EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0744

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad betreffende insolventieprocedures

/* COM/2012/0744 final - 2012/0360 (COD) */

52012PC0744

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad betreffende insolventieprocedures /* COM/2012/0744 final - 2012/0360 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.        Algemene context

Dit voorstel wijzigt Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (hierna de “insolventieverordening” of “verordening” genoemd).

De insolventieverordening stelt een Europees kader vast voor grensoverschrijdende insolventieprocedures. De verordening is van toepassing wanneer de schuldenaar in meer dan één lidstaat goederen of schuldeisers heeft, ongeacht of hij een natuurlijke of een rechtspersoon is. De verordening bepaalt welke rechter tot opening van een insolventieprocedure bevoegd is. De hoofdprocedure moet worden geopend in de lidstaat waar zich het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar (hierna “CVVB” genoemd) bevindt en de rechtsgevolgen van deze procedure worden in de hele EU erkend. Secundaire procedures kunnen worden ingeleid daar waar de schuldenaar een vestiging heeft; de gevolgen van deze procedure blijven beperkt tot de goederen van de schuldenaar die zich in de lidstaat in kwestie bevinden. De verordening bevat ook regels inzake het toepasselijke recht en bepaalde regels inzake de coördinatie van de hoofdinsolventieprocedure en secundaire procedures. De insolventieprocedure is van toepassing op alle lidstaten, met uitzondering van Denemarken, dat niet deelneemt aan de justitiële samenwerking in het kader van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De insolventieverordening is vastgesteld in mei 2000 en sinds 31 mei 2002 van toepassing. Tien jaar na de inwerkingtreding ervan heeft de Commissie onderzocht hoe de verordening in de praktijk werkt en acht zij het nodig het instrument te wijzigen.

1.2.        De noodzaak van een herziening van de insolventieverordening

Hoewel de insolventieverordening algemeen geacht wordt de grensoverschrijdende insolventieprocedures in de Europese Unie met succes te vereenvoudigen, hebben de raadpleging van de belanghebbenden en de in opdracht van de Commissie uitgevoerde juridische en empirische onderzoeken een reeks problemen bij de praktische toepassing van de verordening aangetoond. Bovendien komen in de verordening de huidige prioriteiten van de EU en de nationale praktijken op het gebied van insolventierecht onvoldoende tot hun recht, met name wat betreft het bevorderen van de redding van ondernemingen die in moeilijkheden verkeren. De evaluatie van de insolventieverordening bracht in hoofdzaak de volgende vijf tekortkomingen als voornaamste tekortkomingen aan het licht:

· De verordening is niet van toepassing op nationale procedures die voorzien in de herstructurering van een onderneming in een pre-insolventiestadium (“pre-insolventieprocedure”) of procedures waarbij het bestaande management gehandhaafd blijft (“hybride procedures”). Dergelijke procedures zijn echter de laatste tijd in veel lidstaten[1] ingevoerd en worden geacht de kansen op een geslaagde herstructurering van ondernemingen te vergroten. Bovendien valt een aantal insolventieprocedures inzake natuurlijke personen thans buiten het toepassingsgebied van de verordening.

· De vaststelling welke lidstaat bevoegd is tot het openen van een insolventieprocedure stuit op moeilijkheden. Hoewel het toekennen van de rechterlijke bevoegdheid voor het openen van een hoofdinsolventieprocedure aan de lidstaat waar de schuldenaar zijn CVVB heeft, breed wordt gesteund, is de toepassing van dit principe in de praktijk niet steeds eenvoudig. Ook is er kritiek op de voorschriften inzake rechterlijke bevoegdheid van de verordening omdat deze het mogelijk maken dat ondernemingen en natuurlijke personen zich schuldig maken aan forum-shopping door hun CVVB op oneigenlijke gronden te verplaatsen.

· Er zijn ook problemen vastgesteld met betrekking tot secundaire procedures. De opening van een secundaire procedure kan het efficiënte beheer van het vermogen van de schuldenaar belemmeren. Wanneer een secundaire procedure wordt geopend, heeft de curator in de hoofdprocedure niet langer controle over de goederen die zich in de andere lidstaat bevinden. Daardoor wordt de verkoop van de schuldenaar op basis van continuïteit van de activiteiten (going concern[2]) moeilijker. Bovendien moeten secundaire procedures op dit moment liquidatieprocedures zijn, wat een belemmering betekent voor een geslaagde herstructurering van een schuldenaar.

· Er zijn problemen met betrekking tot de regels inzake de openbaarmaking van insolventieprocedures en het indienen van vorderingen. Er bestaat op dit moment geen verplichting tot het openbaar maken of registreren van de besluiten in een lidstaat waar een procedure wordt ingeleid of in de lidstaten waar een vestiging is. Evenmin bestaat er een Europees insolventieregister waarmee het mogelijk zou zijn om de diverse nationale registers te raadplegen. De goede werking van grensoverschrijdende insolventieprocedures hangt echter in belangrijke mate af van de openbaarmaking van de relevante beslissingen inzake een insolventieprocedure. Rechters moeten ervan op de hoogte zijn of er in een andere lidstaat al een procedure is ingeleid; schuldeisers of potentiële schuldeisers moeten weten of er een procedure is begonnen. Bovendien krijgen schuldeisers, met name kleine schuldeisers en kmo's met moeilijkheden en kosten te maken wanneer zij op grond van de insolventieverordening een vordering instellen.

· Tot slot bevat de verordening geen specifieke regels voor de insolventie van een multinationale groep ondernemingen terwijl juist bij een groot aantal grensoverschrijdende gevallen van insolventie groepen ondernemingen betrokken zijn. Het voornaamste uitgangspunt van de insolventieverordening is dat voor de individuele leden van de groep afzonderlijke procedures moeten worden geopend en dat deze procedures geheel onafhankelijk van elkaar zijn. Het gebrek aan specifieke bepalingen voor insolventie van een groep ondernemingen vermindert vaak de kans op een geslaagde herstructurering van de groep in zijn geheel en kan ertoe leiden dat de groep uiteenvalt in de verschillende onderdelen waaruit deze bestaat.

De gedetailleerde evaluatie van de toepassing van de verordening in de praktijk is opgenomen in het bij dit voorstel gevoegde verslag van de Commissie. Een grondige analyse van de problemen inzake de vigerende verordening en de effecten van de verschillende opties die voor het aanpakken daarvan worden overwogen, is te vinden in de effectbeoordeling van de Commissie, die eveneens bij dit voorstel is gevoegd.

De herziening van de insolventieverordening heeft uiteindelijk als doel de doeltreffendheid van het Europese kader voor de afwikkeling van grensoverschrijdende insolventiezaken te verbeteren teneinde ervoor te zorgen dat de interne markt tijdens economische crises soepel en veerkrachtig functioneert. Deze doelstelling sluit aan bij de prioriteiten die de EU thans stelt ter bevordering van economisch herstel en duurzame groei, een hoger investeringspercentage en behoud van werkgelegenheid, zoals uiteengezet in de Europa 2020-strategie. Zoals verklaard in de Small Business Act[3] zal de herziening van de verordening bijdragen tot een soepele ontwikkeling en het voortbestaan van ondernemingen. De herziening is ook een van de voornaamste maatregelen uit het wetgevingspakket eengemaakte markt II[4].

2.           RAADPLEGING EN EFFECTBEOORDELING

Dit voorstel werd voorafgegaan door een raadpleging van het geïnteresseerde publiek, lidstaten, andere instellingen en deskundigen over de bestaande problemen inzake de vigerende verordening en de mogelijke oplossingen daarvoor. Op 29 maart 2012 lanceerde de Commissie een openbare raadpleging. Er werden in totaal 134 antwoorden ontvangen. De Commissie nam ook de resultaten in aanmerking van een externe studie inzake de evaluatie van de toepassing van de insolventieverordening. Deze studie werd in onderlinge samenwerking uitgevoerd door de universiteiten van Heidelberg en Wenen. Empirische gegevens over het effect van de verschillende opties voor een hervorming werden verzameld in het kader van een andere externe studie, die in onderlinge samenwerking werd uitgevoerd door GHK en Milieu. Beide studies zullen samen met dit voorstel worden gepubliceerd op de internetsite van DG Justitie. In april en oktober 2012 vonden twee ontmoetingen met nationale deskundigen plaats. Bovendien stelde de Commissie een groep samen van particuliere deskundigen op het gebied van grensoverschrijdende insolventies. Deze groep kwam van mei tot oktober 2012 vijf keer bijeen en gaf input inzake de problemen, de opties en het ontwerp van de herziene verordening.

De standpunten van de belanghebbenden over de voornaamste elementen van de herziening kunnen als volgt worden samengevat.

· Met betrekking tot de uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening was een aanzienlijke meerderheid van opvatting dat de verordening op pre-insolventieprocedures en hybride procedures van toepassing moet zijn. De meningen liepen uiteen over de vraag op welke procedures de verordening precies van toepassing moet zijn en met name over de vraag wanneer rechterlijk toezicht moet worden voorgeschreven. Een meerderheid van de respondenten was het erover eens dat de insolventieverordening op zowel privépersonen als zelfstandigen van toepassing moet zijn.

· Met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid stemde drie kwart van de respondenten in met de toepassing van het CVVB-criterium om te bepalen waar de hoofdprocedure moet worden ingesteld. Een meerderheid was echter van mening dat de interpretatie in de rechtspraak van de term CVVB voor praktische problemen zorgt. Bijna de helft van de respondenten voerde bewijzen aan voor het op oneigenlijke gronden verplaatsen van het CVVB[5].

· Wat de relatie tussen de hoofd- en de secundaire insolventieprocedures betreft, was bijna de helft van de respondenten niet tevreden over de coördinatie tussen de hoofd- en de secundaire procedures.

· Met betrekking tot de bekendmaking van procedures, was drie kwart van de respondenten het erover eens dat het ontbreken van een verplichting tot openbaarmaking van het besluit tot opening van de insolventieprocedure een probleem vormt. Bijna de helft van degenen die hun mening te kennen gaven, was van mening dat er problemen waren met betrekking tot het indienen van vorderingen.

· Ten aanzien van insolventie van een groep ondernemingen was bijna de helft van de respondenten van mening dat de insolventieverordening niet efficiënt functioneert in het geval van insolventie van de leden van een multinationale groep ondernemingen.

De Commissie onderzocht de kosten en baten van de belangrijkste aspecten van de voorgestelde wijziging in haar effectbeoordeling, die aan dit voorstel is gehecht.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

3.1.        Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

De elementen van de voorgestelde herziening van de insolventieverordening kunnen als volgt, worden samengevat: · Toepassingsgebied: het voorstel breidt het toepassingsgebied van de verordening uit door de definitie van insolventieprocedures zo te herzien dat daaronder zowel hybride en pre-insolventieprocedures vallen als de procedures inzake schuldbevrijding en andere insolventieprocedures voor natuurlijke personen die thans niet onder de definitie vallen.

· Rechterlijke bevoegdheid: het voorstel verduidelijkt de regels inzake rechterlijke bevoegdheid en verbetert het procedurele kader voor het bepalen van de rechterlijke bevoegdheid;

· Secundaire procedures: het voorstel voorziet in een efficiënter beheer van insolventieprocedures door de rechter de mogelijkheid te geven de opening van secundaire procedures te weigeren wanneer dit noodzakelijk is om de belangen van plaatselijke schuldeisers te beschermen, door niet langer te eisen dat secundaire procedures liquidatieprocedures zijn en door de onderlinge afstemming van hoofd- en secundaire procedures te verbeteren, met name door de samenwerkingsvereisten ook te laten gelden voor de betrokken rechters; · Openbaarmaking van procedures en indiening van vorderingen: Het voorstel verplicht lidstaten tot de openbaarmaking van de relevante gerechtelijke beslissingen in grensoverschrijdende insolventiezaken in een openbaar toegankelijk elektronisch register en bepaalt dat nationale insolventieregisters onderling verbonden moeten zijn. Het voorstel voert ook standaardformulieren in voor de indiening van vorderingen;

· Groepen ondernemingen: Het voorstel voorziet in een coördinatie van de insolventieprocedures die betrekking hebben op verschillende leden van dezelfde groep ondernemingen door de curatoren en de rechters die bij de verschillende hoofdprocedures betrokken zijn, te verplichten tot samenwerking en overleg; bovendien geeft het de bij dergelijke procedures betrokken curatoren de procedurele instrumenten om een schorsing van de respectieve andere procedures te verzoeken en om een herstelplan voor te stellen voor de leden van de groep waarop de insolventieprocedures betrekking hebben.

