This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0453
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL Ten Years of Antitrust Enforcement under Regulation 1/2003: Achievements and Future Perspectives
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tien jaar handhaving van de mededingingsregels op grond van Verordening nr. 1/2003: Resultaten en toekomstperspectieven
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tien jaar handhaving van de mededingingsregels op grond van Verordening nr. 1/2003: Resultaten en toekomstperspectieven
/* COM/2014/0453 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tien jaar handhaving van de mededingingsregels op grond van Verordening nr. 1/2003: Resultaten en toekomstperspectieven /* COM/2014/0453 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tien jaar handhaving van de
mededingingsregels op grond van Verordening nr. 1/2003:
Resultaten en toekomstperspectieven
1.
Inleiding
1.
Met Verordening nr. 1/2003[1] is een baanbrekende hervorming van start gegaan waarbij de procedures inzake de toepassing van de artikelen 101 en 102 van het
VWEU („de mededingingsregels van de EU”) ingrijpend werden gewijzigd. De verordening voerde een handhavingssysteem in dat gebaseerd is op de
rechtstreekse toepassing van alle EU-mededingingsregels. Zij machtigde de
mededingingsautoriteiten van de lidstaten (hierna „de nationale mededingingsautoriteiten” of „NMA” genoemd) en de nationale rechterlijke instanties, naast de Europese
Commissie, om de mededingingsregels van de EU in hun geheel toe te passen. Ook
introduceerde zij nieuwe, intensievere vormen van samenwerking tussen de
Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten, met name in het kader van
het Europese concurrentienetwerk („European
Competition Network”, hierna „ECN”
genoemd). 2.
Er zijn inmiddels tien jaar verstreken sinds
Verordening nr. 1/2003 voor het eerst werd toegepast. Ter gelegenheid daarvan
is deze mededeling opgesteld, waarin (1) een op feiten gebaseerde evaluatie
wordt gegeven van de openbare handhaving door de Commissie en de nationale
mededingingsautoriteiten gedurende deze periode, en (2) enkele belangrijke -
met name institutionele en procedurele - aspecten van de handhaving door de
nationale mededingingsautoriteiten worden belicht met het oog op verdere
verbeteringen. De mededeling moet in samenhang met het begeleidende
werkdocument van de diensten van de Commissie worden gelezen, dat een
uitvoeriger analyse bevat. 3.
De mededeling bouwt voort op het verslag over de
werking van Verordening nr. 1/2003, dat na vijf jaar toepassing werd opgesteld.
Hierin werd vastgesteld dat het nieuwe systeem een positieve bijdrage heeft
geleverd aan een krachtiger handhaving van de mededingingsregels van de EU,
maar dat bepaalde aspecten nader moesten worden onderzocht, zoals verschillen
wat de gevolgde procedures en de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten
betreft.[2]
2.
Tien jaar handhaving van de mededingingsregels op
grond van Verordening nr. 1/2003
4.
Verordening nr. 1/2003 heeft de Commissie ruimere
mogelijkheden gegeven om haar prioriteiten te bepalen, waardoor zij meer
middelen kan uittrekken voor het onderzoeken van zaken en voor het doorlichten
van sleutelsectoren van de economie die met marktverstoringen kampen, alsook
voor minder conventionele vormen van mededingingsbeperkend gedrag in nieuwe
sectoren, die voor consumenten bijzonder belangrijk kunnen zijn. 5.
Daarnaast verleent Verordening nr. 1/2003 de
Commissie nieuwe uitvoerende bevoegdheden, zoals ruimere onderzoeksbevoegdheden
en bevoegdheden inzake het nemen van toezeggingsbesluiten, waarvan zij
regelmatig gebruik heeft gemaakt. 6.
