Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014XC1008(01)

    Samenvatting van het besluit van de Commissie van 29 januari 2014 (Zaak AT.39801 — Polyurethaanschuim) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 238 final)

    PB C 354 van 8.10.2014, p. 6–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.10.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 354/6


    Samenvatting van het besluit van de Commissie

    van 29 januari 2014

    (Zaak AT.39801 — Polyurethaanschuim)

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 238 final)

    (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

    (2014/C 354/07)

    Op 29 januari 2014 heeft de Commissie een besluit vastgesteld in een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

    1.   INLEIDING

    (1)

    Het besluit heeft betrekking op één voortdurende inbreuk op artikel 101 van het Verdrag in de sector flexibel polyurethaanschuim. Flexibel polyurethaanschuim kan worden onderverdeeld volgens twee soorten toepassingen: comfortschuimtoepassingen (schuim dat bijvoorbeeld wordt gebruikt voor de opvulling van meubelen, bedden, matrassen, kussens en matten) en technische schuimtoepassingen (schuim dat bijvoorbeeld wordt gebruikt in de sectoren auto, luchtvaart en medische hulpmiddelen). Het in deze zaak vastgestelde anticoncurrentiële gedrag heeft betrekking op, enerzijds, polyurethaancomfortschuim en, anderzijds, technisch basispolyurethaanschuim dat geleverd wordt in de vorm van rollen en blokken. Het besluit is gericht tot dertig entiteiten van de vier ondernemingen: i) Carpenter (2); ii) Vita (3); iii) Recticel (4) en iv) Greiner (5) alsook v) Eurofoam (6), een gemeenschappelijke onderneming waarvan Recticel en Greiner elk de helft in eigendom hebben.

    2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

    2.1.   Procedure

    (2)

    De zaak is ingeleid op basis van een verzoek om immuniteit van Vita op 30 april 2010.

    (3)

    Ingevolge de verstrekte informatie heeft de Commissie tussen 27 en 31 juli 2010 onaangekondigde inspecties in het bedrijfspand van Eurofoam, Recticel, Carpenter en een andere onderneming uitgevoerd. In april 2011 is nog een onaangekondigde inspectie uitgevoerd.

    (4)

    Op 1 augustus 2010 heeft de Commissie ingevolge de inspecties een gezamenlijk clementieverzoek van Recticel, Greiner en Eurofoam ontvangen.

    (5)

    Tijdens het onderzoek heeft de Commissie ook verschillende verzoeken om inlichtingen gezonden uit hoofde van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1/2003.

    (6)

    Op 15 november 2012 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6 van Verordening (EG) nr. 1/2003 tegen de adressaten van het besluit ingeleid teneinde schikkingsgesprekken te voeren met hen. Tussen […] en […] hadden schikkingsvergaderingen plaats. Tussen […] en […] dienden de partijen hun formeel verzoek tot schikking bij de Commissie in overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (7).

    Op 23 oktober 2013 nam de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aan en alle partijen bevestigden dat de inhoud ervan in overeenstemming was met de door hen verstrekte informatie en dat zij daarom nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities bracht op 17 januari 2014 een gunstig advies uit, waarna de Commissie op 29 januari 2014 het besluit heeft vastgesteld.

    2.2.   Adressaten en duur

    (7)

    Achtentwintig van de adressaten van het besluit hebben aan een kartel deelgenomen en hebben dan ook in de hieronder aangegeven perioden artikel 101 van het Verdrag geschonden:

    Entiteit

    Duur

    Carpenter SAS

    Carpenter GmbH

    Carpenter Limited

    Carpenter Belgium nv

    26 oktober 2005-27 juli 2010

    Vita Cayman Limited

    Caligen Europe bv

    Draka Interfoam bv

    ICOA France SAS

    Koepp Schaum GmbH

    Metzeler Schaum GmbH

    Tramico SAS

    Vita Polymers Poland Sp. z o.o.

