EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999R2771

Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room

OJ L 333, 24.12.1999, p. 11–43 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 028 P. 67 - 99
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 028 P. 67 - 99
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 028 P. 67 - 99
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 028 P. 67 - 99
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 028 P. 67 - 99
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 028 P. 67 - 99
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 028 P. 67 - 99
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 028 P. 67 - 99
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 028 P. 67 - 99
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 030 P. 88 - 120
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 030 P. 88 - 120

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/02/2008; opgeheven door 32008R0105

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/2771/oj

31999R2771

Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room

Publicatieblad Nr. L 333 van 24/12/1999 blz. 0011 - 0043


VERORDENING (EG) Nr. 2771/1999 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 1999

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(1), en met name op de artikelen 10 en 40,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 zijn Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad(2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1587/96(3), en, onder andere, Verordening (EEG) nr. 777/87 van de Raad(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1634/91(5), die betrekking had op de interventieaankoopregeling voor boter en mageremelkpoeder, vervangen. Naar aanleiding van deze nieuwe regeling en op grond van de opgedane ervaring moeten de uitvoeringsbepalingen betreffende de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room worden gewijzigd en zo nodig worden vereenvoudigd. Derhalve moeten ter wille van de duidelijkheid de afzonderlijke verordeningen die verschillende onderdelen van de interventieregeling betreffen namelijk de Verordeningen (EEG) nr. 2315/76(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1824/97(7), (EEG) m. 1547/87(8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1802/95(9), (EEG) nr. 1589/87(10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 124/1999(11) en (EG) nr. 454/95(12), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 390/1999(13), van de Commissie worden herwerkt en in één enkele verordening worden samengebracht.

(2) In artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 zijn de criteria vastgelegd op grond waarvan de interventiebureaus door middel van openbare inschrijving boter aankopen en op grond waarvan deze interventieaankopen moeten worden geschorst. Enerzijds moet worden aangegeven wanneer in de betrokken lidstaat tot interventieaankopen wordt besloten en wanneer deze worden geschorst, en anderzijds moet de representatieve periode worden vastgelegd waarin het niveau van de marktprijzen voor boter ten opzichte van de interventieprijs moet worden vastgesteld. Daartoe moet worden bepaald wat onder "marktprijs voor boter" dient te worden verstaan en moet een systeem worden opgezet om deze prijzen op nationaal niveau te noteren. Om praktische redenen moet de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie als één enkele lidstaat worden beschouwd.

(3) De interventiebureaus mogen slechts boter kopen die aan de voorschriften van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 voldoet en aan nader te bepalen voorwaarden inzake kwaliteit en aanbiedingsvorm. Bovendien moeten de analysemethoden en de voorschriften inzake kwaliteitscontrole worden vastgesteld, en, wanneer de situatie het vereist, moet de boter op de mate van radioactiviteit worden gecontroleerd; de maximale niveaus daarvan moeten in voorkomend geval in de Gemeenschapswetgeving worden vastgesteld. De lidstaten moet echter worden toegestaan onder bepaalde voorwaarden een systeem van zelfcontrole op te zetten. De periode waarin de voor interventie aangeboden boter vervaardigd is, dient om praktische redenen te kunnen worden verlengd, wanneer meer dan 21 dagen tussen twee inschrijvingen verlopen.

(4) Voor de goede werking van de interventieregeling moeten de voorwaarden voor erkenning van de productiebedrijven en voorschriften voor de controle op de inachtneming ervan worden vastgesteld. Om de doeltreffendheid van de regeling te garanderen, moeten maatregelen bij niet-inachtneming van deze voorwaarden worden bepaald. Rekening gehouden met het feit dat boter kan worden gekocht door een interventiebureau van een andere lidstaat dan die waar de boter vervaardigd is, moeten de middelen worden bepaald waarmee dat interventiebureau zich in die omstandigheden ervan kan vergewissen dat de voorschriften inzake kwaliteit en aanbiedingsvorm in acht zijn genomen.

(5) In Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat voor de interventieaankopen een inschrijvingsprocedure geldt. Om alle gegadigden in de Gemeenschap een gelijke behandeling te garanderen, moet een bericht van inschrijving in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt. De onderdelen van de offerte, en meer in het bijzonder de minimumhoeveelheid, de indieningstermijnen en de maximumaankoopprijs moeten worden gepreciseerd. Om te waarborgen dat de kwaliteitseisen en de voorwaarden inzake aanbiedingsvorm bij de indiening van de offerte en na de inslag in acht worden genomen, moet worden voorgeschreven dat de offerte vergezeld gaat van een daartoe strekkende verbintenis van de inschrijver. Daarnaast moet bij de offerte een inschrijvingszekerheid worden gesteld als garantie dat de offerte na het verstrijken van de indieningstermijn wordt gehandhaafd en de boter binnen nader te bepalen termijnen wordt geleverd.

(6) De kwaliteit van de boter en het voldoen aan de voor aankoop ervan gestelde voorwaarden moeten kunnen worden gegarandeerd door middel van controles in verscheidene opslagstadia. Het niet voldoen aan deze eisen mag geen nadelige gevolgen voor de Gemeenschapsbegroting hebben. Derhalve moet worden voorgeschreven dat de verkoper niet-conforme boter terugneemt en de reeds gemaakte opslagkosten voor zijn rekening neemt.

(7) Voor een goed beheer van de opgeslagen hoeveelheden moeten de verplichtingen van de lidstaten worden aangegeven en moeten met name bepalingen betreffende de afstand van de opslagplaats en de bij overschrijding van die afstand te dragen kosten worden vastgesteld alsmede bepalingen betreffende de toegang tot en de identificatie van de partijen, en de verzekering van de opgeslagen producten tegen risico's. Ook moeten ter uniformisering van de frequentie en het niveau van de controles, de aard en het aantal van de door de nationale autoriteiten bij de opslaghouders te verrichten inspecties worden aangegeven.

(8) Een goed beheer van de interventievoorraden verlangt dat de boter wordt verkocht zodra afzetmogelijkheden bestaan. Om gelijke toegang tot het te koop aangeboden product te waarborgen, moet iedere gegadigde de mogelijkheid tot aankoop hebben. Om het marktevenwicht niet in gevaar te brengen, moet bij de vaststelling van de koopprijs rekening worden gehouden met de marktsituatie. De verkoopvoorwaarden en de voorschriften voor het stellen van een zekerheid om met name de overname van de boter te garanderen, alsmede de betalingstermijnen moeten worden vastgesteld. Om de voorraadontwikkeling op de voet te kunnen volgen, is het dienstig dat de lidstaten de Commissie de verkochte hoeveelheden boter meedelen.

(9) Op grond van artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt steun voor de particuliere opslag van room en boter toegekend. Om een doeltreffende controle van de regeling mogelijk te maken, moet in een contract en een bestek worden voorzien, waarin de opslagvoorwaarden nader zijn bepaald. Daartoe moeten ook, met name in verband met de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 gestelde eisen, nadere voorschriften inzake bescheiden, boekhouding en bij de controle toe te passen frequentie en werkwijze worden vastgesteld. Om de aanwezigheid van de onder een contract voor particuliere opslag vallende producten in het koelhuis gemakkelijker te kunnen controleren, moet worden bepaald dat zij per partij worden uitgeslagen, tenzij de lidstaat de uitslag van een kleinere hoeveelheid toestaat.

(10) Met het oog op een goed beheer van de regeling voor de particuliere opslag moet het steunbedrag naar gelang van de duur van de opslag en op jaarbasis worden vastgesteld, alsmede de inslagperiode en de data vanaf welke de opslaghouder onder een contract vallende hoeveelheden, of een gedeelte daarvan mag uitslaan. Deze data, de opslagduur en het steunbedrag kunnen worden gewijzigd om met de marktsituatie rekening te houden.

(11) Wat de steun voor room betreft, moet het steunbedrag, om rekening te houden met de waarde van het product en om praktische redenen, in boterequivalenten en naar gelang van het vetgehalte worden bepaald. Ook is het verantwoord het vetgehalte stelselmatig te controleren. Daartoe moet worden bepaald dat de opslaghouder zich ertoe verbindt gedurende de opslagperiode een vooraf vastgesteld minimumvetgehalte in acht te nemen. De opgedane ervaring leert dat het in bepaalde gevallen wenselijk is de administratieve rompslomp te verminderen door steekproefcontroles toe te staan. Daar het vetgehalte van room na invriezing echter niet nauwkeurig kan worden gecontroleerd, moet worden bepaald dat bij niet-inachtneming van de genoemde verbintenis voor alle partijen die na de laatste bevredigende controle zijn ingeslagen, geen steun wordt betaald.

(12) In artikel 6, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat het steunbedrag op grond van de marktontwikkeling kan worden verhoogd. Derhalve moeten de voorwaarden voor een dergelijke verhoging en de draagwijdte ervan nader worden aangegeven.

(13) Daar de interventieprijs in Verordening (EG) nr. 1255/1999 met ingang van 1 juli 2000 wordt vastgesteld, moet duidelijkheidshalve worden bepaald welke interventieprijs geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot en met 30 juni 2000.

(14) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Onderwerp

Artikel 1

1. Bij deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde interventiemaatregelen in de sector melk en zuivelproducten.

2. Voor de toepassing van deze verordening geldt de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie als één enkele lidstaat.

HOOFDSTUK II

Openbare opslag

AFDELING 1

Voorwaarden voor de aankoop van boter

Artikel 2

1. Zodra in een lidstaat is vastgesteld, dat gedurende twee opeenvolgende weken de marktprijs beneden 92 % van de interventieprijs ligt, gaat de Commissie volgens de procedure van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 over tot de in artikel 6, lid 1, van die verordening bedoelde aankoop door middel van openbare inschrijving.

2. Zodra in een lidstaat is vastgesteld, dat gedurende twee opeenvolgende weken de marktprijs op of boven 92 % van de interventieprijs ligt, schorst de Commissie volgens de procedure van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 de in artikel 6, lid 1, van die verordening bedoelde aankoop door middel van openbare inschrijving.

Artikel 3

De interventiebureaus kopen slechts boter die aan de voorschriften van artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 en van artikel 4 van de onderhavige verordening voldoet.

Artikel 4

1. De bevoegde autoriteiten controleren de kwaliteit van de boter volgens de in de bijlagen I, II en III bedoelde analysemethoden en aan de hand van de monsters die op de in bijlage IV bedoelde wijze zijn genomen. Met goedvinden van de Commissie kunnen de lidstaten echter voor bepaalde kwaliteitseisen en bepaalde erkende bedrijven een onder hun toezicht staand systeem voor zelfcontrole vaststellen.

2. De mate van radioactiviteit van de boter mag de eventueel in de communautaire wetgeving vastgestelde maximaal toelaatbare niveaus niet overschrijden.

Alleen wanneer de situatie het vereist, wordt het product gedurende de noodzakelijk geachte periode op de mate van radioactieve besmetting gecontroleerd. De geldigheidsduur en de draagwijdte van de controlemaatregelen worden zo nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 142 van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

3. De boter moet zijn vervaardigd in de periode van 23 dagen voorafgaande aan de datum waarop de termijn voor het indienen van de in artikel 10 bedoelde offertes is verstreken. Wanneer tussen twee opeenvolgende inschrijvingen meer dan 21 dagen verlopen, mag de boter in die tussentijd vervaardigd zijn.

4. De minimumhoeveelheid boter bedraagt 10 ton. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de boter slechts per gehele ton wordt geleverd.

5. De boter moet worden verpakt en geleverd in kluiten met een nettogewicht van minstens 25 kilogram.

6. De boterverpakkingen moeten nieuw zijn en uit stevig materiaal bestaan dat geschikt is om de boter gedurende het vervoer, de opslag en de uitslag te beschermen. Op de verpakkingen dienen ten minste de volgende gegevens te zijn vermeld, eventueel in code:

a) het erkenningsnummer ter identificatie van de fabriek en de lidstaat van productie;

b) de productiedatum;

c) de datum van inslag;

d) het nummer van de productiepartij en het nummer van de verpakkingseenheid; het nummer van de verpakkingseenheid mag door een op het palet aangebracht nummer worden vervangen;

e) de vermelding "boter van zoete room" wanneer de ph van de waterige fase van de boter daarmee overeenstemt;

f) de in bijlage V bedoelde nationale kwaliteitsklasse wanneer de lidstaat van productie dit voorschrijft.

