This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0399
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL 2013 ANNUAL REPORT ON THE IMPLEMENTATION OF REGULATION (EC) N° 300/2008 ON COMMON RULES IN THE FIELD OF CIVIL AVIATION SECURITY
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD JAARVERSLAG 2013 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) NR. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD JAARVERSLAG 2013 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) NR. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART
/* COM/2014/0399 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD JAARVERSLAG 2013 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) NR. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART /* COM/2014/0399 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD JAARVERSLAG 2013 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) NR. 300/2008
INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE
BURGERLUCHTVAART Dit
verslag heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december 2013 INLEIDING 2013 kan het best worden omschreven als een jaar waarin de normen voor
de beveiliging van de luchtvaart zijn geconsolideerd en meer inspanningen zijn
geleverd om de komende nieuwe regels voor luchtvracht en het meenemen van
vloeistoffen in handbagage ten uitvoer te leggen. De enige resterende
overgangsperiode voor de maatregelen voor de beveiliging van de luchtvaart die
zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 300/2008, liep af in april. Deze
had betrekking op de eis dat bekende afzenders van luchtvracht en -post moeten
worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten in plaats van gewoon te worden
aangewezen door een erkende agent. Tijdens de inspecties van de Commissie is
dan ook de nadruk gelegd op de controle van de naleving van deze nieuwe eisen. Behalve de veiligheidsalarmen die in augustus op initiatief van de
Verenigde Staten zijn gegeven, hoefden de controles van de
luchtvaartbeveiliging in Europa in 2013 niet op korte termijn te worden
verbeterd. Deze veiligheidsalarmen hebben ook bevestigd dat de samenwerking
tussen de EU-lidstaten en tussen staten en instellingen moet worden verbeterd.
Hier is al op gewezen in het verslag op hoog niveau inzake de versterking van
de beveiliging van luchtvracht uit 2010, maar er moeten nog meer inspanningen
worden geleverd op dit gebied. Een belangrijk project voor de beveiliging van de luchtvaart in de EU
is de geleidelijke invoering van op technologie gebaseerde controles van
vloeistoffen die door passagiers worden meegenomen in hun handbagage.
Luchthavenexploitanten en fabrikanten van beveiligingsapparatuur hebben in de
loop van 2013 steeds nauwer samengewerkt om zich zo goed mogelijk voor te
bereiden op de gedeeltelijke opheffing van de beperkingen op vloeistoffen vanaf
31 januari 2014. Om dit en andere projecten voor de verbetering van de
detectieprestaties van luchthavenapparatuur en beveiligingsmaatregelen te
ondersteunen, heeft de Commissie in 2013 voor het eerst een "stappenplan
voor technologie" gepresenteerd, dat voortdurend wordt geactualiseerd. Een ander belangrijk project voor de beveiliging van de luchtvaart in
de EU heeft betrekking op in de EU binnenkomende vracht en post. De datum voor
de tenuitvoerlegging van dit project, namelijk 1 juli 2014, is in zicht. Om de
vlotte uitvoering van dit project te garanderen, heeft de Commissie tijdens de
tweede helft van 2013 de samenwerking met de lidstaten en de luchtvaartsector
versterkt. Er worden ook inspanningen gedaan om het versterkte EU-systeem uit
te leggen aan derde landen en internationale organisaties (de Europese
Burgerluchtvaartconferentie (ECAC), de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO)). In de loop van 2013 heeft de Commissie, samen met de lidstaten, verder
werk gemaakt van EU-risicobeoordelingen op diverse gebieden door de methode die
gebruikt wordt voor luchtvracht uit te breiden tot en aan te passen aan andere
beveiligingsdomeinen. Het eerste andere domein waarop deze methode werd
toegepast, is "passagiersgerelateerde risico's". Op het internationale toneel heeft de Commissie deelgenomen aan alle
relevante ICAO-evenementen, waar zij de zichtbaarheid en invloed van de EU met
betrekking tot het luchtvaartbeveiligingsbeleid internationaal heeft versterkt.
De Commissie heeft ook nauw samengewerkt met belangrijke partners uit derde
landen en heeft in de loop van 2013 verschillende bilaterale en multilaterale
bijeenkomsten bijgewoond en georganiseerd. Het toezicht op de toepassing van luchtvaartbeveiligingsmaatregelen
door lidstaten en relevante exploitanten via EU-inspecties is een ander gebied
waarop gedurende het hele jaar nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de
Commissie plaatsvond. De nalevingsniveaus zijn stabiel gebleven en gaven geen
aanleiding tot een opschorting van het EU-concept van "one stop
security" in 2013. DEEL EEN De inspecties 1. Algemeen Krachtens Verordening (EG) nr. 300/2008 is de Commissie verplicht
inspecties uit te voeren van de luchtvaartbeveiligingsinstanties (de
"bevoegde autoriteiten") van de lidstaten en van EU-luchthavens.
