeslagrechten aan de nationale reserve vervallen. Om administratieve redenen moet ook worden bepaald dat, wanneer braakleggingstoeslagrechten of toeslagrechten waaraan de toestemming om groenten en fruit of consumptie-aardappelen te telen is verbonden, aan de nationale reserve worden toegewezen, de bijbehorende verplichting of toestemming vervalt. Dit is te meer gerechtvaardigd daar die verplichting of toestemming is vastgesteld op basis van historische referenties en na de invoering van de bedrijfstoeslagregeling niet meer kan worden bepaald aan wie braakleggingstoeslagrechten of met een toestemming gepaard gaande toeslagrechten uit de reserve moeten worden verleend, aangezien de steun dan ontkoppeld zal zijn.

(8)

Voor het geval de inhouding op de verkoop van toeslagrechten wordt toegepast, moeten maximumpercentages en toepassingscriteria worden vastgesteld en worden gedifferentieerd, rekening houdend met de soorten overdrachten en over te dragen toeslagrechten. Indien in de eerste jaren van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling gevaar op speculatie bestaat, moet het voor de lidstaten mogelijk zijn om het inhoudingspercentage voor verkoopstransacties zonder grond te verhogen. In geen geval mag de toepassing van deze inhoudingen ertoe leiden dat de overdracht van toeslagrechten ernstig wordt gehinderd of onmogelijk wordt.

(9)

Om het beheer van de nationale reserve te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in de mogelijkheid de nationale reserve op regionaal niveau te beheren, behalve in de gevallen als bedoeld in artikel 42, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, indien deze bepaling wordt toegepast, en in de gevallen als bedoeld in artikel 42, lid 4, van die verordening, waarin de lidstaten ertoe verplicht zijn toeslagrechten te verlenen.

(10)

Om de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling te vergemakkelijken, dienen de lidstaten de toestemming te krijgen om reeds in het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, de mogelijke begunstigden van die regeling in kaart te brengen, met name in gevallen waar zich ten gevolge van vererving of juridische wijzigingen veranderingen in het bedrijf hebben voorgedaan, en ook om de toeslagrechten voorlopig vast te stellen.

(11)

Krachtens artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 kunnen landbouwers onder specifieke omstandigheden toegang krijgen tot de bedrijfstoeslagregeling. Om te voorkomen dat dergelijke omstandigheden kunnen worden aangegrepen om de regels inzake de normale overdracht van een bedrijf met de bijbehorende referentiebedragen te omzeilen, moeten voor de toepassing van deze omstandigheden voorwaarden en definities worden vastgesteld.

(12)

Krachtens artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mag een landbouwer zijn toeslagrechten alleen zonder grond overdragen indien hij in de zin van artikel 44 van die verordening ten minste 80 % van zijn toeslagrechten gedurende ten minste één kalenderjaar heeft gebruikt. Om rekening te houden met de overdrachten van grond die hebben plaatsgevonden in de periode vóór de toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, is het gerechtvaardigd de overdracht van een bedrijf of een deel ervan samen met de toekomstige toeslagrechten te beschouwen als een geldige overdracht van toeslagrechten met grond in de zin van artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden, met name de voorwaarde dat de verkoper een aanvraag tot vaststelling van de toeslagrechten moet indienen, aangezien die verordening duidelijk bepaalt dat alleen degenen die in de referentieperiode de betrokken rechtstreekse betaling hebben ontvangen, toegang krijgen tot de regeling.

(13)

Krachtens artikel 42, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mag de Commissie de bijzondere situaties omschrijven die recht geven op de vaststelling van referentiebedragen voor bepaalde landbouwers die door een dergelijke situatie in de referentieperiode geen rechtstreekse betalingen of slechts een deel daarvan konden ontvangen. Het is derhalve dienstig die bijzondere situaties op te sommen en tevens regels vast te stellen om te voorkomen dat een landbouwer op grond van verschillende situaties toegewezen toeslagrechten cumuleert, waarbij de Commissie zich het recht voorbehoudt om zo nodig verdere gevallen aan de lijst toe te voegen. Bovendien moet de lidstaten de flexibiliteit worden geboden om het toe te wijzen referentiebedrag vast te stellen.

(14)

Lidstaten waar, overeenkomstig de nationale wetgeving of de gangbare praktijk, onder de definitie van langetermijnverhuur ook verhuur voor een periode van vijf jaar valt, dienen de toestemming te krijgen om deze kortere termijn in voorkomend geval toe te passen.

(15)

Aangezien voor de opname van de melkpremies en de extra betalingen in de bedrijfstoeslagregeling een andere referentieperiode zal worden gehanteerd dan bedoeld in artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, dient bij de vaststelling van het referentiebedrag rekening te worden gehouden met de melkveehouders die zich in een in artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde situatie bevinden en die, vanwege die situatie, hun individuele referentiehoeveelheid of een deel ervan verhuren overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1788/2003 in het tijdvak van twaalf maanden dat eindigt op 31 maart van het eerste jaar waarin de bedrijfstoeslagregeling wordt toegepast.

(16)

Er moet voor worden gezorgd dat, indien een landbouwer met pensioen gaat of overlijdt en hij schikkingen heeft getroffen om zijn bedrijf of een deel ervan over te dragen aan een familielid dat of erfgenaam die voornemens is de landbouwactiviteit op dit bedrijf voort te zetten, de overdracht van het bedrijf of het deel ervan binnen de familie vlot kan verlopen, met name wanneer de over te dragen grond tijdens de referentieperiode verhuurd was aan een derde persoon met dien verstande dat de mogelijkheid dat de erfgenaam de landbouwactiviteit zou voortzetten, werd opengelaten.

(17)

Landbouwers die investeringen hebben gedaan die tot een verhoging van de rechtstreekse betalingen hadden kunnen leiden als de bedrijfstoeslagregeling niet was ingevoerd, moeten eveneens in aanmerking komen voor toeslagrechten. Er moeten specifieke regels worden vastgesteld voor de berekening van de toeslagrechten in het geval waarin een landbouwer reeds toeslagrechten in eigendom heeft of niet over hectaren beschikt. Evenzo zou een landbouwer die grond heeft gekocht of gehuurd of heeft deelgenomen aan nationale programma’s voor de omschakeling van productie waarbij hij in de referentieperiode voor die grond of productie in het kader van de bedrijfstoeslagregeling een relevante rechtstreekse betaling had kunnen ontvangen, niet over toeslagrechten beschikken hoewel hij die grond heeft verworven of aan die programma’s heeft deelgenomen om een landbouwactiviteit uit te oefenen die in de toekomst nog steeds voor bepaalde rechtstreekse betalingen in aanmerking zou kunnen komen. Het dient derhalve mogelijk te zijn om ook in dergelijke gevallen toeslagrechten toe te wijzen.

(18)

Voor een goed beheer van de regeling moeten regels worden vastgesteld voor overdrachten van toeslagrechten.

(19)

Krachtens artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mag een lidstaat beslissen dat toeslagrechten alleen binnen eenzelfde regio mogen worden overgedragen of gebruikt. Om praktische problemen te voorkomen, moeten specifieke regels worden vastgesteld voor bedrijven die in twee of meer regio’s liggen.

(20)

Krachtens artikel 43, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moet het volledige voederareaal in de referentieperiode worden opgenomen in de berekening van de toeslagrechten. Om het voor de nationale instanties gemakkelijker te maken de oppervlakte van het voederareaal te bepalen, moeten zij de mogelijkheid krijgen de oppervlakte van het voederareaal in aanmerking te nemen die in de steunaanvraag „oppervlakten” is aangegeven vóór de invoering van de bedrijfstoeslagregeling, en moet de landbouwer de gelegenheid krijgen om in voorkomend geval aan te tonen dat zijn voederareaal in de referentieperiode kleiner was.

(21)

Krachtens artikel 52 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mag onder bepaalde voorwaarden hennep worden geproduceerd. In dit verband moet de lijst van toegestane rassen worden vastgesteld en moet voor de certificering van die rassen worden gezorgd.

(22)

Met het oog op de vaststelling van toeslagrechten die aan speciale voorwaarden onderworpen zijn, moeten specifieke regels worden vastgesteld voor de berekening van de grootvee-eenheden, waarbij moet worden verwezen naar de omrekeningstabel die geldt voor de rundvleessector.

(23)

Ook moeten specifieke regels worden vastgesteld om de vaststelling van de toeslagrechten te vergemakkelijken in geval van vervroegde ontkoppeling van de betalingen in de zuivelsector.

(24)

Overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geeft elk braakleggingstoeslagrecht dat gepaard gaat met een voor een braakleggingstoeslagrecht in aanmerking komende hectare, recht op de uitbetaling van het in het braakleggingstoeslagrecht vastgestelde bedrag. De braakleggingsperiode dient ten minste de groeicyclus van de akkerbouwgewassen te omvatten. Om evenwel rekening te houden met bepaalde specifieke omstandigheden, moet het mogelijk zijn om de braakgelegde oppervlakte te gebruiken vóór de minimale braakleggingsperiode verstreken is. Bovendien moeten er bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de bescherming van het milieu en het onderhoud en het gebruik van de braakgelegde oppervlakte.