3.1.1.     Toepassingsgebied van de insolventieverordening

Het voorstel verruimt het toepassingsgebied van de insolventieverordening door de vigerende definitie van “insolventieprocedures” in artikel 1, lid 1, van de verordening te wijzigen. Dienaangaande wordt voorgesteld om voortaan ook procedures onder het toepassingsgebied te laten vallen waarbij geen curator is betrokken, maar waarin de goederen en zaken van de schuldenaar onder controle of toezicht van een rechter staan. Deze wijziging moet het mogelijk maken dat in procedures waarbij de schuldenaar het bezit behoudt zonder dat een curator wordt aangewezen, de door de verordening ingevoerde EU-brede erkenning van de gevolgen van insolventieprocedures geldt. Ook zouden er door deze wijziging meer insolventieprocedures inzake natuurlijke personen onder de verordening kunnen vallen. Bovendien wordt voorgesteld om uitdrukkelijk te verwijzen naar procedures voor schuldaanpassing en naar het streven naar herstel zodat ook die procedures onder de verordening vallen die de schuldenaar in staat stellen om in een pre-insolventiefase een regeling met zijn schuldeisers te treffen. De wijzigingen zouden de verordening ook meer stroomlijnen met de benadering die is gekozen in de modelwetgeving inzake grensoverschrijdende insolventie van UNICIRAL (de Commissie van de Verenigde Naties voor internationaal handelsrecht)[6].

De uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening is van belang om te waarborgen dat de pre-insolventieprocedures en de hybride procedures in een grensoverschrijdende context efficiënt worden uitgevoerd, maar de verordening mag niet worden uitgebreid tot vertrouwelijke insolventieprocedures. Er bestaan immers een aantal nationale pre-insolventieprocedures waarin de schuldenaar onderhandelingen begint met (bepaalde) schuldeisers teneinde overeenstemming te bereiken over herfinanciering of reorganisatie van de schuldenaar, maar deze informatie niet openbaar wordt gemaakt. Deze procedures kunnen een opschorting inhouden van individuele handhavingsprocedures of schuldeisers beletten om gedurende een bepaalde periode insolventieprocedures te beginnen, met het doel de schuldenaar wat “ademruimte” te geven. Deze procedures kunnen in sommige lidstaten een belangrijke rol spelen, maar hun contractuele en vertrouwelijke aard zou het moeilijk maken om de effecten ervan in de hele EU te erkennen omdat een rechter of een schuldeiser in een andere lidstaat er niet van op de hoogte zou zijn dat een dergelijke procedure aanhangig is. Dit neemt echter niet weg dat een dergelijke procedure vervolgens binnen het toepassingsgebied van de insolventieverordening valt vanaf het moment waarop hij openbaar wordt.

Volgens het bestaande mechanisme zijn de nationale insolventieprocedures waarop de verordening van toepassing is, opgenomen in bijlage A en beslissen de lidstaten of een bepaalde insolventieprocedure voor opname in die bijlage moet worden aangemeld. Dit voorstel beoogt geen verandering in dat opzicht. Het voert echter een procedure in waarbij de Commissie nauwgezet onderzoekt of een aangemelde nationale insolventieprocedure daadwerkelijk aan de voorwaarden van de herziene definitie voldoet. Zo wordt ervoor gezorgd dat alleen procedures die met de regels van de verordening in overeenstemming zijn, in de bijlage worden opgenomen.

3.1.2.     Bevoegdheid tot inleiding van een insolventieprocedure

Het voorstel handhaaft het concept van de voornaamste belangen (CVVB) omdat dat concept waarborgt dat de zaak binnen een rechtsgebied wordt behandeld waarmee de schuldenaar werkelijk een band heeft, in plaats van binnen een jurisdictie die de oprichters hebben gekozen. De CVVB-benadering sluit ook aan bij internationale ontwikkelingen, aangezien deze door UNICITRAL in zijn modelwetgeving inzake grensoverschrijdende insolventie is gekozen als een norm inzake rechterlijke bevoegdheid. Om rechtsbeoefenaars een richtsnoer te geven voor de vaststelling van het CVVB, vult het voorstel de definitie van CVVB aan; het voert ook een voorschrift in voor de bepaling van het CVVB van natuurlijke personen. Een nieuwe overweging verduidelijkt bovendien de voorwaarden waaronder de veronderstelling dat het CVVB van een rechtspersoon zich bevindt waar deze zijn statutaire zetel heeft, kan worden weerlegd: de bewoordingen van deze overweging zijn overgenomen uit het “Interdil”-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie[7].

Het voorstel verbetert ook het procedurele kader voor de vaststelling van de rechterlijke bevoegdheid inzake de opening van procedures. Het voorstel verplicht de rechter ertoe zijn bevoegdheid voorafgaand aan de opening van de procedure ambtshalve te onderzoeken en om in zijn uitspraak aan te geven waarop hij zijn bevoegdheid baseerde. Het voorstel geeft voorts alle buitenlandse schuldeisers het recht om het besluit tot opening aan te vechten en waarborgt dat deze schuldeisers van het besluit tot opening op de hoogte worden gesteld zodat zij hun rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Deze wijzigingen moeten ervoor zorgen dat een procedure alleen wordt geopend wanneer de betrokken lidstaat werkelijk rechtsmacht heeft. Het voorstel moet dan ook het aantal gevallen van forum-shopping door middel van oneigenlijke en fictieve relocatie van het CVVB terugdringen.

Ten derde maakt het voorstel duidelijk dat een rechter die een insolventieprocedure opent, ook bevoegd is met betrekking tot vorderingen die rechtstreeks uit een insolventieprocedure voortvloeien of die daarmee nauw verbonden zijn, zoals vorderingen tot nietigverklaring. Deze wijziging codificeert de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU in het “DekoMarty”-arrest[8]. Wanneer een dergelijke vordering verband houdt met een andere, op algemeen burgerlijk of handelsrecht gebaseerde vordering jegens dezelfde verweerder, geeft het voorstel de curator de mogelijkheid beide vorderingen in te stellen bij de rechter van de woonplaats van de verweerder, mits deze rechter bevoegd is krachtens Verordening (EG) nr. 44/2001 van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[9] (zoals gewijzigd). Deze regel maakt het bijvoorbeeld mogelijk dat een curator een op het insolventierecht gebaseerde vordering inzake bestuurdersaansprakelijkheid en een op het recht inzake onrechtmatige daad of vennootschapsrecht gebaseerde vordering tegen een bestuurder, bij dezelfde rechter instelt.

3.1.3.     Secundaire insolventieprocedures

Er worden verschillende wijzigingen voorgesteld om het efficiënte beheer van het vermogen van de schuldenaar te verbeteren in gevallen waarin de schuldenaar een vestiging in een andere lidstaat heeft.

· De rechter bij wie een verzoek tot opening van een secundaire procedure is ingeleid moet, wanneer de curator in de hoofdprocedure daar om verzoekt, de opening kunnen weigeren of het besluit tot opening kunnen opschorten wanneer deze opening voor de bescherming van de belangen van de plaatselijke schuldeisers niet nodig is. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een investeerder een bod zou doen om de onderneming op basis van continuïteit van de activiteiten te kopen en dat bod de plaatselijke schuldeisers meer zou opleveren dan de liquidatie van het vermogen van de onderneming. De inleiding van een secundaire procedure zou evenmin nodig zijn wanneer de curator in de hoofdprocedure de plaatselijke schuldeisers belooft dat zij in de hoofdprocedure worden behandeld alsof de secundaire procedure was geopend en dat de rechten die zij in dat geval met betrekking tot de vaststelling en de rangorde van hun vorderingen zouden hebben gehad, bij de verdeling van het vermogen worden gerespecteerd. De praktijk van dergelijke “synthetische secundaire procedures” is ontwikkeld in verschillende grensoverschrijdende insolventiegevallen waarbij de hoofdprocedure in het Verenigd Koninkrijk werd geopend (met name in de insolventieprocedures betreffende Collins&Aikman, MG Rover en Nortel Networks). De Engelse rechters aanvaardden dat de Engelse curatoren het recht hadden om een deel van het vermogen te verdelen op grond van de wetgeving van de lidstaat waar de vestiging was gelegen. Aangezien een dergelijke gang van zaken thans in veel lidstaten wettelijk niet is toegestaan, introduceert het voorstel een regel van materieel recht die het de curator mogelijk maakt jegens plaatselijke schuldeisers een dergelijke toezegging te doen met bindende gevolgen voor het vermogen.

· De voorgestelde wijziging laat de mogelijkheid onverlet dat de curator om een opening van secundaire procedures verzoekt wanneer dit de afwikkeling van ingewikkelde gevallen zou vereenvoudigen, bijvoorbeeld wanneer een aanzienlijk aantal werknemers moet worden ontslagen in de staat van vestiging. In dergelijke gevallen kan de opening van plaatselijke procedures en het aanwijzen van een plaatselijke curator toch nog zinvol zijn om een efficiënt beheer van het vermogen van de schuldenaar te waarborgen.

· Het voorstel verplicht de rechter bij wie een verzoek tot opening van een secundaire procedure is ingeleid, om de in de hoofdprocedure aangewezen curator te horen alvorens zijn beslissing te nemen. Met deze wijziging wordt beoogd te waarborgen dat de rechter waar een verzoek tot opening van een secundaire procedure is ingediend, zich volledig bewust is van eventuele door de curator onderzochte mogelijkheden tot herstel en in staat is de gevolgen van de opening van de secundaire procedure juist te beoordelen. Deze verplichting wordt aangevuld door het recht van de curator om de beslissing tot opening van een secundaire procedure aan te vechten.

· Het voorstel schaft het thans geldende vereiste af dat secundaire procedures liquidatieprocedures moeten zijn. Wanneer secundaire procedures worden geopend, kan de betrokken rechter kiezen uit het volledige scala aan procedures dat krachtens de nationale wetgeving beschikbaar is, met inbegrip van herstructurering. Deze wijziging zorgt ervoor dat de opening van een secundaire procedure niet automatisch het herstel of de herstructurering van een schuldenaar in zijn geheel dwarsboomt. Deze wijziging moet de regels inzake de terugvordering van staatssteun en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de terugvordering bij insolvente ondernemingen[10] onverlet laten.

· Het voorstel verbetert bovendien de coördinatie tussen de hoofd- en de secundaire procedures door de verplichting tot samenwerking, die thans alleen geldt voor curatoren, uit te breiden tot de rechters die bij de hoofd- en de secundaire procedures betrokken zijn. Dientengevolge zullen rechters verplicht zijn om met elkaar samen te werken en te overleggen; bovendien zullen curatoren moeten samenwerken en overleggen met de rechter uit de andere lidstaat die bij de procedure is betrokken. Samenwerking tussen rechters zal de coördinatie tussen hoofd- en secundaire procedures verbeteren. Met name kan het cruciaal zijn voor een geslaagde herstructurering, bijvoorbeeld in verband met de goedkeuring van een protocol dat een herstelplan bevat.