Zwitserland is eveneens opgenomen in het EU-programma, terwijl Noorwegen en
IJsland door de toezichthoudende autoriteit van de EVA worden geïnspecteerd op
basis van parallelle bepalingen. De Commissie beschikt over een team van 10
voltijdse en halftijdse luchtvaartbeveiligingsinspecteurs om de
inspectiewerkzaamheden uit te voeren. Deze inspectiewerkzaamheden worden
ondersteund door een pool van nationale auditeurs die door de lidstaten,
IJsland, Noorwegen en Zwitserland zijn aangewezen en die een opleiding hebben
gevolgd om te mogen deelnemen aan inspecties van de Commissie. In 2013 hebben 72
van deze nationale auditeurs deelgenomen aan de inspecties. Bijlage 1 bevat een
tabel met een overzicht van alle monitoringactiviteiten die de Commissie en de
toezichthoudende autoriteit van de EVA tot op heden hebben uitgevoerd. 2. Inspecties van nationale
bevoegde autoriteiten In 2013 heeft de
Commissie de derde cyclus van inspecties van bevoegde autoriteiten voltooid en
is zij begonnen met de vierde cyclus. In totaal zijn zeven inspecties
uitgevoerd in 2013, waarvan vier in het kader van de nieuwe cyclus. Voor de
meeste lidstaten gaven deze inspecties aanzienlijke verbeteringen aan in
vergelijking met het verleden. De tekortkomingen die het vaakst werden
vastgesteld in 2013 waren vergelijkbaar met die van 2012 en hielden
hoofdzakelijk verband met het feit dat de nationale programma's voor de
beveiliging van de luchtvaart en de nationale kwaliteitscontroleprogramma's nog
niet volledig in overeenstemming waren gebracht met het nieuwe wetgevingskader
van Verordening (EG) nr. 300/2008. Wat de
tenuitvoerlegging van de luchtvaartbeveiligingsmaatregelen betreft, waren de
meeste geïnspecteerde lidstaten in staat om tekortkomingen op cruciale
beveiligingsdomeinen snel op te sporen en te verhelpen. Sommige lidstaten
hebben echter onvoldoende toezicht gehouden op bekende leveranciers van
luchthaven- en vluchtbenodigdheden; door de druk op de overheidsbegrotingen en
het grote aantal betrokken entiteiten beschikten zij over onvoldoende middelen
om deze taak uit te voeren. Uit het regelmatige toezicht op buitenlandse
luchtvaartmaatschappijen is ook gebleken dat verbeteringen noodzakelijk zijn in
een beperkt aantal geïnspecteerde lidstaten. Het proces voor het verhelpen van
vastgestelde tekortkomingen was grotendeels toereikend en alle lidstaten
beschikten over sancties. 3. Eerste inspecties van
luchthavens In 2013 zijn 26 eerste inspecties van luchthavens uitgevoerd, drie meer
dan in 2012, hetgeen hoofdzakelijk is toe te schrijven aan het feit dat meer
vrachtinspecties zijn verricht en een aantal kleinere luchthavens zijn
geïnspecteerd; voor deze twee soorten inspecties zijn minder inspecteurs nodig.
Alle hoofdstukken werden behandeld (hoewel niet tijdens elke inspectie). Het
totale percentage kernmaatregelen die in overeenstemming werden bevonden, was
in 2013 ongeveer gelijk aan dat van de voorgaande jaren, namelijk 80 %. De tekortkomingen die werden vastgesteld op het gebied van traditionele
maatregelen[1] werden, zoals in het verleden, voornamelijk veroorzaakt door
menselijke factoren. Deze hadden vooral betrekking op de kwaliteit van de
beveiligingsonderzoeken van personeel en op bepaalde eisen voor de beveiliging
van vracht. Het blijft met name een uitdaging om een hoog niveau te handhaven
bij het fouilleren van personeel. Wat vracht betreft, hadden de meeste gevallen
van niet-naleving betrekking op de verplichting om altijd de meest adequate
methode van beveiligingsonderzoek toe te passen, rekening houdende met de aard
van de zending. Deze menselijke factoren kunnen worden verbeterd door opleiding
en toezicht. Bovendien waren bepaalde aanvullende maatregelen van het
wetgevingskader van Verordening (EG) nr. 300/2008 nog niet voldoende ten
uitvoer gelegd op de luchthavens die in 2013 zijn geïnspecteerd. De gevallen
van niet-naleving hadden onder meer betrekking op de methoden en normen voor
beveiligingscontroles van risicovracht en -post en op luchthavenbenodigdheden,
vluchtbenodigdheden en opleiding. Bepaalde voorschriften op het gebied van de
beveiliging van luchtvaartuigen vereisen ook dat aandacht wordt besteed aan de
nationale kwaliteitscontrole. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten
actief werk maken van de tenuitvoerlegging van deze nieuwe bepalingen. Voorts
zijn in 2013 herzieningen van de wetgeving voorbereid om de duidelijkheid en de
samenhang op sommige van deze terreinen te verbeteren. Deze zullen naar
verwachting in de loop van 2014 worden goedgekeurd. Door
deze herzieningen zouden de nalevingsniveaus aanzienlijk moeten verbeteren. 4. Follow-upinspecties Overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 72/2010 van de
Commissie[2] behoort het tot de gewone taken van de Commissie om een beperkt aantal
follow-upinspecties uit te voeren. Er wordt een bezoek gepland wanneer ernstige
tekortkomingen zijn vastgesteld tijdens de eerste inspectie, maar ook op
willekeurige basis, teneinde de nauwkeurigheid van de nationale activiteiten
inzake rapportering en toezicht op de naleving te controleren. In 2013 zijn
vijf van dergelijke inspecties uitgevoerd; meestal kwamen ze tot de conclusie
dat de vastgestelde tekortkomingen op passende wijze waren rechtgezet. 5. Beoordelingen In de loop van het jaar is
een beoordeling van een Kroatische luchthaven uitgevoerd, voorafgaand aan de