(25)

Voor het geval dat lidstaten beslissen gebruik te maken van de mogelijkheid de bedrijfstoeslagregeling te regionaliseren, moeten er specifieke bepalingen worden vastgesteld om de berekening van het regionale referentiebedrag voor bedrijven die in twee of meer regio's liggen, te vergemakkelijken, en om te garanderen dat het regionale bedrag in het eerste jaar van de toepassing van de regeling volledig wordt toegewezen. Een aantal bepalingen van deze verordening, met name inzake de vorming van de nationale reserve, de aanvankelijke toewijzing van toeslagrechten en de overdracht van toeslagrechten, moet met het oog op de toepassing ervan in het regionale model worden aangepast.

(26)

Krachtens artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mogen de lidstaten, met inachtneming van een begrotingslimiet, voorzien in een extra betaling voor specifieke soorten landbouw die belangrijk zijn voor de bescherming of de verbetering van het milieu of voor de verbetering van de kwaliteit en de afzet van landbouwproducten. Daarom moet worden vastgesteld voor welke landbouwers dit geldt, hoe de verenigbaarheid van deze betaling met de bestaande maatregelen in het kader van de plattelandsontwikkeling wordt gegarandeerd en welke soorten landbouw onder deze maatregel vallen.

(27)

Krachtens artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moeten de lidstaten de regio's definiëren op basis van objectieve criteria; in artikel 59 van die verordening is bepaald dat de lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen en op basis van objectieve criteria de bedrijfstoeslagregeling mogen regionaliseren. Met het oog op de beoordeling van die criteria moeten alle nodige gegevens en informatie worden verstrekt.

(28)

Om de toepassing van de bedrijfstoeslagregeling te kunnen beoordelen, moeten de nadere voorschriften en de termijnen voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten worden vastgesteld en moet de Commissie op de hoogte worden gesteld van de oppervlakten waarvoor op nationaal en, in voorkomend geval, regionaal niveau steun is uitbetaald.

(29)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

WERKINGSSFEER EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

Bij deze verordening worden bepalingen vastgesteld ter uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien in titel III van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van titel III van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en van de onderhavige verordening wordt verstaan onder:

a)

„landbouwgrond”: de totale door bouwland, blijvend grasland en blijvende teelten ingenomen oppervlakte;

b)

„bouwland”: bouwland in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie (2);

c)

„blijvende teelten”: niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, andere dan blijvend grasland, die de grond gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van boomkwekerijen als gedefinieerd in bijlage I, punt G/05, bij Beschikking 2000/115/EG van de Commissie (3), en met uitzondering van meerjarige gewassen en kwekerijen daarvan;

d)

„meerjarige gewassen”: gewassen die de volgende producten opleveren:

GN-code

 

0709 10 00

Artisjokken

0709 20 00

Asperges

0709 90 90

Rabarber

0810 20

Frambozen, bramen, moerbeien en loganbessen

0810 30

Zwarte, witte of rode aalbessen en kruisbessen

0810 40

Veenbessen, bosbessen en andere vruchten van het geslacht „Vaccinium”

Ex06029041

Hakhout met korte omlooptijd

Ex06029051

Miscanthus

Ex12149090

Rietgras (Phalaris arundinacea)

e)

„blijvend grasland”: blijvend grasland in de zin van artikel 2, punt 2, van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie;

f)

„grasland”: voor de productie van (ingezaaid of natuurlijk) gras gebruikt bouwland; voor de toepassing van artikel 61 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 omvat grasland mede blijvend grasland;

g)

„verkoop”: de verkoop of elke andere definitieve overdracht van de eigendom van grond of toeslagrechten. Grondverkooptransacties waarbij de grond wordt overgedragen aan openbare autoriteiten en/of voor gebruik in het algemeen belang, en waarbij die overdracht plaatsvindt voor andere dan landbouwdoeleinden, vallen niet onder deze definitie;

h)

„(ver)huur”: (ver)huur en daarmee vergelijkbare soorten tijdelijke transacties;

i)

„overdracht, verkoop of verhuur van toeslagrechten met grond”: de verkoop of verhuur van toeslagrechten in combinatie met, respectievelijk, de verkoop of verhuur van een overeenkomstig aantal hectaren subsidiabele grond in de zin van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, die de cedent in bezit heeft.

Bij verhuur worden de toeslagrechten en de hectaren voor dezelfde periode verhuurd.

De overdracht van alle toeslagrechten die onderworpen zijn aan de speciale voorwaarden van artikel 49, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, wordt beschouwd als een overdracht van toeslagrechten met grond.

j)

„productie-eenheid”: ten minste één areaal dat in de referentieperiode recht heeft gegeven op rechtstreekse betalingen en dat ook een voederareaal in de zin van artikel 43, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 kan zijn, of één dier dat in de referentieperiode recht zou hebben gegeven op rechtstreekse betalingen, in voorkomend geval vergezeld van een overeenkomstig premierecht;

k)

„landbouwer die met een landbouwactiviteit begint” (voor de toepassing van artikel 37, lid 2, en artikel 42, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003): een natuurlijke of rechtspersoon die in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de nieuwe landbouwactiviteit geen landbouwactiviteit heeft verricht in eigen naam en voor eigen risico en evenmin de controle heeft gehad over een rechtspersoon die een landbouwactiviteit ontplooide.

In het geval van een rechtspersoon mag (mogen) de natuurlijke persoon (personen) die de controle over de rechtspersoon heeft (hebben), in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de landbouwactiviteit door de rechtspersoon geen landbouwactiviteit hebben verricht in eigen naam en voor eigen risico en ook niet de controle hebben gehad over een rechtspersoon die een landbouwactiviteit uitoefende in die periode.

Artikel 3

Berekening van de waarde per eenheid van de toeslagrechten

1.   Toeslagrechten worden tot op drie decimalen nauwkeurig berekend en naar boven of naar beneden afgerond tot op het dichtstbijzijnde tweede decimaal. Indien het resultaat van de berekening precies halverwege ligt, wordt het bedrag naar boven afgerond tot op het dichtstbijzijnde tweede decimaal.

2.   Indien de oppervlakte van een perceel dat overeenkomstig artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt aangegeven of dat overeenkomstig artikel 46, lid 2, van die verordening met een toeslagrecht wordt overgedragen, een fractie van een hectare bedraagt, wordt het betrokken toeslagrecht aangegeven of samen met de grond overgedragen tegen een waarde die wordt berekend op basis van de betrokken fractie. Het resterende deel van het toeslagrecht blijft ter beschikking van de landbouwer tegen een dienovereenkomstig berekende waarde.

HOOFDSTUK 2

NATIONALE RESERVE

Afdeling 1

Vorming van de nationale reserve

Artikel 4

Verlagingen

1.   De in artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde verlaging wordt toegepast op alle referentiebedragen, na toepassing van elke eventuele verlaging als bedoeld in artikel 41, lid 2, van die verordening en, in voorkomend geval, na toepassing van elke eventuele verlaging als bedoeld in artikel 65, lid 1, en artikel 70, lid 2, tweede alinea, van die verordening.

2.   Bij toepassing van de in artikel 42, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde verlaging wordt de waarde per eenheid van alle toeslagrechten die op de datum van toepassing van de lineaire verlaging zijn vastgesteld, verhoudingsgewijs verlaagd.

Artikel 5

Melkpremies en extra betalingen

1.   Het door de lidstaten overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde verlagingspercentage wordt in 2007 toegepast op de in de bedrijfstoeslagregeling op te nemen bedragen die voortvloeien uit de melkpremies en extra betalingen.

2.   Lidstaten die gebruik maken van de in artikel 62, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid om de uit de melkpremies en extra betalingen voortvloeiende bedragen volledig in de bedrijfstoeslagregeling op te nemen, passen het in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde verlagingspercentage toe in het jaar waarin zij gebruik maken van die mogelijkheid. In de daaropvolgende jaren passen de betrokken lidstaten de verlaging toe binnen de grenzen van de in artikel 95, lid 2, en artikel 96, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde stijging van de bedragen.

3.   Lidstaten die gebruik maken van de in artikel 62, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid om de uit de melkpremies en extra betalingen voortvloeiende bedragen gedeeltelijk in de bedrijfstoeslagregeling op te nemen, passen het in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde verlagingspercentage toe op de overeenkomstige, in de bedrijfstoeslagregeling opgenomen bedragen in het jaar waarin zij gebruik maken van die mogelijkheid, waarbij zij rekening houden met de in artikel 95, lid 2, en artikel 96, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde stijging van de bedragen.

Afdeling 2

Vaststelling van toeslagrechten uit de nationale reserve

Artikel 6

Vaststelling van toeslagrechten

1.   Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 42, leden 3 en 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, kunnen landbouwers toeslagrechten uit de nationale reserve ontvangen overeenkomstig de in deze afdeling vastgestelde voorwaarden en overeenkomstig de door de betrokken lidstaat vastgestelde objectieve criteria.

