EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0076

Zaak C-76/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Grondwettelijk Hof (België) op 19 februari 2015 — Paul Vervloet e.a., Organisme voor de financiering van pensioenen Ogeo Fund, Gemeente Schaarbeek, Frédéric Ensch Famenne tegen Ministerraad, interveniërende partijen: Arcofin CVBA e.a.

PB C 171 van 26.5.2015, p. 15–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.5.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 171/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Grondwettelijk Hof (België) op 19 februari 2015 — Paul Vervloet e.a., Organisme voor de financiering van pensioenen Ogeo Fund, Gemeente Schaarbeek, Frédéric Ensch Famenne tegen Ministerraad, interveniërende partijen: Arcofin CVBA e.a.

(Zaak C-76/15)

(2015/C 171/17)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Grondwettelijk Hof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekers: Paul Vervloet, Marc De Witt, Edgard Timperman, Godelieve Van Braekel, Patrick Beckx, Marc De Schryver, Guy Deneire, Steve Van Hoof, Organisme voor de financiering van pensioenen Ogeo Fund, Gemeente Schaarbeek, Frédéric Ensch Famenne

Verweerder: Ministerraad

Interveniërende partijen: Arcofin CVBA, Arcopar CVBA, Arcoplus CVBA

Prejudiciële vragen

1)

Dienen de artikelen 2 en 3 van richtlijn 94/19/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels, in voorkomend geval in samenhang gelezen met de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2) en met het algemene gelijkheidsbeginsel, in die zin te worden geïnterpreteerd dat:

a)

zij aan de lidstaten de verplichting opleggen om de aandelen van de erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector, op dezelfde wijze te waarborgen als de deposito's?

b)

zij zich ertegen verzetten dat een lidstaat aan de entiteit die gedeeltelijk belast is met de waarborg van de in die richtlijn beoogde deposito's de opdracht toevertrouwt om eveneens, ten belope van 1 00  000 euro, de waarde van de aandelen van de vennoten, natuurlijke personen, van een erkende coöperatieve vennootschap die actief is in de financiële sector, te waarborgen?

2)

Is het besluit van de Europese Commissie van 3 juli 2014 (3)„betreffende steunmaatregel SA.33927 (12/C) (ex 11/NN) door België ten uitvoer gelegd — Garantieregeling ter bescherming van de aandelen van individuele leden van financiële coöperaties” verenigbaar met de artikelen 107 en 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in zoverre het de waarborgregeling die het voorwerp van dat besluit uitmaakt, kwalificeert als nieuwe staatssteun?

3)

In geval van een ontkennend antwoord op de tweede vraag, dient artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat een regeling van staatswaarborg toegekend aan de vennoten, natuurlijke personen, van erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector, in de zin van artikel 36/24, § 1, eerste lid, 3o, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, nieuwe staatssteun vormt die bij de Europese Commissie moet worden aangemeld?

4)

In geval van een bevestigend antwoord op de tweede vraag, is hetzelfde besluit van de Europese Commissie verenigbaar met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat daarin wordt geoordeeld dat de in het geding zijnde staatssteun tot uitvoering is gebracht vóór 3 maart 2011 of 1 april 2011 of op een van beide data, of, omgekeerd, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat daarin wordt geoordeeld dat de in het geding zijnde staatssteun op een latere datum tot uitvoering is gebracht?

5)

Dient artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat het een lidstaat verbiedt om een maatregel, zoals die welke is vervat in artikel 36/24, eerste lid, 3o, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, aan te nemen, indien die maatregel staatssteun tot uitvoering brengt of staatssteun vormt die reeds tot uitvoering is gebracht en die staatssteun nog niet is aangemeld bij de Europese Commissie?

6)

Dient artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat het een lidstaat verbiedt om, zonder voorafgaande kennisgeving aan de Europese Commissie, een maatregel, zoals die welke is vervat in artikel 36/24, eerste lid, 3o, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, aan te nemen, indien die maatregel staatssteun vormt die nog niet tot uitvoering is gebracht?


(1)  PB L 135, blz. 5.

(2)  JO 2000, C 364, p. 1.

(3)  Besluit 2014/686/EU van de Commissie van 3 juli 2014 betreffende steunmaatregel SA.33927 (12/C) (ex 11/NN) door België ten uitvoer gelegd — Garantieregeling ter bescherming van de aandelen van individuele leden van financiële coöperaties [Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1021] (PB L 284, blz. 53).


Top