toetreding van Kroatië tot de EU. Er is ook een beoordeling van een Amerikaanse
luchthaven uitgevoerd in het kader van de werkafspraken (Working Arrangement)
met de VS. Voorts zijn beoordelingen
uitgevoerd van één Canadese luchthaven en van geselecteerde luchthavens in
Groenland, op de Faeröer, Guernsey, Jersey en het eiland Man, in het kader van
een geplande opname van bepaalde luchthavens in die landen[3] in het "One Stop Security"-systeem van de Unie. 6. Openstaande dossiers,
"artikel 15"-gevallen en juridische procedures Een inspectiedossier wordt pas gesloten wanneer de Commissie ervan
overtuigd is dat passende corrigerende maatregelen zijn genomen. In 2013 zijn 45
dossiers (32 luchthavens en 13 bevoegde autoriteiten) gesloten. In totaal
stonden 9 dossiers over bevoegde autoriteiten en 20 over luchthavens nog steeds
open aan het einde van het jaar. Als de tekortkomingen die in een luchthaven zijn vastgesteld zo ernstig
worden geacht dat ze een bedreiging vormen voor het algemene niveau van de
beveiliging van de burgerluchtvaart in de Unie, zal de Commissie artikel 15 van
Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie toepassen. Dit betekent dat alle
andere bevoegde autoriteiten in kennis worden gesteld van de situatie en dat
aanvullende maatregelen moeten worden overwogen met betrekking tot vluchten van
of naar de luchthaven in kwestie. In 2013 moesten geen "artikel 15"-gevallen
worden ingeleid. De andere mogelijke handhavingsmaatregel, met name in de meest ernstige
gevallen of in gevallen waarin de tekortkoming langdurig aanhoudt of zich
opnieuw voordoet, is het openen van een inbreukprocedure. In 2013 is één
inbreukprocedure ingeleid naar aanleiding van de inspectie van een nationale
autoriteit. De betrokken lidstaat beschikte over onvoldoende auditeurs om
periodiek toezicht te houden op de naleving en had de Commissie niet in kennis
gesteld van alternatieve beveiligingsmaatregelen op kleine luchthavens die
afwijken van de gemeenschappelijke basisnormen. Deze zaak
was eind 2013 nog steeds lopende. 7. Eigen evaluaties van de
lidstaten Krachtens punt 18.1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 300/2008,
zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 18/2010 van de Commissie[4], moeten de lidstaten jaarlijks vóór eind maart bij de Commissie een
rapport indienen over de resultaten van hun nationaal toezicht op de naleving
in de periode januari-december van het voorgaande jaar. De rapporten van de
lidstaten voor de periode januari-december 2012 werden allemaal op tijd
ingediend en volgden allemaal het model van de Commissie. De belangrijkste
tekortkomingen hadden betrekking op het feit dat sommige lidstaten nog steeds
niet alle beveiligingsmaatregelen hadden genomen en onvoldoende geheime testen
hadden uitgevoerd, en dat er nog marge was om hun follow-upactiviteiten en
handhavingsregeling te versterken. Voorts is ook vastgesteld dat de kwaliteit
van bekende leveranciers op nationaal niveau onvoldoende werd gecontroleerd. DEEL twee Wetgeving en
aanvullende instrumenten 1. Wetgeving Uit recente incidenten[5] en permanente risicobeoordeling blijkt dat de burgerluchtvaart nog
steeds heeft af te rekenen met nieuwe en inventieve gevaren, die moeten worden
afgewend met passende en risicogebaseerde beschermingsmaatregelen. De Commissie
en de lidstaten passen daarom de risicobeperkende maatregelen voortdurend aan
om een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau te bereiken en tegelijk de nadelige
effecten op de activiteiten tot een minimum te beperken. De nieuwe wetgevingsbesluiten op het gebied van luchtvaartbeveiliging
die zijn vastgesteld in 2013 hadden in de eerste plaats tot doel het
wetgevingskader van Verordening (EG) nr. 300/2008 aan te vullen en verder
te verfijnen en in de tweede plaats nieuwe gemeenschappelijke basisnormen vast
te stellen met betrekking tot beveiligingsonderzoeken van passagiers, de
geleidelijke afschaffing van de beperkingen op vloeistoffen in handbagage, de
beveiliging van luchtvracht en de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering in derde
landen. Volgens de nieuwe regels die begin 2013 zijn vastgesteld,
mogen beveiligingsonderzoeken van passagiers worden uitgevoerd volgens een
nieuwe, innoverende methode waarbij gebruik wordt gemaakt van apparatuur voor
de detectie van explosievensporen, in combinatie met draagbare
metaaldetectieapparatuur voor het onderzoek van bepaalde delen van passagiers
waarvoor fouilleren als inefficiënt en/of ongewenst wordt beschouwd, zoals
bepaalde hoofddeksels, gipsverbanden of prothesen. Wat de beperkingen op het meenemen van vloeistoffen,
spuitbussen en gels (LAG's) in handbagage aan boord van een luchtvaartuig
betreft, werd in de loop van 2012 duidelijk dat het niet haalbaar zou zijn deze
beperkingen tegen de uiterste datum van 29 april 2013 te vervangen door
beveiligingsonderzoeken. Dit was voornamelijk te wijten aan operationele
problemen met de apparatuur voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken, die
geleid zouden hebben tot een aanzienlijk risico op verdere ongemakken voor
passagiers. Daarom werd in het eerste kwartaal van 2013 wetgeving vastgesteld
om de beveiligingsonderzoeken geleidelijk in te voeren, te beginnen met
belastingvrije LAG's en dieetproducten vanaf 31 januari 2014. In juli 2013 heeft de Commissie aanvullende regels goedgekeurd voor het