De lidstaten mogen ontheffing verlenen van de verplichting de datum van inslag op de verpakking te vermelden, indien de exploitant van de opslagplaats zich ertoe verbindt een register bij te houden waarin op de dag van inslag de in de tweede alinea bedoelde gegevens worden opgenomen.

Artikel 5

1. Het in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde bedrijf wordt slechts erkend indien:

a) deze erkenning is geschied overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/46/EEG van de Raad(14) en het bedrijf over de nodige technische inrichtingen beschikt;

b) het zich ertoe verbindt doorlopend de door de bevoegde instantie van iedere lidstaat voorgeschreven registers bij te houden waarin de oorsprong van de grondstoffen, de verkregen hoeveelheden boter, de aanbiedingsvorm, de identificatie en de uitslagdatum van elke voor openbare interventie aangeboden partij zijn vermeld;

c) het ermee instemt de vervaardiging van boter aan een specifieke officiële controle te onderwerpen en, in voorkomend geval, aan de eisen te voldoen in verband met de in bijlage V bedoelde nationale kwaliteitsklasse;

d) het zich ertoe verbindt de bevoegde controle-instantie ten minste twee werkdagen vooraf in kennis te stellen van zijn voornemen boter voor openbare interventie te vervaardigen. De lidstaat kan evenwel een kortere termijn vaststellen.

2. Om de bepalingen van deze verordening te doen naleven, voeren de bevoegde instanties onaangekondigde controles ter plaatse uit, op basis van het programma voor de vervaardiging van interventieboter van de betrokken bedrijven.

Zij verrichten minstens:

a) voor de verificatie van de in lid 1, onder b), bedoelde gegevens, een controle per periode van 28 dagen productie van interventieboter en ten minste ieder halfjaar;

b) voor het toezicht op de inachtneming van de andere in lid 1 bedoelde erkenningsvoorwaarden, een controle per halfjaar.

3. De erkenning wordt ingetrokken wanneer niet langer aan de in lid 1, onder a), vastgestelde voorwaarden wordt voldaan. Niet eerder dan zes maanden daarna kan op verzoek van het betrokken bedrijf de erkenning na grondige controle opnieuw worden verleend.

Ingeval wordt vastgesteld dat een bedrijf een van de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde verbintenissen niet is nagekomen, wordt behoudens overmacht de erkenning geschorst voor een periode die naar gelang van de ernst van de onregelmatigheid op ten minste één maand en ten hoogste twaalf maanden wordt vastgesteld.

De schorsing wordt niet toegepast indien de lidstaat tot de bevinding komt dat de onregelmatigheid niet opzettelijk of door ernstige nalatigheid is begaan en dat zij slechts zeer weinig afdoet aan de doeltreffendheid van de in lid 2 bedoelde controles.

4. Over de controles op grond van de leden 2 en 3 wordt een verslag opgesteld waarin worden vermeld:

a) de datum van de controle,

b) de duur ervan,

c) de verrichte controlewerkzaamheden.

Het controleverslag moet door de bevoegde ambtenaar worden ondertekend.

5. De lidstaten delen de maatregelen die zij ten aanzien van de in de leden 2 en 3 bedoelde controles genomen hebben, binnen een maand na de vaststelling ervan aan de Commissie mee.

Artikel 6

1. Wanneer de boter in een andere lidstaat dan de lidstaat van productie voor interventie wordt aangeboden, wordt deze slechts aangekocht na overlegging van een door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie afgegeven certificaat dat uiterlijk 45 dagen na de uiterste datum voor de indiening van de offertes door de bevoegde dienst van de lidstaat van productie wordt afgegeven.

In het certificaat zijn de in artikel 4, lid 6, onder a), b), d) en, in voorkomend geval, onder f), bedoelde gegevens opgenomen en een verklaring dat de boter in een erkend bedrijf in de Gemeenschap rechtstreeks en uitsluitend is bereid uit room in de zin van artikel 6, lid 6, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 die is gepasteurizeerd.

2. Wanneer de lidstaat van productie de in artikel 4, lid 1, bedoelde controles heeft verricht, worden in het certificaat ook de resultaten van die controles vermeld en een verklaring dat het boter in de zin van artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 betreft. In dat geval moet de in artikel 4, lid 6, bedoelde verpakking worden verzegeld met een genummerd etiket van de bevoegde instantie van de lidstaat van productie. Dit nummer moet in het in lid 1 bedoelde certificaat worden vermeld.

AFDELING 2

Vaststelling van de prijzen

Artikel 7

De in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde marktprijzen voor boter zijn de prijzen af fabriek, betaling op de 21e dag, ongeacht interne belastingen, van verse boter in kluiten met een nettogewicht van ten minste 25 kg die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

Deze prijzen af fabriek worden vermeerderd met een forfaitair bedrag van 2,5 EUR per 100 kg ter dekking van de noodzakelijke vervoerkosten om de boter aan een koelhuis te leveren.

Artikel 8

1. De marktprijzen op nationaal niveau worden iedere week ofwel door noteringscommissies ofwel door opneming ervan op de representatieve markten vastgesteld.

De wekelijkse vaststelling heeft betrekking op de in artikel 7 omschreven prijzen die in de voorafgaande week zijn opgenomen.

De prijzen worden uitgedrukt in euro, afgerond tot op de tweede decimaal, per 100 kg.

2. De lidstaten:

a) stellen de noteringscommissies op zodanige wijze samen dat kopers en verkopers die een aanzienlijke hoeveelheid boter verhandelen, paritair in deze commissies zijn vertegenwoordigd, of stellen in voorkomend geval de regels vast voor het opnemen van de prijzen op de representatieve markten;

b) stellen de nodige voorschriften vast om de gegevens op grond waarvan de prijzen worden vastgesteld, te controleren;

c) bepalen, wanneer de verhandelde hoeveelheden boter van de in artikel 7, eerste alinea, bedoelde kwaliteit niet groot genoeg worden geacht om representatief te zijn, de criteria om de verhouding te berekenen tussen de prijzen van de boter waarvan een voldoende hoeveelheid werd verhandeld en die van de in artikel 7 bedoelde boter.

De lidstaten delen de Commissie een beschrijving mee van de overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde regeling.

3. De lidstaten delen de Commissie wekelijks uiterlijk op iedere woensdag vóór 12.00 uur, (plaatselijke tijd Brussel) de overeenkomstig lid 1 vastgestelde prijzen mee.

4. Iedere donderdag stelt de Commissie vast hoe de marktprijs zich in iedere lidstaat tot de interventieprijs verhoudt.

AFDELING 3

Inschrijvingsprocedure

Artikel 9

Zodra de Commissie vaststelt dat in een lidstaat aan de voorwaarde van artikel 2, lid 1, is voldaan, koopt het betrokken interventiebureau boter aan overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling.

In het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt een bericht van inschrijving bekendgemaakt.

Artikel 10

De termijn voor het indienen van de offertes voor elk van de bijzondere inschrijvingen verstrijkt elke tweede en vierde dinsdag van de maand om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel), met uitzondering van de tweede dinsdag van augustus en de vierde dinsdag van december. Wanneer een dinsdag een feestdag is, verstrijkt de termijn op de laatste daaraanvoorafgaande werkdag om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

Artikel 11

1. De gegadigden nemen bij het interventiebureau van een lidstaat aan de inschrijving deel door indiening van een schriftelijke offerte met ontvangstbericht of door middel van een schriftelijk telecommunicatiebericht met ontvangstbevestiging.

2. De offerte omvat:

a) de naam en het adres van de inschrijver;

b) de aangeboden hoeveelheid en het minimumvetgehalte;

c) de voor 100 kg boter voorgestelde prijs, waarbij geen rekening wordt gehouden met interne belastingen, franco laadperron van het koelhuis, uitgedrukt in euro met ten hoogste twee decimalen;

d) de plaats waar de aangeboden boter is opgeslagen.

3. Een offerte is slechts geldig indien:

a) zij betrekking heeft op een hoeveelheid boter die in overeenstemming is met de voorschriften van artikel 4, lid 4;

b) zij vergezeld gaat van de schriftelijke verbintenis van de inschrijver dat hij de in artikel 4, lid 3, en in artikel 17, lid 2, vermelde voorwaarden in acht zal nemen;

c) het bewijs wordt geleverd dat de inschrijver vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van de offertes, in de lidstaat waar de offerte is ingediend, een inschrijvingszekerheid van 5 EUR per 100 kg voor de betrokken inschrijving heeft gesteld.

4. De oorspronkelijk aan het interventiebureau toegezonden verbintenis als bedoeld in lid 3, onder b), wordt in de latere offertes stilzwijgend verlengd, totdat de inschrijver of het interventiebureau deze uitdrukkelijk ongedaan maakt, mits:

a) in de eerste offerte is vermeld dat de inschrijver voor de onderhavige bepaling in aanmerking wenst te komen;

b) in de latere offertes naar de onderhavige bepaling (artikel 11, lid 4) en naar de datum van de eerste offerte wordt verwezen.

5. Het interventiebureau registreert de datum van ontvangst van de offerte en de overeenkomstige hoeveelheden en productiedata, alsmede de plaats waar de aangeboden boter is opgeslagen.

6. De offerte mag na het verstrijken van de in artikel 10 bedoelde termijn voor de indiening van de offertes voor de betrokken inschrijving niet worden ingetrokken.

Artikel 12

De handhaving van de offerte na het verstrijken van de termijn voor de indiening van de offertes en de levering van de boter aan de door het interventiebureau aangewezen opslagplaats binnen de in artikel 15, lid 3, genoemde termijn vormen primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie(15).

Artikel 13

1. De lidstaten delen op de dag volgende op die waarop de in artikel 10 bedoelde termijn verstrijkt, uiterlijk om 9.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) de door de inschrijvers aangeboden hoeveelheden en voorgestelde prijzen aan de Commissie mee.

2. Op grond van de voor elke inschrijving ontvangen offertes stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 een op de geldende interventieprijzen gebaseerde maximumaankoopprijs vast.

3. Er kan worden besloten de inschrijving niet toe te wijzen.

Artikel 14

1. De offerte wordt geweigerd wanneer de voorgestelde prijs hoger is dan de in artikel 13, lid 2, bedoelde maximumprijs voor de betrokken inschrijving.

2. De uit de inschrijving voortvloeiende rechten en verplichtingen kunnen niet worden overgedragen.

Artikel 15

1. Iedere inschrijver wordt door het interventiebureau onmiddellijk van het resultaat van zijn deelname aan de inschrijving in kennis gesteld.

Voor de niet in aanmerking genomen offertes wordt de in artikel 11, lid 3, onder c), genoemde zekerheid onverwijld vrijgegeven.

2. Het interventiebureau levert de leverancier onverwijld een genummerde leveringsbon af, waarin zijn vermeld:

a) de te leveren hoeveelheid;

b) de uiterste datum voor levering van de boter;

c) het koelhuis waar de boter moet worden geleverd.

3. Binnen 21 dagen na de uiterste datum voor de indiening van de offertes levert de leverancier de boter franco laadperron van het koelhuis. De levering mag worden gespreid.

De eventuele kosten voor het lossen op het laadperron van het koelhuis zijn voor rekening van de leverancier.

4. De inschrijvingszekerheid wordt vrijgegeven, zodra de leverancier de op de leveringsbon vermelde hoeveelheid binnen de voorgeschreven termijn geleverd heeft.

5. Behoudens overmacht wordt, wanneer de leverancier de levering niet binnen de voorgeschreven termijn heeft verricht, de in artikel 11, lid 3, onder c), bedoelde inschrijvingszekerheid verbeurd naar verhouding van de niet-geleverde hoeveelheden en wordt de koop voor de resterende hoeveelheden ontbonden.