3.1.4.     Openbaarmaking van insolventieprocedures en indiening van vorderingen

Het voorstel bevat de bepaling dat een bepaald minimum aan informatie met betrekking tot de insolventieprocedure openbaar moet worden gemaakt in een elektronisch register, dat voor het publiek gratis via het internet toegankelijk moet zijn. Deze verplichting betreft de rechter die de insolventieprocedure opent, de datum van opening en – voor hoofdprocedures – de datum van beëindiging van de procedure, het soort procedure, de schuldenaar, de aangewezen curator, de beslissing tot opening van de procedure, alsmede de beslissing tot aanwijzing van de curator indien dat een afzonderlijke beslissing betreft, en de uiterste termijn voor het indienen van vorderingen. Met het oog op de verschillen in nationale rechtsstelsels wat betreft de openbaarmaking van insolventieprocedures en de uiteenlopende behoeften van schuldeisers, is de verplichting tot openbaarmaking van deze informatie beperkt tot ondernemingen, zelfstandigen en onafhankelijke beroepsbeoefenaars; voor insolventieprocedures met betrekking tot consumenten geldt deze verplichting niet. Het voorstel voorziet in de invoering van een systeem voor de koppeling tussen nationale registers, dat via het Europese e-justitieportaal toegankelijk zal zijn. De Commissie zal door middel van een uitvoeringshandeling de gemeenschappelijke minimumcriteria vaststellen voor het doorzoeken van de registers en het verkrijgen van resultaten. Deze criteria zullen gebaseerd zijn op de informatie die in de insolventieregisters moet worden gepubliceerd. De koppeling tussen de nationale registers zal ervoor zorgen dat een rechter bij wie een verzoek tot opening van een insolventieprocedure is ingediend, zal kunnen vaststellen of er in een andere lidstaat al een procedure met betrekking tot dezelfde schuldenaar is geopend; ook zal deze koppeling het schuldeisers mogelijk maken om na te gaan of er met betrekking tot dezelfde schuldenaar procedures zijn geopend en, wanneer dat het geval is, wat de eventuele bevoegdheden van de curator zijn. Met betrekking tot schuldenaren die ondernemingen zijn, zullen de lidstaten kunnen voortbouwen op de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2012/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 inzake de koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters[11]. In het kader van deze verordening is enkel de informatie dat met betrekking tot een bepaalde schuldenaar een procedure is geopend, echter onvoldoende om grensoverschrijdende insolventieprocedures te coördineren en om schuldeisers in staat te stellen hun rechten met betrekking tot dergelijke procedures uit te oefenen.

Het voorstel vereenvoudigt het indienen van vorderingen voor buitenlandse schuldeisers, met name kleinere schuldeisers en kmo’s, op drie manieren. Allereerst voorziet het in twee standaardformulieren die bij wege van uitvoeringshandeling worden ingevoerd. Het ene formulier is bestemd voor de aan de schuldeiser te sturen kennisgeving, het andere voor het indienen van vorderingen. Deze standaardformulieren zullen in alle officiële talen van de Europese Unie beschikbaar zijn, waardoor kosten voor vertaling worden bespaard. In de tweede plaats geeft het voorstel buitenlandse schuldeisers minstens 45 dagen na de publicatie van de kennisgeving van de opening van de procedure in het insolventieregister om hun vorderingen in te dienen, dit ongeacht eventuele krachtens het nationale recht toepasselijke kortere termijnen. Zij moeten ook op de hoogte worden gesteld van wanneer hun vordering wordt bestreden en de mogelijkheid krijgen het bewijs aan te vullen dat zij ter onderbouwing van hun vordering hebben overgelegd. Tot slot zal juridische vertegenwoordiging voor het indienen van een vordering bij een buitenlandse rechter, niet verplicht zijn, wat de kosten voor de schuldeisers vermindert.

3.1.5.     Insolventie van leden van een groep ondernemingen

Het voorstel schept een specifiek rechtskader voor de afwikkeling van de insolventie van de leden van een groep ondernemingen met behoud van de individuele (“entity-by-entity”) benadering die aan de huidige insolventieverordening ten grondslag ligt. Het voorstel voert een verplichting tot coördinatie van insolventieprocedures in met betrekking tot de verschillende leden van dezelfde groep ondernemingen door de betrokken curatoren en rechters ertoe te verplichten om met elkaar samen te werken op soortgelijke wijze als wordt voorgesteld in het kader van de hoofd- en secundaire procedures. Een dergelijke samenwerking zou verschillende vormen kunnen aannemen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Curatoren moeten in voorkomend geval met name relevante informatie uitwisselen en samenwerken bij de uitwerking van een herstel- of reorganisatieplan. De mogelijkheid om samen te werken door middel van protocollen wordt expliciet genoemd om het praktische belang van deze instrumenten te erkennen en het gebruik ervan verder te bevorderen. Rechters moeten met name samenwerken door middel van de uitwisseling van informatie, het zo nodig coördineren van de aanwijzing van curatoren die met elkaar kunnen samenwerken, en het goedkeuren van protocollen die curatoren hun hebben voorgelegd.

Bovendien geeft het voorstel elke curator procesbevoegdheid in de procedure die op een andere onderneming van dezelfde groep betrekking heeft. Met name heeft de curator het recht om in deze andere procedure te worden gehoord, om een schorsing van de andere procedure te verzoeken en om een reorganisatieplan voor te stellen op een zodanige wijze dat het betreffende comité van schuldeisers of de betreffende rechter daarover een beslissing kan nemen. De curator heeft ook het recht om de bijeenkomst van schuldeisers bij te wonen. Deze procedurele instrumenten stellen de curator die het grootste belang heeft bij de geslaagde herstructurering van alle betrokken ondernemingen, in staat om zijn reorganisatieplan officieel in te dienen in de procedure inzake een lid van de groep, zelfs wanneer de curator in deze procedure niet bereid tot samenwerking is of zich tegen het plan verzet.

Het voorstel voorziet in de coördinatie van verschillende procedures met betrekking tot leden van een en dezelfde groep, maar wil daarmee niet in de weg staan aan de bestaande praktijk waarbij inzake verregaand geïntegreerde groepen ondernemingen wordt bepaald dat het centrum van de voornaamste belangen van alle leden van de groep zich op een en dezelfde plaats bevindt en bijgevolg procedures slechts binnen een enkel rechtsgebied kunnen worden ingeleid.

3.2.        Rechtsgrond

Het voorstel wijzigt Verordening 1346/2000, die was gebaseerd op artikel 61, onder c) en artikel 67, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de corresponderende rechtsgrond artikel 81, lid 2, onder a), c) en f), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is niet van toepassing op Denemarken conform het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken. Titel V is evenmin van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, tenzij deze beide lidstaten anders beslissen overeenkomstig de betrokken regels van het Protocol betreffende hun positie ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Wanneer een voorstel van de Commissie een bestaande handeling wijzigt en het Verenigd Koninkrijk of Ierland zijn recht om zich bij de wijzigingsmaatregel aan te sluiten, niet uitoefent, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, echter bepalen dat het feit dat het betreffende land zich niet bij de gewijzigde versie van de bestaande maatregel aansluit, de toepassing van die maatregel voor de andere lidstaten van de Unie belet. In dat geval wordt de termijn voor aanmelding verlengd. Wanneer het betreffende land bij het verstrijken van de verlengde termijn niet heeft deelgenomen, is het niet langer door de bestaande maatregel gebonden en is deze niet langer op dit land van toepassing.

3.3.        Subsidiariteit en evenredigheid

De hierboven weergegeven verschillende elementen van de herziening van de insolventieverordening voldoen aan het subsidiariteits- en het evenredigheidsvereiste. Wat betreft de subsidiariteit kunnen de voorgestelde wijzigingen niet door de lidstaten alleen worden gerealiseerd omdat zij de wijziging vereisen van bestaande voorschriften van de insolventieverordening inzake het toepassingsgebied, de bevoegdheid tot de opening van insolventieprocedures, secundaire procedures, openbaarmaking van beslissingen, en het indienen van vorderingen. De wijziging van de insolventieverordening vereist hoe dan ook de tussenkomst van de Uniewetgever. Hoewel de invoering van elektronische insolventieregisters in theorie door de lidstaten alleen zou kunnen worden gerealiseerd, vereist de koppeling tussen dergelijke registers maatregelen op het niveau van de Unie. Daarom kunnen de doelstellingen van de voorgestelde maatregelen, te weten het mogelijk maken van een koppeling tussen insolventieregisters in de hele EU, niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt, maar beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

Wat de evenredigheid betreft, gaan de inhoud en de vorm van de voorgestelde maatregel niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van het Verdrag te bereiken. Bovendien toont de bij dit voorstel gevoegde effectbeoordeling aan dat de voordelen van elk van de voorgestelde wijzigingen opwegen tegen de kosten daarvan en dat de wijzigingen derhalve evenredig zijn.

3.4.        Effect op grondrechten

Zoals in detail is uiteengezet in de bij dit voorstel gevoegde effectbeoordeling en in overeenstemming met de strategie van de Unie voor de effectieve tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, eerbiedigen alle elementen van de herziening de in het Handvest van de grondrechten neergelegde rechten. De wijzigingen verbeteren de situatie van personen die bij grensoverschrijdende insolventies zijn betrokken met betrekking tot hun recht op eigendom, de vrijheid van ondernemerschap en het recht om te werken, het recht van vrij verkeer en vestiging en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. De voorgestelde wijziging om openbaar toegankelijke elektronische insolventieregisters in te voeren, eerbiedigt het recht op bescherming van persoonsgegevens op een wijze die in een juiste verhouding tot de doelstellingen staat, omdat maatregelen zullen worden genomen om ervoor te zorgen Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van gegevens in acht wordt genomen.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geringe gevolgen voor de EU-begroting hebben. De IT-applicatie voor de koppeling tussen de insolventieregisters is al ontwikkeld en zal ondergebracht worden bij het portaal voor e-justitie. De gevolgen voor de EU-begroting voor de periode 2014-2020 zullen alleen uit de kosten voor het onderbrengen en onderhoud van de IT-applicatie bestaan. Deze kosten zullen in totaal 1 500 000 EUR belopen voor de periode 2014-2020 en worden gedekt door de financiële enveloppe van het toekomstige programma 'Justitie'[12].

2012/0360 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad betreffende insolventieprocedures

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[13],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming[14],

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Bij verordening (EG) nr. 1346/2000[15] van de Raad is een Europees kader vastgesteld voor grensoverschrijdende insolventieprocedures. De verordening bepaalt in welke lidstaat rechterlijke bevoegdheid bestaat tot het openen van insolventieprocedures, stelt uniforme regels vast inzake het toepasselijke recht en regelt de erkenning en uitvoering van beslissingen inzake insolventie alsook de coördinatie van hoofd- en secundaire insolventieprocedures.

(2)       In het verslag van de Commissie over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van 12 december 2012[16] wordt geconcludeerd dat de verordening in het algemeen goed functioneert, maar dat het wenselijk is om de toepassing van bepaalde bepalingen ervan te verbeteren, zodat het effectieve beheer van grensoverschrijdende insolventieprocedures wordt verbeterd.

(3)       Het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr.1346/2000 moet worden uitgebreid tot procedures die het herstel van economisch levensvatbare schuldenaren bevorderen, zodat gezonde ondernemingen geholpen worden om te overleven en ondernemers een tweede kans wordt gegeven. Het toepassingsgebied zou zich met name moeten uitstrekken tot procedures voor de herstructurering van een schuldenaar in een pre-insolventiefase of waarbij het bestaande management wordt gehandhaafd. De verordening zou ook betrekking moeten hebben op de procedures die voorzien in een schuldbevrijding van consumenten of zelfstandigen die niet aan de criteria van het vigerende instrument voldoen.