Het nieuwe handhavingssysteem berust grotendeels op
de beoordeling, door de marktspelers, van de verenigbaarheid van hun gedrag met
de EU- mededingingsregels en op gerichte handhavingsmaatregelen achteraf door
de mededingingsautoriteiten. Ter ondersteuning van een en ander heeft de
Commissie uitvoerige algemene richtsnoeren gegeven om ondernemingen en
nationale handhavingsinstanties de helpende hand te bieden. De Commissie had,
toen Verordening nr. 1/2003 in werking trad, reeds een aantal
bekendmakingen over materiële en procedurele kwesties gepubliceerd. Daarna
heeft zij herziene groepsvrijstellingsverordeningen en bijbehorende
richtsnoeren vastgesteld betreffende de toepassing van artikel 101 VWEU op
horizontale en verticale overeenkomsten en overeenkomsten inzake
technologieoverdracht. Dit systeem van zelfevaluatie, ondersteund door de
uitvoerige richtsnoeren van de Commissie, heeft goed gefunctioneerd en de
belanghebbenden hebben zich zonder grote moeilijkheden aan het nieuwe systeem
aangepast. Bovendien heeft de Commissie een toelichting gegeven op haar
prioriteiten bij de toepassing van artikel 102 VWEU op uitsluitingsgedrag,
en heeft zij nieuwe richtsnoeren inzake geldboeten, een nieuwe
clementieregeling, een mededeling over schikkingen in kartelzaken, een
informatienota over het onvermogen om te betalen en een mededeling over beste
praktijken in antitrustzaken vastgesteld.[3] 7.
De handhaving van de EU-mededingingsregels door de
nationale mededingingsautoriteiten en de nationale rechterlijke instanties is
door Verordening nr. 1/2003 aanzienlijk uitgebreid. De nationale
mededingingsautoriteiten en nationale rechterlijke instanties zijn niet alleen
bevoegd om de EU-mededingingsregels in hun geheel toe te passen, maar zijn
daartoe ook verplicht wanneer overeenkomsten of gedragingen de handel tussen
lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden. Deze veranderingen hebben ertoe geleid
dat de handhaving van de EU-mededingingsregels door de nationale
mededingingsautoriteiten fors is toegenomen. Met de verordening zijn bovendien
instrumenten en verplichtingen op het gebied van samenwerking ingevoerd om een
efficiënte werkverdeling en doeltreffende samenwerking bij de behandeling van
zaken te waarborgen en een coherente toepassing van de regels te bevorderen. Op basis van deze mechanismen heeft het ECN zich ontwikkeld tot een
veelzijdig forum voor de uitwisseling van ervaringen inzake de toepassing van
het materiële mededingingsrecht alsook inzake de onderlinge afstemming van
procedures en sancties. Nationale rechtbanken vervullen een cruciale rol bij de
civiele handhaving van de EU-mededingingsregels. De Commissie heeft zich erop
toegelegd de doeltreffendheid van particuliere schadevorderingen die bij de
nationale rechter aanhangig worden gemaakt, te verbeteren, en een richtlijn
over schadevorderingen in mededingingszaken zal binnenkort worden goedgekeurd.[4] 8.
Er zijn nu meerdere instanties die de
mededingingsregels van de EU handhaven, wat tot een veel ruimere toepassing van
die regels heeft geleid. In de periode van 1 mei 2004 tot en met 31 december 2013
is de toepassing van de EU-mededingingsregels in hoog tempo toegenomen en zijn
ongeveer 780 zaken onderzocht, 122 door de Commissie en 665 door de nationale
mededingingsautoriteiten. Handhaving door de nationale mededingingsautoriteiten
heeft zich grotendeels op coherente wijze ontwikkeld. Handhavingsbesluiten: mei 2004 t/m december 2013 COM: 122 || NMA: 665 9.
De Commissie en de nationale
mededingingsautoriteiten hebben eerst en vooral de ernstigste en meest
schadelijke concurrentieverstorende praktijken, en met name kartels, aangepakt;
de strijd tegen kartels maakt dan ook een groot deel van hun
handhavingsinspanningen uit. Verder richtten zij hun aandacht op het misbruik
van machtsposities in geliberaliseerde markten zoals energie, telecom en
vervoer, en met name op gedragingen waarmee getracht wordt concurrenten van de
markt uit te sluiten. 10.
De omvangrijke gezamenlijke handhavingsactiviteiten
van de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten worden van
verschillende kanten belicht: 1) de soorten inbreuken waartegen is opgetreden; 2)
de sectoren waarop de handhaving was gericht; en 3) de soorten procedures die zijn
gevolgd. Handhavingsactiviteit
naar inbreuk 11.
De Commissie heeft zich vooral toegelegd op de
bestrijding van kartels, de schadelijkste mededingingsbeperkende inbreuk; deze
maakt bijna 48% van haar handhavingsactiviteit uit. De Commissie en de
nationale mededingingsautoriteiten hebben hun clementieregelingen, die een
belangrijk instrument vormen om kartels op te sporen, verder ontwikkeld en
aangepast. Zij hebben verder hun onderzoekscapaciteiten in kartelzaken
uitgebreid, met name dankzij nieuwe technologieën en hulpmiddelen om
doeltreffend digitale gegevens te verzamelen. 12.