valideren van de conformiteit van beveiligde toeleveringsketens voor
luchtvracht afkomstig van buiten de EU. Deze aanvullende regels maakten deel
uit van de inspanningen van de Commissie om de lidstaten en exploitanten te
helpen om de uiterste termijn van juli 2014 na te leven. Tegen die datum moeten
luchtvaartmaatschappijen die vracht vanaf een buitenlandse luchthaven naar de
EU willen vervoeren, hun activiteiten voor de beveiliging van luchtvracht en
-post laten valideren om de status van ACC3 (vervoerder die luchtvracht of
-post vanaf een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert) te
verkrijgen of te behouden. In 2013 hebben de lidstaten een netwerk opgericht
van erkende EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateurs die de nodige vaardigheden en
achtergrond hebben voor de uitvoering van valideringen. Een lijst van alle
vastgestelde wetgeving is opgenomen in bijlage 2. De besluiten zijn tot stand
gekomen tijdens 5 vergaderingen van het regelgevend comité voor de beveiliging
van de luchtvaart, 5 vergaderingen van de adviesgroep van belanghebbenden inzake
luchtvaartbeveiliging en een aantal vergaderingen van specifieke werkgroepen,
waarbij zowel de lidstaten als het bedrijfsleven waren betrokken. 2. EU-gegevensbank
betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen (UDSCS) Sinds 1 juni 2010
is de "EG-gegevensbank van erkende agenten en bekende afzenders"[6] het enige wettelijke primaire instrument dat erkende agenten moeten
raadplegen bij het aanvaarden van zendingen van een andere erkende agent of
bekende afzender. Sinds 1 februari 2012 is deze gegevensbank bovendien
uitgebreid met de lijst van luchtvaartmaatschappijen die vracht en post vanaf
luchthavens in derde landen naar de EU mogen vervoeren. In 2013 is deze
gegevensbank bij wet uitgebreid met gegevens over entiteiten in de
toeleveringsketen voor andere gebieden dan vracht en post en met de lijst van
EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateurs die zijn goedgekeurd door de lidstaten. De
gegevensbank werd daarom omgedoopt tot "EU-gegevensbank betreffende de
beveiliging van de toeleveringsketen"[7].
De gegevensbank wordt beheerd op basis van een kadercontract met de Commissie.
Eind 2013 bevatte de gegevensbank ongeveer 16 500 erkende agenten, (op
basis van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde) bekende
afzenders en ACC3-entiteiten. De contractueel overeengekomen
beschikbaarheid van 99,5 % werd steeds gehaald in 2013. 3. Inspecties van
EU-luchthavens - handboeken Volgens Verordening (EG) nr. 300/2008 en Verordening (EU) nr. 72/2010
moet het toezicht door de diensten van de Commissie op de naleving van de
beveiligingseisen voor de burgerluchtvaart objectief en volgens een
standaardmethode plaatsvinden. Daarom heeft de Commissie twee uitgebreide handboeken opgesteld met
gedetailleerde aanwijzingen en richtsnoeren voor de EU-inspecteurs op het
terrein. Het ene handboek heeft betrekking op inspecties van luchtvracht, het
andere op inspecties van luchthavens. Beide handboeken zijn in maart 2013
herzien om rekening te houden met de laatste wijzigingen van de
uitvoeringsbepalingen en om er aanvullende tips en richtsnoeren voor
inspecteurs in op te nemen. Om de lidstaten te helpen bij de tenuitvoerlegging
van de gemeenschappelijke basisnormen worden deze handboeken ook ter
beschikking gesteld van nationale auditeurs. DEEL DRIE Tests, studies en nieuwe
initiatieven 1. Tests In de zin van de EU-luchtvaartbeveiligingswetgeving wordt een
"test" uitgevoerd wanneer een lidstaat met de Commissie overeenkomt
dat hij gedurende een beperkte periode bepaalde niet in de wetgeving erkende
middelen of methoden zal gebruiken ter vervanging van een erkende
beveiligingsmethode, op voorwaarde dat dergelijke tests geen negatieve gevolgen
hebben voor het algemene beveiligingsniveau. In juridische zin wordt niet van
"test" gesproken wanneer een lidstaat of entiteit een evaluatie uitvoert
van een nieuwe beveiligingsmethode die wordt gebruikt naast een of meer
methoden die al onder de wetgeving vallen. In de loop van 2013 zijn tests en evaluaties uitgevoerd in Luxemburg,
Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Deze hadden betrekking op het
gebruik van simulatiekamers voor de detectie van explosievensporen (vracht en
post), metaaldetectoren voor de analyse van schoenen, het gebruik van
apparatuur van de nieuwe generatie waarbij handbagage kan worden onderzocht
zonder laptops, zware elektrische apparaten en vloeistoffen uit te pakken en
het gecombineerde gebruik van draagbare metaaldetectoren en
explosievensporendetectie voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van
passagiers in specifieke gevallen. 2. Studies en verslagen Einde november 2013 ontving de Commissie het eindverslag van een studie
over passagiersdifferentiatie, met als titel "Agenda voor de toekomst —
screening van passagiers en handbagage". Deze studie is uitgevoerd door
het adviesbureau Leigh Fisher, dat daarvoor een contract had gesloten met de
Commissie. De studie was voornamelijk gericht op verschillende aspecten van
passagiersdifferentiatie, zoals op de concepten van bekende reizigers,
terreurlijsten, risicoprofielen en real-timebeoordelingen van luchthavens. In
de studie worden deze begrippen geanalyseerd in termen van operationele
haalbaarheid, mechanismen voor de uitwisseling van gegevens, juridische