(4)       De regels inzake de rechterlijke bevoegdheid tot de opening van insolventieprocedures moeten worden verduidelijkt en het procedurele kader voor het vaststellen van de rechterlijke bevoegdheid moet worden verbeterd. Ook moet er een expliciete regeling komen voor de rechterlijke bevoegdheid inzake maatregelen die rechtstreeks uit insolventieprocedures voortvloeien of die daarmee nauw verbonden zijn.

(5)       Teneinde de effectiviteit van insolventieprocedures te verbeteren in gevallen waarin de schuldenaar een vestiging in een andere lidstaat heeft, moet het vereiste dat secundaire procedures liquidatieprocedures zijn, worden afgeschaft. Bovendien moet een rechter de opening van een secundaire procedure kunnen weigeren wanneer die niet nodig is om de belangen van plaatselijke schuldeisers te beschermen. De coördinatie tussen hoofd- en secundaire procedures moet worden verbeterd, met name door de betrokken rechters tot samenwerking te verplichten.

(6)       Teneinde de voor de betrokken schuldeisers en rechters beschikbare informatie te verbeteren en te voorkomen dat parallelle insolventieprocedures worden geopend, moeten lidstaten worden verplicht om relevante beslissingen in grensoverschrijdende insolventiezaken openbaar te maken in een openbaar toegankelijk elektronisch register. Er moet worden voorzien in de onderlinge koppeling van insolventieregisters. Om de taak van buitenlandse schuldeisers te vereenvoudigen en de kosten van vertaling te verminderen, moeten standaardformulieren voor het indienen van vorderingen worden ingevoerd.

(7)       Er moeten specifieke regels komen inzake de coördinatie van procedures waarbij verschillende leden van eenzelfde groep ondernemingen betrokken zijn. De bij de verschillende insolventieprocedures betrokken curatoren en rechters moeten worden verplicht tot onderlinge samenwerking en onderling overleg. Bovendien moet ieder van de betrokken curatoren over de procedurele instrumenten beschikken om voor de groep ondernemingen die het voorwerp van een insolventieprocedure is, een herstelplan voor te stellen en om, zo nodig, om een schorsing van de insolventieprocedure te verzoeken met betrekking tot een andere onderneming dan die waarvoor hij is aangewezen. De definitie van de term “groep ondernemingen” moet aldus worden opgevat dat deze beperkt is tot het kader van insolventie en mag geen enkele invloed hebben op de vennootschapsrechtelijke aspecten inzake groepen.

(8)       Om een snelle aanpassing mogelijk te maken van de verordening aan de relevante wijzigingen van de nationale insolventiewet die de lidstaten hebben aangemeld, moet de bevoegdheid om in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen, met betrekking tot de wijziging van de bijlagen worden gedelegeerd aan de Commissie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen uitvoert, ook op het niveau van deskundigen. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen zorgen voor een gelijktijdige, tijdige en passende verstrekking van de relevante documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(9)       Om ervoor te zorgen dat Verordening (EG) nr. 1346/2000 volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend conform Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[17].

(10)                 Verordening (EG) nr. 1346/2000 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)     De wijziging van deze verordening moet de regels inzake de terugvordering van staatssteun van insolvente ondernemingen, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-454/09 Commissie tegen Italië – 'New Interline') onverlet laten. Wanneer de volledige terugvordering van het bedrag van de staatssteun niet mogelijk is omdat het bevel tot terugvordering een onderneming betreft die het voorwerp van een insolventieprocedure vormt, moeten deze procedures altijd liquidatieprocedures zijn en leiden tot de definitieve staking van de activiteiten van de begunstigde en de liquidatie van zijn vermogen.

(12)     Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht [hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de vaststelling en de toepassing van deze verordening]/[nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland onverminderd artikel 4 van dat protocol, niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in deze landen].

(13)     Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

(1) In overweging 2 wordt de verwijzing naar artikel 65 vervangen door een verwijzing naar artikel 81.

(2) In de overwegingen 3, 5, 8, 11, 12, 14 en 21 wordt het woord “Gemeenschap” vervangen door “Unie”.

(3) Overweging 4 wordt vervangen door:

“(4)   De goede werking van de interne markt moet verhinderen dat er prikkels voor partijen bestaan om ter verbetering van hun rechtspositie geschillen of goederen van de ene lidstaat naar de andere over te brengen ten nadele van de gezamenlijke schuldeisers (“forum shopping”).”

(4) Overweging 6 wordt vervangen door:

“(6)   Deze verordening moet voorschriften behelzen tot regeling van de rechterlijke bevoegdheid inzake de opening van een insolventieprocedure en van procedures die rechtstreeks uit een insolventieprocedure voortvloeien en daar nauw op aansluiten. Deze verordening moet ook bepalingen bevatten betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen die in een dergelijke procedure zijn gegeven en bepalingen betreffende het recht dat op insolventieprocedures van toepassing is. Bovendien moet deze verordening bepalingen bevatten inzake de coördinatie van insolventieprocedures die betrekking hebben op een enkele schuldenaar of op de verschillende leden van dezelfde groep ondernemingen.”

(5) Overweging 7 wordt vervangen door:

“(7)   Faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures en vorderingen met betrekking tot dergelijke procedures zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[18]. Op deze procedures is deze verordening van toepassing. Deze verordening moet zo worden uitgelegd dat lacunes in de regelgeving tussen de twee instrumenten zoveel mogelijk worden voorkomen.”

(6) Overweging 9 wordt vervangen door:

“(9)   Deze verordening moet van toepassing zijn op insolventieprocedures die voldoen aan de voorwaarden van deze verordening, ongeacht of de schuldenaar een natuurlijke dan wel een rechtspersoon, een koopman dan wel een particulier is. Deze insolventieprocedures zijn limitatief opgesomd in bijlage A. Wanneer een nationale procedure is opgenomen in bijlage A, is deze verordening van toepassing zonder dat de rechter van een andere lidstaat nader onderzoekt of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan. Insolventieprocedures betreffende verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, voor zover daarop Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen[19] (als gewijzigd) van toepassing is, en instellingen voor collectieve belegging moeten van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Deze ondernemingen mogen niet onder deze verordening vallen omdat zij aan specifieke regelingen onderworpen zijn waarbij de nationale toezichthoudende autoriteiten over ruime bevoegdheden beschikken om in te grijpen.”

(7) De volgende overweging 9 bis wordt ingevoegd:

“(9 bis)           Het toepassingsgebied van deze verordening moet zich uitstrekken tot procedures die het herstel van economisch levensvatbare schuldenaren bevorderen, zodat gezonde ondernemingen geholpen worden om te overleven en ondernemers een tweede kans wordt gegeven. Het toepassingsgebied moet zich met name uitstrekken tot procedures voor de herstructurering van een schuldenaar in een pre-insolventiefase, procedures waarbij het bestaande management wordt gehandhaafd en procedures voor schuldbevrijding van consumenten en zelfstandigen. Aangezien deze procedures niet noodzakelijkerwijze de aanwijzing van een curator inhouden, moet deze verordening daarop van toepassing zijn wanneer zij worden gevoerd onder controle of toezicht van een rechter. In dit kader moeten onder "controle" ook situaties worden begrepen waarin de rechter slechts optreedt naar aanleiding van een door een schuldenaar of belanghebbende partij ingesteld beroep.”

(8) Overweging 10 wordt vervangen door:

“(10) Een insolventieprocedure hoeft niet noodzakelijkerwijs het optreden van een rechterlijke instantie te behelzen. De term "rechter" moet in deze verordening in brede zin worden opgevat. Er dient mede onder te worden verstaan een persoon die of lichaam dat krachtens de nationale wetgeving tot opening van een insolventieprocedure bevoegd is. Om onder de toepassing van deze verordening te vallen, dient een procedure (die wettelijk voorgeschreven handelingen en formaliteiten impliceert) niet alleen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van deze verordening maar ook in de lidstaat waar de insolventieprocedure wordt geopend, officieel erkend en rechtsgeldig te zijn.”

(9) Een nieuwe overweging 12 bis wordt ingevoegd:

(12 bis)          Alvorens een insolventieprocedure te openen, moet de bevoegde rechter ambtshalve onderzoeken of het centrum van de voornaamste belangen of de vestiging van de schuldenaar zich daadwerkelijk binnen zijn rechtsgebied bevindt. Wanneer de omstandigheden van het geval aanleiding tot twijfel over de bevoegdheid van de rechter geven, moet de rechter de schuldenaar verplichten tot het overleggen van aanvullend bewijs om zijn beweringen te staven en, zo nodig, de schuldeisers van de schuldenaar de gelegenheid bieden hun mening over het punt van de rechterlijke bevoegdheid naar voren te brengen. Bovendien moeten schuldeisers over een doeltreffend voorziening in rechte te beschikken tegen het besluit tot opening van een insolventieprocedure.

(10) Overweging 13 vervalt.

(11) De volgende overwegingen 13 bis en 13 ter worden ingevoegd:

(13 bis)          Bij vennootschappen en andere rechtspersonen moet het “centrum van de voornaamste belangen” worden vermoed de plaats van de statutaire zetel te zijn. Dit vermoeden moet kunnen worden weerlegd wanneer de hoofdzetel van de vennootschap in een andere lidstaat is gelegen dan die van zijn statutaire zetel en uit een integrale beoordeling van alle relevante factoren op een voor derden verifieerbare wijze blijkt dat het werkelijke centrum van bestuur en toezicht van de vennootschap en van het beheer over haar belangen zich in die andere lidstaat bevindt. Daarentegen mag het niet mogelijk zijn dit vermoeden te weerleggen wanneer de bestuurs- en toezichtorganen van een vennootschap zich op dezelfde plaats als haar statutaire zetel bevinden en de bestuursbesluiten van de vennootschap op voor derden verifieerbare wijze op die plaats worden genomen.

(13 ter)          De rechter van de lidstaat waar een insolventieprocedure wordt ingeleid, moet ook bevoegd zijn met betrekking tot vorderingen die rechtstreeks uit de insolventieprocedure voortvloeien of die daar nauw op aansluiten, zoals vorderingen tot nietigverklaring. Wanneer een dergelijke vordering verband houdt met een andere, op algemeen burgerlijk of handelsrecht gebaseerde vordering, moet het voor de curator mogelijk zijn om beide vorderingen in te stellen bij de rechter van de woonplaats van de verweerder wanneer hij het doeltreffender acht om de vordering bij die rechter in te stellen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de curator een op het insolventierecht gebaseerde vordering inzake bestuurdersaansprakelijkheid wil combineren met een op het recht inzake onrechtmatige daad of vennootschapsrecht gebaseerde vordering.

(12) De volgende overwegingen 19 bis en 19 ter worden ingevoegd:

(19 bis)          Secundaire procedures kunnen ook het efficiënte beheer van de boedel belemmeren. De rechter die een secundaire procedure opent, moet daarom, op verzoek van de curator, de opening kunnen opschorten of weigeren wanneer deze procedure niet nodig is om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen. Dit moet met name het geval zijn wanneer de curator door een toezegging waardoor de boedel gebonden wordt, ermee instemt om de plaatselijke schuldeisers te behandelen alsof een secundaire procedure was ingeleid en om bij de verdeling van de goederen die zich in die lidstaat bevinden, de regels inzake rangorde toe te passen van de lidstaat waar om de opening van de secundaire procedure is verzocht. Deze verordening moet curatoren de mogelijkheid geven dergelijke toezeggingen te doen.

(19 ter)          Om een effectieve bescherming van plaatselijke belangen te waarborgen, mag het niet mogelijk zijn dat de curator in de hoofdprocedure de boedel die zich bevindt in de lidstaat waar een vestiging is gelegen, te gelde maakt of verplaatst om misbruik te maken, met name wanneer daarmee wordt beoogd de mogelijkheid te dwarsbomen dat aan dergelijke belangen daadwerkelijk recht wordt gedaan wanneer naderhand een secundaire procedure zou worden geopend.