Andere horizontale overeenkomsten zijn goed voor 15 %
van de handhavinginspanningen van de Commissie. De Commissie heeft praktijken
aangepakt met verstrekkende gevolgen voor consumenten, zoals
niet-concurrentiebedingen in de telecomsector en horizontale prijsvorming in
het betaalverkeer. Verticale overeenkomsten vertegenwoordigen 9 % van de
activiteiten van de Commissie en betreffen onder meer concurrentiebeperkende
afspraken tussen autofabrikanten en hun servicepartners met het doel
onafhankelijke reparateurs van de after-salesmarkt uit te sluiten. 13.
Net als de Commissie hebben de nationale
mededingingsautoriteiten hun handhavingsinspanningen vooral op kartels gericht
(27 %). Bovendien hebben zij een aanzienlijk aantal andere horizontale
praktijken aangepakt (19 %), waaronder op zichzelf staande uitwisselingen
van informatie die geen deel uitmaakten van een uitvoeriger kartelovereenkomst.
De nationale mededingingsautoriteiten zijn ook zeer actief bij de aanpak van
verticale praktijken (27 %), met name verticale prijsbinding,
concurrentievervalsende vormen van alleenverkoop en exclusieve afname en
beperkingen van parallelhandel. 14.
20 % van de handhavingszaken van de Commissie
betreft de toepassing van artikel 102 VWEU. Daarbij werd vooral de nadruk
gelegd op uitsluitingsgedrag (84 %), waarbij concurrenten worden
uitgesloten of de daadwerkelijke mededinging wordt beperkt. In dit verband
heeft de Commissie praktijken onderzocht zoals de weigering om zaken te doen,
kortingen, koppelverkoop en bundeling, marginsqueeze- en
exclusiviteitsclausules, alsook minder conventionele vormen van uitsluiting
zoals het betalen voor het uitstel of de annulering van de marktintroductie van
concurrerende producten. Gevallen van misbruik door uitbuiting (16 %),
zoals overprijzing, werden minder vaak vervolgd. Ook de meeste ontwerpbesluiten
van de nationale mededingingsautoriteiten betroffen misbruik door uitsluiting (65 %).
Zij behandelden tevens proportioneel veel zaken waarin sprake was van zowel
concurrentiebeperkend gedrag als misbruik door uitbuiting (22 %) en zaken
die uitsluitend misbruik door uitbuiting betroffen (15 %). Het
uitsluitingsgedrag dat door de nationale mededingingsautoriteiten is onderzocht
heeft betrekking op alle traditionele vormen van misbruik, alsook op
onconventionele vormen zoals het denigreren van de producten van concurrenten.
Zaken die door de nationale mededingingsautoriteiten wegens misbruik door
uitbuiting zijn behandeld, omvatten overprijzing door energieproducenten met
een machtspositie en buitensporige tarieven die door auteursrechtenorganisaties
werden aangerekend. Handhavingsactiviteit
naar sector 15.
Een uitsplitsing van de handhavingsactiviteiten van
de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten naar sector toont aan
dat, hoewel een breed scala aan producten en diensten aan bod is gekomen, een
aantal sectoren een belangrijke plaats hebben ingenomen. COM NMA 16.
De sector die door de Commissie en de nationale
mededingingsautoriteiten het meest is onderzocht is de sector basisindustrieën
en be- en verwerkende industrie (respectievelijk 42 en 92 besluiten). Dit is
voornamelijk een gevolg van de prioritering van de strijd tegen kartels, die
vooral in deze sector zijn ontdekt. 17.
Zowel de Commissie als de nationale
mededingingsautoriteiten hebben hun aandacht in hoofdzaak gericht op de onlangs
geliberaliseerde sectoren of sectoren waar het liberaliseringsproces nog gaande
is, zoals telecommunicatie, media, energie en vervoer, die vaak worden
gekenmerkt door een hoge marktconcentratie en/of de aanwezigheid van operatoren
met een machtspositie. Zo is de energiesector de tweede sector met de meeste
besluiten (18 voor de Commissie en 80 voor de nationale
mededingingsautoriteiten). 18.
De nationale mededingingsautoriteiten hebben zich
met name beziggehouden met de sectoren vervoer (69) en voedingsmiddelen (70).