Artikel 16

1. Voorzover is nagegaan dat aan de in de artikelen 3 en 4 bedoelde voorschriften is voldaan, betaalt het interventiebureau de leverancier voor elke overgenomen hoeveelheid boter de in zijn offerte aangegeven prijs binnen een termijn die aanvangt op de 45e en afloopt op de 65e dag na de dag van overname van de boter.

2. Als dag van overname geldt de dag waarop de boter in het door het interventiebureau aangewezen koelhuis wordt ingeslagen, met dien verstande dat als vroegste overnamedag geldt de dag volgende op die van de afgifte van de in artikel 15, lid 2, bedoelde leveringsbon.

Artikel 17

1. Voor de opslag van de boter geldt een proefperiode die 30 dagen bedraagt en op de dag van overname begint te lopen.

2. Door zijn offerte verbindt de verkoper zich ertoe, ingeval uit de controle bij de inslag in het door het interventiebureau aangewezen koelhuis blijkt dat de boter niet aan de in de artikelen 3 en 4 bedoelde voorschriften voldoet, of ingeval na afloop van de proefperiode de organoleptische kwaliteit van de boter geringer blijkt te zijn dan de in bijlage I vastgestelde minimumkwaliteit:

a) de betrokken boter terug te nemen en

b) de opslagkosten van de betrokken boter vanaf de dag van overname tot en met de uitslagdatum te betalen.

De te betalen opslagkosten zijn de kosten die het interventiebureau overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EEG) nr. 3597/90 van de Commissie(16) aan het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, moet terugbetalen.

De betrokken bedragen worden gecrediteerd op de rekening van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie.

AFDELING 4

Opslag en uitslag

Artikel 18

1. De lidstaten stellen voor de in artikel 6, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde koelhuizen technische normen vast, waaronder met name een opslagtemperatuur die niet hoger is dan - 15 °C, en nemen alle verdere maatregelen om de goede bewaring van de boter te waarborgen. De desbetreffende risico's worden gedekt door een verzekering die de vorm kan aannemen van hetzij een contractuele verplichting van de opslaghouders, hetzij een algemene verzekering van het interventiebureau; de lidstaat kan ook zijn eigen verzekeraar zijn.

2. De interventiebureaus verlangen dat de boter op laadborden in gemakkelijk te identificeren en gemakkelijk toegankelijke partijen op het laadperron van het koelhuis wordt geleverd en wordt in- en opgeslagen.

3. De bevoegde controle-instantie verricht de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2148/97 van de Commissie(17) bedoelde onaangekondigde controle op de aanwezigheid van de boter in de opslagplaats.

Artikel 19

1. Het interventiebureau kiest het koelhuis met beschikbare ruimte dat het dichtste bij de plaats ligt waar de boter is opgeslagen.

Het interventiebureau kan binnen de in lid 2 bepaalde afstand een ander koelhuis kiezen, voorzover deze keuze geen extra opslagkosten meebrengt.

Het bureau kan een nog verder gelegen opslagplaats kiezen, wanneer deze keuze, rekening gehouden met de betrokken opslag- en vervoerkosten, tot geringere uitgaven leidt. In dit geval deelt het interventiebureau zijn keuze onverwijld aan de Commissie mee.

2. De in artikel 6, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde maximumafstand wordt vastgesteld op 350 km. Bij een grotere afstand worden de door het interventiebureau gedragen extra vervoerkosten vastgesteld op 0,065 EUR per ton en per kilometer.

Wanneer het interventiebureau dat de boter aankoopt onder een andere lidstaat ressorteert dan die waar de aangeboden boter is opgeslagen, wordt echter voor de berekening van de in de eerste alinea bedoelde maximumafstand geen rekening gehouden met de afstand tussen de opslagplaats van de verkoper en de grens van de lidstaat waaronder dat interventiebureau ressorteert.

3. De in lid 2 bedoelde extra kosten worden slechts door het interventiebureau gedragen indien de temperatuur van de boter bij aankomst in het koelhuis niet hoger is dan 6 °C.

Artikel 20

Bij de uitslag van de boter stelt het interventiebureau bij levering af koelhuis de boter op het laadperron van het koelhuis op laadborden ter beschikking en, in voorkomend geval, geladen op het vervoermiddel indien het een vrachtwagen of spoorwagon betreft. De desbetreffende kosten zijn voor rekening van het interventiebureau, terwijl de eventuele kosten voor stuwage en aflading van de laadborden voor rekening van de koper van de boter zijn.

AFDELING 5

Verkoop van boter

Artikel 21

De interventiebureaus van de lidstaten verkopen uit hun voorraden aan iedere gegadigde boter die vóór 1 juli 1996 is ingeslagen.

Artikel 22

1. De boter wordt af koelhuis verkocht tegen een prijs die gelijk is aan de in artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde interventieprijs die geldt op de dag van sluiting van de koopovereenkomst, verhoogd met 1 EUR per 100 kg.

De boter wordt verkocht in hoeveelheden van minstens 5 ton. Wanneer echter een hoeveelheid van minder dan 5 ton in het koelhuis overblijft, mag deze resterende geringere hoeveelheid worden verkocht.

2. Het interventiebureau verkoopt de boter slechts indien uiterlijk bij de sluiting van de verkoopovereenkomst een zekerheid van 10 EUR per 100 kg wordt gesteld om te garanderen dat met betrekking tot de overname van de boter binnen de in artikel 23, lid 1, eerste alinea, genoemde termijn wordt voldaan aan de primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

3. Het interventiebureau houdt bij de verkoop van de boter rekening met de datum waarop deze is ingeslagen, waarbij van de totale beschikbare hoeveelheid of, in voorkomend geval, van de in de door de marktdeelnemer aangewezen opslagplaatsen beschikbare hoeveelheid telkens eerst de oudste producten worden uitgeslagen.

Artikel 23

1. De koper neemt de boter over binnen een termijn van een maand, te rekenen vanaf de dag waarop de koopovereenkomst wordt gesloten.

De overname van de gekochte hoeveelheid kan geschieden in deelhoeveelheden van minstens 5 ton. Wanneer de overblijvende hoeveelheid in het koelhuis echter beneden dit minimum ligt, mag deze geringere hoeveelheid worden overgenomen.

2. Vóór de overname van elke hoeveelheid betaalt de koper het interventiebureau de met die hoeveelheid overeenkomende prijs.

3. Wanneer de koper de boter niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn overneemt, wordt de koopovereenkomst voor de resterende hoeveelheden, behoudens overmacht, ontbonden.

4. De in artikel 22, lid 2, bedoelde zekerheid wordt verbeurd voor de hoeveelheden waarvoor de koopovereenkomst op grond van lid 3 wordt ontbonden. De zekerheid wordt onmiddellijk vrijgegeven voor de hoeveelheden die binnen de voorgeschreven periode zijn overgenomen.

5. Bij overmacht stelt het interventiebureau de maatregelen vast die het in verband met de aangevoerde omstandigheid nodig acht.

Artikel 24

Uiterlijk op elke dinsdag delen de lidstaten de Commissie mee voor welke hoeveelheden boter in de daaraan voorafgaande week:

a) een koopovereenkomst is gesloten,

b) overname heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK III

Particuliere opslag van boter of room

AFDELING 1

Opslagcontract en opslagvoorschriften

Artikel 25

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

- "opslagpartij", een ten minste 1 ton omvattende hoeveelheid van homogene samenstelling en kwaliteit die uit dezelfde fabriek afkomstig is en op dezelfde dag in hetzelfde koelhuis is ingeslagen;

- "eerste dag van contractuele opslag": de dag na die van de inslag;

- "laatste dag van contractuele opslag": de dag vóór die van de uitslag.

Artikel 26

De in artikel 6, lid 3, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde contracten inzake de particuliere opslag van room en boter worden gesloten tussen het interventiebureau van de lidstaat waar de boter of de room is opgeslagen, en natuurlijke of rechtspersonen, hierna "contractanten" genoemd.

Artikel 27

1. Een contract inzake particuliere opslag mag slechts worden gesloten voor de in artikel 6, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde room en boter. De boter mag ten hoogste 28 dagen vóór de eerste dag van contractuele opslag in een overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder a), b) en c), erkend bedrijf zijn geproduceerd, moet beantwoorden aan de in bijlage V bedoelde nationale kwaliteitsklasse van de lidstaat van productie en mag de in artikel 4, lid 2, bedoelde maximaal toelaatbare radioactiviteitsniveaus niet overschrijden.

2. Er mag geen opslagcontract worden gesloten voor boter of room:

a) waarvoor overeenkomstig andere communautaire bepalingen steun voor rechtstreekse consumptie is aangevraagd;

b) die onder de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad(18) bedoelde regeling is geplaatst; latere plaatsing onder deze regeling staat gelijk met beëindiging van de contractuele opslag.

Artikel 28

1. Het opslagcontract wordt schriftelijk gesloten voor één of meer opslagpartijen en bevat met name bepalingen inzake:

a) de hoeveelheid boter of room waarop het contract betrekking heeft;

b) het bedrag van de steun, onverminderd artikel 38;

c) de data voor de uitvoering van het contract, onverminderd artikel 6, lid 3, vijfde alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999;

d) de identificatie van de koelhuizen.

2. De controlemaatregelen, en met name die welke zijn bedoeld in artikel 33, en de in lid 3 van dit artikel genoemde vermeldingen worden door het interventiebureau van de lidstaat van opslag in een bestek beschreven. In het opslagcontract wordt naar dit bestek verwezen.

3. In het bestek wordt bepaald dat voor boter ten minste de volgende gegevens, eventueel in code, op de verpakking vermeld moeten zijn:

a) het identificatienummer van de fabriek en de lidstaat van productie;

b) de productiedatum;

c) de datum van inslag;

d) het productiepartijnummer;

e) de vermelding "gezouten", indien het gaat om boter als bedoeld in artikel 6, lid 3, eerste alinea, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999;

f) de in bijlage V bedoelde nationale kwaliteitsklasse;

g) het nettogewicht.

De lidstaten mogen ontheffing verlenen van de verplichting de datum van inslag op de verpakkingen te vermelden, indien de exploitant van de opslagplaats zich ertoe verbindt een register bij te houden waarin op de dag van inslag de in de eerste alinea bedoelde gegevens worden opgenomen.

Artikel 29

1. De inslag mag slechts plaatsvinden tussen 15 maart en 15 augustus van hetzelfde jaar. De uitslag mag slechts plaatsvinden vanaf 16 augustus van het jaar van opslag.

2. De uitslag moet steeds een volledige partij omvatten, tenzij de bevoegde instantie de uitslag van een kleinere hoeveelheid toestaat. In het in artikel 33, lid 2, onder a), bedoelde geval mag echter slechts een verzegelde hoeveelheid worden uitgeslagen.

Artikel 30

1. De aanvraag tot sluiting van een contract met het interventiebureau mag slechts betrekking hebben op partijen boter of room waarvoor de inslag beëindigd is.

Deze aanvraag moet binnen een termijn van ten hoogste 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van inslag, bij het interventiebureau worden ingediend. Het interventiebureau registreert de datum waarop het de aanvraag ontvangt.

Wanneer de aanvraag het interventiebureau binnen een termijn van ten hoogste tien werkdagen na de bovengenoemde maximumtermijn bereikt, kan het opslagcontract echter nog worden gesloten, maar het steunbedrag wordt dan met 30 % verlaagd.

2. Het opslagcontract wordt gesloten binnen een termijn van ten hoogste 30 dagen, te rekenen vanaf de registratiedatum van de aanvraag.

Artikel 31

Wanneer de boter in een andere lidstaat dan de lidstaat van productie wordt opgeslagen, mag het in artikel 30 bedoelde opslagcontract slechts worden gesloten indien binnen een termijn van ten hoogste 50 dagen te rekenen vanaf de datum van inslag het door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie afgegeven certificaat wordt overgelegd.

In dit certificaat zijn de in artikel 28, lid 3, onder a), b) en d), bedoelde gegevens opgenomen en wordt verklaard dat het om boter gaat in de zin van artikel 6, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

In het in de eerste alinea bedoelde geval wordt het opslagcontract gesloten binnen een termijn van ten hoogste 60 dagen, te rekenen vanaf de registratiedatum van de aanvraag.