(13) Overweging 20 wordt vervangen door:

“(20) De hoofdinsolventieprocedure en secundaire procedures kunnen alleen tot een efficiënte tegeldemaking van de boedel bijdragen wanneer de gelijktijdige aanhangige procedures gecoördineerd worden. Een essentiële voorwaarde tot die coördinatie is een nauwe samenwerking van de diverse curatoren en rechters, in het bijzonder door uitwisseling van voldoende informatie. Het overwicht van de hoofdprocedure moet verzekerd zijn doordat de curator van de hoofdprocedure in gelijktijdig aanhangige secundaire procedures kan ingrijpen, Met name moet de curator een herstelplan of akkoord kunnen voorstellen of om schorsing van de tegeldemaking van de boedel in de secundaire procedure kunnen verzoeken. Bij hun samenwerking moeten curatoren en rechters rekening houden met de beste praktijken voor samenwerking in grensoverschrijdende gevallen, zoals deze zijn vermeld in de beginselen en richtsnoeren inzake communicatie en samenwerking die zijn vastgesteld door Europese en internationale verenigingen op het gebied van insolventierecht.”

(14) De volgende overwegingen 20 bis en 20 ter worden ingevoegd:

(20 bis)          Deze verordening moet de efficiënte uitvoering waarborgen van insolventieprocedures met betrekking tot verschillende ondernemingen die deel uitmaken van een en dezelfde groep ondernemingen. Wanneer er insolventieprocedures zijn geopend met betrekking tot verschillende ondernemingen van een en dezelfde groep, dan moeten deze procedures naar behoren worden gecoördineerd. Voor de verschillende betrokken curatoren en rechters moet daarom dezelfde verplichting tot onderlinge samenwerking en communicatie gelden als voor de curatoren en rechters die bij de hoofd- en secundaire procedure inzake dezelfde schuldenaar zijn betrokken. Bovendien moet een curator die is aangewezen in een procedure met betrekking tot een lid van een groep ondernemingen de bevoegdheid hebben om een herstelplan voor te stellen in de procedure betreffende een ander lid van dezelfde groep, voor zover een dergelijk instrument krachtens nationaal insolventierecht beschikbaar is.

(20 ter) De invoering van regels inzake de insolventie van groepen ondernemingen mag de rechter niet beperken in de mogelijkheid insolventieprocedures voor verschillende ondernemingen die tot dezelfde groep behoren, in een enkel rechtsgebied te openen, wanneer hij van oordeel is dat het centrum van de voornaamste belangen van deze ondernemingen zich in een enkele lidstaat bevindt. In dergelijke situaties moet het voor de rechter ook mogelijk zijn om, in voorkomende gevallen, dezelfde curator in alle betrokken procedures aan te wijzen.

(15) Een nieuwe overweging 21 bis wordt ingevoegd:

“(21 bis)         Het is van essentieel belang dat schuldeisers met een gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel binnen de Unie, worden geïnformeerd over de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot de goederen van hun schuldenaar. Om een snelle overdracht van informatie aan schuldeisers te waarborgen, moet Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken[20] buiten toepassing worden gelaten waar in deze verordening wordt verwezen naar de verplichting schuldeisers te informeren. Het gebruik van in alle officiële talen van de Unie beschikbare standaardformulieren moet de taken van schuldeisers bij het indienen van vorderingen in een in een andere lidstaat geopende procedure, vereenvoudigen.”

(16) Overweging 29 wordt vervangen door:

“(29) In het belang van het economisch verkeer moet de wezenlijke inhoud van de beslissing tot opening van de procedure op verzoek van de curator worden bekendgemaakt in een andere lidstaat. Wanneer er zich in de betrokken lidstaat een vestiging bevindt, moet een dergelijke bekendmaking dwingend zijn voorgeschreven totdat het systeem voor de onderlinge koppeling van insolventieregisters is ingevoerd. De bekendmaking mag in beide gevallen echter geen voorwaarde zijn voor erkenning van de buitenlandse procedure.”

(17) De volgende overweging 29 bis wordt ingevoegd:

(29 bis)          Teneinde de informatievoorziening aan de betrokken schuldeisers en rechters te verbeteren en te voorkomen dat parallelle insolventieprocedures worden geopend, moeten lidstaten worden verplicht om relevante informatie in grensoverschrijdende insolventiezaken openbaar te maken in een openbaar toegankelijk elektronisch register. Teneinde de toegang te vereenvoudigen tot die informatie voor schuldeisers en rechters die in andere lidstaten woonachtig of gevestigd zijn, moet deze verordening voorzien in de onderlinge koppeling van insolventieregisters.

(18) Overweging 31 wordt vervangen door:

“(31) Deze verordening moet bijlagen bevatten waarin met name de nationale insolventieprocedures worden aangegeven waarop deze verordening van toepassing is. Om een snelle aanpassing van de verordening aan de relevante wijzigingen van de nationale insolventiewetgeving van de lidstaten mogelijk te maken, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie door middel van gedelegeerde handelingen wijzigingen vast te stellen in de bijlagen. Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen tot wijziging van de lijst van nationale procedures in de bijlagen, moet de Commissie nagaan of de aangemelde procedure voldoet aan de criteria van deze verordening. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de relevante documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.”

(19) De volgende overwegingen 31 bis, 31 ter en 31 quater worden ingevoegd:

“(31 bis)         Om ervoor te zorgen dat Verordening (EG) nr. 1346/2000 volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[21].

(31ter)           Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. Met name wil deze verordening de toepassing bevorderen van de artikelen 8, 17 en 47, betreffende, respectievelijk, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op eigendom en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en een eerlijk proces.

(31quater)      Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[22] en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[23], zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening.”

(20) In de overwegingen 32 en 33 worden de woorden “Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap” vervangen door “Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie”.

(21) De artikelen 1 en 2 worden vervangen door:

“Artikel 1 Toepassingsgebied

1.           Deze verordening is van toepassing op collectieve gerechtelijke of administratieve procedures, met inbegrip van kortgedingprocedures, die zijn gebaseerd op wetgeving inzake insolventie of schuldaanpassing, en waarin, ten behoeve van herstel, schuldaanpassing, reorganisatie of liquidatie,

(a) de schuldenaar geheel of gedeeltelijk het beheer en de beschikking over zijn goederen heeft verloren en een curator is aangewezen, of

(b) de goederen en zaken van de schuldenaar onder controle of toezicht van een rechter staan.

De in dit lid bedoelde procedures worden opgesomd in bijlage A.

2.           Deze verordening is niet van toepassing op insolventieprocedures betreffende

(a) verzekeringsondernemingen,

(b) kredietinstellingen,

(c) beleggingsondernemingen voor zover daarop Richtlijn 2001/24/EG, zoals gewijzigd, van toepassing is, en

(d) instellingen voor collectieve belegging.

Artikel 2 Definities

Voor het doel van deze verordening wordt verstaan onder:

(a) “insolventieprocedures”: de procedures opgesomd in bijlage A;

(b) “curator”:

i)        elke persoon of elk orgaan, belast met het beheer of de liquidatie van de goederen waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking heeft verloren of met het toezicht op het beheer van diens zaken. Deze personen en organen worden opgesomd in bijlage C;

ii)       in een geval waarin geen curator is aangewezen of de bevoegdheden van de schuldenaar niet op een curator zijn overgegaan, de schuldenaar die het beheer en de beschikking over zijn goederen heeft behouden.

(c) “rechter”, in alle artikelen met uitzondering van artikel 3 ter, lid 2: de rechterlijke of elke andere bevoegde instantie van een lidstaat die bevoegd is om een insolventieprocedure te openen, een dergelijke opening te bekrachtigen of tijdens die procedure beslissingen te geven;

(d) “de beslissing tot opening van een insolventieprocedure”:

i)        de beslissing van een rechter tot het openen van een insolventieprocedure of tot bekrachtiging van de opening van een dergelijke procedure, en

ii)       de beslissing van een rechter tot aanwijzing van een voorlopige curator.

(e) “tijdstip waarop de procedure is geopend”: het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een procedure rechtsgevolgen heeft, onafhankelijk van de vraag of de beslissing definitief is;

(f) “lidstaat waar zich een goed bevindt”:

i)        met betrekking tot lichamelijke zaken: de lidstaat op het grondgebied waarvan de zaak zich bevindt;

ii)       met betrekking tot zaken of rechten die de eigenaar of de rechthebbende in een openbaar register moet laten inschrijven: de lidstaat onder de autoriteit waarvan dat register wordt gehouden;

iii)      met betrekking tot aandelen op naam in vennootschappen: de lidstaat op het grondgebied waarvan zich de statutaire zetel bevindt van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven;

iv)      met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de eigendom blijkt uit inschrijving in een register dat of op een rekening die door of namens een tussenpersoon wordt aangehouden (“girale effecten”): de lidstaat waar het register waarin of de rekening waarop de inschrijving plaatsvindt, wordt aangehouden;

v)       met betrekking tot tegoeden op rekeningen bij kredietinstellingen: de in het IBAN-nummer van de rekening aangegeven lidstaat;

vi)      met betrekking tot andere schuldvorderingen jegens derden dan die welke betrekking hebben op de onder v) genoemde goederen: de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de derde-schuldenaar is gelegen, als bepaald in artikel 3, lid 1;

(g) “vestiging”: elke plaats van handeling waar de schuldenaar met behulp van mensen en goederen een economische activiteit uitoefent die niet van tijdelijke aard is.

(h) “plaatselijke schuldeisers”: de schuldeisers van wie de vorderingen jegens de schuldenaar voorvloeien uit de exploitatie van een vestiging die in een andere lidstaat is gelegen dan de lidstaat waar zich het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar bevindt;

(i) “groep ondernemingen”: een aantal ondernemingen, bestaande uit een moedermaatschappij en dochterondernemingen;

(j) “moedermaatschappij”: een onderneming die

i)        de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of de leden heeft in een andere vennootschap (een “dochteronderneming”); of

ii)       een aandeelhouder of lid van de dochteronderneming is en het recht heeft om

aa)     de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende orgaan van die dochteronderneming te benoemen of te ontslaan; of

bb)    een overheersende invloed uit te oefenen over de dochteronderneming op grond van een overeenkomst met die dochteronderneming of een bepaling in haar statuten.”

(22) In artikel 3 komen de leden 1 en 3 als volgt te luiden:

“1.          De rechters van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is, zijn bevoegd de insolventieprocedure (“hoofdprocedure”) te openen. Het centrum van de voornaamste belangen is de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig voor derden herkenbaar is.

Bij ondernemingen en rechtspersonen wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed de plaats van de statutaire zetel te zijn.

In geval van een persoon die een onafhankelijke onderneming exploiteert of onafhankelijke beroepsactiviteit uitoefent, is het centrum van de voornaamste belangen de plaats waar die persoon zijn hoofdvestiging heeft; bij alle andere personen is het centrum van de voornaamste belangen de plaats waar de betrokken persoon zijn gewone verblijfplaats heeft.

3.           Wanneer een insolventieprocedure overeenkomstig lid 1 is geopend, is iedere insolventieprocedure die vervolgens overeenkomstig lid 2 wordt geopend een secundaire procedure. In een dergelijk geval is het relevante tijdstip voor de beoordeling of de schuldenaar een vestiging binnen het grondgebied van een andere lidstaat heeft, de datum van de opening van de hoofdprocedure.”

(23) De volgende artikelen 3 bis en 3 ter worden ingevoegd:

“Artikel 3 bis

Bevoegdheid inzake samenhangende vorderingen

1.           De rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan een insolventieprocedure is geopend overeenkomstig artikel 3 is bevoegd om kennis te nemen van alle vorderingen die rechtstreeks uit de insolventieprocedure voortvloeien en die daar nauw op aansluiten.