Andere belangrijke gebieden van rechtshandhaving waren de media (66),
telecommunicatie (48), consumentengoederen (42), overige diensten (35) en vrije
beroepen (31). De Commissie was zeer actief in de IT-sector (12), die
belangrijk is voor de groei van de economie van de EU en waar veel van de
spelers een mondiaal bereik hebben. De resterende 50 besluiten van de Commissie
betroffen 13 verschillende sectoren, waarbij voedingsmiddelen en detailhandel
het grootste aantal vertegenwoordigden (8). Handhavingsactiviteit
naar procedure 19.
Zowel voor de Commissie als voor de nationale
mededingingsautoriteiten vormen verbodsbesluiten het belangrijkste instrument
voor de handhaving van de mededingingsregels van de EU. Dankzij de invoering
van de schikkingsprocedure in kartelzaken is het voor de Commissie
gemakkelijker geworden om verbodsbesluiten uit te vaardigen. Dergelijke versnelde procedures bestaan ook in een aantal lidstaten. 20.
Verordening nr. 1/2003 heeft de Commissie de
beschikking gegeven over een groter aantal handhavingsinstrumenten, zoals met
name de mogelijkheid om besluiten te nemen waardoor de door de partijen gedane
toezeggingen op grond van artikel 9 bindend en afdwingbaar worden
verklaard. Deze bevoegdheid is sindsdien uitgebreid tot nagenoeg alle nationale
mededingingsautoriteiten, waardoor de verbods- en toezeggingsbesluiten de
voornaamste instrumenten zijn die in het kader van het ECN worden gebruikt. 21.
Het primaire doel van toezeggingsbesluiten is een
daadwerkelijke mededinging in stand te houden door potentieel
concurrentieverstorende praktijken tegen te gaan, waarbij snel resultaat wordt
geboekt op de markt. Door toezeggingsbesluiten kunnen mededingingsproblemen
sneller en met een grotere betrokkenheid van de betreffende ondernemingen
worden opgelost. Toezeggingsbesluiten zijn dikwijls genomen in snel
veranderende markten en/of in markten die worden geliberaliseerd. Welke
procedure door een handhavingsinstantie wordt gevolgd, hangt af van een aantal
factoren. Een verbodsbesluit kan worden vastgesteld indien in de betrokken zaak
boeten moeten worden opgelegd om gedragingen in het verleden te bestraffen,
indien de beëindiging van de concurrentieverstorende gedragingen de enig
mogelijke oplossing is of indien er behoefte is aan een duidelijk juridisch
precedent. Bij toezeggingsbesluiten gaat het erom of de partijen doeltreffende,
duidelijke en precieze toezeggingen doen. Toezeggings-
en verbodsbesluiten COM NMA Samenwerking met
nationale rechterlijke instanties 22.
Uit hoofde van Verordening nr. 1/2003 zijn de
nationale rechtbanken een belangrijk instrument geworden voor de toepassing van
de mededingingsregels van de EU. De verordening voorziet in een aantal
mechanismen ter bevordering van een coherente toepassing door nationale
rechtbanken. Krachtens artikel 15 kan de nationale rechter de Commissie
raadplegen over de toepassing van de EU-mededingingsregels. Van 2004 tot 2013
heeft de Commissie 26 keer advies uitgebracht. De Commissie kan ook als 'amicus
curiae' deelnemen aan procedures voor de nationale rechter. De Commissie heeft
in 13 gevallen in acht lidstaten van dit instrument gebruik gemaakt. De
verordening bevat een mechanisme waardoor de Commissie in kennis wordt gesteld
van nationale rechterlijke uitspraken, maar dit heeft niet optimaal gewerkt.[5]
3.
Een betere handhaving van de mededingingsregels
door de nationale mededingingsautoriteiten: institutionele en procedurele aspecten
23.
Verordening nr. 1/2003 heeft de wijze waarop de
EU-mededingingsregels worden toegepast, ingrijpend gewijzigd. De
mededingingsregels zijn grotendeels "lex terrae" geworden in de hele
EU. De nationale mededingingsautoriteiten zijn uitgegroeid tot een belangrijke
pijler voor de toepassing van de EU-mededingingsregels. Daardoor zijn de
werkzaamheden van het ECN van steeds grotere betekenis geworden voor een
coherente handhaving en det schepping van gelijke concurrentievoorwaarden voor
belanghebbenden. 24.