2.   Indien een landbouwer die geen toeslagrecht in eigendom heeft, toeslagrechten uit de nationale reserve aanvraagt, mag het aantal toeslagrechten dat hij ontvangt, het aantal hectaren dat hij op dat tijdstip in bezit heeft (in eigendom of gehuurd), niet overschrijden.

3.   Indien een landbouwer die toeslagrechten in eigendom heeft, toeslagrechten uit de nationale reserve aanvraagt, mag het aantal toeslagrechten dat hij ontvangt, het aantal hectaren in zijn bezit waarvoor hij geen toeslagrechten in eigendom heeft, niet overschrijden.

De waarde per eenheid van elk toeslagrecht dat hij reeds in eigendom heeft, mag binnen de limiet van het in lid 4 bedoelde regionale gemiddelde worden verhoogd.

Artikel 42, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is van toepassing op toeslagrechten waarvan de waarde per eenheid overeenkomstig de tweede alinea van het onderhavige lid met meer dan 20 % is verhoogd.

4.   Het regionale gemiddelde wordt door de lidstaat op het passende territoriale niveau vastgesteld op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen. Het wordt vastgesteld op een door de lidstaat te bepalen datum. Het kan jaarlijks worden herzien. Het wordt gebaseerd op de waarde van de in de betrokken regio aan de landbouwers toegewezen toeslagrechten. Het wordt niet per productiesector gedifferentieerd.

5.   De waarde van elk overeenkomstig lid 2 of lid 3, met uitzondering van de tweede alinea van lid 3, ontvangen toeslagrecht wordt berekend door een referentiebedrag dat door de lidstaat is vastgesteld op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen, te delen door een aantal hectaren dat niet groter is dan het in lid 2 bedoelde aantal hectaren.

Artikel 7

Toepassing van artikel 42, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bij minder hectaren dan toeslagrechten

1.   Lidstaten die gebruik maken van de in artikel 42, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, mogen op verzoek overeenkomstig dit artikel toeslagrechten toewijzen aan landbouwers in de betrokken regio’s die minder hectaren aangeven dan het aantal dat overeenstemt met de toeslagrechten die zij in het kader van artikel 43 van die verordening zouden krijgen of zouden hebben gekregen.

In dat geval staat de landbouwer aan de nationale reserve alle toeslagrechten af die hij in eigendom heeft of die hij ontvangen had moeten hebben, met uitzondering van braakleggingstoeslagrechten en van toeslagrechten die onderworpen zijn aan de speciale voorwaarden van artikel 49 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

2.   Het aantal uit de nationale reserve toegewezen toeslagrechten is gelijk aan het aantal door de landbouwer aangegeven hectaren.

3.   De in artikel 42, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde periode van vijf jaar is van toepassing of wordt, in voorkomend geval, weer van toepassing op alle toegewezen toeslagrechten.

4.   De waarde per eenheid van de uit de nationale reserve toegewezen toeslagrechten wordt berekend door het referentiebedrag van de landbouwer te delen door het aantal door hem aangegeven hectaren, verlaagd met een aantal hectaren dat overeenstemt met het aantal braakleggingstoeslagrechten dat hij in eigendom heeft. Het regionale gemiddelde van artikel 6, lid 4, is niet van toepassing.

5.   De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing op een landbouwer die minder dan 50 % van het totale aantal hectaren in de zin van artikel 43, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 die hij in de referentieperiode in bezit had (gehuurd of in eigendom), aangeeft.

6.   De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing op een landbouwer die minder hectaren aangeeft dan het aantal dat overeenstemt met de toeslagrechten die hij overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zou krijgen of zou hebben gekregen, omdat hij die hectaren via verkoop of verhuur heeft overgedragen.

7.   De betrokken landbouwer geeft alle hectaren aan die hij op het moment van de aanvraag in bezit heeft.

Afdeling 3

Aanvulling van de nationale reserve

Artikel 8

Ongebruikte toeslagrechten

1.   Onverminderd artikel 34, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vervallen ongebruikte toeslagrechten aan de nationale reserve op de dag na de uiterste datum voor wijziging van de aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, in het kalenderjaar waarin de in artikel 42, lid 8, tweede alinea, of in artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde periode verstrijkt.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „ongebruikt toeslagrecht” verstaan een toeslagrecht waarvoor tijdens de in de eerste alinea bedoelde periode geen betaling is verleend. Toeslagrechten waarvoor een aanvraag is ingediend die gepaard gaan met een geconstateerde oppervlakte in de zin van artikel 2, punt 22, van Verordening nr. 795/2004, worden als gebruikt beschouwd.

2.   Indien braakleggingstoeslagrechten en toeslagrechten waarmee een toestemming als bedoeld in artikel 60 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is verbonden, aan de nationale reserve worden toegewezen, vervalt de met die toeslagrechten verbonden verplichting of toestemming.

Artikel 9

Inhoudingen op de verkoop van toeslagrechten

1.   Lidstaten die gebruik maken van de in artikel 46, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, kunnen besluiten aan de nationale reserve te laten vervallen:

a)

bij verkoop van toeslagrechten zonder grond: maximaal 30 % van de waarde van elk toeslagrecht of het gelijkwaardige, in aantal toeslagrechten uitgedrukte bedrag. Gedurende de eerste drie jaar waarin de bedrijfstoeslagregeling wordt toegepast, mag dit echter 50 % zijn in plaats van 30 %;

en/of

b)

bij verkoop van toeslagrechten met grond: maximaal 10 % van de waarde van elk toeslagrecht of het gelijkwaardige, in aantal toeslagrechten uitgedrukte bedrag;

en/of

c)

bij verkoop van braakleggingstoeslagrechten zonder grond: maximaal 30 % van de waarde van elk toeslagrecht. Gedurende de eerste drie jaar waarin de bedrijfstoeslagregeling wordt toegepast, mag dit echter 50 % zijn in plaats van 30 %;

en/of

d)

bij verkoop van toeslagrechten met een volledig bedrijf: maximaal 5 % van de waarde van elk toeslagrecht en/of het gelijkwaardige, in aantal toeslagrechten uitgedrukte bedrag;

en/of

e)

bij verkoop van toeslagrechten waarmee een toestemming als bedoeld in artikel 60 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is verbonden: maximaal 10 % van de waarde van elk toeslagrecht.

Bij verkoop van toeslagrechten met of zonder grond aan een landbouwer die met een landbouwactiviteit begint, en bij feitelijke of verwachte vererving van toeslagrechten, wordt geen inhouding toegepast.

2.   Bij de vaststelling van de in lid 1 vermelde percentages mogen de lidstaten in elk van de in lid 1, onder a) tot en met e), vermelde gevallen het percentage differentiëren op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen.

Artikel 10

Bepalingen inzake onverwachte winst

1.   In de gevallen als bedoeld in artikel 42, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vervalt aan de nationale reserve:

a)

bij verkoop: maximaal 90 % van het overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voor de verkoper vast te stellen referentiebedrag met betrekking tot de productie-eenheden en de hectaren die behoren tot het overgedragen bedrijf of bedrijfsgedeelte;

b)

bij verhuur voor een periode van zes jaar: maximaal 50 % van het overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voor de verhuurder vast te stellen referentiebedrag met betrekking tot de productie-eenheden en de hectaren die behoren tot het overgedragen bedrijf of bedrijfsgedeelte;

c)

bij verhuur voor een periode van meer dan zes jaar: 5 % per jaar na de periode van zes jaar, met een maximum van 20 % van het overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voor de verhuurder vast te stellen referentiebedrag met betrekking tot de productie-eenheden en de hectaren die behoren tot het overgedragen bedrijf of bedrijfsgedeelte.

2.   De voor de verkoper of de verhuurder vast te stellen toeslagrechten worden berekend overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 op basis van het referentiebedrag en de hectaren die zijn overgebleven.

3.   Lid 1 is niet van toepassing, indien de verkoper of de verhuurder binnen één jaar na de verkoop- of verhuurtransactie maar niet later dan op 30 april 2004, een ander bedrijf of een deel ervan heeft gekocht of voor ten minste zes jaar heeft gehuurd. In dat geval behoudt de verkoper of de verhuurder een aantal toeslagrechten dat ten minste overeenstemt met het aantal toeslagrechten dat de landbouwer overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 op het nieuwe bedrijf mag gebruiken.

4.   Lid 1 is niet van toepassing, indien de landbouwer ten genoegen van de lidstaat bewijst dat de verkoop- of de verhuurprijs overeenstemt met de waarde van het bedrijf of, bij een gedeeltelijke overdracht, het betrokken deel van het bedrijf zonder toeslagrechten.

Afdeling 4

Regionaal beheer

Artikel 11

Regionale reserves

1.   De lidstaten mogen de nationale reserve op regionaal niveau beheren.

In dat geval mogen de lidstaten de overeenkomstig de artikelen 4, 5, 8, 9 en 10 op nationaal niveau beschikbare bedragen volledig of gedeeltelijk aan de regio’s toewijzen.

2.   Besloten kan worden dat de aan elk regionaal niveau toegewezen bedragen alleen voor toewijzing binnen de betrokken regio beschikbaar zijn, behalve in de gevallen als bedoeld in artikel 42, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 of, afhankelijk van de keuze van de lidstaat, in geval van toepassing van artikel 42, lid 3, van die verordening.