2.           Wanneer een vordering als bedoeld in lid 1 verband houdt met een vordering in een burgerlijke of handelszaak tegen dezelfde verweerder, kan de curator beide vorderingen instellen bij de rechter van de lidstaat waar de verweerder woonachtig is of, wanneer de vordering wordt ingesteld tegen verschillende verweerders, bij de rechter van de lidstaat waar een van hen woonachtig is, mits die rechter bevoegd is op grond van Verordening (EG) nr. 44/2001.

3.           Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.

Artikel 3 ter

Toetsing van de bevoegdheid; recht op voorziening in rechte

1.           De rechter bij wie een verzoek tot opening van een insolventieprocedure is ingediend, onderzoekt ambtshalve of hij op grond van artikel 3 bevoegd is. In de beslissing tot opening van een insolventieprocedure wordt aangeven op welke gronden de bevoegdheid van de rechter is gebaseerd, en met name of de bevoegdheid is gebaseerd op artikel 3, lid 1, of artikel 3, lid 2.

2.           Wanneer een insolventieprocedure wordt geopend op grond van nationale wetgeving zonder een rechterlijke beslissing daartoe, onderzoekt de in een dergelijke procedure aangewezen curator of de lidstaat waar de procedure aanhangig is, op grond van artikel 3 bevoegd is. Wanneer dit het geval is, geeft de curator aan op welke gronden de bevoegdheid van de rechter is gebaseerd, en met name of de bevoegdheid is gebaseerd op artikel 3, lid 1, of artikel 3, lid 2.

3.           Elke schuldeiser of belanghebbende die zijn gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in een andere lidstaat heeft dan de staat waar de procedure wordt geopend, heeft het recht om de beslissing tot opening van de hoofdprocedure te betwisten. De rechter die de hoofdprocedure opent of de curator stelt dergelijke schuldeisers voor zover zij bekend zijn, tijdig in kennis van de beslissing, zodat zij deze kunnen betwisten.”

(24) In artikel 4, lid 2, wordt punt m) vervangen door:

“m)    de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen.”

(25) Het volgende artikel 6 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 6 bis Overeenkomsten inzake verrekening

Overeenkomsten inzake verrekening worden uitsluitend geregeld door het recht dat van toepassing is op de overeenkomst inzake verrekening.”

(26) Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 10 bis Goedkeuringsvereisten krachtens plaatselijke wetgeving

Wanneer de wetgeving van de lidstaat die de gevolgen van de insolventieprocedure voor de in de artikelen 8 en 10 bedoelde overeenkomsten beheerst, bepaalt dat een overeenkomst alleen kan worden beëindigd of gewijzigd met goedkeuring van de rechter die de insolventieprocedure heeft geopend, maar er in die lidstaat geen insolventieprocedure is geopend, is de rechter die de insolventieprocedure heeft geopend, bevoegd om de beëindiging of wijzing van deze overeenkomsten goed te keuren.”

(27) Artikel 15 wordt vervangen door:

“Artikel 15

Gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende rechtsvorderingen of arbitrageprocedures

De gevolgen van de insolventieprocedure voor een lopende rechtsvordering of arbitrageprocedure betreffende een goed of recht waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking heeft verloren, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar deze rechtsvordering of arbitrageprocedure aanhangig is.”

(28) Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

(a) Artikel 18, lid 1, wordt vervangen door:

1.           De curator die is aangewezen door een krachtens artikel 3, lid 1, bevoegde rechter kan in een andere lidstaat alle bevoegdheden uitoefenen die hem zijn verleend door het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, zolang in die andere lidstaat geen andere insolventieprocedure is geopend, of geen tegenstrijdige conservatoire maatregel na een verzoek tot opening van een insolventieprocedure in die lidstaat is getroffen. Hij mag met name de goederen van de schuldenaar verwijderen uit het grondgebied van de lidstaat waar zij zich bevinden, met inachtneming van de artikelen 5 en 7. Hij kan ook toezeggen dat de rechten inzake verdeling en voorrang die plaatselijke schuldeisers zouden hebben gehad indien secundaire procedures waren geopend, in de hoofdprocedure in acht worden genomen. Een dergelijke toezegging is onderworpen aan de eventuele vormvereisten van de staat waar de hoofdprocedure is geopend, is afdwingbaar en bindt de boedel.”

(b) In lid 3 wordt de laatste zin vervangen door:

“Deze bevoegdheden mogen niet de aanwending van dwangmiddelen behelzen, tenzij een rechter daartoe heeft bevolen. Zij mogen evenmin het recht om uitspraak te doen in gedingen of geschillen, behelzen.”

(29) De volgende artikelen 20 bis, 20 ter, 20 quater en 20 quinquies worden ingevoegd:

"Artikel 20 bis Invoering van insolventieregisters

Door de lidstaten worden op hun grondgebied een of meerdere registers ingevoerd en bijgehouden waarin de volgende informatie voor het publiek gratis op het internet beschikbaar wordt gemaakt (“insolventieregisters”):

(a) de datum van de opening van de insolventieprocedure;

(b) de rechter die de insolventieprocedure opent en, in voorkomend geval, het nummer van de zaak;

(c) het soort insolventieprocedure dat is geopend;

(d) de naam en het adres van de schuldenaar;

(e) in voorkomend geval, de naam en het adres van de curator die in de procedure is aangewezen;

(f) de uiterste termijn voor het indienen van vorderingen;

(g) de beslissing tot opening van de insolventieprocedure;

(h) de beslissing tot aanwijzing van de curator wanneer dit een andere beslissing is dan die welke onder g) is bedoeld;

(i) de datum van de beëindiging van de hoofdprocedure.

Artikel 20 ter Onderlinge koppeling van insolventieregisters

1.           De Commissie voert door middel van een uitvoeringshandeling een gedecentraliseerd systeem in voor de onderlinge koppeling van insolventieregisters. Dit systeem bestaat uit de insolventieregisters en het Europese e-justitieportaal, dat zal dienen als centraal openbaar elektronisch punt voor toegang tot informatie uit het systeem. Het systeem zal een zoekoptie in alle officiële talen van de Unie bieden zodat de in artikel 20 bis bedoelde informatie beschikbaar wordt.

2.           De Commissie zal door middel van een uitvoeringshandeling overeenkomstig de in artikel 45 ter, lid 3, genoemde procedure uiterlijk .... [36 maanden na de inwerkingtreding van de verordening]:

– de technische specificatie vaststellen ter bepaling van de methoden van communicatie en uitwisseling van informatie langs elektronische weg op basis van de vastgestelde specificatie van de koppelapparatuur voor het systeem van onderlinge gekoppelde insolventieregisters;

– de technische maatregelen vaststellen ter waarborging van minimumbeveiligingsnormen inzake informatietechnologie voor het overbrengen en doorgeven van gegevens binnen het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters;

– minimumcriteria vaststellen voor de door het Europese e-justitieportaal geboden zoekfunctie op basis van de in artikel 20 bis bedoelde informatie;

– minimumcriteria vaststellen voor het weergeven van de resultaten van dergelijke opzoekingen op basis van de in artikel 20 bis bedoelde informatie;

– de modaliteiten en de technische voorwaarden vaststellen inzake de beschikbaarheid van de door het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters te verlenen diensten; alsmede;

– een verklarende woordenlijst vaststellen die een beknopte uitleg bevat van de in bijlage A opgesomde nationale insolventieprocedures.

Artikel 20 quater Kosten van de invoering en onderlinge koppeling van insolventieregisters

1.           De invoering en toekomstige ontwikkeling van het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

2.           Elke lidstaat draagt de kosten van de aanpassing van zijn nationale insolventieregister zodat dit compatibel is met het Europese e-justitieportaal alsmede de kosten van het beheer, de werking en het onderhoud van dat register.

Artikel 20 quinquies Registratie van insolventieprocedures

Wanneer een hoofd- of secundaire procedure wordt geopend met betrekking tot een onderneming of rechtspersoon of een natuurlijke persoon die een onafhankelijke onderneming exploiteert of een onafhankelijke beroepsactiviteit uitoefent, waarborgt de rechter die de insolventieprocedure opent dat de in artikel 20 bis genoemde informatie direct openbaar wordt gemaakt in het insolventieregister van de staat waar de procedure is geopend.”

(30) De artikelen 21 en 22 worden vervangen door:

“Artikel 21 Openbaarmaking in een andere lidstaat

1.           Tot het tijdstip waarop het in artikel 20 ter bedoelde systeem voor de onderlinge koppeling van insolventieregisters is ingevoerd, verzoekt de curator dat de kennisgeving van de beslissing tot opening van de insolventieprocedure en, in voorkomend geval, de beslissing inzake de aanwijzing van de curator, in elke andere lidstaat waar zich een vestiging van de schuldenaar bevindt, openbaar worden gemaakt volgens de in die lidstaat geldende openbaarmakingsregels. In de openbaarmakingsmaatregelen wordt de aangewezen curator vermeld alsmede de bevoegdheidsregel die van toepassing is krachtens artikel 3, lid 1, dan wel artikel 3, lid 2.

2.           De curator kan verzoeken dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie openbaar wordt gemaakt in elke andere lidstaat waar zich goederen of schuldeisers van de schuldenaar bevinden volgens de in die lidstaat geldende procedure.”

(31) Artikel 22 wordt vervangen door:

“Artikel 22 Inschrijving in de openbare registers van een andere lidstaat

Tot het tijdstip waarop het in artikel 20 ter bedoelde systeem voor de onderlinge koppeling van insolventieregisters is ingevoerd, verzoekt de curator dat de in artikel 21 bedoelde beslissingen openbaar worden gemaakt in het kadaster, het handelsregister of enig ander openbaar register van elke andere lidstaat waar zich een vestiging van de schuldenaar bevindt en deze vestiging in een openbaar register van die lidstaat is ingeschreven. De curator kan om een dergelijke publicatie in elke andere lidstaat verzoeken.”

(32) Artikel 25 wordt vervangen door:

“Artikel 25 Erkenning en executoir karakter van andere beslissingen

1.           De inzake het verloop en de beëindiging van een insolventieprocedure gegeven beslissingen van een rechter wiens beslissing tot opening van de procedure krachtens artikel 16 is erkend, alsmede een door die rechter bevestigd akkoord, worden eveneens zonder verdere formaliteiten erkend. Die beslissingen worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig de artikelen 32 tot en met 56 (met uitzondering van artikel 34, lid 2), van Verordening (EG) nr. 44/2001.

De eerste alinea geldt eveneens voor beslissingen die rechtstreeks voortvloeien uit de insolventieprocedure en daar nauw op aansluiten, zelfs indien die beslissingen door een andere rechter worden gegeven.

De eerste alinea geldt eveneens voor beslissingen betreffende na het verzoek tot opening van een insolventieprocedure of in verband daarmee genomen conservatoire maatregelen.

2.           De erkenning en de tenuitvoerlegging van andere beslissingen dan die bedoeld in lid 1 worden beheerst door de in lid 1 bedoelde verordening voor zover die verordening van toepassing is.

(33) Artikel 27 wordt vervangen door:

“Artikel 27 Opening

Wanneer een hoofdprocedure is geopend door een rechter van een lidstaat en in een andere lidstaat is erkend, kan een rechter van een andere lidstaat die op grond van artikel 3, lid 2, bevoegd is, een secundaire procedure openen volgens de bepalingen van dit hoofdstuk. De gevolgen van de secundaire procedure gelden alleen ten aanzien van de goederen van de schuldenaar die zich op het grondgebied van de lidstaat bevinden waar die procedure is geopend.”