uitdagingen, gegevensbescherming en privacy en kosten/baten. Hoewel in de
studie geen enkele aanbeveling wordt gedaan over de te volgen koers, werd toch
de aandacht gevestigd op de vele problemen bij de toepassing van - om het even
welk type - op identiteit gebaseerde passagiersdifferentiatie in Europa. 3. Nieuwe initiatieven Een van de belangrijkste lopende regelgevingsdossiers op het gebied van
luchtvaartbeveiliging is de wijziging van de EU-wetgeving inzake de beperkingen
op het meenemen van vloeistoffen, gels en spuitbussen (LAG's). Al jaren wordt
gestreefd naar de opheffing van deze beperkingen; de wetgeving is al diverse
keren herzien. Een gedetailleerde studie uit 2012 kwam tot de conclusie dat het
niet haalbaar was om, zoals gepland, vanaf april 2013 alle vloeistoffen aan een
beveiligingsonderzoek te onderwerpen omdat de uitrol van de nodige apparatuur
op luchthavens in de EU nog niet was begonnen. In juli 2012 heeft de Commissie
een verslag over deze conclusies naar het Europees Parlement en de Raad
gestuurd en voorstellen gedaan om dit probleem op te lossen. In reactie hierop heeft het Regelgevend Comité voor de beveiliging van
de burgerluchtvaart eind 2012 een positief advies uitgebracht over de
voorstellen van de Commissie om uiterlijk op 31 januari 2014 te starten met een
eerste fase van beveiligingsonderzoeken van LAG's. Deze eerste fase heeft
betrekking op beveiligingsonderzoeken van LAG's in manipulatieaantonende tassen
en van medicijnen en babyvoeding voor gebruik tijdens de reis. De relevante
wetgeving is in maart 2013 goedgekeurd. Begin 2013 heeft de Commissie aan de lidstaten modellen verstrekt aan
de hand waarvan zij verslag konden uitbrengen over de stand van uitvoering van
de vloeistoffenwetgeving. Hieruit bleek dat de nieuwe termijn van 31 januari 2014
nog steeds haalbaar was, hoewel sommige lidstaten vertragingen hebben gemeld
bij het plaatsen van bestellingen voor de nodige apparatuur. Om de communicatie
met de passagiers te verbeteren, heeft de Commissie een aankondiging over de
invoering van de nieuwe regels opgesteld. Het beveiligingsonderzoek van LAG's
is in 2014 volgens plan van start gegaan, waarbij geen ongemakken aan
controlepunten voor passagiers werden gemeld. Om de bescherming tegen op het lichaam aangebrachte explosieven te
verbeteren, zijn in de tweede helft van 2013 verdere wijzigingen van de
uitvoeringshandelingen van Verordening (EG) nr. 300/2008 voorbereid. Deze
voorstellen hebben gediend om het gebruik van speciale middelen of methoden
voor het opsporen van explosieven tijdens beveiligingsonderzoeken van
passagiers te versterken, zoals het gebruik van apparatuur voor de detectie van
explosievensporen. De verscherpte regels zijn begin 2014 vastgesteld en worden
uiterlijk op 1 september 2015 van kracht. Overeenkomstig de bevoegdheid die haar is verleend in het EU-actieplan
voor de beveiliging van luchtvracht[8]
heeft de Commissie haar optreden op dit gebied uitgebreid door het
regelgevingskader vast te stellen voor vracht en post die vanuit derde landen
naar de Unie worden vervoerd en door een regeling voor
EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen vast te stellen die ook van toepassing is
op luchthavens van herkomst buiten de Europese Unie. De eerste fase daarvan is
in werking getreden op 1 februari 2012. Sindsdien moeten luchtvaartmaatschappijen die vracht en post van op
luchthavens in derde landen naar de Unie willen vervoeren, worden aangewezen
als "ACC3"[9] door de bevoegde autoriteit van een EU-lidstaat. Om het bijbehorende
registratie- en overlegmechanisme te harmoniseren en te vergemakkelijken voor
de lidstaten en de Commissie zijn in het laatste kwartaal van 2012 nieuwe functies
met betrekking tot ACC3 toegevoegd aan de (omgedoopte) "EU-gegevensbank
betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen". Luchtvaartmaatschappijen die vracht en post naar de Unie wensen te
vervoer na 1 juli 2014 moeten vóór die datum door een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur
worden gevalideerd om opnieuw te worden aangewezen als ACC3. Andere entiteiten
moeten eveneens worden gevalideerd in het kader van een
EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering als zij deel willen uitmaken van de
desbetreffende beveiligde toeleveringsketen van het derde land. Daartoe zijn midden 2013 gedetailleerde checklists vastgesteld voor de
validering van de desbetreffende beveiligde toeleveringsketen in derde landen,
als een laatste voorbereidende stap op het gebied van de wetgeving. Om een gezonde en geharmoniseerde start van de bijbehorende
valideringsactiviteiten te ondersteunen, heeft de Commissie in de tweede helft
van 2013 verscheidene werkvergaderingen georganiseerd met de lidstaten,
belanghebbenden en EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateurs. Voorts is ook intensief samengewerkt met de douaneautoriteiten met het
oog op de harmonisering tussen de regeling inzake geautoriseerde
marktdeelnemers en de regeling voor luchtvaartbeveiligingsvalideringen voor
erkende agenten en bekende afzenders van vracht en post. Het doel hiervan is te
voorkomen dat marktdeelnemers twee keer moeten worden gevalideerd, ondanks het
feit dat hun kernactiviteiten binnen deze twee regelgevingskaders elkaar
grotendeels overlappen, en tegelijk mogelijke achterpoortjes op te sporen die
