This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0669
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Rethinking Education:Investing in skills for better socio-economic outcomes
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaal-economische resultaten
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaal-economische resultaten
/* COM/2012/0669 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaal-economische resultaten /* COM/2012/0669 final */
1. Onderwijs en vaardigheden – een
essentiële strategische troef voor groei Investeringen in
onderwijs en opleiding voor de ontwikkeling van vaardigheden is van essentieel
belang voor het stimuleren van de groei en het concurrentievermogen: vaardigheden
zijn doorslaggevend voor het vermogen van Europa om de productiviteit te
verhogen. Op de lange termijn kunnen vaardigheden de aanzet geven tot innovatie
en groei, de productie hoger in de waardeketen plaatsen, de concentratie van
hogere kwalificaties in de EU stimuleren en vorm geven aan de toekomstige
arbeidsmarkt. De enorme stijging van het wereldwijde aanbod van
hooggekwalificeerde arbeidskrachten in de afgelopen tien jaar stelt Europa op
de proef. De tijd dat de concurrentie vooral kwam uit landen die alleen
laagopgeleid werk konden bieden, is voorbij. De kwaliteit van het onderwijs en
het aanbod van vaardigheden is in de hele wereld verbeterd, en Europa moet
hierop reageren. De Europese
onderwijs- en opleidingsstelsels bieden nog altijd niet de juiste vaardigheden
om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verbeteren, en zij werken niet naar
behoren samen met het bedrijfsleven of de werkgevers om de leerervaring dichter
bij de realiteit van de werkomgeving te brengen. Deze discrepanties in
vaardigheden zijn een toenemende zorg voor het concurrentievermogen van de
Europese industrie[1]. Ondanks de
stijging in de afgelopen vijf jaar van de percentages afgestudeerden in het
hoger onderwijs, blijven inspanningen nodig om het kerndoel van 40 % van
de jongeren met een diploma hoger onderwijs te bereiken. Hoewel de
afgelopen vijf jaar veel vooruitgang is geboekt, blijft het percentage
voortijdige schoolverlaters in te veel lidstaten onaanvaardbaar hoog, zoals in
Spanje (26,5 %) en Portugal (23,2 %). Gerichte acties blijven
noodzakelijk om voortijdig schoolverlaten te verminderen door middel van
uitgebreide, doelgerichte op feiten gebaseerde strategieën, zoals werd gevraagd
in de onlangs goedgekeurde aanbeveling van de Raad. Er blijven sterke
aanwijzingen van onvoldoende resultaten op andere gebieden: 73 miljoen
volwassenen hebben een laag opleidingsniveau; bijna 20 % van de 15-jarigen
heeft onvoldoende leesvaardigheid, en de deelname aan een leven lang leren
bedraagt slechts 8,9 %. Tegen 2020 is voor
20 % meer banen een hogere kwalificatie vereist. Het onderwijs moet zowel
de normen en als de prestaties verhogen om aan deze vraag te voldoen, en ook de
transversale vaardigheden ontwikkelen die jongeren nodig hebben om een
ondernemingsgeest te ontwikkelen en zich aan te passen aan de steeds
onvermijdelijkere veranderingen in de arbeidsmarkt tijdens hun carrière. De
algemene taak van onderwijs en opleiding omvat doelstellingen zoals actief
burgerschap, persoonlijke ontwikkeling en welzijn. Deze
doelstellingen gaan gepaard met de noodzaak om de vaardigheden voor
inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verbeteren, tegen de achtergrond van de
haperende economische groei en een slinkende beroepsbevolking als gevolg van de
vergrijzing, en daarom is de belangrijkste taak van de lidstaten in te spelen
op de behoeften van de economie en zich te concentreren op oplossingen om de
snel toenemende jeugdwerkloosheid aan te pakken.In deze mededeling wordt de
nadruk gelegd op het ontwikkelen van de juiste vaardigheden voor de arbeidsmarkt,