AFDELING 2

Controles

Artikel 32

1. De lidstaat vergewist zich ervan dat aan alle voorwaarden voor het recht op betaling van de steun is voldaan.

2. De contractant of, op verzoek of machtiging van de lidstaat, de exploitant van het koelhuis geeft de bevoegde controle-instantie inzage in alle bescheiden die voor de producten die zich in particuliere opslag bevinden, uitsluitsel geven over met name:

a) het erkenningsnummer ter identificatie van de fabriek en de lidstaat van productie;

b) de productiedatum;

c) de datum van inslag;

d) het nummer van de opslagpartij;

e) de aanwezigheid in het koelhuis en het adres van het koelhuis;

f) de datum van uitslag.

3. De contractant of, in voorkomend geval, de koelhuisexploitant voert voor elk contract een voorraadboekhouding, die in het koelhuis ter inzage ligt en die de volgende gegevens bevat:

a) het opslagpartijnummer van de producten die zich in particuliere opslag bevinden;

b) de datum van inslag en van uitslag;

c) de hoeveelheid boter of room, per opslagpartij;

d) de plaats waar de producten in het koelhuis zijn opgeslagen.

4. De opgeslagen producten moeten gemakkelijk identificeerbaar en gemakkelijk toegankelijk zijn en per contract uit elkaar kunnen worden gehouden.

Artikel 33

1. Bij de inslag voert de bevoegde instantie controles uit in de periode die begint op de dag van inslag in het koelhuis en die afloopt op de 28e dag na de datum waarop de aanvraag tot sluiting van het in artikel 30 bedoelde contract is geregistreerd.

Om zich ervan te vergewissen dat de opgeslagen producten voor de steun in aanmerking komen, moet op voldoende representatieve wijze ten minste 5 % van de ingeslagen hoeveelheden worden gecontroleerd om te garanderen dat de opslagpartijen, met name wat het gewicht, de identificatie en de aard van de producten betreft, in hun geheel fysiek in overeenstemming zijn met de gegevens in de aanvraag tot sluiting van het contract.

2. De bevoegde instantie:

a) verzegelt bij de in lid 1 bedoelde controle alle producten per contract, per opslagpartij of per kleinere hoeveelheid, of

b) verricht een onaangekondigde steekproefsgewijze controle op de aanwezigheid van de producten in het koelhuis. De getrokken steekproef moet representatief zijn en minstens 10 % omvatten van de totale hoeveelheid waarvoor in het kader van een maatregel inzake steun voor de particuliere opslag contracten zijn gesloten.

3. Aan het einde van de contractuele opslag verricht de bevoegde instantie een steekproefsgewijze controle op het gewicht en de identificatie. Daartoe waarschuwt de contractant de bevoegde instantie ten minste vijf werkdagen vóór het verstrijken van de opslagtermijn van 210 dagen of, in voorkomend geval, vóór het begin van de uitslag, met vermelding van de betrokken opslagpartijen wanneer de uitslag binnen de termijn van 210 dagen plaatsvindt.

Wanneer de boter echter na afloop van de maximumtermijn voor contractuele opslag opgeslagen blijft, kan de in de eerste alinea bedoelde controle bij de uitslag worden verricht en waarschuwt de contractant de bevoegde instantie ten minste vijf werkdagen vóór het begin van de uitslag.

In de in de eerste en de tweede alinea bedoelde gevallen kan de lidstaat instemmen met een waarschuwingstermijn van minder dan vijf werkdagen.

4. Over de controles op grond van de leden 1, 2 en 3 wordt een verslag opgesteld waarin worden vermeld:

a) de datum van de controle,

b) de duur ervan,

c) de verrichte controlewerkzaamheden.

Het controleverslag moet door de bevoegde ambtenaar worden getekend en medeondertekend door de contractant of, in voorkomend geval, de exploitant van het koelhuis, en moet bij het betalingsdossier worden gevoegd.

5. Wanneer bij 5 % of meer van de hoeveelheid gecontroleerde producten onregelmatigheden worden vastgesteld, wordt een door de bevoegde instantie te bepalen ruimere steekproef gehouden.

De lidstaten delen de onregelmatigheden binnen vier weken aan de Commissie mee.

AFDELING 3

Steun voor de opslag

Artikel 34

1. De in artikel 6, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde steun voor de particuliere opslag kan slechts worden toegekend wanneer de duur van de contractuele opslag ten minste 90 dagen en ten hoogste 210 dagen bedraagt.

Wanneer de contractant de in artikel 33, lid 3, bedoelde termijn niet in acht neemt, wordt de steun met 15 % verminderd en slechts betaald voor de periode waarvoor de contractant ten genoegen van de bevoegde instantie het bewijs levert dat de boter, respectievelijk de room contractueel opgeslagen was.

2. Onverminderd artikel 38 bepaalt de Commissie elk jaar volgens de procedure van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 het in artikel 6, lid 3, derde alinea, van die verordening bedoelde steunbedrag voor opslagcontracten die in de loop van dat jaar ingaan.

3. De steun wordt op verzoek van de contractant binnen 120 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek uitbetaald, voorzover de in artikel 33, lid 3, bedoelde controles zijn uitgevoerd en voldaan is aan de voorwaarden die recht geven op de uitbetaling van de steun.

Wanneer evenwel een administratief onderzoek naar het recht op de steun gaande is, vindt de uitbetaling eerst plaats nadat het recht op de steun is erkend.

4. Na 60 dagen contractuele opslag kan op verzooek van de contractant één enkel voorschot op de steun worden uitgekeerd, op voorwaarde dat de contractant een zekerheid stelt die gelijk is aan het bedrag van het voorschot, vermeerderd met 10 %. Dit voorschot wordt berekend op grond van een opslagperiode van 90 dagen. De zekerheid wordt onverwijld vrijgegeven nadat de betaling van het saldo van de in lid 3 bedoelde steun heeft plaatsgevonden.

Artikel 35

1. Wanneer aan het einde van de eerste periode van 60 dagen contractuele opslag de kwaliteitsvermindering van de boter of de room groter dan die onder normale bewaaromstandigheden blijkt te zijn, kunnen de contractanten worden gemachtigd, eenmaal voor iedere opslagpartij de betrokken hoeveelheden op hun kosten te vervangen door eenzelfde hoeveelheid boter of room als bedoeld in artikel 6, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

Wanneer hoeveelheden bij de controles tijdens de opslag of bij de uitslag ondeugdelijk worden bevonden, wordt voor deze hoeveelheden geen steun toegekend. Bovendien mag de voor steun in aanmerking komende overblijvende hoeveelheid van de opslagpartij niet minder dan één ton bedragen. Dit voorschrift geldt ook bij uitslag van een gedeelte van een partij vóór 16 augustus of vóór het verstrijken van de minimale opslagtermijn.

2. In het in lid 1, eerste alinea, bedoelde geval geldt voor de berekening van de steun als eerste dag van contractuele opslag de eerste dag van contractuele opslag in de zin van artikel 25.

Artikel 36

1. Steun voor de opslag van room kan slechts worden verleend voor gepasteuriseerde room met een vetgehalte van ten minste 35 % en ten hoogste 80 %.

2. Voor de berekening van de steun worden de hoeveelheden room in boterequivalent omgerekend, waarbij wordt uitgegaan van boter met een vetgehalte van 82 %, door de hoeveelheid vet in de room te vermenigvuldigen met 1,20.

3. Het in lid 1 genoemde vetgehalte wordt, voordat de room wordt bevroren, door een door de bevoegde instantie erkend laboratorium gecontroleerd.

Artikel 37

1. De lidstaten kunnen toestaan dat de contractanten vrijwillig de verplichting aangaan voor alle partijen van alle in de loop van het jaar gesloten contracten een vooraf binnen de in artikel 36, lid 1, aangegeven grenzen vastgesteld eenvormig minimumvetgehalte in acht te nemen.

2. Bij toepassing van lid 1 wordt de steun verleend op grond van het vooraf vastgestelde minimumvetgehalte.

In dit geval verrichten de lidstaten bij frequente en onverwachte inspecties steekproefsgewijze controles van het vetgehalte overeenkomstig artikel 36, lid 3.

Wanneer bij een dergelijke controle wordt vastgesteld dat het vetgehalte lager is dan het vooraf vastgestelde minimumgehalte, wordt geen steun betaald voor alle partijen die zijn ingeslagen sedert de laatste controle die geen aanleiding tot opmerkingen heeft gegeven en is lid 1 voor de betrokken contractant niet meer van toepassing tijdens het resterende gedeelte van de periode van contractuele opslag.

Wanneer het vastgestelde vetgehalte evenwel minder dan 2 % lager is dan het vooraf vastgestelde minimumgehalte, wordt de steun betaald op grond van het vastgestelde vetgehalte na aftrek van een bedrag gelijk aan 10 %.

Artikel 38

1. Op grond van de marktsituatie kunnen in de loop van het jaar voor de nog te sluiten contracten het steunbedrag, alsmede de perioden voor inslag en uitslag en de maximale opslagduur worden gewijzigd.

2. Ingeval de via inschrijving overeenkomstig artikel 13, lid 2, vastgestelde maximumaankoopprijs uitgedrukt in euro, of voor de landen die de gemeenschappelijke munteenheid niet hebben aangenomen, in nationale valuta, die geldt op de eerste dag van contractuele opslag, hoger is dan die welke geldt op de laatste dag van contractuele opslag, wordt de overeenkomstig artikel 34, lid 2, bepaalde steun verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het gedeelte van de verlaging van de maximumaankoopprijs boven 2 % van de op de eerste dag van contractuele opslag geldende prijs.

Ingeval de bovenbedoelde maximumaankoopprijs lager is dan die welke geldt op de laatste dag van contractuele opslag, wordt de overeenkomstig artikel 34, lid 2, bepaalde steun verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het gedeelte van de verhoging van de maximumaankoopprijs boven 2 % van de op de eerste dag van contractuele opslag geldende prijs. Het bedrag waarmee de steun wordt verminderd, mag echter niet groter zijn dan het totale bedrag van de bedoelde steun.

3. De in lid 2 bedoelde aanpassing wordt slechts toegepast wanneer in de periode van contractuele opslag een maximumaankoopprijs overeenkomstig artikel 13, lid 2, is vastgesteld en wanneer op de laatste dag van contractuele opslag de interventieaankopen in meer dan acht lidstaten geopend zijn.

Wanneer in de periode van 21 dagen die eindigt op de eerste dag van contractuele opslag geen maximumaankoopprijs is vastgesteld, wordt de maximumaankoopprijs op de eerste dag van contractuele opslag geacht gelijk te zijn aan 90 % van de geldende interventieprijs.

HOOFDSTUK IV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 39

De Verordeningen (EEG) nr. 2315/76, (EEG) nr. 1547/87, (EEG) nr. 1589/87 en (EG) nr. 454/95 worden ingetrokken.

Verordening (EG) nr. 454/95 blijft echter van toepassing voor opslagcontracten die vóór 1 januari 2000 worden gesloten.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 40

Als interventieprijs voor boter in de periode van 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2000 geldt de in Verordening (EG) nr. 1400/1999 van de Raad(19) vastgestelde interventieprijs.

Artikel 41

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2000.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 1999.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

(2) PB L 148 van 28.6.1968, blz. 13.

(3) PB L 206 van 16.8.1996, blz. 21.

(4) PB L 78 van 20.3.1987, blz. 10.

(5) PB L 150 van 15.6.1991, blz. 26.

(6) PB L 261 van 25.9.1976, blz. 12.

(7) PB L 260 van 23.9.1997, blz. 8.

(8) PB L 144 van 4.6.1987, blz. 12.

(9) PB L 174 van 26.7.1995, blz. 27.

(10) PB L 146 van 6.6.1987, blz. 27.

(11) PB L 16 van 21.1.1999, blz. 19.

(12) PB L 46 van 1.3.1995, blz. 1.

(13) PB L 48 van 24.2.1999, blz. 3.

(14) PB L 268 van 14.9.1992, blz. 1.

(15) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(16) PB L 350 van 14.12.1990, blz. 43.

(17) PB L 288 van 9.11.1996, blz. 6.