Na tien jaar samenwerking is een aanzienlijke mate
van convergentie bereikt bij de toepassing van de regels, maar er blijven
verschillen bestaan. Deze zijn voornamelijk toe te schrijven aan de
uiteenlopende institutionele posities van de nationale mededingingsautoriteiten
en de verschillen op het gebied van nationale procedures en sancties. Deze
aspecten werden in Verordening nr. 1/2003 grotendeels buiten beschouwing
gelaten in het licht van de doeltreffendheids- en gelijkwaardigheidsbeginselen
van het EU-recht. 25.
Om de handhaving van het mededingingsrecht van de
EU in de toekomst te verbeteren, dient de institutionele positie van de
nationale mededingingsautoriteiten te worden versterkt en dient tegelijkertijd
te worden gezorgd voor een verdere convergentie van de nationale procedures en
sancties die in het geval van schendingen van de EU-mededingingsregels van
toepassing zijn. Beide aspecten zijn cruciaal voor de totstandbrenging van een
werkelijk gemeenschappelijke ruimte voor de handhaving van het mededingingsrecht
in de EU. In deze mededeling worden een aantal gebieden genoemd waarop in de
toekomst verdere vooruitgang moet worden geboekt. Institutionele
positie van de nationale mededingingsautoriteiten 26.
Het EU-recht laat de lidstaten een grote mate van
flexibiliteit bij het opstellen van hun mededingingsregels. Ondanks het gebrek
aan specifieke EU-rechtsvoorschriften zijn de nationale
mededingingsautoriteiten onafhankelijker en doeltreffender geworden. Veel
nationale wetten bevatten specifieke bepalingen die de onafhankelijkheid en
onpartijdigheid van de nationale mededingingsautoriteiten garanderen. Zo hebben
bijvoorbeeld recente hervormingen in Cyprus, Ierland, Griekenland en Portugal
tot een versterking van de positie van de nationale mededingingsautoriteiten in
deze lidstaten geleid.[6] In het kader van het Europees semester zijn in andere lidstaten
hervormingen aanbevolen om de institutionele positie en middelen van de
nationale mededingingsautoriteiten te versterken.[7] De Commissie heeft ook nauw toegezien op gevallen waarin nationale
mededingingsautoriteiten werden samengevoegd met andere regelgevende
instanties; een dergelijke samenvoeging van bevoegdheden mag immers niet leiden
tot een minder krachtige handhaving van de mededingingsregels of tot een vermindering
van de middelen die voor het toezicht op de mededinging worden uitgetrokken. 27.
De nationale mededingingsautoriteiten moeten, om de
EU-mededingingsregels doeltreffend te kunnen handhaven, onafhankelijk zijn bij
de uitoefening van hun taken en over voldoende middelen kunnen beschikken. Er
doen zich in dit verband nog problemen voor, met name wat de onafhankelijkheid
van de nationale mededingingsautoriteiten ten opzichte van hun regeringen
betreft en de benoeming en het ontslag van leidinggevenden of beleidsmakers
binnen de nationale mededingingsautoriteiten. Ook het beschikbaar stellen van
voldoende personele en financiële middelen is voor verbetering vatbaar. Dit
blijkt uit de resolutie van de hoofden van de mededingingsautoriteiten in het
ECN over de noodzaak van doeltreffende instellingen, welke resolutie werd
vastgesteld tegen de achtergrond van bezuinigingen op de middelen van
verscheidene instanties.[8] In de resolutie werd onder meer de noodzaak om over passende middelen
voor infrastructuur en expertise te beschikken, onderstreept. 28.
Bovendien zijn de resultaten die tot op heden zijn
bereikt nog kwetsbaar en kunnen zij op elk moment weer worden teruggedraaid.
Daarentegen zijn ten aanzien van gerelateerde beleidsterreinen zoals
telecommunicatie, energie en de spoorwegsector in het EU-recht reeds een aantal
vereisten opgenomen inzake de onafhankelijkheid en de financiële en personele
middelen van de nationale toezichthoudende autoriteiten. 29.
Er moet voor worden gezorgd dat de nationale
mededingingsautoriteiten hun taken op onpartijdige en onafhankelijke wijze
kunnen vervullen. Er zijn minimumgaranties nodig om de onafhankelijkheid van de
nationale mededingingsautoriteiten en de leden van hun management of bestuur te
waarborgen en hen te voorzien van voldoende personele en financiële middelen.