de beveiliging van luchtvracht verzwakken en maatregelen te nemen om deze te
sluiten. De bijbehorende wijzigingen in de EU-wetteksten op het gebied van
douane en luchtvaartbeveiliging zullen naar verwachting begin 2014 worden
vastgesteld. Bovendien werd overeengekomen met de douaneautoriteiten samen te werken
aan een studie over zogenaamde "voorafgaande vrachtinformatie
(PRECISE)"; deze studie heeft betrekking op expediteurs en traditionele
luchtvaartmaatschappijen met vrachtactiviteiten en is gebaseerd op een model
dat samen met de koerierdienstensector is ontwikkeld. DEEL VIER Overleg met
internationale instanties en derde landen 1. Algemeen De Commissie werkt
nauw samen met internationale instanties en belangrijke partners uit derde
landen en is regelmatig vertegenwoordigd op internationale bijeenkomsten, waar
zij meestal het standpunt van de EU coördineert en vaak presentaties geeft of
documenten indient. Voor zover van toepassing worden ook gesprekken gehouden
met individuele derde landen over lokale kwesties of kwesties van gezamenlijk
belang. Door dergelijke contacten blijft de EU op de hoogte, kan zij goede
praktijken verspreiden en kan zij de mondiale besluitvorming beïnvloeden. 2. Internationale organen De Commissie neemt deel aan de jaarlijkse vergadering van het Aviation
Security Panel van de ICAO. Tijdens de vergadering van 2013 (8-12 april 2013)
zijn vier papers gepresenteerd over de standpunten van de EU (twee met
informatie over de herziening van de EU-regels voor vloeistoffen en vracht, één
over eventuele internationale regels voor de beveiliging van luchtvracht en één
over het meten van de doeltreffendheid van de capaciteitsopbouw). Deze papers
zijn positief onthaald. De EU en de ICAO hebben een memorandum van samenwerking tot
vaststelling van een kader voor versterkte samenwerking gesloten[10]. In het memorandum van samenwerking wordt luchtvaartbeveiliging
genoemd als een van de gebieden waarop samenwerking tussen de partijen tot
stand zal worden gebracht en dat zal worden uitgewerkt in een specifieke
bijlage over luchtvaartbeveiliging bij het memorandum. In maart 2013 heeft het
Gemengd Comité EU-ICAO in het kader van het memorandum van samenwerking het
besluit[11] genomen deze bijlage vast te stellen, die nu een integrerend deel
uitmaakt van het memorandum; het comité levert daardoor een bijdrage tot de
verbetering van de beveiliging van de internationale luchtvaart en de
samenwerking, onder meer door het uitwisselen van relevante
beveiligingsinformatie, het detacheren van deskundigen en het financieren van
specifieke beveiligingsmaatregelen. De Commissie heeft
inspanningen geleverd om informatie te verstrekken over de
EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering op het gebied van luchtvracht en -post die
naar de Unie worden vervoerd. Zij deed dit door deel te nemen aan en een
actieve rol te spelen op diverse internationale fora, ook in het kader van de
ICAO en andere internationale en regionale organisaties. De Commissie neemt
ook regelmatig deel aan vergaderingen van het ECAC Security Forum en de
aanverwante taakgroepen. De conclusies van deze groepen vormden de basis voor
besprekingen tijdens de vergaderingen van het regelgevend comité voor de
beveiliging van de burgerluchtvaart en de bijbehorende werkgroepen. In het kader
van een samenwerkingsovereenkomst van eind 2012 is vertrouwelijke informatie
over de beveiliging van de luchtvaart uitgewisseld tussen de ECAC en de
Commissie. Eind 2013 is een
aanvullend memorandum van overeenstemming ondertekend tussen de Commissie en de
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, die toezicht houdt op de naleving van
de voorschriften inzake luchtvaartbeveiliging in IJsland, Liechtenstein en
Noorwegen. In dit kader zijn de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de
Commissie begonnen met de uitwisseling van hun respectieve verslagen over
gesloten inspecties. Ten slotte is een
interface tot stand gebracht tussen het IT-platform van Eurocontrol en de
eerder in dit verslag vermelde "EU-gegevensbank betreffende de beveiliging
van de toeleveringsketen". Deze interface maakt het mogelijk een
waarschuwingssysteem op te zetten om lidstaten tijdig te waarschuwen wanneer
vliegtuigen aankomen uit luchthavens in derde landen waar de
luchtvaartmaatschappij niet is aangewezen als ACC3. 3. Derde landen De Commissie heeft op diverse fora actief gesprekken gevoerd met de
Verenigde Staten over luchtvaartbeveiligingskwesties, met name in de
EU-VS-groep "samenwerking op het gebied van de beveiliging van
vervoer" (Transportation Security Cooperation Group, TSCG). De TSCG heeft
tot doel de samenwerking te bevorderen op een aantal gebieden van wederzijds
belang en te garanderen dat de "one-stop security"-regelingen[12] blijven werken en dat de respectieve regelingen van de EU en de VS
inzake luchtvracht en -post wederzijds worden erkend. De Commissie is ook een aantal keren tussenbeide gekomen wanneer
lidstaten hun bezorgdheid hebben geuit over verzoeken aan hun
luchtvaartmaatschappijen om aanvullende veiligheidsmaatregelen toe te passen
met betrekking tot vluchten naar bepaalde derde landen. De Commissie en de
lidstaten hebben samengewerkt om ervoor te zorgen dat bij de tenuitvoerlegging
van deze maatregelen rekening wordt gehouden met de bestaande EU-maatregelen
inzake luchtvaartbeveiliging, teneinde de operationele gevolgen te beperken.