(34) Het volgende artikel 29 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 29 bis Beslissing tot opening van een secundaire procedure

1.           De rechter bij wie een verzoek tot opening van een secundaire procedure is ingediend, stelt de curator in de hoofdprocedure daarvan onmiddellijk in kennis en biedt hem de gelegenheid om te worden gehoord wanneer hij daarom verzoekt.

2.           Op verzoek van de curator in de hoofdprocedure schort de in lid 1 bedoelde rechter de beslissing tot opening van een secundaire procedure op of weigert deze rechter een secundaire procedure te openen, wanneer de opening van een dergelijke procedure niet nodig is om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen, met name wanneer de curator in het hoofdgeding de in artikel 18, lid 1, bedoelde toezegging heeft gegeven en deze gestand doet.

3.           Wanneer de in lid 1 bedoelde rechter beslist een secundaire procedure te openen, dan opent hij het soort procedure op grond van zijn nationale recht dat gelet op de belangen van de plaatselijke schuldeisers het meest geëigend is, ongeacht of eventuele voorwaarden inzake de solventie van de schuldenaar zijn vervuld.

4.           De curator in de hoofdprocedure wordt in kennis gesteld van de beslissing tot opening van de secundaire procedure en heeft het recht tegen die beslissing beroep in te stellen.”

(35) Artikel 31 wordt vervangen door:

“Artikel 31 Samenwerking en communicatie tussen curatoren

1.           De curator in de hoofdprocedure en de curatoren in de secundaire procedures werken met elkaar samen voor zover dit niet onverenigbaar is met de op elk van de procedures toepasselijke regels. Deze samenwerking kan plaatsvinden in de vorm van overeenkomsten of protocollen.

2.           De curatoren zullen met name:

(a) elkaar onverwijld kennis geven van al hetgeen voor de andere procedure van nut kan zijn, met name de stand van de indiening en de verificatie van de vorderingen en alle maatregelen tot herstel of herstructurering van de schuldenaar of tot beëindiging van de procedure, mits passende maatregelen worden genomen om vertrouwelijke informatie te beschermen;

(b) de mogelijkheid van een herstructurering van de schuldenaar onderzoeken en, indien die mogelijkheid bestaat, de uitwerking en uitvoering van een herstructureringsplan coördineren;

(c) de tegeldemaking of het gebruik van de goederen en zaken van de schuldenaar coördineren. De curator in de secundaire procedure moet de curator van de hoofdprocedure tijdig de gelegenheid bieden voorstellen in te dienen om de boedel in de secundaire procedure te gelde te maken of op enigerlei wijze te gebruiken.”

(36) De volgende artikelen 31 bis en 31 ter worden ingevoegd:

“Artikel 31 bis Samenwerking en communicatie tussen rechters

1.           Om de coördinatie tussen de hoofd- en de secundaire procedures met betrekking tot dezelfde schuldenaar te bevorderen, werkt een rechter bij wie een verzoek tot opening van een insolventieprocedure aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, samen met iedere andere rechter bij wie een insolventieprocedure aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, voor zover deze samenwerking niet onverenigbaar is met de op elk van de procedures toepasselijke regels. De rechter kan daartoe zo nodig een overeenkomstig zijn instructies handelend persoon of orgaan benoemen.

2.           De in lid 1 bedoelde rechters kunnen rechtstreeks met elkaar communiceren of informatie of bijstand aan elkaar vragen, mits deze communicatie kosteloos is en daarbij de procedurele rechten van partijen bij de procedure en de vertrouwelijkheid van de informatie in acht worden genomen.

3.           Samenwerking kan plaatsvinden op elke daartoe geschikte manier, waaronder

(a) mededeling van informatie op elke wijze die de rechter geschikt acht;

(b) coördinatie van het beheer van en het toezicht op de goederen en zaken van de schuldenaar;

(c) coördinatie van de hoorzittingen;

(d) coördinatie van de goedkeuring van protocollen.

Artikel 31 ter Samenwerking en communicatie tussen curatoren en rechters

1.           Om de coördinatie tussen de hoofd- en de secundaire procedures die met betrekking tot dezelfde schuldenaar zijn geopend, te bevorderen,

(a) werkt de curator in de hoofdprocedure samen en communiceert hij met iedere rechter bij wie een verzoek tot opening van een secundaire procedure aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend en

(b) werkt de curator in een secundaire of territoriale insolventieprocedure samen en communiceert hij met de rechter bij wie een verzoek tot opening van de hoofdprocedure aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend.

2.           De in lid 1 bedoelde samenwerking vindt plaats op elke daartoe geschikte wijze, waaronder de in artikel 31 bis, lid 3, genoemde wijzen, voor zover deze niet onverenigbaar zijn met de op elk van de procedures toepasselijke regels.”

(37) Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

(a) De titel wordt vervangen door:

"Schorsing van de procedure"

(b) In de leden 1 en 2 worden het woord “liquidatieverrichtingen” vervangen door “procedure”.

(38) Artikel 34 wordt vervangen door:

“Artikel 34 Beëindiging van de hoofd- of secundaire insolventieprocedure

1.           De beëindiging van de hoofdprocedure belet niet de voortzetting van de secundaire procedures die op dat moment nog lopen.

2.           Wanneer een secundaire procedure inzake een rechtspersoon is geopend in de lidstaat waar die persoon zijn statutaire zetel heeft en de beëindiging van die procedure de ontbinding van de rechtspersoon met zich brengt, belet deze ontbinding niet dat de hoofdprocedure die in een andere lidstaat is geopend, wordt voortgezet.”

(39) In artikel 35 wordt het woord “liquidatie” vervangen door “tegeldemaking”.

(40) Artikel 37 wordt vervangen door:

“Artikel 37 Omzetting van de eerder geopende procedure

De curator in de hoofdprocedure kan de rechter van de lidstaat waar een secundaire procedure is geopend, verzoeken de omzetting te gelasten van de secundaire procedure in een ander type insolventieprocedure waarin de wetgeving van die lidstaat voorziet.”

(41) Artikel 39 wordt vervangen door:

“Artikel 39 Recht om vorderingen in te dienen

Elke schuldeiser die zijn gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, met inbegrip van de belastingautoriteiten en de sociale-zekerheidsinstellingen van de lidstaten (“buitenlandse schuldeiser”), heeft het recht zijn vorderingen in de insolventieprocedure in te dienen door middel van elk communicatiemiddel, waaronder elektronische middelen, dat door de wetgeving van de lidstaat waar de procedure is geopend, wordt aanvaard. Voor de indiening van vorderingen is vertegenwoordiging door een advocaat of een andere beoefenaar van een juridisch beroep niet verplicht.”

(42) Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

(a) Aan lid 2 wordt de volgende zin toegevoegd:

“De kennisgeving omvat ook een kopie van het in artikel 41 bedoelde standaardformulier voor de indiening van vorderingen of een link naar de publicatie van dat formulier op het internet."

(b) Er wordt een nieuw lid 3 toegevoegd:

“3.          De in dit artikel bedoelde informatie wordt verstrekt met gebruikmaking van het standaardkennisgevingsformulier dat in overeenstemming met de in artikel 45 ter, lid 4, bedoelde raadplegingsprocedure wordt opgesteld en uiterlijk…..[24 maanden na de inwerkingtreding van de verordening] wordt gepubliceerd op het Europese e-justitieportaal. Het formulier bevat het opschrift “Kennisgeving van insolventieprocedure” in alle officiële talen van de Unie. Het wordt verstrekt in de officiële taal of in een van de officiële talen van de staat waar de procedure is geopend of in een andere taal waarvan die staat heeft aangegeven dat hij die overeenkomstig artikel 41, lid 3 kan aanvaarden, wanneer kan worden aangenomen dat die taal voor de buitenlandse schuldeisers eenvoudiger te begrijpen is."

(43) Artikel 41 wordt vervangen door:

“Artikel 41 Procedure voor de indiening van vorderingen

1.           Iedere bekende buitenlandse schuldeiser dient zijn vordering in met gebruikmaking van het standaardformulier voor de indiening van vorderingen dat in overeenstemming met de in artikel 45 ter, lid 4, bedoelde raadplegingsprocedure wordt opgesteld en uiterlijk [24 maanden na de inwerkingtreding van de verordening] wordt gepubliceerd op het Europese e-justitieportaal. Het formulier bevat het opschrift “Indiening van vorderingen” in alle officiële talen van de Unie.

2.           In het standaardformulier voor de indiening van vorderingen vermeldt de in lid 1 bedoelde schuldeiser:

(a) zijn naam en adres

(b) de aard van de vordering

(c) het bedrag van de vordering en de datum waarop deze is ontstaan

(d) of er een beroep wordt gedaan op de status van bevoorrechte schuldeiser

(e) of hij voor de vordering aanspraak maakt op een zakelijke zekerheid of een eigendomsvoorbehoud en, indien dat het geval is, op welke goederen zijn zekerheid betrekking heeft en

(f) of enige verrekening wordt gevorderd en of het bedrag dat wordt gevorderd vrij van verrekening is.

Bij het standaardformulier voor de indiening van vorderingen worden kopieën van eventuele bewijsstukken gevoegd.

3.           Vorderingen kunnen in elk van de officiële talen van de Unie worden ingediend. Van de schuldeiser kan een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de procedure is geopend of in een andere taal die die lidstaat heeft aanvaard, worden verlangd. Elke lidstaat geeft ten minste één andere officiële taal van de Unie dan zijn eigen taal aan, die hij voor het indienden van vorderingen aanvaardt.

4.           Vorderingen worden ingediend binnen de periode die door de wetgeving van de staat waar de insolventieprocedure is geopend, is vastgesteld. In geval van een buitenlandse schuldeiser is deze periode niet korter dan 45 dagen na de openbaarmaking van de opening van de procedure in het insolventieregister van de staat waar de procedure is geopend.

5.           Wanneer de curator een overeenkomstig dit artikel ingediende vordering betwist, biedt hij de schuldeiser de gelegenheid aanvullend bewijs te leveren over het bestaan en het bedrag van de vordering.”

(44) Artikel 42 vervalt.

(45) Het volgende hoofdstuk IV bis wordt ingevoegd:

“HOOFDSTUK IV bis INSOLVENTIE VAN LEDEN VAN EEN GROEP ONDERNEMINGEN

Artikel 42 bis Verplichting tot samenwerking en communicatie tussen curatoren

1.           Wanneer een insolventieprocedure betrekking heeft op twee of meer leden van een groep ondernemingen, werkt een curator die is aangewezen in een procedure met betrekking tot een lid van de groep, samen met iedere curator die is aangewezen in een procedure met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep voor zover deze samenwerking geschikt is om de doeltreffende uitvoering van de procedure te vereenvoudigen, niet onverenigbaar is met de op dergelijke procedures toepasselijke regels en geen belangenconflict veroorzaakt. Deze samenwerking kan plaatsvinden in de vorm van overeenkomsten of protocollen.

2.           Bij de in lid 1 bedoelde samenwerking zullen de curatoren

(a) elkaar onverwijld alle informatie meedelen die voor de andere procedure van nut kan zijn, mits passende maatregelen worden genomen om vertrouwelijke informatie te beschermen;

(b) de mogelijkheden van een herstructurering van de groep onderzoeken en, indien daartoe mogelijkheden bestaan, het voorstel en de onderhandeling inzake een gecoördineerd herstructureringsplan met elkaar afstemmen;

(c) het beheer en het toezicht op de zaken van de leden van de groep die het voorwerp van een insolventieprocedure vormen, coördineren.

De curatoren kunnen ermee instemmen dat aan de curator die in een van de procedures is aangewezen, aanvullende bevoegdheden worden verleend wanneer de op elk van de procedures toepasselijke regels deze instemming toelaten.