(18) PB L 62 van 7.3.1980, blz. 5.

(19) PB L 164 van 30.6.1999, blz. 10.

BIJLAGE I

EISEN INZAKE SAMENSTELLING, KWALITEITSKENMERKEN EN ANALYSEMETHODEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

REFERENTIEMETHODE VOOR DE DETECTIE VAN VREEMDE VETTEN IN MELKVET DOOR GASCHROMATOGRAFISCHE ANALYSE VAN TRIGLYCERIDEN - REVISIE 1

1. Doel en toepassingsgebied

Met deze norm wordt een methode vastgesteld voor de detectie van vreemde vetten, zowel plantaardige als dierlijke zoals rund- en varkensvet, in melkvet van melk en melkproducten door analyse van triglyceriden door middel van gaschromatografie.

Aan de hand van gedefinieerde triglyceridenformules worden plantaardige en dierlijke vetten kwalitatief en kwantitatief in zuiver melkvet bepaald ongeacht de invloed van voedering of lactatie.

Opmerking 1:

Hoewel het uitsluitend in melkvet voorkomende boterzuur (C4) en kwantitatieve schatting van geringe tot gemiddelde hoeveelheden melkvet in plantaardige vetten mogelijk maakt, kan kwalitatieve en kwantitatieve informatie nauwelijks worden verkregen bij toevoeging tot minstens 20 % (gewichtspercentage) vreemd vet aan zuiver melkvet wegens de grote variatie van C4 die ligt tussen ongeveer 3,5 en 4,5 %.

Opmerking 2:

Kwantitatieve resultaten kunnen vrijwel uitsluitend worden verkregen door analyse van triglyceriden, omdat het sterolgehalte van de plantaardige vetten uiteenloopt als functie van de productie en de behandeling.

2. Definitie

Vreemde vetten in melkvet: de in deze norm gedefinieerde vreemde vetten zijn alle plantaardige en dierlijke vetten behalve melkvet.

3. Principe van de methode

Na extractie van het melkvet wordt een stamoplossing bereid. Aan de hand van deze oplossing worden de triglyceriden (totale koolstofnummers) gaschromatografisch bepaald in gevulde kolommen. Door het gewichtspercentage van de vetmoleculen van verschillende grootte (C24 - C54 - alleen even nummers) in de triglyceridenformule in te voeren, worden de vreemde vetten hetzij kwalitatief gedetecteerd hetzij kwantitatief bepaald.

Opmerking:

Wanneer de hier beschreven evaluatie in acht wordt genomen, kan van capillaire gaschromatografie gebruik worden gemaakt als gegarandeerd wordt dat vergelijkbare resultaten worden verkregen(1).

4. Reagentia

Er moeten chemicaliën van analysekwaliteit worden gebruikt.

4.1. Draaggas: stikstof, zuiverheidsgraad >= 99,996 %.

4.2. Standaardtriglyceriden(2), zowel verzadigde als cholesterol voor standaardisatie van een standaardmelkvet volgens paragraaf 6.5.4.

4.3. Methanol, watervrij.

4.4. n-hexaan.

4.5. n-heptaan.

4.6. Tolueen.

4.7. Dimethylchloorsilaanoplossing: 50 ml dimethylchloorsilaan wordt in 283 ml tolueen opgelost.

4.8. Verbrandingsgas: waterstof en synthetische lucht.

4.9. Stationaire fase, 3 % OV-1 op 125/150 μm (100/120 maaswijdte) GasChromQ(3).

4.10. 10 % cacaoboteroplossing.

5. Instrumentarium

Normale laboratoriumapparatuur, met name de volgende:

5.1. Gaschromatograaf geschikt voor hoge temperaturen van minstens 400-450 °C, uitgerust met een vlamionisatiedetector (VID) en constante massastroomregelaar voor het draaggas. Verbrandingsgas: 30 ml/min H2, 270 ml/min synthetische lucht.

Gezien de sterke draaggasstroom moet de vlam bijzonder breed zijn.

Opmerking:

Gezien de hoge temperaturen die tijdens de triglyceridenanalyses optreden, moeten de glazen geleidebuisjes in de VID of in het injectorsysteem vaak worden gereinigd.

De gaschromatograaf moet zijn voorzien van septa die tegen hoge temperaturen bestand zijn, vaak kunnen worden gebruikt en over het algemeen een geringe "lekkage" vertonen.

Opmerking:

Chromblue TM-septa (Chrompack) zijn geschikt.

De septa moeten op gezette tijden worden vervangen, bijvoorbeeld na ruwweg 100 injecties of zodra de resolutie achteruitgaat (zie figuur 4).

5.2. Chromatografiekolom

U-vormige glazen kolom (invoerdiameter 2 mm, 50 cm lang), die eerst volgens paragraaf 6.1 wordt gesilaneerd met dimethylchloorsilaan teneinde het glasoppervlak te inactiveren.

Opmerking:

Iets langere gevulde kolommen (80-200 cm lang) zijn ook bruikbaar. Hiermede kan een iets betere reproduceerbaarheid van de resultaten worden bereikt. De stationaire fase vertoont daarentegen na gebruik van enkele maal breuken, die op hun beurt tot slechtere kwantitatieve resultaten aanleiding kunnen geven. Verder gaat de VID-vlam gemakkelijk uit als gevolg van de bijzonder sterke gasstroom van 75-85 ml/min die nodig is.

5.3. Opstelling voor het vullen van de kolom (zie figuur 1)

Figuur 1: Vullen van de kolom

>PIC FILE= "L_1999333NL.002401.EPS">

5.3.1. Plastic kolom voorzien van twee schroefdoppen en een merkstreepje tot waar de benodigde hoeveelheid stationaire fase kan worden gevuld.

5.3.2. Fijne zeef (maaswijdte ongeveer 100 μm) met schroefdop, geschikt voor afsluiting van de glazen kolom volgens figuur 1.

5.3.3. Geïnactiveerde, gesilaneerde glaswol.

5.3.4. Vibrator voor gelijkmatige verdeling van de stationaire fase tijdens het vullen.

5.4. 1 tot 3 ml Extrelut-kolom(4) met silicagel. Deze kolom kan als alternatief voor de extractie worden gebruikt om melkvet te verkrijgen.

5.5. Grafietpakking 6,4 mm (1/4") met een boring van 6 mm.

5.6. Inrichting voor het silaneren van het glasoppervlak van de kolom volgens paragraaf 6.1.

5.6.1 Woulff-fles.

5.6.2. Waterzuigpomp.

5.7. Waterbad, instelbaar op (50 +- 2) °C.

5.8. Droogkast, instelbaar op (50 +- 2) °C en (100 +- 2) °C.

5.9. μl-pipet.

5.10. 5 ml-pipet met schaalindeling voor het doseren van 1,5 ml methanol.

5.11. 50 ml-rondbodemkolf.

5.12. Erlenmeyerkolf, nominaal volume 50 ml.

5.13. Trechter.

5.14. Filter met fijne poriën.

5.15. Rotatieverdamper.

5.16. Ampullen, nominaal volume 1 ml, afsluitbaar met aluminiumdop, met een septum in het inwendige.

5.17. Injectiespuit; de zuiger van de gebruikte spuit mag niet tot in de naaldpunt reiken.

Opmerking:

Met zulke spuiten is een betere reproduceerbaarheid van de te behalen resultaten mogelijk.

Teneinde achteruitgang van het septum te voorkomen, dient de naaldpunt op gezette tijden te worden gecontroleerd (bijvoorbeeld met een stereomicroscoop).

6. Procedure

6.1. Klaarmaken van de kolom (silaneren).

Na aansluiting van de Woulff-fles, als aangegeven in figuur 2, op de waterzuigpomp, wordt slang 2 in de oplossing volgens paragraaf 4.7 gehangen. Door de afsluiter te sluiten, wordt de kolom gevuld; daarna worden de beide slangen verwijderd.

Figuur 2: Opstelling voor silaneren

>PIC FILE= "L_1999333NL.002501.EPS">

De kolom wordt op een statief bevestigd en met behulp van een pipet geheel met de dimethyldichloorsilaanoplossing gevuld.

Na 20-30 min. wordt de Woulff-fles door een zuigfles vervangen en de kolom geleegd door haar op de waterzuigpomp aan te sluiten (zie figuur 3).

6.2. Vullen van de kolom

Dit wordt gevolgd door het achtereenvolgens spoelen met 75 ml tolueen en 50 ml methanol; daarna wordt de geleegde kolom in de droogkast gedurende ongeveer 30 min. bij 100 °C gedroogd.

Figuur 3: Opstelling voor spoelen

>PIC FILE= "L_1999333NL.002601.EPS">

Voor het vullen van de kolom wordt de opstelling als in figuur 1 weergegeven, aangehouden. De stationaire fase volgens paragraaf 4.9 wordt in de plastic kolom tot aan het merkstreepje afgevuld. Het ondereinde van de te vullen glazen kolom wordt afgesloten met een ongeveer 1 cm lange prop glaswol, die van tevoren is gesilaneerd en met een stalen staaf wordt aangedrukt. Het uiteinde van de kolom wordt dan met de zeef volgens paragraaf 5.3.2 gesloten.

De kolom wordt onder druk (3 bar, met N2) met de stationaire fase gevuld. Om een gelijkmatige, continue en stevige vulling te verkrijgen, wordt tijdens het vullen een vibrator in de glazen kolom op en neer bewogen.

Na het vullen wordt een stevige prop gesilaneerde glaswol in het andere uiteinde van de gevulde kolom geduwd, de uitstekende einden worden weggesneden en de prop wordt met een spatel een paar millimeter in de kolom geduwd.

6.3. Bereiding van de monsters

Ter bereiding van de monsters wordt een van de drie onderstaande methoden gebruikt:

6.3.1. Isolering van het melkvet uit boter

5-10 kg boter wordt bij 50 °C in een geschikt bakje in een waterbad volgens paragraaf 5.7 gesmolten.

Een erlenmeyerkolf van 50 ml en een trechter met daarin een filter volgens paragraaf 5.14 worden in de droogkast tot 50 °C verwarmd. De vetlaag van het gesmoltenbotermonster wordt met behulp van het voorverwarmde toestel gefilterd.

Een dergelijk melkvet is vrijwel vrij van fosfolipiden.

6.3.2. Extractie van de vetfractie volgens de methode Röse-Gottlieb.

Extractie vindt plaats volgens IDF-norm IC: 1987, 16C: 1987, 116A: 1987 of 22B: 1987.

Met zo'n melkvet maken de fosfolipiden het mogelijk een cholesterolpiek te verkrijgen die met ongeveer 0,1 % verhoogd is.

Het triglyceridenspectrum dat op 100 gestandaardiseerd is met het cholesterol wordt daardoor niet noemenswaardig beïnvloed.

6.3.3. Extractie van melk met behulp van silicagelkolommen

0,7 ml van een tot 20 °C getemperd melkmonster wordt met een μl pipet volgens paragraaf 5.4 op een 1-3 ml Extrelut-kolom gebracht; laat het zich gedurende ongeveer 5 min. gelijkmatig over de silicagel verdelen.

Voor denaturering van de eiwit-lipidecomplexen wordt 1,5 ml methanol met een pipet toegevoegd. Vervolgens wordt het monster met 20 ml n-hexaan geëxtraheerd. Het n-hexaan wordt langzaam in kleine hoeveelheden toegevoegd en het oplosmiddel wordt opgevangen in een rondbodemkolf van 50 ml die tot een constant, bekend gewicht was gedroogd.

Laat de kolom na extractie geheel leeglopen.

De oplosmiddelen worden van het eluaat afgedestilleerd op een rotatieverdamper bij een waterbadtemperatuur tussen 40 en 50 °C.

De fles wordt gedroogd en de vetopbrengst wordt door weging vastgesteld.

Opmerking:

Vetextracties volgens Gerber, Weibull-Berntrop, Schmid-Bondzynski-Ratzlaff of isolering van melkvet met behulp van detergentia (BDI-methode) zijn voor analyse van triglyceriden niet geschikt, omdat bij deze methoden min of meer grote hoeveelheden partiële glyceriden of fosfolipiden in de vetfase kunnen overgaan.