Een voorbeeld is het systeem voor de afgifte van urgente wijzigingen dat
gebruikt wordt door de VS; in 2013 moesten luchtvaartmaatschappijen op basis
van dit systeem op korte termijn en zonder voorafgaand overleg extra maatregelen
treffen, vaak met aanzienlijke operationele problemen tot gevolg. De Commissie heeft ook nauw samengewerkt met Canada om een
"one-stop security"-overeenkomst te sluiten voor vluchten tussen de
EU en Canada. Hiertoe werd informatie over de vereisten voor de beveiliging van
de burgerluchtvaart uitgewisseld en werd een beoordeling van een Canadese
luchthaven uitgevoerd door de Commissie. CONCLUSIE Het
beveiligingsniveau in de EU is nog steeds hoog. Uit de inspecties van de
Commissie blijkt dat het niveau van naleving van de kernbepalingen van de
regelgeving stabiel is gebleven. Wat basismaatregelen betreft, doen de
tekortkomingen zich voor op het gebied van beveiligingsonderzoeken van
personeelsleden en vracht, die meestal voortvloeien uit menselijke factoren.
Verdere gevallen van niet-naleving van de maatregelen die recentelijk zijn
goedgekeurd onder het wettelijk kader van Verordening (EG) nr. 300/2008
hadden betrekking op beveiligingscontroles van risicovracht en -post en van
luchthaven-/vluchtbenodigdheden, en op opleiding. De door de Commissie
aanbevolen corrigerende maatregelen werden in het algemeen goed opgevolgd, maar
de bevindingen van de inspecteurs wijzen niettemin op het belang van een
robuuste EU-inspectieregeling en passende kwaliteitsborging op het niveau van
de lidstaten. De Commissie zet haar inspanningen voort om te garanderen dat
alle juridische eisen volledig en correct worden nageleefd; indien nodig leidt
zij inbreukprocedures in. Op wetgevend vlak zijn in 2013 verdere gedetailleerde
uitvoeringsbepalingen vastgesteld om te garanderen dat het kader dat is opgezet
bij Verordening (EG) nr. 300/2008 wordt toegepast op een wijze die
geharmoniseerd is en die bestaande en in ontwikkeling zijnde risico's beperkt. [1] Maatregelen worden als "traditioneel"
beschouwd als ze al van toepassing waren onder het wetgevingskader van de
ingetrokken Verordening (EG) nr. 2320/2002. [2] Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie van 26
januari 2010 tot vaststelling van procedures voor de inspecties van de Commissie
op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart, PB L 23 van 27.1.2010,
blz. 1. [3] Voor Groenland en de Faeröer zijn deze beoordelingen
uitgevoerd in het tweede semester van 2013. [4] Verordening (EU) nr. 18/2010 van de Commissie van 8 januari
2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 300/2008, PB L 7 van 12.1.2010,
blz. 3. [5] De "onderbroekbom" op kerstmis 2009, de bommen
op vrachtvluchten uit Jemen eind 2010 en de tweede poging tot aanslag met een
"onderbroekbom" in 2012. [6] Het gebruik van deze gegevensbank, die door de Commissie
is opgezet, is krachtens Verordening (EG) nr. 185/2010 en Besluit C(2010) 774
verplicht voor alle actoren in de toeleveringsketen. [7] Verordening (EU) nr. 1116/2013 van de Commissie 6
november 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 299 van 9.11.2013,
blz. 1. [8] Document 16271/1/10, Rev 1, beperkt toegankelijk, Raad
van de Europese Unie. [9] Verordening (EU) nr. 859/2011 van de Commissie van 25
augustus 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 220 van 26.8.2011,
blz. 9. [10] PB L 232 van 9.9.2011, blz. 2, en PB L 121 van 8.5.2012,
blz. 16. [11] PB L 172 van 25.6.2013, blz. 49. [12] Van toepassing vanaf 1.4.2011 voor luchtvaartuigen,
passagiers en hun handbagage en ruimbagage die aankomen uit de VS – Verordening
(EU) nr. 983/2010 van de Commissie van 3 november 2010 tot wijziging van
Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 286 van 4.11.2010, blz. 1. Bijlage 1 Inspecties door de Commissie op 31.12.2013 Staat || Aantal inspecties 01/2013 – 12/2013 (inclusief follow-upinspecties) || Totaal aantal inspecties 2004-2013 (inclusief follow-upinspecties) Oostenrijk || 2 || 11 België || 2 || 13 Bulgarije || 2 || 9 Kroatië || 1 || 1 Cyprus || 0 || 7 Tsjechië || 1 || 9 Denemarken || 2 || 12 Estland || 1 || 7 Finland || 0 || 10 Frankrijk || 3 || 20 Duitsland || 2 || 21 Griekenland || 2 || 16 Hongarije || 1 || 9 Ierland || 3 || 12 Italië || 0 || 17 Letland || 0 || 7 Litouwen || 1 || 6 Luxemburg || 1 || 8 Malta || 1 || 4 Nederland || 0 || 10 Polen || 2 || 12 Portugal || 2 || 12 Roemenië || 0 || 6 Slowakije || 2 || 7 Slovenië || 0 || 5 Spanje || 2 || 17 Zweden || 2 || 14 Verenigd Koninkrijk || 2 || 22 Niet-EU-lidstaten || || Zwitserland || 1 || 6 TOTAAL || 38 || 310 Inspecties door de Toezichthoudende