Belangrijke aspecten in dit verband zijn de toekenning van eigen
begrotingsmiddelen met budgettaire onafhankelijkheid voor de nationale
mededingingsautoriteiten, duidelijke en transparante benoemingsprocedures voor
de leden van het management of het bestuur op basis van verdienste, garanties
dat ontslag enkel kan plaatsvinden om objectieve redenen die geen verband
houden met de beslissingen van de mededingingsautoriteiten, en regels inzake
belangenconflicten en onverenigbaarheden voor de leden van het management of
het bestuur. Convergentie
van procedures 30.
De procedures inzake de toepassing van de
EU-mededingingsregels door nationale mededingingsautoriteiten vallen
grotendeels onder het nationale recht mits algemene beginselen van het
EU-recht, en in het bijzonder de beginselen van doeltreffendheid en
gelijkwaardigheid, worden nageleefd. Dit betekent dat de nationale
mededingingsautoriteiten de EU-mededingingsregels op basis van verschillende
procedures toepassen. 31.
Veel lidstaten hebben hun procedures vrijwillig in
meer of mindere mate afgestemd op de procedureregels die in Verordening nr. 1/2003
voor de Commissie zijn vastgesteld. De multilaterale werkzaamheden in het kader
van het ECN hebben de convergentie in belangrijke mate bevorderd. Als follow-up
van het verslag van 2009 zijn in 2013 zeven aanbevelingen van het ECN over
belangrijke handhavingsbevoegdheden goedgekeurd.[9] Met deze aanbevelingen kunnen de nationale mededingingsautoriteiten er
bij de beleidsmakers op aandringen hen van een doeltreffend
mededingingsinstrumentarium te voorzien. 32.
Momenteel bestaan er nog steeds verschillen tussen
de EU-lidstaten. Hoewel de meeste nationale mededingingsautoriteiten thans over
dezelfde instrumenten beschikken als de Commissie, ontbreekt het hen in sommige
gevallen nog aan essentiële bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld de bevoegdheid om
in andere ruimten dan bedrijfslocaties inspecties te verrichten. Verder
beschikken niet alle nationale mededingingsautoriteiten over uitdrukkelijke
bevoegdheden om hun handhavingsprioriteiten vast te stellen, d.w.z. om zelf te
bepalen welke zaken zij onderzoeken. Er zijn ook verschillen in de omvang van
de onderzoeksbevoegdheden; zo kunnen nationale mededingingsautoriteiten de
bevoegdheid hebben om inspecties te verrichten zonder dat zij het recht hebben
bedrijfsruimten te verzegelen of effectief digitaal bewijsmateriaal te
verzamelen. Evenzo zijn alle nationale mededingingsautoriteiten bevoegd een
verbodsbesluit vast te stellen, maar mogen zij niet allemaal structurele
maatregelen opleggen. Sommige nationale mededingingsautoriteiten kunnen
niet-naleving niet doeltreffend met een toezeggingsbesluit sanctioneren of hun
inspectiebevoegdheden afdwingen. 33.
De ECN-aanbevelingen zijn in de praktijk erg
nuttig, maar wanneer procedurele verschillen in nationale rechtsstelsels en
tradities geworteld zijn, kan convergentie niet altijd met dergelijke „zachte”
instrumenten worden bereikt. Bovendien kunnen op het gebied van convergentie
gemaakte vorderingen altijd worden teruggedraaid. De verschillen in procedurele
regels leiden tot juridische kosten en onzekerheid voor bedrijven die
grensoverschrijdend actief zijn. 34.
Er moet voor worden gezorgd dat alle nationale
mededingingsautoriteiten een volledige reeks bevoegdheden tot hun beschikking
hebben, die breed van opzet en doeltreffend zijn. Belangrijke elementen zijn de
kernbevoegdheden op het gebied van onderzoek, het recht om
handhavingsprioriteiten vast te stellen, fundamentele beslissingsbevoegdheden
en de noodzakelijke handhavings- en sanctiebevoegdheden om naleving af te
dwingen. Een
grotere doeltreffendheid van sancties a. Geldboeten 35.
De sanctionering van inbreuken op de
EU-mededingingsregels wordt in het EU-recht niet geregeld of geharmoniseerd.
Het is aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat de door hen opgelegde sancties
doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Welke sancties een land ook
toepast, algemeen wordt erkend dat de handhaving van het mededingingsrecht niet
doeltreffend kan zijn indien het niet mogelijk is om civielrechtelijke of
bestuurlijke geldboeten met afschrikkend effect aan ondernemingen op te leggen. 36.