HOOFDSTUK 3

TOEWIJZING VAN TOESLAGRECHTEN

Afdeling 1

Aanvankelijke toewijzing van toeslagrechten

Artikel 12

Aanvragen

1.   Vanaf het kalenderjaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, mogen de lidstaten overgaan tot de identificatie van de overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 subsidiabele landbouwers, tot de voorlopige vaststelling van de in artikel 34, lid 1, respectievelijk onder a) en b), van die verordening bedoelde bedragen en hectaren, en tot een voorlopige toetsing aan de in lid 5 van het onderhavige artikel vermelde voorwaarden.

2.   Met het oog op de voorlopige vaststelling van de toeslagrechten mogen de lidstaten het in artikel 34, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde aanvraagformulier uiterlijk op een door de lidstaten te bepalen datum, maar niet later dan 15 april van het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, opsturen naar de in artikel 33, lid 1, onder a), van die verordening bedoelde landbouwers, of, in voorkomend geval, naar de overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel geïdentificeerde landbouwers. In dit laatste geval dienen andere dan de in artikel 33, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde landbouwers uiterlijk op dezelfde datum een aanvraag tot vaststelling van hun toeslagrechten in.

3.   Een lidstaat die geen gebruik maakt van de in lid 2 geboden mogelijkheid, verstuurt het in artikel 34, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde aanvraagformulier uiterlijk op een door de lidstaat te bepalen datum, maar niet later dan één maand vóór de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling.

4.   De in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling toe te wijzen toeslagrechten worden slechts definitief vastgesteld, indien een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling is ingediend overeenkomstig artikel 34, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

De toeslagrechten mogen pas worden overgedragen nadat ze definitief zijn vastgesteld.

5.   De aanvrager bewijst ten genoegen van de lidstaat dat hij op de datum waarop hij toeslagrechten aanvraagt, landbouwer is in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

6.   Een lidstaat kan bepalen dat aanvragen tot vaststelling van de toeslagrechten slechts mogen worden ingediend voor bedrijven met een bepaalde minimumomvang. Deze minimumomvang mag evenwel niet groter zijn dan 0,3 ha.

Met het oog op de vaststelling van de in de artikelen 47 tot en met 50 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde toeslagrechten die aan speciale voorwaarden onderworpen zijn, mag geen minimumomvang worden vastgesteld.

7.   Een lidstaat mag beslissen dat de in lid 4 bedoelde aanvraag tot definitieve vaststelling van de toeslagrechten op hetzelfde moment mag worden ingediend als de aanvraag tot betaling in het kader van de bedrijfstoeslagregeling.

Afdeling 2

Toewijzing van niet uit de nationale reserve afkomstige toeslagrechten

Artikel 13

Feitelijke en verwachte vererving

1.   In de gevallen als bedoeld in artikel 33, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003, verzoekt de landbouwer die het bedrijf of het deel van een bedrijf heeft ontvangen, in zijn naam om berekening van de toeslagrechten voor dat bedrijf of dat deel van een bedrijf.

De vaststelling van het aantal toeslagrechten en van de waarde ervan gebeurt op basis van het referentiebedrag en het aantal hectaren die verband houden met de geërfde productie-eenheden.

2.   In gevallen van herroepbare verwachte vererving kan de aangewezen erfgenaam slechts eenmaal, uiterlijk op de datum voor indiening van een aanvraag tot betaling in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, toegang krijgen tot de bedrijfstoeslagregeling.

Gevallen waarin sprake is van overdracht van een huurcontract door feitelijke of verwachte vererving van een landbouwer die een natuurlijke persoon is en tijdens de referentieperiode een bedrijf of een deel ervan huurde, wat recht zou geven op toeslagrechten, worden op dezelfde manier behandeld als vererving van een bedrijf.

3.   Indien een landbouwer als bedoeld in lid 1 reeds recht heeft op toeslagrechten, gebeurt de vaststelling van het aantal toeslagrechten en van de waarde ervan op basis van, respectievelijk, de som van de referentiebedragen en de som van het aantal hectaren die verband houden met zijn oorspronkelijke bedrijf en de geërfde productie-eenheden.

4.   Indien een landbouwer als bedoeld in lid 1 voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van twee of meer van de artikelen 19 tot en met 23 van de onderhavige verordening of van artikel 37, lid 2, artikel 40, artikel 42, lid 3, en artikel 42, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, ontvangt hij een aantal toeslagrechten dat niet hoger ligt dan het aantal door hem geërfde hectaren, of dan het aantal door hem in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling aangegeven hectaren, als dat meer is, en waarvan de waarde overeenstemt met de hoogste waarde die hij kan krijgen indien elk van de bepalingen waarvoor hij aan de voorwaarden voldoet, afzonderlijk wordt toegepast.

5.   Voor de toepassing van artikel 33, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en van de onderhavige verordening wordt gebruik gemaakt van de in de nationale wetgeving vastgestelde definitie van „vererving” en „verwachte vererving”.

Artikel 14

Wijzigingen in juridische status of benaming

1.   Voor de toepassing van artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 krijgt een landbouwer die zijn juridische status of benaming verandert, onder dezelfde omstandigheden toegang tot de bedrijfstoeslagregeling als de landbouwer die het bedrijf oorspronkelijk beheerde, binnen de grenzen van de onder de volgende voorwaarden toe te wijzen toeslagrechten voor het oorspronkelijke bedrijf:

a)

de vaststelling van het aantal toeslagrechten en van de waarde ervan gebeurt op basis van het referentiebedrag en het aantal hectaren die verband houden met het oorspronkelijke bedrijf;

b)

indien de juridische status van de rechtspersoon verandert, of de natuurlijke persoon een rechtspersoon wordt of omgekeerd, is de landbouwer die het nieuwe bedrijf beheert, de landbouwer die op het gebied van beheer, winst en financiële risico’s de controle had over het oorspronkelijke bedrijf.

2.   Indien de in artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde gevallen zich voordoen in de periode tussen 1 januari en de datum voor indiening van een aanvraag tijdens het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, is lid 1 van het onderhavige artikel van toepassing.

Artikel 15

Fusies en splitsingen

1.   Voor de toepassing van artikel 33, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt onder „fusie” verstaan de fusie van twee of meer aparte landbouwers tot één nieuwe landbouwer in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 waarvoor de verantwoordelijkheid op het gebied van beheer, winst en financiële risico’s wordt genomen door de landbouwers die oorspronkelijk de bedrijven beheerden, of door één van hen.

De vaststelling van het aantal toeslagrechten en van de waarde ervan gebeurt op basis van het referentiebedrag en het aantal hectaren die verband houden met de oorspronkelijke bedrijven.

2.   Voor de toepassing van artikel 33, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt onder „splitsing” verstaan de splitsing van één landbouwer in ten minste twee nieuwe, aparte landbouwers in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 waarvan er ten minste één op het gebied van beheer, winst en financiële risico’s onder de verantwoordelijkheid blijft van ten minste één van de rechts- of natuurlijke personen die oorspronkelijk voor het bedrijf verantwoordelijk waren, of de splitsing van één landbouwer waarbij ten minste één nieuwe, aparte landbouwer in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ontstaat en waarbij een andere landbouwer op het gebied van beheer, winst en financiële risico’s onder de verantwoordelijkheid blijft van de landbouwer die oorspronkelijk voor het bedrijf verantwoordelijk was.

De vaststelling van het aantal toeslagrechten en van de waarde ervan gebeurt op basis van het referentiebedrag en het aantal hectaren die verband houden met de overgedragen productie-eenheden van het oorspronkelijke bedrijf.

3.   Indien de in artikel 33, lid 3, eerste of tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde gevallen zich voordoen in de periode tussen 1 januari en de datum voor indiening van een aanvraag tijdens het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, is respectievelijk lid 1 of lid 2 van het onderhavige artikel van toepassing.

Artikel 16

Gevallen van onbillijkheid

1.   Indien met betrekking tot in artikel 40, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gevallen de in dat lid vermelde landbouwmilieuverbintenissen verstrijken na de uiterste datum die tijdens het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling geldt voor de indiening van een aanvraag tot betaling in het kader van die regeling, stellen de lidstaten in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling voor elke betrokken landbouwer referentiebedragen vast overeenkomstig artikel 40, leden 1, 2 of 3, of lid 5, tweede alinea, van die verordening met dien verstand dat elke dubbele betaling in het kader van die landbouwmilieuverbintenissen uitgesloten is.

Bedragen van minder dan EUR 10 per toeslagrecht of totaalbedragen van minder dan EUR 100 per landbouwer worden niet als dubbele betaling beschouwd.

Indien de betrokken lidstaat de in het kader van die landbouwmilieuverbintenissen te betalen bedragen niet kan wijzigen, kan de betrokken landbouwer:

a)

een verlaagd referentiebedrag ontvangen en in het kader van een overeenkomstig artikel 42, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 door de lidstaat vast te stellen programma, na het verstrijken van zijn landbouwmilieuverbintenis, een aanvraag indienen om de waarde per eenheid van zijn toeslagrechten aan te passen uiterlijk op een door de lidstaat vast te stellen datum maar niet later dan de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in het daaropvolgende jaar,

of

b)

het volledige referentiebedrag ontvangen, mits hij zich akkoord verklaart met de wijziging van de in het kader van die landbouwmilieuverbintenissen te betalen bedragen.

