Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018TN0016

    Zaak T-16/18: Beroep ingesteld op 17 januari 2018 — Activos e Inversiones Monterroso/GAR

    PB C 83 van 5.3.2018, p. 22–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    5.3.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 83/22


    Beroep ingesteld op 17 januari 2018 — Activos e Inversiones Monterroso/GAR

    (Zaak T-16/18)

    (2018/C 083/34)

    Procestaal: Spaans

    Partijen

    Verzoekende partij: Activos e Inversiones Monterroso, S.L. (Pantoja, Spanje) (vertegenwoordiger: S. Rodríguez Bajón, advocaat)

    Verwerende partij: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    het besluit van de GAR van 8 november 2017 nietig te verklaren;

    haar toegang te verlenen tot het dossier zoals uiteengezet in het verzoekschrift.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Tot staving van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan:

    1.

    In zijn besluit van 8 november 2017 heeft de GAR het algemene recht van toegang tot documenten waarom elke burger van de Europese Unie kan verzoeken duidelijk verward met het meer concrete recht van toegang tot het dossier, dat alleen kan worden uitgeoefend door de belanghebbenden in de procedure waarop dat dossier betrekking heeft. De GAR stelt echter ten onrechte dat op basis van beide rechten de lijst van documenten waartoe verzoekster toegang kan krijgen, dezelfde is.

    Het recht van toegang tot het dossier onderscheidt zich duidelijk van het recht van toegang tot documenten. Het eerste is een van de rechten die deel uitmaken van het „recht op behoorlijk bestuur”, dat is neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, terwijl het tweede recht een autonoom recht is dat veel algemener van aard is en verband houdt met het beginsel van publieke transparantie.

    2.

    Dit verschil tussen deze twee rechten brengt mee dat zij gericht zijn tot verschillende personen en een verschillende reikwijdte hebben, zodat het recht van toegang tot het dossier alleen kan worden ingeroepen door degenen die bij de procedure in kwestie betrokken zijn, terwijl het recht van toegang tot documenten aan iedere burger van de Europese Unie wordt verleend voor documenten die bij de instellingen van de Unie berusten.

    3.

    De verschillende reikwijdte van deze rechten impliceert noodzakelijkerwijs dat ook de reeks uitzonderingen die op elk van deze rechten van toepassing zijn, verschillend is. Aldus wordt, terwijl een van de uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten is dat de „commerciële belangen” van de betrokken ondernemingen daardoor niet worden geschaad, het recht van toegang tot het dossier beperkt door het feit dat de uitoefening ervan geen afbreuk doet aan de „bedrijfsgeheimen” van de bij de procedure betrokken ondernemingen. In die zin is gerechtvaardigd wat het onderscheid is tussen „commercieel belang”, een ongetwijfeld ruim begrip, en „bedrijfsgeheim”, een veel restrictiever begrip dat verwijst naar alle kennis die specifiek is voor een bepaald bedrijf en die bekend is bij een zeer specifieke kring van personen en waarvan de openbaarmaking gevolgen kan hebben voor dat bedrijf. In dit verband moet het bestaan van bedrijfsgeheimen worden afgewogen tegen de andere betrokken belangen, zoals het recht van verdediging

    4.

    De vertrouwelijkheid, een van de andere uitzonderingen op het recht van toegang tot het dossier, moet eveneens worden aangetoond en kent een reeks beperkingen waarmee in die zin rekening moet worden gehouden dat een beroep op de vertrouwelijkheid niet volstaat om automatisch het recht van toegang tot het dossier te weigeren, zodat de toepassing van die uitzondering moet worden gemotiveerd, hetgeen in casu niet het geval is.

    5.

    Bij de beslissing over het onderhavige geval komt het vooral aan op de toepassing van artikel 41, lid 2, onder b), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en bijgevolg moet de GAR in het kader van de toepassing van verordening nr. 806/2014 artikel 90, lid 4, en niet artikel 90, lid 1, toepassen.


    Top