Door voortdurend aan te dringen op het belang van
effectieve boetes is een hoge mate van vrijwillige convergentie tot stand
gebracht, waarbij veel nationale mededingingsautoriteiten er een vergelijkbare
basismethode voor de berekening van geldboeten opna houden. Wel bestaan er nog
steeds verschillen met betrekking tot de onderliggende beginselen voor de
berekening van de geldboeten, zoals de toe te passen grondslag voor de
berekening van het basisbedrag van de boete en de methode om rekening te houden
met de zwaarte en de duur van de inbreuk. 37.
Wat de voorafgaande fase van de procedure betreft,
leveren fundamentele kwesties betreffende de potentiële adressaten van
geldboeten en aansprakelijkheidsaspecten nog problemen op. Ten eerste is het in
een van de lidstaten op dit moment niet mogelijk civielrechtelijke of
bestuurlijke geldboeten met afschrikkend effect op te leggen aan ondernemingen.
Ten tweede komt het basisbegrip „onderneming” dat voor de berekening van de
geldboete wordt gebruikt, niet altijd overeen met het begrip „onderneming”
volgens het EU-recht, zoals uitgelegd door de EU-rechter, wat gevolgen kan
hebben voor de vaststelling van aansprakelijkheid en bedrijfsopvolging.
Bovendien beschikken sommige nationale mededingingsautoriteiten nog steeds niet
over de bevoegdheid om geldboeten op te leggen aan ondernemersverenigingen. Ten
slotte wordt de wettelijke maximale omzet van de onderneming in sommige lidstaten
anders opgevat en geïnterpreteerd. Dit soort verschillen kunnen tot zeer
uiteenlopende boetes leiden, waarvan sommige wellicht niet het gewenste
afschrikkende effect hebben. 38.
Om de handhaving van de EU-mededingingsregels in de
gehele EU eenvormiger en doeltreffender te maken, is het noodzakelijk ervoor te
zorgen dat alle nationale mededingingsautoriteiten over effectieve bevoegdheden
tot het opleggen van geldboeten aan ondernemingen en ondernemersverenigingen
beschikken. In dit verband is het belangrijk dat de nationale
mededingingsautoriteiten doeltreffende civielrechtelijke of bestuurlijke
geldboeten aan ondernemingen en ondernemingsverenigingen kunnen opleggen voor
inbreuken op de EU-mededingingsregels, dat er algemene boetevoorschriften van
kracht zijn om rekening te houden met de zwaarte en de duur van de inbreuk en
dat er sprake is van een uniform maximumbedrag, en dat overeenkomstig de vaste
rechtspraak van de gerechtelijke instanties van de EU boetes aan ondernemingen
kunnen worden opgelegd, met name wat kwesties als aansprakelijkheid en
bedrijfsopvolging betreft. Bij de maatregelen daartoe moeten het juiste
evenwicht worden gevonden tussen een grotere convergentie van de basisregels
voor geldboeten en voldoende flexibiliteit voor nationale mededingingsautoriteiten
bij het opleggen van geldboeten in individuele gevallen. b. Clementie 39.
Het ECN Model Leniency Programme (ECN-model)[10] is een
goed voorbeeld van hoe het ECN doeltreffende beleidsinstrumenten kan
ontwikkelen. Dit model zet uiteen hoe een moderne clementieregeling kan worden
opgezet. Dit is een belangrijke stimulans geweest voor vrijwel alle lidstaten
en/of nationale mededingingsautoriteiten om een eigen clementiebeleid in te
voeren en verder te ontwikkelen dat in aanzienlijke mate op het ECN-model is
afgestemd. Momenteel worden de verfijningen die in de herziene versie van het
ECN-model van 2012 zijn aangebracht, ten uitvoer gelegd. 40.
Een goed doortimmerde clementieregeling is een
cruciaal instrument om een doeltreffende rechtshandhaving bij de meest ernstige
inbreuken, met name geheime, op prijsafspraken of marktverdeling gebaseerde
kartels, te waarborgen. Er is echter geen verplichting op EU-niveau om een
clementieregeling vast te stellen, en er kan altijd onduidelijkheid bestaan
over wat nu het ideale convergentieniveau is. Er moet echter wel voor worden
gezorgd dat wat met de clementieregelingen is bereikt, behouden blijft. c. Combinatie
van clementieregelingen voor ondernemingen en sancties tegen individuele
personen 41.