2.   In het in artikel 40, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde geval ontvangt de landbouwer toeslagrechten die zijn berekend door een referentiebedrag dat door de lidstaat is vastgesteld op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen, te delen door een aantal hectaren dat niet groter is dan het aantal hectaren dat die landbouwer in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling aangeeft.

Artikel 17

Clausule in privaatrechtelijke verkoopcontracten

1.   Indien in een verkoopcontract dat is afgesloten of gewijzigd uiterlijk op de uiterste datum die in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling geldt voor indiening van een aanvraag in het kader van die regeling, is bepaald dat het gehele bedrijf of een deel ervan wordt verkocht samen met alle toeslagrechten of een deel daarvan die overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moeten worden vastgesteld voor de hectaren van het overgedragen bedrijf of bedrijfsgedeelte, wordt de via het verkoopcontract gesloten transactie beschouwd als een overdracht van toeslagrechten met grond in de zin van artikel 46 van die verordening, mits de in de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden in acht worden genomen.

2.   Artikel 42, lid 9, en artikel 46, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn, in voorkomend geval, van toepassing op de toeslagrechten die op basis van de onder het contract vallende productie-eenheden en hectaren moeten worden berekend.

3.   De verkoper dient overeenkomstig artikel 12 een aanvraag tot vaststelling van de toeslagrechten in, voegt bij die aanvraag een kopie van het verkoopcontract en geeft in die aanvraag de productie-eenheden en het aantal hectaren aan waarvoor hij voornemens is de toeslagrechten over te dragen.

Een lidstaat mag de koper toestaan om in naam van de verkoper en met diens uitdrukkelijke toestemming een aanvraag tot vaststelling van de toeslagrechten in te dienen overeenkomstig artikel 12. In dat geval gaat de lidstaat na of de verkoper voldoet aan de subsidiabiliteitscriteria van artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, en met name aan de voorwaarde van artikel 12, lid 5, van de onderhavige verordening.

4.   De koper dient overeenkomstig artikel 12 een aanvraag tot betaling in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in en voegt bij die aanvraag een kopie van het verkoopcontract.

5.   Een lidstaat mag eisen dat de aanvragen van de verkoper en de koper samen worden ingediend of dat de tweede aanvraag een verwijzing naar de eerste bevat.

Afdeling 3

Toewijzing van uit de nationale reserve afkomstige toeslagrechten

Artikel 18

Algemene bepalingen inzake landbouwers die zich in een bijzondere situatie bevinden

1.   Voor de toepassing van artikel 42, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 worden onder „landbouwers die zich in een bijzondere situatie bevinden” de in de artikelen 19 tot en met 23 van de onderhavige verordening vermelde landbouwers verstaan.

2.   Een landbouwer in een bijzondere situatie die voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van twee of meer van de bepalingen van de artikelen 19 tot en met 23 van de onderhavige verordening of van artikel 37, lid 2, artikel 40, artikel 42, lid 3, en artikel 42, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, krijgt een aantal toeslagrechten dat niet groter is dan het aantal hectaren dat hij in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling aangeeft en waarvan de waarde overeenstemt met de hoogste waarde die hij kan krijgen indien elk van de bepalingen waarvoor hij aan de voorwaarden voldoet, afzonderlijk wordt toegepast.

3.   Artikel 6 is met uitzondering van lid 3, derde alinea, niet van toepassing op landbouwers die zich in een bijzondere situatie bevinden.

4.   Indien de in de artikelen 20 en 22 vermelde verhuurcontracten of de in artikel 23 vermelde programma’s verstrijken na de uiterste datum die in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling geldt voor indiening van een aanvraag in het kader van die regeling, mag de betrokken landbouwer na het verstrijken van dat verhuurcontract of dat programma een aanvraag tot vaststelling van zijn toeslagrechten indienen uiterlijk op een door de lidstaat te bepalen datum, die echter niet later mag zijn dan de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in het volgende jaar.

5.   Lidstaten waar, overeenkomstig de nationale wetgeving of de gangbare praktijk, onder de definitie van langetermijnverhuur ook verhuur voor vijf jaar valt, mogen beslissen om de artikelen 20, 21 en 22 op verhuurcontracten voor vijf jaar toe te passen.

Artikel 19

Melkveehouders

Met het oog op de vaststelling van het referentiebedrag van een melkveehouder die zich in een in artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde situatie bevindt en die, vanwege die situatie, zijn individuele referentiehoeveelheid of een deel ervan overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1788/2003 verhuurt in het tijdvak van twaalf maanden dat eindigt op 31 maart van het eerste jaar waarin de bedrijfstoeslagregeling wordt toegepast op de melkpremies en de extra betalingen, wordt ervan uitgegaan dat die individuele referentiehoeveelheid voor dat kalenderjaar beschikbaar is op het bedrijf van die landbouwer.

Artikel 20

Overdracht van verhuurde grond

1.   Een landbouwer die, ten gevolge van een gratis overdracht, een verhuurcontract voor ten minste zes jaar of een feitelijke of verwachte vererving, een bedrijf of een deel van een bedrijf in bezit heeft gekregen dat tijdens de referentieperiode aan een derde persoon was verhuurd en dat afkomstig is van een landbouwer die met pensioen is gegaan of overleden is vóór de datum die in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfsregeling geldt voor indiening van een aanvraag in het kader van die regeling, ontvangt toeslagrechten die zijn berekend door een referentiebedrag dat door de lidstaat is vastgesteld op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen, te delen door een aantal hectaren dat niet groter is dan het aantal hectaren van het bedrijf of het deel van een bedrijf dat hij in bezit heeft gekregen.

2.   De in lid 1 bedoelde landbouwer kan elke persoon zijn die het in lid 1 bedoelde bedrijf of deel van een bedrijf in bezit kan krijgen ten gevolge van feitelijke of verwachte vererving.

Artikel 21

Investeringen

1.   Een landbouwer die onder de voorwaarden van de leden 2 tot en met 6 van het onderhavige artikel en uiterlijk op 29 september 2003 geïnvesteerd heeft in productiecapaciteit of grond heeft gekocht, ontvangt toeslagrechten die zijn berekend door een referentiebedrag dat door de lidstaat is vastgesteld op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen, te delen door een aantal hectaren dat niet groter is dan het aantal hectaren dat hij heeft gekocht.

2.   Voor investeringen dient een desbetreffend plan of programma te zijn opgesteld waarvan de tenuitvoerlegging uiterlijk op 29 september 2003 van start is gegaan. Het plan of programma wordt door de landbouwer aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat meegedeeld.

Indien geen schriftelijk plan of programma bestaat, kan de lidstaat rekening houden met andere objectieve bewijzen van de investering.

3.   De verhoging van de productiecapaciteit mag alleen betrekking hebben op de sectoren waarvoor in de referentieperiode een in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde rechtstreekse betaling zou zijn verleend, in welk geval rekening wordt gehouden met de toepassing van de mogelijkheden waarin de artikelen 66 tot en met 70 van die verordening voorzien.

De aankoop van grond mag alleen betrekking hebben op de aankoop van subsidiabele grond in de zin van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

In geen geval wordt voor de toepassing van dit artikel dat deel van de verhoging van de productiecapaciteit en/of van de aangekochte grond in aanmerking genomen waarvoor de landbouwer reeds recht op de toewijzing van toeslagrechten en/of referentiebedragen voor de referentieperiode heeft.

4.   Voor de toepassing van lid 1 wordt langetermijnverhuur voor een periode van ten minste zes jaar die uiterlijk op 29 september 2003 is ingegaan, als een aankoop van grond beschouwd.

5.   Indien een landbouwer reeds toeslagrechten in eigendom heeft, wordt in geval van aankoop of langetermijnverhuur het aantal toeslagrechten berekend op basis van de gekochte of gehuurde hectaren, en mag in het geval van andere investeringen de totale waarde van de bestaande toeslagrechten worden verhoogd binnen de limiet van het referentiebedrag als bedoeld in lid 1.

6.   Indien een landbouwer niet over hectaren beschikt of geen toeslagrechten in eigendom heeft, wordt het aantal toeslagrechten berekend door het referentiebedrag als bedoeld in lid 1, te delen door een waarde per eenheid die niet groter mag zijn dan EUR 5 000.

De waarde van elk toeslagrecht is gelijk aan die waarde per eenheid.

De toeslagrechten zijn onderworpen aan de in artikel 49 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde voorwaarden. De lidstaat stelt op basis van objectieve criteria vast wat de in lid 2 van dat artikel genoemde 50 % van de landbouwactiviteit omvat.