het verbeteren van de efficiëntie en inclusiviteit van onze onderwijs- en
opleidingsinstellingen en op samenwerking met alle relevante belanghebbenden. De hervormingen
moeten grootschaliger worden en sneller worden uitgevoerd, om te zorgen voor
hoogwaardige vaardigheden die ten goede komen aan groei en werkgelegenheid. De
Commissie stelt hier een beperkt aantal strategische prioriteiten vast die door
de lidstaten moeten worden aangepakt, naast nieuwe EU-maatregelen die de
nationale inspanningen een hefboomeffect moeten verlenen. De prioriteiten
vormen de weerslag van de landenspecifieke aanbevelingen[2] die de
Commissie voor een aantal lidstaten heeft uitgebracht en ondersteunen de
jaarlijkse groeianalyse 2012[3]. Bij deze
prioriteiten wordt bijzondere aandacht besteed aan de bestrijding van
jeugdwerkloosheid. In deze mededeling wordt ingegaan op vier gebieden die van
wezenlijk belang zijn voor de aanpak van dit probleem en waarvoor de lidstaten
hun inspanningen moeten opvoeren. •
Ontwikkelen van beroepsonderwijs en -opleiding van
wereldklasse om de kwaliteit van de vaardigheden te verbeteren •
Bevordering van op werk gebaseerd leren, inclusief
hoogwaardige stages, leercontracten en duale leermodellen om de overgang van
leren naar werken te vergemakkelijken. •
Bevordering van partnerschappen tussen openbare en
particuliere instellingen (om te zorgen voor geschikte leerplannen en
kwalificaties) •
De bevordering van mobiliteit door de voorgestelde
programma Erasmus voor iedereen[4] Deze kwesties zijn direct relevant voor het
Pakket over jeugdwerkgelegenheid dat vóór eind 2012 door de Commissie wordt
voorgesteld. Het pakket zal nieuwe instrumenten bevatten om de
jeugdwerkloosheid aan te pakken en de overgang van school naar werk te
vergemakkelijken. Ter ondersteuning van de hier verschafte
richtsnoeren gaat deze mededeling vergezeld van: fiches per land met een
overzicht van de prestaties en beleidshervormingen van de lidstaten op de
belangrijkste gebieden die in de mededeling aan bod komen; de eerste editie
van de onderwijs- en opleidingenmonitor, die een beeld geeft van het
huidige aanbod aan vaardigheden en de voortgang in het bereiken van de
kerndoelen van de Europa 2020-strategie; en vijf andere werkdocumenten
van de diensten van de Commissie, die als voorbeeld kunnen dienen van
beleidsgegevens en goede praktijken. 2. Uitdagingen in de lidstaten die in het
Europees semester moeten worden aangepakt 2.1. Het opbouwen van vaardigheden
voor de 21e eeuw Transversale en basisvaardigheden De
inspanningen moeten worden geconcentreerd op de ontwikkeling van transversale
vaardigheden … Moderne, op kennis
gebaseerde economieën hebben behoefte aan mensen met hogere en relevantere
vaardigheden. Volgens de Cedefop-prognoses zal het aandeel van banen in de EU
waarvoor een kwalificatie van tertiair niveau nodig is, stijgen van 29 %
in 2010 tot 34 % in 2020, terwijl het aandeel banen voor laaggeschoolden
in dezelfde periode zal dalen van 23 % tot 18 %. Transversale
vaardigheden zoals het vermogen om kritisch na te denken, initiatieven te nemen,
problemen op te lossen en samen te werken, bereiden mensen voor op een
gevarieerde en onvoorspelbare loopbaan zoals die tegenwoordig gewoon is. … met name
ondernemersvaardigheden … De aandacht moet
vooral gericht zijn op de ontwikkeling van ondernemersvaardigheden[5], omdat zij niet alleen bijdragen tot het opstarten van nieuwe
bedrijven, maar ook de inzetbaarheid van jongeren vergroten. Op nationaal
niveau hebben echter slechts zes lidstaten een specifieke strategie voor
onderwijs in ondernemerschap[6]. Om dit probleem aan te pakken, zal de Commissie in 2013
beleidsrichtsnoeren bekendmaken ter ondersteuning van verbeteringen in de
kwaliteit en de prevalentie van het onderwijs in ondernemerschap in de hele EU.