Artikel 42 ter Communicatie en samenwerking tussen rechters

1.           Wanneer insolventieprocedures betrekking hebben op twee of meer leden van een groep ondernemingen werkt een rechter bij wie een verzoek tot opening van een procedure met betrekking tot een lid van de groep aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, samen met iedere andere rechter bij wie een verzoek tot opening van een procedure met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, voor zover deze samenwerking geschikt is om de doeltreffende uitvoering van de procedure te vereenvoudigen en niet onverenigbaar is met de daarop toepasselijke regels. De rechter kan daartoe zo nodig een overeenkomstig zijn instructies handelend persoon of orgaan benoemen.

2.           De in lid 1 bedoelde rechters kunnen rechtstreeks met elkaar communiceren of informatie of bijstand aan elkaar vragen.

3.           Samenwerking kan plaatsvinden op elke daartoe geschikte manier, waaronder

(a) mededeling van informatie op elke door de rechter passend geachte wijze, mits deze mededeling kosteloos is en daarbij de procedurele rechten van partijen en de vertrouwelijkheid van de informatie in acht worden genomen;

(b) coördinatie van het beheer van en het toezicht op de goederen en zaken van de leden van de groep;

(c) coördinatie van de hoorzittingen;

(d) coördinatie van de goedkeuring van protocollen.

Artikel 42 quater Samenwerking en communicatie tussen curatoren en rechters

Een curator die is aangewezen in een insolventieprocedure met betrekking tot een lid van een groep ondernemingen werkt samen en communiceert met iedere rechter bij wie een verzoek tot opening van een procedure met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep ondernemingen aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, voor zover deze samenwerking geschikt is om de coördinatie van de procedures te vereenvoudigen en niet onverenigbaar is met de daarop toepasselijke regels. Met name kan de curator die rechter om informatie verzoeken over de procedure met betrekking tot het andere lid van de groep of om bijstand vragen met betrekking tot de procedure waarin hij is aangewezen.

Artikel 42 quinqies Bevoegdheden van de curatoren en schorsing van de procedure

1.           Een curator die is aangewezen in een insolventieprocedure die is geopend met betrekking tot een lid van een groep ondernemingen heeft het recht:

(a) te worden gehoord in en deel te nemen aan elke procedure die ten aanzien van een ander lid van dezelfde groep is geopend, met name door het bijwonen van bijeenkomsten van schuldeisers;

(b) schorsing te verzoeken van de procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend;

(c) een herstelplan, een akkoord of een vergelijkbare maatregel voor te stellen voor alle of enkele leden van de groep ten aanzien waarvan insolventieprocedures zijn geopend en dit in elke procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend, in te brengen overeenkomstig de op die procedure toepasselijke wetgeving; alsmede;

(d) elke aanvullende procedurele maatregel te verzoeken krachtens de onder c) bedoelde wetgeving die nodig kan zijn om herstel te bevorderen, waaronder de omzetting van de procedure.

2.           De rechter die de in lid 1, onder b), bedoelde procedure heeft geopend, schorst de procedure geheel of gedeeltelijk wanneer is aangetoond dat deze schorsing gunstig voor de schuldeisers in deze procedure is. Een dergelijke schorsing mag niet meer dan drie maanden duren en kan met dezelfde termijn worden verlengd of vernieuwd. De rechter die de schorsing gelast, kan de curator opdragen elke maatregel te nemen die geëigend is om de belangen van de schuldeisers in de procedure te beschermen.”

(46) Een nieuw artikel 44 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 44 bis Informatie over nationale insolventiewetgeving

1.           De lidstaten verstrekken binnen het kader van het bij Beschikking 2001/470/EG[24] van de Raad opgerichte Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken een beschrijving van hun nationale insolventiewetgeving en –procedures, met name met betrekking tot de in artikel 4, lid 2, opgesomde punten, teneinde deze informatie voor het publiek beschikbaar te maken.

2.           De lidstaten werken deze informatie regelmatig bij.”

(47) Artikel 45 wordt vervangen door:

“Artikel 45 Wijziging van de bijlagen

1.           De Commissie wordt de bevoegdheid verleend tot vaststelling van gedelegeerde handelingen om de bijlagen A en C te wijzigen volgens de in dit artikel en artikel 45 bis vastgestelde procedure.

2.           Om een wijziging van bijlage A in gang te zetten, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van hun nationale bepalingen inzake insolventieprocedures die zij in bijlage A opgenomen willen zien. Daarbij voegen zij een korte beschrijving. De Commissie onderzoekt of de aangemelde bepalingen voldoen aan de voorwaarden van artikel 1, en wijzigen bijlage A door middel van een gedelegeerde handeling indien dat het geval is.”

(48) De volgende artikelen 45 bis en 45 ter worden ingevoegd:

“Artikel 45 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.           De in artikel 45 bedoelde delegatie van bevoegdheden wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening verleend voor onbepaalde tijd.

3.           Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 45 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.           Een overeenkomstig artikel 45 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 45 ter De bevoegdheid tot vaststelling van uitvoeringshandelingen

1.           De bevoegdheid tot vaststelling van uitvoeringshandelingen wordt de Commissie voor de volgende doeleinden verleend:

(a) om te zorgen voor de onderlinge koppeling van insolventieregisters als bedoeld in artikel 20 ter; alsmede

(b) om de in de artikelen 40 en 41 bedoelde formulieren vast te stellen en naderhand te wijzigen.

2.           Bij de vaststelling of wijziging van de in lid 1 bedoelde handelingen wordt de Commissie bijgestaan door een comité als bedoeld in Verordening (EG) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.[25]

3.           Waar naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening 182/2011 van toepassing.

4.           Waar naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening 182/2011 van toepassing.”

(49) In artikel 46 wordt de datum “1 juni 2012” vervangen door “…..[10 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening]”.

(50) Het volgende artikel 46 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 46 bis Gegevensbescherming

1.           De lidstaten passen Richtlijn 95/46/EG toe op de verwerking van persoonsgegevens die uit hoofde van deze verordening in de lidstaten plaatsvindt.

2.           Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie uit hoofde van deze verordening.”

(51) Bijlage B vervalt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van ......[24 maanden na de inwerkingtreding van de verordening] met uitzondering van de bepaling inzake informatie over de nationale insolventiewetgeving (artikel 44 bis), welke van toepassing is met ingang van…..[12 maanden na de inwerkingtreding van de verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[26]

Titel 33 - Justitie

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[27]

Ø Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.        Doelstellingen

1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Ontwikkeling van een rechtsruimte, Rechtvaardigheid voor groei

1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling nr.

Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken en handelszaken

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

33 03

1.4.3.     Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen

Grotere effectiviteit en transparantie van grensoverschrijdende insolventieprocedures

1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Herziening van Verordening (EG) nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures

1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

1.5.3.     Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

1.6.        Duur en financiële gevolgen

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– ¨  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

– ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

Ø Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.        Beheersvorm(en)[28]

Ø Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

– ¨  uitvoerende agentschappen

– ¨  door de Unie opgerichte organen[29]

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

¨ Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

Alleen de onderlinge koppeling van insolventieregisters (centrale deel voor onderlinge koppeling) zal gevolgen hebben voor de EU-begroting.

De insolventieregisters zullen onderling worden gekoppeld via het Europese e-justitieportaal, dat zal dienen als centraal openbaar elektronisch punt voor toegang tot informatie uit het systeem (cf. artikel 20 ter van het voorstel).

2.           BEHEERSMAATREGELEN

2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

2.2.        Beheers- en controlesysteem

2.2.1.     Mogelijke risico's

2.2.2.     Controlemiddel(en)

2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

Nummer [Omschrijving …………………...……….] || GK/ NGK ([30]) || van EVA-landen[31] || van kandidaat-lidstaten[32] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

[3] || [33.0301] [programma 'Justitie', ] ||  GK/ || NEE || NEE || NEE || NEE

· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

Nummer [Omschrijving………………………………..] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

[3] || [XX.YY.YY.YY] || || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer || [Omschrijving…3………………………………………………………………]

DG: JUST || || || Jaar 2014[33] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaren 2018, 2019, 2020 || TOTAAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || ||

33.0301 || Vastleggingen || (1) || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Betalingen || (2) || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || ||

Betalingen || (2a) || || || || || || || ||

Administratieve kredieten gefinancierd  uit de financiële middelen van bepaalde beleidsprogramma's[34] || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten voor DG JUST || Vastleggingen || =1+1a +3 || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Betalingen || =2+2a +3 || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Ÿ TOTAAL operationele kredieten || Vastleggingen || (4) || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Betalingen || (5) || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 3 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Betalingen || =5+ 6 || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

Ÿ TOTAAL operationele kredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || ||

Betalingen || (5) || || || || || || || ||

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag ) || Vastleggingen || =4+ 6 || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Betalingen || =5+ 6 || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven" – niet van toepassing

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

DG: <…….> ||

Ÿ Personele middelen || || || || || || || ||

Ÿ Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

TOTAAL DG <…….> || Kredieten || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || || || || || || || ||

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar N[35] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

Betalingen || 150.000 || 150.000 || 200.000 || 200.000 || 250.000 || 250.000 || 300.000 || 1.500.000

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– Ø  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

OUTPUTS

Soort output[36] || Gem. kosten van de output || Aantal Outputs || Kos-ten || Aantal Outputs || Kos-ten || Aantal Outputs || Kos-ten || Aantal Outputs || Kosten || Aantal Outputs || Kosten || Aantal Outputs || Kosten || Aantal Outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[37] Justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken

- Output || Onderhoud van de onderlinge koppeling van insolventie-registers || 214 300 || || 150 000 || || 150 000 || || 200 000 || || 200 000 || || 250 000 || || 250 000 || || 300 000 || || 1 500 000

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || 150 000 || || 150 000 || || 200 000 || || 200 000 || || 250 000 || || 250 000 || || 300 000 || || 1 500 000

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2… || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || ||

TOTALE KOSTEN || || 150 000 || || 150 000 || || 200 000 || || 200 000 || || 250 000 || || 250 000 || || 300 000 || || 1 500 000

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.  Samenvatting

– Ø  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– Ø  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

– Ø  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020.

3.2.5.     Bijdrage van derden aan de financiering

– Ø- Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– Ø  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

[1]               Zie voor een overzicht van de nationale pre-insolventie- en hybride procedures deel 2 van het Verslag van de Commissie van 12.12.2012 over de evaluatie van Verordening (EG) nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures.

[2]               “Going concern” is een begrip dat hoofdzakelijk op het gebied van boekhouding wordt gebruikt. Daarbij worden accountants geacht financiële verklaringen op te stellen op basis van de veronderstelling dat de onderneming gedurende de volgende periode van 12 maanden niet zal worden geliquideerd.

[3]               COM(2008)394 van 25.6.2008.

[4]               COM(2012) ……

[5]               Zie inzake de omvang van dit probleem Deel 3.4.1. van het effectbeoordelingsverslag van de Commissie dat dit voorstel vergezelt.

[6]               http://www.uncitral.org/uncitral/en/uncitral_texts/insolvency/1997Model.html

[7]               Zaak C-396/09, arrest van 20.10.2011.

[8]               Zaak C-339/09, arrest van 12.02.2009.

[9]               PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

[10]             Zaak C-454/09, arrest van 13.10.2011 (Commissie/Italië – 'New Interline').

[11]             PB L 156 van 16.6.2012, blz. 1.

[12]             COM(2011)759 definitief

[13]             PB C , , blz. .

[14]             PB C , , blz. .

[15]             PB L 160 van 30.6.2000, blz. 1.

[16]             PB C , , blz. .

[17]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[18]             PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

[19]             PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15.

[20]             PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79.

[21]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[22]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[23]             PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[24]             PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.

[25]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[26]             ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting.

[27]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[28]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[29]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[30]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[31]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[32]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[33]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[34]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[35]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[36]             Outputs zijn verstrekte producten en diensten (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen …).

[37]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

Top