    Veenendaal Schaumstoffwerk GmbH

    Vita Cellular Foams (UK) Limited

    Vita Industrial (UK) Limited

    26 oktober 2005-30 april 2010

    (met uitzondering van verkopen van deze entiteiten aan Roemenië, waarvoor de duur 1 januari 2007-30 april 2010 is)

    Vita Baltic International

    9 juli 2007-30 april 2010

    Eurofoam GmbH

    Eurofoam Deutschland GmbH Schaumstoffe

    Eurofoam KFM GmbH

    Eurofoam Hungary Kft

    Eurofoam Polska Sp. z o. o.

    S.C. Eurofoam Srl

    26 oktober 2005-27 juli 2010

    (met uitzondering van verkopen van deze entiteiten aan Roemenië, waarvoor de duur 1 januari 2007-27 juli 2010 is)

    Recticel nv/SA

    Recticel s.a.s.

    Recticel Limited

    Recticel Verwaltung GmbH & Co. KG

    Recticel bv

    26 oktober 2005-27 juli 2010

    Recticel OÜ

    9 juli 2007-27 juli 2010

    (8)

    Bovendien is Carpenter Co. als moedermaatschappij gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de deelname, van 26 oktober 2005 tot 27 juli 2010, van haar dochterentiteiten, met uitzondering van Carpenter Belgium nv, waarvoor Carpenter Co. gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk is van 9 juli 2007 tot 27 juli 2010.

    (9)

    Bovendien is Greiner Holding AG als gezamenlijke moedermaatschappij gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de deelname van de Eurofoamentiteiten van 26 oktober 2005 tot 27 juli 2010.

    2.3.   Samenvatting van de inbreuk

    (10)

    Het besluit betreft een kartel, waarvan het uiteindelijke doel was prijsstijgingen van grondstoffen aan de klanten ervandoor te berekenen en agressieve prijsconcurrentie tussen de deelnemers met betrekking tot klanten te vermijden. Om dit doel te bereiken, was tussen de karteldeelnemers een algemene Europawijde afspraak van kracht. In het kader van deze algemene afspraak waren de karteldeelnemers op verschillende managementsniveaus bij anticoncurrentiële gedragingen betrokken die in totaal in tien lidstaten tot prijscoördinatie leidden.

    (11)

    Met het oog op de verwezenlijking van het algemene doel om prijsstijgingen van grondstoffen aan klanten door te berekenen en agressieve prijsconcurrentie te vermijden, waren de karteldeelnemers bij anticoncurrentiële praktijken op het gebied van directe en indirecte prijscoördinatie betrokken. Deze hadden met name betrekking op:

    a)

    de coördinatie van:

    de timing en de omvang van de beoogde prijsstijgingen, en

    de aan een aantal specifieke klanten aan te rekenen prijzen; en

    b)

    het somtijds ervan afzien gedurende perioden van prijsstijgingen klanten van elkaar weg te kapen.

    (12)

    Binnen dit algemene Europese kader werden prijsverhogingen hoofdzakelijk in de marge van bijeenkomsten van hun Europese brancheorganisatie zowel tussen hogere Europese managers als tussen regionale en nationale managers besproken.

    De inbreuk strekte zich uit over tien EU-lidstaten, namelijk Frankrijk, België, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Roemenië, Polen en Estland. Hoewel elk van de ondernemingen bij de kartelcontacten op Europees niveau betrokken was, waren zij niet alle in alle tien de betrokken lidstaten individueel aanwezig.

    2.4.   Remedies

    (13)

    In het besluit worden de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 toegepast (8). Met uitzondering van Vita legt het besluit geldboeten op aan alle entiteiten van de ondernemingen die in de punten 8 tot en met 10 hierboven worden opgenoemd.

    2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

    (14)

    Bij het bepalen van de boeten hield de Commissie rekening met de omzet van de deelnemende entiteiten op de betrokken markten in het laatste jaar vóór het kartel werd beëindigd, het feit dat prijscoördinatieafspraken tot de schadelijkste concurrentiebeperkingen behoren, de duur van het kartel en een extra bedrag om ondernemingen de lust te ontnemen prijscoördinatiepraktijken te begaan.