6.4. Bereiding van de monsteroplossing

Voor gaschromatografie wordt een 5 %-ige oplossing van het vet in n-heptaan verkregen volgens paragraaf 6.3 gebruikt. Ter bereiding van deze monsteroplossing worden overeenkomstige hoeveelheden van het volgens de paragrafen 6.3.1 en 6.3.2 verkregen monstermateriaal gewogen en in overeenkomstige hoeveelheden n-heptaan opgelost.

Met het monsterpreparaat volgens paragraaf 6.3.3 wordt de hoeveelheid aan het monstermateriaal in de fles toe te voegen n-heptaan berekend door middel van weging en de rest wordt erin opgelost.

Ongeveer 1 ml van de monsteroplossing wordt in een ampul volgens paragraaf 5.16 afgevuld.

6.5. Chromatografische bepaling van triglyceriden

Bij de hoge temperaturen tot 350 °C voor de eluering van de triglyceriden C52-C56 met lange ketens treedt gemakkelijk een verhoging van de basislijn op, vooral als de kolommen in het begin niet behoorlijk zijn geconditioneerd. Deze stijging van de basislijn bij hoge temperaturen kan geheel worden vermeden door twee kolommen te combineren of door aftrekken van de basislijn.

Bij de compensatoire modus of het gebruik van enkele kolommen alsook voor de glazen geleidebuisjes in de injector en in de detector moeten de grafietpakkingen volgens paragraaf 5.5 worden gebruikt.

6.5.1. Correctie van de basislijn

Ter voorkoming van verhoging van de basislijn kan een van deze vier methoden worden gebruikt:

6.5.1.1. Combinatie van kolommen

Er worden in de compensatoire modus twee gevulde kolommen gebruikt.

6.5.1.2. Correctie van de basislijn door de gaschromatograaf

Door de gaschromatograaf in werking te stellen zonder injectie van een vetoplossing gevolgd door aftrekken van de opgeslagen basislijn kan verhoging van de basislijn worden voorkomen.

6.5.1.3. Correctie van de basislijn door integratieprogrammatuur

Door toepassing van een reeks met het integratiesysteem zonder injectie van een vetoplossing gevolgd door aftrekken van de opgeslagen basislijn kan verhoging van de basislijn worden voorkomen.

6.5.1.4. Correctie van de basislijn door goede conditionering

Door een goede initiële conditionering van de kolom en ongeveer 20 injecties met melkvetoplossingen in de basislijnverhoging bij hoge temperaturen dikwijls zo gering dat basislijncorrecties niet nodig zijn.

6.5.2. Injectietechniek

Ter vermijding van discriminatie-effecten wordt de "hete-injectie"-techniek toegepast om met de triglyceridecomponenten met een hoog kookpunt betere kwantitatieve resultaten te verkrijgen. Hierbij wordt de vetoplossing in de spuit opgezogen en wordt de koude naald van de spuit vóór injectie ongeveer drie seconden in de injectorkop verwarmd. Daarna wordt de inhoud van de spuit snel geïnjecteerd.

Opmerking:

Met deze injectietechniek wordt het risico van fractioneringsverschijnselen binnen de spuit of het injectieblok verkleind. Er wordt geen gebruikgemaakt van rechtstreekse injectie in het bovenste, verwarmde uiteinde van de kolom, omdat de fragmenten van het septum, die zich daar ophopen, alsmede verontreinigende stoffen met de gebruikte techniek gemakkelijk kunnen worden verwijderd door een injectorgeleidebuisje regelmatig te vervangen zonder de kolom te demonteren.

Verbuiging van de naaldpunt ten gevolge van contact met de bodem van de monsterbeker (zelfs als zulks nauwelijks met het oog waarneembaar is) moet absoluut worden vermeden teneinde het septum niet te beschadigen.

Figuur 4: Triglyceridenchromatogram van een melkvetmonster

>PIC FILE= "L_1999333NL.002801.EPS">

6.5.3. Conditionering van een gevulde kolom

Tijdens stadium a) tot c) wordt de bovenzijde van de kolom niet met de detector verbonden om verontreiniging te voorkomen.

De volgens paragraaf 6.2 gevulde kolommen worden als volgt geconditioneerd:

a) 15 min 40 ml/min N2-stroom bij 50 °C,

b) verhitting met 1 K/min tot 355 °C bij ml N2/min,

c) 12-15 h op 355 °C houden,

d) twee injecties à 1 μl van de cacaoboteroplossing volgens paragraaf 4.10 en het desbetreffende temperatuurprogramma,

e) 20 injecties à 0,5 μl van een melkvetoplossing gedurende twee tot drie dagen volgens paragraaf 6.4.

Opmerking:

Cacaoboter bestaat bijna volledig uit C50 tot C56-triglyceriden met een hoog kookpunt. Het doel van injectie met cacaoboter is speciale conditionering in deze reeks met lange ketens. Met de triglyceriden C50 tot C54 met een hoog kookpunt kunnen zich gedeeltelijk responsfactoren tot ongeveer 1,20 voordoen. Normaliter valt met herhaalde injecties van een melkvetoplossing een vermindering van de aanvankelijk hoge responsfactoren voor C50 tot C54 te verwachten. De factoren benaderen 1 met triglyceriden met een laag acyl-c-getal.

Er worden respectievelijk drie paar van de volgens paragraaf 6.2 gevulde kolommen klaargemaakt. De geconditioneerde paren worden respectievelijk gecontroleerd door bij wijze van routine een melkvetanalyse uit te voeren. Het paar met de beste kwantitatieve resultaten (responsfactoren bijna 1) wordt gebruikt voor het volgende. Bij responsfactoren > 1,20 wordt de kolom niet gebruikt.

6.5.4. IJking

Voor ijking dienen de responsfactoren van de overeenkomstige triglyceriden evenals van het cholesterol van een melkvet (gestandaardiseerd vet) te worden bepaald met behulp van de gestandaardiseerde triglyceriden (ten minste de verzadigde triglyceriden C24, C30, C36, C42, C48 en C54 alsmede cholesterol; nog beter ook C50 en C52). Tussenliggende reponsfactoren kunnen door wiskundige interpolatie worden gevonden.

Met het gestandaardiseerde vet moeten dagelijks twee tot drie ijkingen worden verricht. Als vrijwel identieke resultaten worden verkregen, zullen met de analyse van triglyceriden in de monsters goed reproduceerbare kwantitatieve resultaten worden behaald.

Het gestandaardiseerde melkvet heeft bij een bewaartemperatuur van maximaal -18 °C een houdbaarheid van verscheidene maanden en kan derhalve als norm worden gehanteerd.

6.5.5. Temperatuurprogramma, draaggas en andere voorwaarden voor analyse van triglyceriden

Temepratuurprogramma: aanvankelijke kolomtemperatuur 210 °C, 1 min. aanhouden, daarna op 6 °C/min. tot 350 °C programmeren en 5 min. op de eindtemperatuur houden.

Temperatuur van detector en injector: respectievelijk 370 °C.

Opmerking:

Detector-, injector- en oventemperaturen (aanvankelijke temperatuur) moeten op een constant niveau worden gehouden (ook 's nachts, tijdens weekeinden en vakanties).

Draaggas: stikstof, stroomsnelheid 40 ml/min.

Opmerking:

Als kolommen van 80 cm worden gebruikt, moet de stroomsnelheid minstens 75 ml/min N2 bedragen. De draaggasstroom moet constant worden gehouden (ook 's nachts alsmede tijdens weekeinden en vakanties). De juiste draaggasstroom moet zodanig worden gereguleerd dat C54, ongeacht de kolomlengte, bij 341 °C wordt geëlueerd.

Duur der analyse: 29,3 min.

Injectievolume: 0,5 μl.

Opmerking:

De spuit moet na injectie verscheidene malen met zuiver heptaan worden gespoeld.

VID-omstandigheden: volgens paragraaf 5.1.

Opmerking:

De vlamionisatiedetector wordt respectievelijk aan het begin van elke werkdag aangestoken.

7. Integratie, evaluatie en beheersing van de meetomstandigheden

Triglyceriden met een oneven acyl-c-getal (2n + 1) worden met de voorgaande triglyceriden met even nummers (2n) gecombineerd. De minder reproduceerbare lage gehalten van C56 worden buiten beschouwing gelaten. De resterende triglyceriden (pieken) in het chromatogram, met inbegrip van cholesterol (piek dichtbij C24), worden met de respectieve responsfactoren van het standaardvet vermenigvuldigd (laatste ijking) en samen op 100 genormaliseerd. Behalve vrij cholesterol worden zodoende de triglyceriden C24, C26, C28, C30, C32, C34, C36, C38, C40, C42, C44, C46, C48, C50, C52 en C54 geëvalueerd. De resultaten worden uitgedrukt in gewichtspercenten (g/100 g).

De evaluatie van de chromatogrampieken moet met een integrator worden uitgevoerd, waarmee de basislijn kan worden uitgezet. Herintegratie met geoptimaliseerde integratieparameters dient mogelijk te zijn.

Figuur 5 en figuur 6 laten twee voorbeelden van triglyceridenchromatogrammen zien. Figuur 5 toont een chromatogram dat goed te evalueren is, terwijl figuur 6 een sporadische fout in de reeks C50 tot C54 laat zien, waarbij de basislijn in vergelijking met figuur 5 onjuist verloopt. Dergelijke fouten kunnen met een hoge mate van zekerheid worden ontdekt en alleen worden vermeden door gebruikmaking van een integrator waarmee de basislijn wordt uitgezet.

Figuur 5: Gemakkelijk te evalueren triglyceridenchromatogram van een melkvet met ingetekende basislijn

>PIC FILE= "L_1999333NL.003001.EPS">

Figuur 6: Foutief geïntegreerd chromatogram van melkvet

>PIC FILE= "L_1999333NL.003002.EPS">

Ter beheersing van de meetomstandigheden geeft tabel 1 de gemiddelde waarden en standaarddeviaties (SD) van een typerend wintermelkvet voor de verschillende triglyceriden afkomstig van 19 analyses van hetzelfde vet:

Tabl 1: Triglyceridensamenstelling van een melkvet

Gemiddelde waarden en SD van 19 analyes

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Indien de SD's in vergelijking met de waarden in tabel 1 een grotere afwijking vertonen, zijn de chromatogrammen niet acceptabel meer en moeten de septa of moet de gasstroom worden gecontroleerd. Voorts kunnen bestanddeeltjes van het septum een neerslag op de glaswol bij het begin van de kolom hebben gevormd of kan de kolom ongeschikt voor gebruik zijn geworden wegens veroudering, temperatuurinvloeden enz. (zie figuur 3).

8. Kwalitatieve detectie van vreemd vet

Voor de detectie van vreemde vetten zijn triglyceridenformules (tabel 2) met grenzen S (tabel 3) ontwikkeld, waarin de S-waarden van zuivere melkvetten kunnen schommelen. Als die grenzen worden overschreden, kan worden aangenomen dat er een vreemd vet aanwezig is.

De gevoeligste formule voor de detectie van toegevoegd varkensvet is bijvoorbeeld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerking:

Aan de hand van 755 verschillende melkvetmonsters werd voor monsters van zuiver melkvet een 99 % betrouwbaarheid van S = 97,96 - 102,04 vastgesteld met een standaarddeviatie voor alle S-waarden SD = 0,39897.

Uitgaande van de triglyceridensamenstelling van een onbekend vetmonster maakt zo'n formule het zonder inschakeling van een computer mogelijk op eenvoudige wijze na te gaan of de som van de hier met de overeenkomstige factoren vermelde triglyceridengehalten buiten de spreiding van 97,96 - 102,04 valt en dan heeft men hoogstwaarschijnlijk met toevoeging van een vreemd vet te maken.

Voor de detectie van verschillende vreemde vetten geeft tabel 2 verschillende triglyceridenformules. Ter detectie van de vreemde vetten sojaolie, zonnebloemolie, olijfolie koolzaadolie, lijnzaadolie, tarwekiemolie, maïskiemolie, katoenzaadolie en gehydrogeneerde visolie, voor de plantaardige vetten kokosvet en palmpitvet alsmede voor palmolie en rundvet kan respectievelijk een gemeenschappelijke formule worden gebruikt.

