EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TN0574

Zaak T-574/14: Beroep ingesteld op 1 augustus 2014 — EAEPC/Commissie

PB C 409 van 17.11.2014, p. 47–47 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 409/47


Beroep ingesteld op 1 augustus 2014 — EAEPC/Commissie

(Zaak T-574/14)

2014/C 409/67

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: European Association of Euro Pharmaceutical Companies (EAEPC) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: J. Buendía Sierra, L. Ortiz Blanco, Á. Givaja Sanz en M. Araujo Boyd, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het beroep tot nietigverklaring ontvankelijk verklaren;

het besluit van de Europese Commissie van 27 mei 2014 in zaak COMP/AT.36957 — Glaxo Wellcome nietig verklaren;

de Europese Commissie verwijzen in haar eigen kosten en in de kosten die EAEPC mogelijks in verband met deze procedure maakt.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep vordert verzoekster nietigverklaring van besluit C(2014) 3654 def. van de Commissie van 27 mei 2014 in zaak COMP/AT.36957 — Glaxo Wellcome waarbij haar klacht is afgewezen en daardoor nader onderzoek naar de beweerde schending door Glaxo Wellcome SA, thans GlaxoSmithKline SA, van artikel 101 VWEU in het licht van de arresten van 27 september 2006, GlaxoSmithKline Services/Commissie (T-168/01, EU:T:2006:265) en 6 oktober 2009, GlaxoSmithKline Services/Commissie (C-501/06 P, C-513/06 P, C-515/06 P en C-519/06 P, EU:C:2009:610) is geweigerd.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

1.

De Commissie heeft in strijd met de artikelen 101, 105 en 266 VWEU en artikel 7 van verordening nr. 1/2003 (1) blijk gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling door te beslissen dat als gevolg van het arrest GlaxoSmithKline Services/Commissie (EU:C:2009:610) het oorspronkelijke besluit van 2001 als nietig werd beschouwd en dat zij moest worden geacht het besluit van 2001 nooit te hebben vastgesteld. Verzoekster voert voorts aan dat de Commissie haar motiveringsplicht en haar verplichting om haar op dit punt te horen alvorens een definitief besluit te nemen, niet is nagekomen.

2.

Het bestreden besluit is in strijd met artikel 101 VWEU of de Commissie is haar motiveringsplicht uit hoofde van artikel 296 VWEU niet nagekomen bij de beoordeling van het bestaan van een belang van de EU bij de zaak. Verzoekster stelt voorts dat de Commissie haar fundamentele recht om te worden gehoord, heeft geschonden.

3.

Niet alle gegevens, feitelijk en rechtens, zijn in het bestreden besluit onderzocht.


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen [101 VWEU] en [102 VWEU] (PB L 1, blz. 1).


Top