Artikel 22

Huur en aankoop van verhuurde grond

1.   Landbouwers die na afloop van de referentieperiode en uiterlijk op 29 september 2003 voor een periode van ten minste zes jaar een bedrijf of een deel van een bedrijf hebben gehuurd waarvoor de verhuurvoorwaarden niet kunnen worden aangepast, ontvangen toeslagrechten die zijn berekend door een referentiebedrag dat door de lidstaat is vastgesteld op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen, te delen door een aantal hectaren dat niet groter is dan het aantal hectaren dat zij hebben gehuurd.

2.   Lid 1 is van toepassing op landbouwers die in de referentieperiode of voordien, of uiterlijk op 29 september 2003, een bedrijf of een deel van een bedrijf hebben gekocht waarvan de grond tijdens de referentieperiode was verhuurd, met de bedoeling om binnen één jaar na het verstrijken van het verhuurcontract met hun landbouwactiviteit van start te gaan of deze uit te breiden.

Artikel 23

Productieomschakeling

1.   Landbouwers die tijdens de referentieperiode en uiterlijk op 29 september 2003 hebben deelgenomen aan nationale programma’s voor de heroriëntatie van productie waarvoor een in het kader van de bedrijfstoeslagregeling relevante rechtstreekse betaling had kunnen worden verleend, zoals met name programma’s voor productieomschakeling, ontvangen toeslagrechten die zijn berekend door een referentiebedrag dat door de lidstaat is vastgesteld op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen, te delen door een aantal hectaren dat niet groter is dan het aantal hectaren dat zij tijdens het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling aangeven.

2.   Lid 1 is van toepassing op landbouwers die tijdens de referentieperiode en uiterlijk op 29 september 2003 van de productie van melk zijn omgeschakeld naar om het even welke andere productie in een in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde sector.

HOOFDSTUK 4

SPECIFIEKE BEPALINGEN

Afdeling 1

Aangifte en overdracht van toeslagrechten

Artikel 24

Aangifte en gebruik van toeslagrechten

1.   Alleen de landbouwer die op de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling toeslagrechten in bezit heeft, mag deze toeslagrechten eens per jaar ter betaling aangeven.

2.   De lidstaten stellen het begin van de in artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde periode van 10 maanden voor elke individuele landbouwer vast op één enkele datum binnen een vast te stellen periode tussen 1 september van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de aanvragen voor deelname aan de bedrijfstoeslagregeling worden ingediend, en 30 april van het daaropvolgende kalenderjaar, of laten de landbouwer zelf een begindatum binnen de vastgestelde periode kiezen.

Artikel 25

Overdracht van toeslagrechten

1.   Toeslagrechten mogen op elk moment van het jaar worden overgedragen.

2.   De cedent stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat binnen een door de lidstaat te bepalen termijn in kennis van de overdracht.

3.   Een lidstaat mag eisen dat de cedent de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de overdracht haar beslag zal krijgen, in kennis stelt van de overdracht binnen een door die lidstaat te bepalen termijn, maar niet vroeger dan zes weken vóór de overdracht en met inachtneming van de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling. De overdracht vindt zes weken na de kennisgevingsdatum plaats, tenzij de bevoegde autoriteit bezwaar maakt tegen de overdracht en zij de cedent daarvan binnen die periode in kennis stelt. De bevoegde autoriteit mag alleen bezwaar maken tegen een overdracht die niet in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 1782/2003 en met de onderhavige verordening.

Artikel 26

Regionale begrenzing

1.   Lidstaten die gebruik maken van de in artikel 46, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, definiëren de regio op het passende territoriale niveau, uitgaande van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen.

2.   De lidstaat definieert de in lid 1 bedoelde regio uiterlijk één maand vóór de begindatum van de in artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde periode van 10 maanden.

Het is een landbouwer wiens bedrijf zich in de betrokken regio bevindt, niet toegestaan om zijn toeslagrechten die overeenstemmen met het aantal hectaren dat hij in het eerste jaar van toepassing van de in artikel 46, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde mogelijkheid aangeeft, buiten die regio over te dragen of te gebruiken.

Het is een landbouwer wiens bedrijf zich gedeeltelijk in de betrokken regio bevindt, niet toegestaan om zijn toeslagrechten die overeenstemmen met het aantal in die regio gelegen hectaren dat hij in het eerste jaar van toepassing van de genoemde mogelijkheid aangeeft, buiten die regio over te dragen of te gebruiken.

3.   De in artikel 46, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde beperking op de overdracht van toeslagrechten is niet van toepassing op een feitelijke of verwachte vererving van toeslagrechten zonder een overeenkomstig aantal subsidiabele hectaren.

4.   Lidstaten mogen beslissen om de in artikel 46, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde beperking op de overdracht van toeslagrechten alleen toe te passen op braakleggingstoeslagrechten.

Artikel 27

Clausule in privaatrechtelijke verhuurcontracten

1.   Onverminderd de leden 2 en 3 wordt een clausule in een verhuurcontract waarin wordt voorzien in de overdracht van een aantal toeslagrechten dat niet groter is dan het aantal verhuurde hectaren, beschouwd als verhuur van toeslagrechten met grond in de zin van artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, indien:

a)

een landbouwer zijn bedrijf of een deel ervan aan een andere landbouwer heeft verhuurd uiterlijk op de uiterste datum die in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling geldt voor de indiening van een aanvraag in het kader van die regeling,

b)

het verhuurcontract verstrijkt na de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling,

en

c)

hij beslist zijn toeslagrechten te verhuren aan de landbouwer aan wie hij het bedrijf of een deel ervan heeft verhuurd.

2.   De verhuurder dient overeenkomstig artikel 12 een aanvraag tot vaststelling van de toeslagrechten in, voegt bij die aanvraag een kopie van het verhuurcontract en geeft in die aanvraag het aantal hectaren aan waarvoor hij voornemens is de toeslagrechten te verhuren. In voorkomend geval is artikel 42, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van toepassing.

3.   De huurder dient overeenkomstig artikel 12 een aanvraag in tot betaling in het kader van de bedrijfstoeslagregeling en voegt bij die aanvraag een kopie van het verhuurcontract.

4.   Een lidstaat mag eisen dat de aanvragen van de huurder en de verhuurder samen worden ingediend of dat de tweede aanvraag een verwijzing naar de eerste bevat.

Afdeling 2

Overige specifieke bepalingen

Artikel 28

Voederareaal

Voor de toepassing van artikel 43, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mag de lidstaat beslissen om het voederareaal te gebruiken dat de landbouwer heeft aangegeven in de steunaanvraag „oppervlakten” voor 2004 of voor het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, tenzij de landbouwer ten genoegen van de bevoegde autoriteit bewijst dat zijn voederareaal in de referentieperiode kleiner was.

Artikel 29

Hennepproductie

Voor de toepassing van artikel 52 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt de betaling van de toeslagrechten voor henneparealen afhankelijk gesteld van het gebruik van zaad van de rassen die zijn vermeld in de versie van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 795/2004 die geldt voor het jaar waarvoor de betaling wordt verleend. In het geval van vezelhennep moet het zaad gecertificeerd zijn overeenkomstig Richtlijn 2002/57/EG (4) van de Raad, en met name artikel 12 daarvan.

Artikel 30

Toeslagrechten die aan speciale voorwaarden onderworpen zijn

1.   Voor de berekening van de in grootvee-eenheden (GVE) uitgedrukte landbouwactiviteit als bedoeld in artikel 49, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt de in artikel 131, lid 2, onder a), van die verordening opgenomen omrekeningstabel toegepast op het aantal dieren waarvoor in de referentieperiode een in bijlage VI bij die verordening genoemde rechtstreekse betaling is verleend.

2.   Voor de omrekening van mannelijke en vrouwlijke runderen jonger dan zes maanden in GVE wordt de coëfficiënt 0,2 gebruikt.

3.   Om toe te zien op de naleving van de overeenkomstig lid 1 in grootvee-eenheden uitgedrukte minimale landbouwactiviteit, bepalen de lidstaten het aantal dieren overeenkomstig één van de volgende methoden:

a)

de lidstaten verzoeken elke producent om op basis van zijn bedrijfsregister, vóór een door de lidstaten te bepalen datum, maar niet later dan de betalingsdatum, het aantal GVE aan te geven;

en/of

b)

de lidstaten maken voor de bepaling van het aantal GVE gebruik van het overeenkomstig Richtlijn 92/102/EEG van de Raad (5) en Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (6) opgezette gecomputeriseerde gegevensbestand, op voorwaarde dat de lidstaten hebben vastgesteld dat dit gegevensbestand met het oog op de toepassing van de bedrijfstoeslagregeling voldoende garanties biedt inzake de juistheid van de erin opgeslagen gegevens.

4.   Aan de eis inzake de minimale landbouwactiviteit wordt geacht te zijn voldaan, indien het aantal GVE tijdens een door de lidstaten te bepalen periode of op door de lidstaten vast te stellen data 50 % bereikt. Alle tijdens het betrokken kalenderjaar verkochte of geslachte dieren worden in aanmerking genomen.

5.   D lidstaten moeten de maatregelen treffen die nodig zijn om artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 toe te passen op producenten die, door middel van abnormaal lage GVE-antallen tijdens een deel van het jaar, op kunstmatige wijze de voorwaarden creëren om aan de eis inzake de minimale landbouwactiviteit te voldoen.