Aangezien de triglyceridensamenstelling van de vreemde vetten ook aan schommelingen onderhevig is, werden niet minder dan vier verschillende, experimenteel gemeten gegevens van triglyceriden in vreemde vetten van hetzelfde type gebruikt. (Voor dezelfde typen vreemd vet is respectievelijk de minst gunstige grens in aanmerking genomen (zie tabel 4).

Met de volgende "totale formule" kunnen even goede resultaten worden bereikt voor alle vreemde vetten:

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Berekeningen ter detectie van een willekeurige combinatie van vreemde vetten in melkvet hebben bijvoorbeeld uitgewezen dat, hoewel volgens de in tabel 2 gegeven formule voor varkensvet de grens voor dat vreemde vet laag is, namelijk 2,7 %, andere vetten, zoals kokosvet, palmolie en palmpitvet, met detectiegrenzen van respectievelijk 26,8, 12,5 en 19,3 %, met deze formule slechts kunnen worden gedetecteerd als ze in bijzonder grote hoeveelheden aan melkvet zijn toegevoegd. Dit geldt ook voor andere formules in tabel 2.

Tabel 2: Triglyceridenformules ter detectie van verschillende vreemde vetten in melkvet met opgave van de standaarddeviaties SD voor S

Formule voor soja-, zonnebloem-, olijf-, koolzaad-, lijnzaad-, tarwekiem-, maïskiem-, katoenzaad- en visolie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Formule voor kokos- en palmpitvet

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Formule voor palmolie en rundvet

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Formule voor varkensvet

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Ter controle van een onbekend vetmonster moeten derhalve alle in tabel 2 gegeven formules en de totale formule (2) worden gebruikt, als waarschijnlijk is dat het monster een mengsel van melkvet en een van de 14 verschillende vreemde vetten is of een combinatie van die vreemde vetten. Als door invoering van de triglyceriden van een te analyseren vetmonster een S-waarde wordt verkregen die buiten de spreiding van tabel 3 van slechts een van de vijf formules valt, dan is het monster hoogstwaarschijnlijk een gemodificeerd melkvet. Detectie van een vreemd vet in melkvet door middel van een van de vier formules in tabel 2 laat geen conclusies toe met betrekking tot het type bijgemengd vreemd vet.

Tabel 3: S-grenzen voor melkvetten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In tabel 4 worden de detectiegrenzen voor de verschillende vreemde vetten gegeven met een betrouwbaarheid van 99 %. In de eerste kolom staan de minimale detectiegrenzen voor de beste melkvetformules in tabel 2. In de tweede kolom staan de detectiegrenzen voor de totale formule. Hoewel de grenzen enigszins hoger liggen, is alleen deze formule nodig om iets grotere hoeveelheden vreemde vetten op te sporen. Met alle formules kunnen eveneens combinaties van de verschillende vreemde vetten worden opgespoord. De variatiebreedte van de triglyceriden van verschillende vreemde vetten van een bepaald type heeft op de detectiegrenzen geen belangrijke invloed.

Tabel 4: 99 % detectiegrenzen door toevoeging van vreemd vet aan melkvet in %

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

9. Kwantitatieve bepaling van vreemd vet

Teneinde kwantitatieve informatie over de concentratie aan vreemd vet in een melkvet te verkrijgen, wordt de volgende formule gebruikt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

waarin X de hoeveelheid onbekend vreemd vet of bijmenging van vreemd vet in een onbekend melkvet voorstelt. S is het gevolg van de toevoeging van een onbekend vreemd vet door invoering van de triglyceriden van het vreemde vet/melkvetmengsel in bovenstaande totale triglyceridenformule. Als aan melkvet een onbekend vet wordt toegevoegd, wordt voor SF de gemiddelse S-waarde van de verschillende vreemde vetten voor de totale formule gekozen; deze gemiddelde S-waarde wordt verkregen door de triglyceridengegevens van de zuivere vreemde vetten in die formule in te voeren en door een gemiddelde waarde te berekenen (SF = 7,46). Er worden ook goede kwantitatieve resultaten met betrekking tot eventueel toegevoegde vreemde vetten verkregen door gebruik te maken van de palmolie/rundvetformule (tabel 2) en een gemiddelde SF-waarde van 10,57.

In geval van bekende typen vreemde vetten moeten de volgende SF-waarden in bovenstaande formule worden ingevoerd en moet de desbetreffende vreemdvetformule uit tabel 2 worden gekozen:

Tabel 5: SF-waarden van diverse vreemde vetten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10. Toepassing van de detectiemethode

De beschreven methode geldt voor losse melk en berust op de representativiteit van de melkvetmonsters.

Een uiterst specifieke detectie zou mogelijk zijn als voor een representatief aantal melkvetten formules zoals boven beschreven voor verschillende landen zouden worden opgesteld.

Er zouden bijzonder geschikte detectiemogelijkheden kunnen worden gecreëerd als in de verschillende landen formules, zoals hier beschreven, zouden worden opgesteld voor een representatief aantal melkvetten. In dat geval is het gebruik van ingewikkelde computerprogramma's niet nodig, indien de in tabel 2 gehanteerde triglyceridencombinaties worden gebruikt en de factoren opnieuw worden bepaald door middel van de methode der kleinste kwadraten.

Door toepassing van de in tabel 3 weergegeven S-spreidingsbreedten zijn de formules, onder bijzondere voederingsomstandigheden, zoals ondervoeding of het voeren van koeien met voedergist of Ca-zepen, in het algemeen geldig. Alleen in geval van extreme voederingsomstandigheden (bijvoorbeeld hoge opname van zuivere voederoliën, flinke toediening van Ca-zepen in combinatie met voedervet enz.) wijzen de formules gedeeltelijk op een gemodificeerd melkvet.

Opmerking:

Gefractioneerde melkvetten worden over het algemeen als ongemodificeerd melkvet herkend, als een modificatie alleen wanneer de grenzen worden overschreden, wordt aangenomen. Slechts bij gefractioneerde melkvetten met een ongewone melkvetsamenstelling, zoals bijvoorbeeld het geval is met een harde fractie, die verkregen is door fractionering met fysische methoden bij hoge temperaturen van ongeveer 30 °C met een lage opbrengst van enkele procenten of door fractionering met overkritisch CO2, wijzen de formules op een modificatie.

Melkvetfractionering kan echter met andere procedures, bijvoorbeeld differentiëlescanningcalorimetrie, worden gedetecteerd.

11. Nauwkeurigheid van de methode

Wordt bepaald met melkvet aan de hand van de formules uit tabel 2 en de S-spreidingsbreedten in tabel 3.

11.1. Herhaalbaarheid

Het verschil van de S-waarden van twee door één persoon binnen de kortst mogelijke tijd uitgevoerde bepalingen door gebruikmaking van dezelfde procedure in identiek monstermateriaal onder dezelfde omstandigheden (zelfde persoon, zelfde instrumenten/zelfde inrichting, zelfde laboratorium):

Tabel 6: Herhaalbaarheidsgrenzen (r) voor de verschillende formules

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.2. Reproduceerbaarheid

Het verschil van de S-waarden van twee door laboranten in verschillende laboratoria uitgevoerde bepalingen, volgens dezelfde procedure met gebruikmaking van identiek monstermateriaal onder verschillende omstandigheden (andere persoon, andere instrumenten) op verschillende tijdstippen.

Tabel 7: Reproduceerbaarheidsgrenzen (R) voor de verschillende formules

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.3. Kritisch verschil

Met de herhaalbaarheids- (r) en de reproduceerbaarheidsgrenzen (R) kunnen de kritische verschillen voor alle S-spreidingsbreedten van tabel 3 worden berekend (analyses in duplo). De desbetreffende waarden worden in tabel 8 gegeven.

Tabel 8: Kritische verschillen voor alle triglyceridenformules

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.4. Aanvaardbaarheid van de resultaten

Alle geijkte op twee decimalen afgeronde, berekende triglyceridengehalten van C24, C26, C28 tot C54 alsmede het cholesterol moeten precies op 100 genormaliseerd worden.

De resultaten van de analyse in duplo worden gebruikt ter controle van de herhaalbaarheid. Als de absolute verschillen tussen de beide S-resultaten voor alle vijf triglyceridenformules de herhaalbaarheidsgrenzen r in tabel 6 niet overschrijden, dan wordt aan het herhaalbaarheidsvereiste voldaan.

Ter controle van de optimale gaschromatografische omstandigheden en met name van de kwaliteit van de kolom dient te worden gegarandeerd dat bij tien herhalingen het verschil tussen de maximale en minimale S-waarden van alle vijf triglyceridenformules de spreiding x · r, waarbij x = 1,58 (voor tien reeksen, zie referentie 16), en de herhaalbaarheidsgrenzen r voor de verschillende formules in tabel 6 niet overschrijdt.

12. Geciteerde normen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

13. Referenties

1. Commissie van de Europese Gemeenschappen: Detection of foreign fats in milk fat by means of gas chromatographic triglyceride analysis; document VI/5202/90-EN, VI/2645/91.

2. Commissie van de Europese Gemeenschappen: Control of butter fat purity of 100 different samples of different feeding periods from 11 EEC countries; document VI/4577/93.

3. Commissie van de Europese Gemeenschappen: Consideration of results from the first, second, third, fourth, fifth and sixth EEC collaborative trial: Determination of triglycerides in milk fat; documenten VI/2644/91, VI/8.11.91, VI/1919/92, VI/3842/92, VI/5317/92 en VI/4604/93.

4. Timms, R. E.: Detection and quantification of non-milk fat in mixtures of milk and non-milk fats. Dairy Research 47 295-303 (1980).

5. Precht, D., Heine, K.: Nachweis von modifiziertem Milchfett mit der Triglyceridanalyse. 2. Fremdfettnachweis im Milchfett mit Hilfe von Triglyceridkombinationen 41 406-410 (1986).

6. Luf, W., Stock, A., Brandl, E.: Zum Nachweis von Fremdfett in Milchfett über die Triglyceridanalyse. Österr. Milchwirtsch. Wissensch. Beilage 5, 42 29-35 (1987).

7. Precht, D.: Bestimmung von pflanzlichen Fetten oder tierischen Depotfetten in Milchfett. Kieler Milchwirtsch. Forschungsber. 42 143/157 (1989).

8. Precht, D.: Schnelle Extraktion von Milchfett, Kieler Milchwirtsch. Forschungsber. 42 119-128 (1990).

9. Precht, D.: Schnelle gaschromatographische Triglyceridanalyse von Milchfett. Kieler Milchwirtsch. Forschungsber. 42 139-154 (1900).

10. Precht, D.: Control of milk fat purity by gas chromatographic triglyceride analysis. Kieler Milchwirtsch. Forschungsber. 43 (3) 219-242 (1991).

11. Precht, D.: Detection of adulterated milk fat by fatty acid and triglyceride analysis. Fat Sci. Technol. 93 538-544 (1991).

12. Precht, D.: Detection for foreign fat in milk fat. I. Qualitative detection by triacylglycerol formulae. II. Quantitative evaluation of foreign fat mixtures. Z. Lebensm. Unters. Forsch. 194 1-8, 107-114 (1992).

13. Precht, D.: "Gas chromatography of triacylglycerols and other lipids on packed columns" in CRC Handbook of Chromatography: Analysis of lipids, blz. 123-138, Ed. K.D. Mukherjee, N. Weber, J. Sherma, CRC Press, Boca Raton (1993).

14. Precht, D., Molkentin, J.: Quantitative triglyceride analysis using short capillary columns, Chrompack News 4 16-17 (1993).

15. Molkentin, J., Precht, D.: Comparison of packed and capillary columns for quantitative gas chromatography of triglycerides in milk fat. Chromatographia 39 (5/6) 265-270 (1994).

16. Stange, K.: Angewandte Statistik, Erster Teil, Eindimensionale Probleme, Springer-Verlag, Berlin, blz. 378 (1970).

(1) Er zijn al geschikte methoden beschreven; zie D. Precht en J. Molkentin: Quantitative triglyceride analysis using short capillary columns, Chrompack News 4, 16-17 (1993).