    2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

    (15)

    De Commissie heeft in deze zaak geen verzwarende of verzachtende omstandigheden in aanmerking genomen.

    2.4.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

    (16)

    Indien de geldboete groter zou zijn geweest dan het wettelijke maximum van 10 % van de totale omzet van de onderneming in het laatste jaar waarover cijfers beschikbaar waren, werd zij tot dat niveau teruggebracht.

    (17)

    Voorts oefent de Commissie, in overeenstemming met punt 37 van de richtsnoeren inzake geldboeten, haar beoordelingsmarge uit om het niveau van dat deel van de boete waarvoor één van de Carpenterentiteiten alleen aansprakelijk was tot 10 % van haar eigen omzet te verminderen.

    (18)

    Voor wat betreft de impact van het 10 %-omzetplafond op Eurofoam en haar gezamenlijke moedermaatschappijen Greiner en Recticel, alsook de afzonderlijke geldboete voor de deelname van Recticel, gebruikte de Commissie haar discretionaire bevoegdheid om hun maximumboeten te beperken tot het niveau van 10 % van hun respectieve totale omzet in het laatste jaar waarover cijfers beschikbaar waren.

    2.4.4.   Toepassing van de clementieregeling van 2006: boeteverlaging

    (19)

    De Commissie heeft volledige immuniteit tegen de geldboete aan Vita en een vermindering van 50 % van de geldboete wegens medewerking aan Recticel, Greiner en Eurofoam verleend.

    2.4.5.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

    (20)

    Ten gevolge van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures werd het bedrag van de geldboete die aan Carpenter, Recticel, Greiner en Eurofoam wordt opgelegd met 10 % verlaagd. Deze verlaging kwam bovenop de clementieverlaging die aan Recticel, Greiner en Eurofoam werd toegekend.

    3.   CONCLUSIE

    (21)

    Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 werden de volgende boeten opgelegd:

    a)

    Vita Cayman Limited, Caligen Europe bv, Draka Interfoam bv, ICOA France SAS, Koepp Schaum GmbH, Metzeler Schaum GmbH, Tramico SAS, Vita Polymers Poland Sp. z o.o., Veenendaal Schaumstoffwerk GmbH, Vita Cellular Foams (UK) Limited, Vita Industrial (UK) Limited en UAB Vita Baltic International gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor 0 EUR;

    b)

    Carpenter Co., Carpenter SAS, Carpenter GmbH, Carpenter Belgium nv en Carpenter Limited gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor 71 800 000 EUR;

    c)

    Carpenter Belgium nv aansprakelijk voor 3 209 000 EUR;

    d)

    Eurofoam GmbH, Eurofoam Deutschland GmbH Schaumstoffe, Eurofoam KFM GmbH, Eurofoam Hungary Kft, Eurofoam Polska Sp. z o.o. en S.C. Eurofoam Srl gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk met Recticel nv/SA, Recticel Verwaltung GmbH & Co. KG en Greiner Holding AG voor 14 819 000 EUR;

    e)

    Recticel nv/SA, Recticel Verwaltung GmbH & Co. KG en Greiner Holding AG gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor 9 364 000 EUR;

    f)

    Recticel nv/SA en Recticel Verwaltung GmbH & Co. KG gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor 7 443 000 EUR;

    g)

    Recticel nv/SA, Recticel s.a.s., Recticel Limited en Recticel bv gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor 7 116 000 EUR;

    h)

    Recticel nv/SA en Recticel OÜ gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor 326 000 EUR.


    (1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

    (2)  Carpenter Co. en betrokken dochterondernemingen.

    (3)  Vita Cayman Limited en betrokken dochterondernemingen.

    (4)  Recticel nv/SA en betrokken dochterondernemingen.

    (5)  Greiner Holding AG.

    (6)  Eurofoam GmbH en gelieerde Eurofoam-entiteiten.

    (7)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

    (8)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.


    Top