Autoriteit van de EVA op 31.12.2013 Staat || Aantal inspecties 01/2013 – 12/2013 (inclusief follow-upinspecties) || Totaal aantal inspecties 2004-2013 (inclusief follow-upinspecties) IJsland || 1 || 10 Noorwegen || 2 || 42 TOTAAL || 3 || 52 Bijlage 2 In de loop van 2013 vastgestelde aanvullende wetgeving: ·
Verordening (EU) nr. 104/2013[1] met betrekking tot
beveiligingsonderzoeken van passagiers en andere personen door middel van
apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD), in combinatie met
draagbare metaaldetectieapparatuur (HHMD); ·
Verordening (EU) nr. 189/2013[2] op het gebied van de
regeling voor bekende afzenders; ·
Verordening (EU) nr. 245/2013[3] met betrekking tot
beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels in
EU-luchthavens; ·
Verordening (EU) nr. 246/2013[4] met betrekking tot
beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels in
EU-luchthavens; ·
Verordening (EU) nr. 654/2013[5] betreffende
controlelijsten in het kader van EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen voor
entiteiten uit derde landen; ·
Verordening (EU) nr. 1103/2013[6] met betrekking tot de
erkenning van de gelijkwaardigheid van beveiligingsnormen van derde landen; ·
Verordening (EU) nr. 1116/2013[7] met betrekking tot de
verduidelijking, harmonisering en vereenvoudiging van bepaalde specifieke
luchtvaartbeveiligingsmaatregelen; ·
Besluit C(2013) 511[8]
met betrekking tot beveiligingsonderzoeken van passagiers en andere personen
door middel van apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD), in
combinatie met draagbare metaaldetectieapparatuur (HHMD); ·
Besluit C(2013) 1587[9]
met betrekking tot beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en
gels in EU-luchthavens; ·
Besluit C(2013) 2045[10] met betrekking tot
beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels in
EU-luchthavens; ·
Besluit C(2013) 4180[11], met betrekking tot
vracht en post; ·
Besluit C(2013)7275[12] met betrekking tot de
verduidelijking en vereenvoudiging van bepaalde specifieke
luchtvaartbeveiligingsmaatregelen. [1] Verordening (EU) nr. 104/2013 van de Commissie van 4
februari 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 34 van 5.2.2013,
blz. 13. [2] Verordening (EU) nr. 189/2013 van de Commissie van 5
maart 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 62 van 5.3.2013,
blz. 17. [3] Verordening (EU) nr. 245/2013 van de Commissie van 19
maart 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 272/2009, PB L 77 van 20.3.2013,
blz. 5. [4] Verordening (EU) nr. 246/2013 van de Commissie van 19
maart 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 77 van 20.3.2013,
blz. 8. [5] Verordening (EU) nr. 654/2013 van de Commissie van 10
juli 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 190 van 11.7.2013,
blz. 1. [6] Verordening (EU) nr. 1103/2013 van de Commissie van 6
november 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 296 van 7.11.2013,
blz. 6. [7] Verordening (EU) nr. 1116/2013 van de Commissie van 6
november 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 299 van 9.11.2013,
blz. 1. [8] Besluit C(2013) 511 final, vastgesteld op 4.2.2013 en
daarna bekendgemaakt aan alle lidstaten; niet gepubliceerd in het PB. [9] Besluit C(2013) 1587 final, vastgesteld op 19.3.2013 en
daarna bekendgemaakt aan alle lidstaten; niet gepubliceerd in het PB. [10] Besluit C(2013) 2045 final, vastgesteld op 17.4.2013 en
daarna bekendgemaakt aan alle lidstaten; niet gepubliceerd in het PB. [11] Besluit C(2013) 4180 final, vastgesteld op 9.7.2013 en
daarna bekendgemaakt aan alle lidstaten; niet gepubliceerd in het PB. [12] Besluit C(2013) 7275 final, vastgesteld op 6.11.2013 en
daarna bekendgemaakt aan alle lidstaten; niet gepubliceerd in het PB.