De meeste lidstaten kunnen sancties opleggen aan
individuele personen voor schending van de mededingingsregels, bovenop de
geldboeten voor ondernemingen. Indien hun rechtsstelsel niet voorziet in
clementie voor de werknemers van ondernemingen die overwegen een beroep te doen
op de clementieregeling, kan dit ertoe leiden dat ondernemingen van
samenwerking met de autoriteiten op EU-niveau afzien. De dreiging van
onderzoeken en sancties voor werknemers kan ondernemingen ervan weerhouden een
clementieverzoek in te dienen. 42.
Momenteel bestaan slechts in enkele landen
voldoende regelingen om de werknemers van ondernemingen tegen individuele
sancties te beschermen indien zij in het kader van de clementieregeling aan de
Commissie of een nationale mededingingsautoriteit hun medewerking verlenen. Het
is wenselijk om na te gaan hoe de spanning op het niveau van de lidstaten
tussen clementieregelingen ten aanzien van ondernemingen en sancties tegen
personen, kan worden opgelost.
4.
Conclusie
43.
Verordening nr. 1/2003 heeft de handhaving van de
mededingingsregels ingrijpend veranderd. De handhaving van de
EU-mededingingsregels is sterk verbeterd dankzij de goede prestaties van de
Commissie, het ECN en de nationale mededingingsautoriteiten. De Commissie heeft
steeds een krachtig handhavingsbeleid gevoerd, waarbij zij een groot aantal
zaken heeft onderzocht en in economische sleutelsectoren onderzoeken heeft
ingesteld. Zij heeft ook richtsnoeren gegeven voor belanghebbenden, nationale
mededingingsautoriteiten en de nationale rechterlijke instanties. Binnen het
ECN heeft zich een sterke samenwerkingsdynamiek ontwikkeld, die de coherente
toepassing van de EU-mededingingsregels in de gehele EU heeft bevorderd. De
nationale mededingingsautoriteiten zijn uitgegroeid tot een belangrijke pijler
voor de toepassing van de EU-mededingingsregels, en zij hebben de
rechtshandhaving een sterke impuls gegeven. 44.
Al deze elementen hebben bijgedragen tot de
doeltreffende handhaving van de mededingingsregels van de EU gedurende het
laatste decennium. Mede als gevolg van de mededinging is een ruimere keuze van
hoogwaardige producten en diensten tegen concurrerende prijzen tot stand
gebracht en zijn de voorwaarden geschapen voor een grotere productiviteit en
efficiëntie van Europese ondernemingen, die van cruciaal belang zijn om de
economie van de EU concurrerender te maken en duurzame groei te genereren. 45.
Het is echter belangrijk om voort te bouwen op deze
resultaten en een werkelijke gemeenschappelijke ruimte te scheppen voor de
handhaving van het mededingingsrecht in de EU. 46.
In dit verband is het met name noodzakelijk om: -
de onafhankelijkheid van de nationale
mededingingsautoriteiten bij de uitoefening van hun taken en hun beschikking
over voldoende middelen te garanderen; -
ervoor te zorgen dat de nationale
mededingingsautoriteiten over een volledig pakket doeltreffende onderzoeks- en
beslissingsbevoegdheden beschikken; en tevens -
erop toe te zien dat in alle lidstaten bevoegdheden
tot het opleggen van doeltreffende en evenredige geldboeten en goed opgezette
clementieregelingen van toepassing zijn, en maatregelen te overwegen om te
voorkomen dat er negatieve prikkels voor clementieverzoekers ontstaan. De
Commissie zal nader beoordelen met welke initiatieven deze doelstellingen het
best kunnen worden verwezenlijkt. [1] Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002
betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82
van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.). [2] Mededeling van de
Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Verslag over de werking van
Verordening 1/2003, COM(2009)
206 final en het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie SEC(2009)
574 final (hierna het "verslag van 2009" genoemd). [3] Zie de internetsite (http://ec.europa.eu/competition/antitrust/legislation/legislation.html). [4] Zie de internetsite (
http://ec.europa.eu/competition/antitrust/actionsdamages/documents.html). [5] De Commissie heeft zeer weinig nationale rechterlijke
uitspraken over de toepassing van de EU-mededingingsregels ontvangen. [6] Deze veranderingen werden door de economische
aanpassingsprogramma’s geschraagd. [7] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement,
de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de
Regio’s, Europees semester 2014: landenspecifieke aanbevelingen, COM(2014) 400
final. [8] Zie de internetsite (http://ec.europa.eu/competition/ecn/ncas.pdf). [9] Zie de internetsite (http://ec.europa.eu/competition/ecn/documents.html). [10] Zie de internetsite (http://ec.europa.eu/competition/ecn/documents.html).