Artikel 31

Melkpremie en extra betalingen

1.   Idien een lidstaat in 2005 gebruik maakt van artikel 62, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dan wel in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, bij toepassing van artikel 71 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, geldt het volgende:

a)

in de gevallen waarin de melkveehouder in de referentieperiode andere rechtstreekse betalingen heeft ontvangen:

indien hij in de referentieperiode over hectaren beschikte, worden de toeslagrechten overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 berekend op basis van alle hectaren die in de referentieperiode recht gaven op die rechtstreekse betalingen, met inbegrip van het voederareaal;

indien hij in de referentieperiode niet over hectaren beschikte, ontvangt hij aan speciale voorwaarden onderworpen toeslagrechten die zijn berekend overeenkomstig artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

c)

in de gevallen waarin een melkveehouder in de referentieperiode geen andere rechtstreekse betalingen heeft ontvangen:

indien hij over hectaren beschikt, worden de toeslagrechten berekend door het in het kader van de artikelen 95 en 96 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 te verlenen bedrag te delen door de hectaren die hij in 2005 dan wel, bij toepassing van artikel 71 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling in bezit heeft;

indien hij niet over hectaren beschikt, ontvangt hij aan speciale voorwaarden onderworpen toeslagrechten die zijn berekend overeenkomstig artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

2.   Indien een lidstaat in 2006 gebruik maakt van de in artikel 62, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, is artikel 50 van die verordening van toepassing.

HOOFDSTUK 5

BRAAKLEGGING

Artikel 32

Voorwaarden voor de braaklegging

1.   Braakgelegde oppervlakten moeten braak blijven voor een periode die uiterlijk op 15 januari ingaat en op zijn vroegst op 31 augustus eindigt. De lidstaten bepalen evenwel onder welke voorwaarden de producenten vanaf 15 juli een gewas mogen inzaaien dat in het daaropvolgende jaar wordt geoogst, en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om in lidstaten met een traditie van „transhumance”, de grond vanaf 15 juli, of bij uitzonderlijke weersomstandigheden vanaf 15 juni, voor beweiding te mogen gebruiken.

2.   De lidstaten nemen adequate, op de specifieke situatie van de braakgelegde oppervlakten afgestemde maatregelen om ervoor te zorgen dat de braakgelegde oppervlakten in een goede landbouw- en milieuconditie worden gehouden en het milieu wordt beschermd.

Deze maatregelen kunnen voorzien in een groenbedekking. In dat geval garanderen zij dat deze groenbedekking niet voor de productie van zaaizaad of pootgoed kan worden bestemd en vóór 31 augustus voor landbouwdoeleinden kan worden gebruikt en evenmin vóór 15 januari van het daaropvolgende jaar een voor verkoop bestemde plantaardige productie kan opleveren.

3.   Het bepaalde in lid 2 geldt evenwel niet voor oppervlakten die in het kader van de artikelen 22, 23, 24 en 31 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 (7) van de Raad zijn braakgelegd of bebost en worden afgeboekt uit hoofde van de braakleggingsverplichting, voorzover de in lid 2 vermelde maatregelen onverenigbaar zijn met de in de genoemde artikelen vastgestelde milieu- of bebossingseisen.

Artikel 33

Vervanging van voor braaklegging in aanmerking komende grond

Voor de toepassing van artikel 54, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mogen de lidstaten in de volgende omstandigheden en tegen de volgende voorwaarden afwijken van de eerste alinea van lid 2 van dat artikel:

a)

voor oppervlakten die vallen onder een herstructureringsprogramma, gedefinieerd als „een door de overheid opgelegde wijziging van de structuur en/of de subsidiabele oppervlakte van een bedrijf”,

b)

in gevallen waarin om het even welke andere vorm van overheidsinterventie enerzijds tot gevolg heeft dat de landbouwer, met het oog op de voortzetting van zijn normale landbouwactiviteit, grond braaklegt die voordien als niet-subsidiabel werd beschouwd, en anderzijds dat grond die oorspronkelijk subsidiabel was, dit niet langer is,

c)

indien de landbouwer de vervanging op zijn bedrijf van subsidiabele grond door niet-subsidiabele grond met relevante en objectieve redenen kan rechtvaardigen.

In deze gevallen treffen de lidstaten maatregelen om een belangrijke toename van het totale areaal dat voor braakleggingstoeslagrechten in aanmerking komt, te voorkomen. Dit kan met name inhouden dat, als compenserende maatregel, oppervlakten die voordien subsidiabel waren, als niet-ubsidiabel worden beschouwd. De oppervlakten die pas subsidiabel zijn verklaard door de lidstaten, mogen het pas niet-subsidiabel verklaarde areaal met niet meer dan [5] % overschrijden. De lidstaten mogen voorzien in een systeem voor de voorafgaande melding en goedkeuring van dergelijke vervangingen.

Artikel 34

Biologische productie

1.   De vrijstelling van de braakleggingsverplichting overeenkomstig artikel 55, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is van toepassing op een aantal hectaren dat niet groter is dan het aantal braakleggingstoeslagrechten dat een landbouwer in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling heeft ontvangen.

2.   Bij overdracht van braakleggingtoeslagrechten met grond is lid 1 niet van toepassing, mits het bepaalde in artikel 55, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt nageleefd.

HOOFDSTUK 6

REGIONALE EN FACULTATIEVE UITVOERING

AFDELING 1

REGIONALE UITVOERING

Artikel 35

Algemene bepalingen

Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 58, lid 1, en artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, zijn de andere bepalingen van de onderhavige verordening van toepassing, tenzij in deze afdeling anders wordt bepaald.

Artikel 36

Berekening van het regionale maximum

1.   Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 58, lid 1, en artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, wordt in gevallen waarin het bedrijf van de landbouwer zich gedeeltelijk in de betrokken regio bevindt, het regionale maximum, onverminderd artikel 58, lid 3, van die verordening, berekend op basis van het referentiebedrag dat overeenstemt met de in de betrokken regio gelegen productie-enheden die in de referentieperiode recht hebben gegeven op rechtstreekse betalingen, of op basis van door de lidstaat vastgestelde objectieve criteria.

2.   In het in lid 1 bedoelde geval is het individuele referentiebedrag als vermeld in artikel 59, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, het bedrag dat overeenstemt met de in de betrokken regio gelegen productie-eenheden die in de referentieperiode recht hebben gegeven op rechtstreekse betalingen, of dat is vastgesteld op basis van door de lidstaat vastgestelde objectieve criteria.

3.   Artikel 26, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 37

Vorming van de nationale reserve

Indien een lidstaat gebruik maakt van de in de artikelen 58 en 59 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, wordt met het oog op de vorming van de nationale reserve de in artikel 42, lid 1, van die verordening vermelde verlaging toegepast op het in bijlage VIII bij die verordening vastgestelde maximum, en wordt deze verlaging, in voorkomend geval, aangepast vóór de definitieve vaststelling van de toeslagrechten als bedoeld in artikel 38, lid 3, van de onderhavige verordening.

Artikel 38

Aanvankelijke toewijzing van toeslagrechten

1.   Voor de toepassing van artikel 59, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 stellen de lidstaten het in die leden bedoelde aantal subsidiabele hectaren, met inbegrip van grasland, vast aan de hand van het aantal hectaren dat in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling is aangegeven voor de vaststelling van de toeslagrechten.

2.   I afwijking van het bepaalde in lid 1 mogen de lidstaten het in artikel 59, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aantal subsidiabele hectaren, met inbegrip van grasland, vaststellen aan de hand van het aantal hectaren dat is aangegeven in de steunaanvragen „oppervlakten” voor 2004 of voor het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling. Indien het aantal subsidiabele hectaren dat door de landbouwers is aangegeven in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, kleiner is dan het aantal subsidiabele hectaren dat overeenkomstig de eerste alinea is vastgesteld, mag een lidstaat de bedragen die overeenstemmen met de niet-aangegeven hectaren, volledig of gedeeltelijk herverdelen in de vorm van een toeslag op elk toeslagrecht dat in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling is toegewezen. De toeslag wordt berekend door het betrokken bedrag te delen door het aantal toegewezen toeslagrechten.

3.   De waarde en het aantal van de toeslagrechten die zijn toegewezen op basis van de aangiften die de landbouwers met het oog op de vaststelling van de toeslagrechten hebben ingediend in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, zijn voorlopig. De definitieve waarde en het definitieve aantal worden uiterlijk op 31 december van het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling vastgesteld, nadat de op grond van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie uit te voeren controles zijn verricht.

Artikel 39

Aanvankelijke toewijzing van braakleggingstoeslagrechten

1.   Voor de toepassing van artikel 63, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 stellen de lidstaten het braakleggingspercentage vast aan de hand van de beschikbare gegevens over de betrokken grond.

2.   Het aantal hectaren dat overeenstemt met de in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling toegewezen braakleggingstoeslagrechten, mag ten hoogste [5] % afwijken van het gemiddelde aantal hectaren dat tijdens de referentieperiode is braakgelegd.