(2) Er zijn geschikte producten in de handel.

(3) Handelsnamen zoals Extrelut, Gas ChromQ, Chrompack, zijn voorbeelden van geschikte producten die in speciaalzaken verkrijgbaar zijn. De bedoeling van deze informatie is de hantering van de norm door de gebruiker te vergemakkelijken en ze houdt geen requisitie van het product in. De aanduiding "grain" werd volgens BS 410: 1988 "British Standard Specification for test sieves" in de SI-eenheid μm omgerekend.

(4) Zie voetnoot 3 van blz. 23.

BIJLAGE III

SENSORISCHE EVALUATIE VAN BOTER

1. Doel

Het doel van deze procedure voor de sensorische evaluatie van boter is een uniforme methode vast te stellen die in alle lidstaten van toepassing is.

2. Definities

Sensorische evaluatie (beoordeling): het onderzoek naar de eigenschappen van een product door middel van de zintuigen.

Panel: een groep geselecteerde beoordelaars die tijdens de beoordeling, zonder onderling contact en zonder elkaar te beïnvloeden, hun werk doen.

Toekennen van punten: de sensorische evaluatie door een panel met gebruikmaking van een cijferschaal. Er moet een nomenclatuur voor de afwijkingen worden gehanteerd.

Classificeren: een classificatie van de kwaliteit op grond van het toekennen van punten.

Controledocumenten: documenten die worden gebruikt om de individuele punten per eigenschap en de eindclassificatie van het product te noteren. (Dit document kan ook worden gebruikt om de chemische samenstelling te noteren.)

3. Onderzoekruimte

3.1. Er moeten voorzorgen worden getroffen opdat de beoordelaars in de onderzoekruimte niet door uitwendige factoren worden beïnvloed.

3.2. De onderzoekruimte moet vrij van vreemde geuren en gemakkelijk schoon te houden zijn. De muren moeten licht van kleur zijn.

3.3. De onderzoekruimte en verlichting ervan moeten zodanig zijn dat ze de eigenschappen van de te beoordelen producten niet beïnvloeden. De ruimte moet van een behoorlijke temperatuurbeheersing zijn voorzien.

4. Keuze der beoordelaars

De beoordelaar moet met boterproducten vertrouwd zijn en deskundig zijn om een sensorische evaluatie uit te voeren. Zijn deskundigheid moet regelmatig (minstens eens per jaar) door de bevoegde autoriteit worden nagegaan.

5. Eisen aan het panel

Het aantal beoordelaars in het panel moet oneven zijn met als minimum een aantal van drie. Zij moeten in meerderheid werknemers van de bevoegde autoriteit of bevoegde deskundigen zijn.

6. Beoordeling van de waarde per eigenschap

6.1. De sensorische evaluatie moet met het oog op onderstaande drie eigenschappen worden uitgevoerd: uiterlijk, consistentie en geur en smaak.

Uiterlijk betreft de volgende kenmerken: kleur, zichtbare zuiverheid, schimmelgroei en waterdispersie. De waterdispersie wordt onderzocht volgens IDF-norm 112A/1989.

Consistentie betreft de volgende kenmerken: vastheid en smeerbaarheid.

Voor de evaluatie van de boterconsistentie kunnen fysische methoden worden gebruikt. De Commissie is voornemens die methoden te harmoniseren.

Geur en smaak betreffen de volgende kenmerken: smaak en geur.

Een belangrijke afwijking van de aanbevolen temperatuur staat een betrouwbare evaluatie van de consistentie, geur en smaak in de weg. De temperatuur is van uitermate groot belang.

6.2. Elke eigenschap moet apart sensorisch worden geëvalueerd. Het toekennen van punten moet volgens tabel 1 plaatsvinden.

6.3. Het kan wenselijk zijn dat de beoordelaars, voordat ze aan de beoordeling beginnen, een of meer referentiemonsters gezamenlijk beoordelen op uiterlijk, consistentie en geur en smaak teneinde uniformiteit te bereiken.

6.4. Voor toekenning van punten voor goedkeuring van de boter geldt het volgende:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Als de vereiste punten niet worden gehaald, moet een omschrijving van de afwijking worden gegeven. De door iedere beoordelaar per eigenschap toegekende punten moeten in het controledocument worden genoteerd. Het product wordt op grond van een meerderheidsbesluit goed- of afgekeurd. Gevallen waarin verschillen tussen de afzonderlijke punten per eigenschap groter zijn dan 1 punt, mogen niet vaak voorkomen (hoogstens eenmaal per 20 monsters). Als dat wel zo is, dient de panelleider de deskundigheid van het panel te controleren.

7. Toezicht

Een panelleider, die een officiële werknemer van de bevoegde autoriteit moet zijn en lid van het panel mag zijn, is verantwoordelijk voor de hele gang van zaken. Hij moet de individuele punten per eigenschap in het controledocument noteren en vastleggen of het product goed- of afgekeurd is.

8. Bemonstering en bereiding van het monster

8.1. - Het is, om vooroordeel te vermijden, gewenst dat de identiteit van de monsters tijdens de evaluatie geheim blijft.

- De panelleider moet een en ander vóór de evaluatie organiseren zonder de aanwezigheid van de overige panelleden.

8.2. Wanneer de sensorische evaluatie in het koelhuis wordt uitgevoerd, wordt het monster met een boterboor genomen. Als de sensorische evaluatie op een andere plaats dan het koelhuis wordt uitgevoerd, moet een monster van minstens 500 g worden genomen.

8.3. Tijdens de evaluatie moet de boter een temperatuur van 10-12 °C hebben. Grote afwijkingen moeten koste wat het kost worden vermeden.

9. Nomenclatuur

Zie tabel 2.

Tabel 1: Puntenwaardering boter

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2: Tabel van boterafwijkingen

I. Uiterlijk

1. waterig (vrij vocht)

2. niet uniform, twee kleuren

3. streperig

4. gevlekt, gemarmerd

5. vlekkerig

6. olieafscheiding

7. te sterk gekleurd

8. slap (open structuur)

9. korrelig

10. vreemde stoffen

11. beschimmeld

12. onopgelost

II. Consistentie

14. kort, brokkelig, kruimelig

15. deegachtig, vettig

16. kleverig

17. hard

18. zacht

III. Geur en smaak

20. ontbreken

21. onzuiver(1)

22. vreemde smaak

23. muf

24. kazig, kaasgeur

25. zuur

26. gistachtig

27. a) kooksmaak

b) branderig

28. schimmelsmaak

29. ranzig

30. olieachtig, visachtig

31. talkachtig

32. a) oxidatiesmaak

b) metaalsmaak

33. voersmaak

34. ruw, bitter

35. te zout

36. goor, bedorven

37. moutachtig

38. chemische smaak

(1) Deze aanduiding moet zo weinig mogelijk worden gebruikt en alleen wanneer de afwijking niet nauwkeuriger kan worden beschreven.

BIJLAGE IV

BEMONSTERING VOOR DE CHEMISCHE EN MICROBIOLOGISCHE ANALYSE EN SENSORIËLE EVALUATIE

1. Chemische en microbiologische analyse

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bemonstering voor de microbiologische analyse moet onder aseptische omstandigheden worden uitgevoerd.

Maximaal vijf monsters van 100 g worden gecombineerd tot één monster, dat wordt geanalyseerd na grondig te zijn gemengd.

De monsters moeten willekeurig uit verschillende delen van de aangeboden partij worden genomen en moeten worden geanalyseerd vóór of op het tijdstip van de inslag in het door het interventiebureau aangewezen koelhuis.

Voorbereiding van een samengesteld botermonster (chemische analyse):

a) Neem met behulp van een schone, droge boterboor of een soortgelijk geschikt instrument een hoeveelheid boter van ten minste 30 g en breng deze in een monsterpot. Het samengestelde monster moet dan worden afgesloten en naar het laboratorium worden gebracht voor analyse.

b) In het laboratorium wordt het samengestelde monster in het oorspronkelijke gesloten monsterpotje tot 30 °C verwarmd totdat door regelmatig schudden een homogene vloeibare emulsie zonder brokken wordt verkregen. Het monsterpotje moet voor de helft of voor tweederde gevuld zijn.

Voor elke fabrikant die boter voor interventie aanbiedt, moeten per jaar twee monsters worden geanalyseerd op aanwezigheid van andere vetten dan melkvetten en één monster op verklikstoffen.

2. Sensorisch onderzoek

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De monsters moeten willekeurig uit verschillende delen van de aangeboden hoeveelheid worden genomen tussen de 30e en de 45e dag na de overname van de boter, en moeten worden geclassificeerd.

Elk monster moet afzonderlijk worden beoordeeld overeenkomstig de voorschriften van bijlage III. Een tweede bemonstering of beoordeling is niet toegestaan.

3. Te volgen richtsnoeren bij een monster dat niet voldoet:

a) Chemische en microbiologische analyse

- Wanneer afzonderlijke monsters worden geanalyseerd, wordt één monster met één enkel gebrek per vijf tot tien monsters geaccepteerd, of twee monsters met één enkel gebrek per elf tot 15 monsters. Indien een monster een gebrek vertoont, moeten twee nieuwe monsters worden genomen, aan elke zijde van dat monster, en worden onderzocht op de parameter waarvoor het eerste monster niet voldeed. Indien beide monsters niet aan de minimumvoorwaarden voldoen moet de hoeveelheid boter tussen de twee oorspronkelijke monsters aan weerszijde van het eerste monster dat niet voldeed uit de aangeboden hoeveelheid worden verwijderd.

Te verwijderen hoeveelheid bij een nieuw falend monster:

>PIC FILE= "L_1999333NL.004201.EPS">

- Wanneer samengestelde monsters worden geanalyseerd en een monster niet voldoet voor een parameter, wordt de hoeveelheid waarop dit samengestelde monster betrekking heeft uit de aangeboden hoeveelheid verwijderd. De hoeveelheid waarop een samengesteld monster betrekking heeft, kan worden bepaald door de aangeboden hoeveelheid eerst in kleinere delen te verdelen en dan pas elk deel afzonderlijk willekeurig te bemonsteren.

b) Sensorisch onderzoek

Wanneer het sensorisch onderzoek van een monster slechte resultaten te zien geeft, wordt de hoeveelheid boter tussen de twee monsters aan weerszijden van het ondeugdelijke monster uit de aangeboden hoeveelheid verwijderd.

c) Indien een monster zowel voor de chemische of microbiologische analyse als voor het sensorisch onderzoek niet voldoet, wordt de volledige hoeveelheid afgewezen.

BIJLAGE V

NATIONALE KWALITEITSKLASSE

- "melkerijboter, extra kwaliteit; /beurre de laiterie, qualité extra", wat Belgische boter betreft,

- "smør af første kvalitet", wat Deense boter betreft,

- "Markenbutter", wat Duitse boter betreft,

- "pasteurisé A", wat Franse boter betreft,

- "Irish creamery butter", wat Ierse boter betreft,

- een product dat uitsluitend is vervaardigd van room die een centrifuge- en pasteurisatiebehandeling heeft ondergaan, wat Italiaanse boter betreft,

- "Marque Rose" of "Beurre de première qualité", wat Luxemburgse boter betreft,

- "Extra kwaliteit", wat Nederlandse boter betreft,

- "Extra selected", wat boter uit Groot-Brittannië betreft, en "premium", wat boter uit Noord-Ierland betreft,

- een product dat uitsluitend is vervaardigd van room die een centrifuge- en pasteurisatiebehandeling heeft ondergaan, wat Griekse boter betreft,

- een product dat uitsluitend is vervaardigd van koemelk of room van koemelk die een pasteurisatiebehandeling heeft ondergaan, wat Spaanse boter betreft,

- een product dat uitsluitend is vervaardigd van koemelk of room van koemelk die een pasteurisatiebehandeling heeft ondergaan, wat Portugese boter betreft,

- "Teebutter", wat Oostenrijkse kwaliteitsboter betreft,

- "perinteinen meijerivoi/traditionellt mejerismör", wat Finse boter betreft,

- "Svenskt smör", wat Zweedse boter betreft.

Top