Indien de in de eerste alinea vermelde marge wordt overschreden, wordt het aantal hectaren uiterlijk op 1 augustus van het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling aangepast. De braakleggingsverplichting die verbonden is met de nieuwe braakleggingstoeslagrechten, wordt evenwel pas met ingang van het daaropvolgende jaar van toepassing op de betrokken landbouwer.

Artikel 40

Toepassing van artikel 42, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bij minder hectaren dan toeslagrechten

Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid en hij beslist om artikel 7 van de onderhavige verordening toe te passen, is met het oog op de toewijzing van toeslagrechten overeenkomstig dat artikel 7, het aantal toeslagrechten waaraan een toestemming als bedoeld in artikel 60 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is verbonden, gelijk aan het oorspronkelijke aantal toeslagrechten met de toestemming en in voorkomend geval niet groter dan het toegewezen aantal toeslagrechten.

Artikel 41

Vaststelling en overdracht van toeslagrechten met toestemming

1.   Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, worden de in het kader van artikel 60 va ndie verordening vastgestelde toestemmingen verbonden met elk aan de betrokken landbouwer toe te wijzen individueel toeslagrecht.

2.   Indien het aantal toestemmingen kleiner is dan het aantal toeslagrechten, worden de toestemmingen in de eerste plaats verbonden met de toeslagrechten met de hoogste waarde per eenheid. Bij overdracht van toeslagrechten wordt de toestemming samen met het toeslagrecht waarmee ze is verbonden, overgedragen.

3.   Een lidstaat kan op verzoek van een landbouwer toestaan dat een met een braakleggingstoeslagrecht verbonden toestemming wordt overgedragen naar een toeslagrecht.

Artikel 42

Melkpremies en extra betalingen

1.   Indien een lidstaat die gebruik maakt van de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, beslist om in 2005 dan wel, bij toepassing van artikel 71 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling gebruik te maken van de in artikel 62, eerste alinea, van die verordening geboden mogelijkheid, zijn respectievelijk de leden 2 en 3 van artikel 59 van die verordening van toepassing.

2.   Een landbouwer die niet over hectaren beschikt, ontvangt aan speciale voorwaarden onderworpen toeslagrechten die zijn berekend overeenkomstig artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

3.   3.Indien een lidstaat die gebruik maakt van de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, beslist om in 2006 of 2007 gebruik te maken van de in artikel 62, eerste alinea, van die verordening geboden mogelijkheid, zijn de artikelen 48, 49 en 50 van die verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 43

Braaklegging

1.   Lidstaten die gebruik maken van de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, stellen uiterlijk op 1 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, het in artikel 63, lid 2, derde alinea, van die verordening vermelde braakleggingspercentage vast en delen dit uiterlijk op dezelfde datum aan de landbouwers mee.

2.   Met betrekking tot landbouwers wier bedrijf zich gedeeltelijk bevindt in een regio waarvoor artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt toegepast, geldt het braakleggingspercentage voor de in de betrokken regio gelegen subsidiabele grond van de landbouwer als bedoeld in artikel 63, lid 2, tweede alinea, van die verordening.

Artikel 44

Inhoudingen op de verkoop van toeslagrechten

Indien een lidstaat die gebruik maakt van de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, beslist om gebruik te maken van de in artikel 46, lid 3, van die verordening geboden mogelijkheid, zijn de in artikel 9 van de onderhavige verordening vermelde verlagingspercentages van toepassing, nadat een vrijstelling die gelijk is aan de overeenkomstig artikel 59, lid 2 of lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 berekende regionale waarde per eenheid, in mindering is gebracht op de waarde van de toeslagrechten.

Artikel 45

Bepalingen inzake onverwachte winst

Indien een lidstaat die gebruik maakt van de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, beslist om gebruik te maken van de in artikel 42, lid 9, van die verordening geboden mogelijkheid, worden de in artikel 10 van de onderhavige verordening vermelde verlagingspercentages toegepast op de waarde van elk toeslagrecht en/of in de vorm van het overeenkomstige bedrag, uitgedrukt in aantal toe te wijzen toeslagrechten.

Artikel 46

Clausule in privaatrechtelijke contracten

Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, wordt, voor de toepassing van artikel 17 van de onderhavige verordening, het referentiebedrag dat is berekend voor de overgedragen productie-eenheden, in aanmerking genomen voor de vaststelling van de waarde van alle toeslagrechten van de koper.

Artikel 27 is niet van toepassing.

Afdeling 2

Facultatieve uitvoering

Artikel 47

Overschrijding van de maxima

Indien de som van de bedragen die in het kader van elk van de regelingen van de artikelen 66 tot en met 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moeten worden betaald, het overeenkomstig artikel 64, lid 2, van die verordening vastgestelde maximum overschrijdt, wordt het te betalen bedrag in het betrokken jaar proportioneel verlaagd.

Artikel 48

Uitvoering van artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003

1.   De in artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde extra betaling wordt, onverminderd artikel 37, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 en de uitvoeringsbepalingen van die verordening, verleend met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 6 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   De betaling wordt alleen verleend aan landbouwers in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003, ongeacht of zij een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling hebben ingediend of in het bezit zijn van toeslagrechten.

3.   Met de zinsnede „in de sector of sectoren waarvoor de inhouding geldt” wordt bedoeld dat een betalingsaanvraag in beginsel mag worden ingediend door alle landbouwers die, op het tijdstip voor indiening van een aanvraag voor de extra betaling en onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden, de producten produceren van de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde sector of sectoren.

4.   4.Indien de betalingen bestemd zijn voor soorten landbouw of kwaliteits- en afzetmaatregelen waarvoor geen specifieke productie aan te wijzen valt of indien de betrokken productie niet rechtstreeks onder een bepaalde sector valt, mogen betalingen worden verleend op voorwaarde dat de inhouding wordt verricht in alle in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde sectoren, en mogen alleen de landbouwers van de in die bijlage genoemde sectoren aan de regeling deelnemen.

5.   Bij toepassing van artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 op regionaal niveau, wordt de inhouding berekend op basis van het aandeel van de betalingen voor de betrokken sectoren in de betrokken regio.

De lidstaten definiëren de regio op het passende territoriale niveau op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen.

6.   Uiterlijk op 1 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, delen de betrokken lidstaten de gegevens mee inzake de betalingen die zij voornemens zijn te verlenen, en met name de subsidiabiliteitsvoorwaarden en de betrokken sectoren.

Eventuele wijzigingen van de in de eerste alinea bedoelde mededeling worden uiterlijk op 1 augustus van een bepaald jaar aangebracht en gelden voor het daaropvolgende jaar. Dergelijke wijzigingen worden, samen met de objectieve criteria ter rechtvaardiging ervan, onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld. Het is een lidstaat evenwel niet toegestaan wijzigingen aan te brengen wat de betrokken sectoren of het inhoudingspercentage betreft.

HOOFDSTUK 7

MEDEDELINGEN

Artikel 49

Regionalisering

Lidstaten die gebruik maken van de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, delen uiterlijk op 1 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, aan de Commissie de motivering en de objectieve criteria mee waarop hun besluit deze mogelijkheid toe te passen is gebaseerd, alsmede, zo nodig, een motivering van de keuze om dat artikel alleen in een bepaalde regio toe te passen of om de in lid 3 van dat artikel vermelde gedeeltelijke verdeling toe te passen.

Artikel 50

Gegevens inzake betalingen

1.   De lidstaten delen jaarlijks langs elektronische weg de volgende gegevens aan de Commissie mee:

a)

uiterlijk op 15 september van het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, en uiterlijk op 31 augustus in de daaropvolgende jaren: het totale aantal aanvragen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling voor het lopende jaar, samen met het overeenkomstige totale bedrag van de toeslagrechten die recht geven op betaling en het totale aantal daarmee gepaard gaande subsidiabele hectaren, alsmede de totale som van de in de nationale reserve resterende bedragen;

b)

uiterlijk op 15 september: definitieve gegevens over het totale aantal voor het voorgaande jaar aanvaarde aanvragen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, en het overeenkomstige totale bedrag van de betalingen die zijn verleend, in voorkomend geval na toepassing van de in de artikelen 6, 10, 11, 24 en 25 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde maatregelen.

2.   Indien de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 regionaal wordt uitgevoerd, delen de lidstaten de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gegevens voor elke betrokken regio mee, alsmede, uiterlijk op 1 augustus van het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, het in het kader van artikel 58, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde overeenkomstige deel van het maximum.

Voor het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling worden de in lid 1, onder a), bedoelde gegevens gebaseerd op de voorlopige toeslagrechten. Dezelfde op de definitieve toeslagrechten gebaseerde gegevens worden uiterlijk op 1 maart van het daaropvolgende jaar meegedeeld.

HOOFDSTUK 8

SLOTBEPALINGEN

Artikel 51

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij wordt van toepassing met ingang van 1 januari 2005, met uitzondering van artikel 12, leden 1 en 2, welke bepalingen met ingang van 1 januari 2004 van toepassing worden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, van 21 april 2004

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 21/2004 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

(2)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1

(3)  PB L 38 van 12.2.2000, blz. 1.

(4)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.

(5)  PB L 355 van 5.12.1992, blz. 32.

(6)  PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.

(7)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.


Top