De lidstaten moeten ondernemersvaardigheden bevorderen door
middel van nieuwe en creatieve onderwijs- en leermethoden vanaf de basisschool,
en daarnaast moet in het voortgezet en het hoger onderwijs de nadruk worden
gelegd op de oprichting van een bedrijf als mogelijk perspectief voor een
loopbaan. Praktijkervaringen in de maatschappij, door middel van op problemen
gebaseerd leren en contcten met bedrijven, moet in alle vakken worden opgenomen
en op maat worden gemaakt voor alle onderwijs niveaus. Alle jongeren moeten
minstens één praktijkervaring met ondernemen hebben opgedaan voordat zij het
verplichte onderwijs verlaten. Het is belangrijk dat het effect van dit werk
gemeten wordt, en om de lidstaten te ondersteunen zal de Commissie instrumenten
aanwijzen om de vooruitgang te beoordelen en de verwerving van
ondernemersvaardigheden aan te tonen. Bij de individuele instellingen zullen de
ontwikkelingen worden versneld door een kader voor zelfevaluatie, samen met de
OESO verricht, om de ontwikkeling van onderwijs op het gebied van
ondernemerschap op alle niveaus, inclusief scholen en beroepsonderwijs, te
begeleiden en te bevorderen. … terwijl de
vraag naar vaardigheden op het gebied van exacte wetenschap, technologie,
ingenieursdiensten en wiskunde groot blijft Exacte vakken zijn
ook van belang. De vraag naar gekwalificeerde werknemers in technologische en
onderzoeksintensieve sectoren is en blijft groot, hetgeen zijn weerslag heeft
op de vraag naar vaardigheden op het gebied van exacte wetenschap, technologie,
ingenieurwetenschappen en wiskunde. Er moet meer aandacht worden gevestigd op
deze vakgebieden als prioritair onderwijsgebied, en op alle niveaus moeten de
inspanningen worden verhoogd. Hoewel de grote uitdagingen duidelijk zijn, zoals
de noodzaak om het systeem aantrekkelijker te maken voor vrouwen, is het nu ook
belangrijk dat er meer inzicht wordt verschaft in de loopbaan van de
afgestudeerden in de exacte wetenschappen, technologie, ingenieurswetenschappen
en wiskunde. ... maar de
eerste stap moet zijn dat iedereen over basisvaardigheden beschikt… Lezen en
schrijven, rekenen en basale wiskunde en natuurwetenschappen zijn belangrijke
fundamenten voor verder leren, zoals blijkt uit de begeleidende onderwijs- en
opleidingenmonitor 2012, en bieden toegang tot werkgelegenheid en sociale
integratie. Aangezien door de huidige digitale revolutie nieuwe vormen van
lezen en schrijven ontstaan, en gezien de diversiteit van de informatiebronnen,
worden deze basisvaardigheden echter opnieuw gedefinieerd. In de hele EU
hebben de hervormingen de leerplannen gestroomlijnd. De lidstaten hebben
gestandaardiseerde examens op nationaal niveau ingevoerd; een infrastructuur
met centra voor lezen, schrijven, rekenen en natuurwetenschappen opgezet;
netwerken en bij- en nascholing van leerkrachten ingevoerd en de activiteiten
ter verbetering van de digitale en mediavaardigheden versterkt. Niettemin
blijft het niveau onvoldoende en zijn er dringend maatregelen nodig om de
prestaties te verbeteren. Het aandeel van 15-jarigen die geen basisvaardigheden
hebben verworven, bedraagt in Europa ongeveer 20 %, terwijl in vijf landen
meer dan 25 % slechte leesprestaties heeft. De lidstaten moeten nieuwe
systeemhervormingen invoeren om leerproblemen vroegtijdig te onderkennen en de
betrokken leerlingen meer te ondersteunen in plaats van ze te laten doubleren
of ze in te delen naar prestatie. Deze inspanningen
in de leerplichtige periode moeten worden voorafgegaan door hoogwaardige,
toegankelijke en betaalbare voorschoolse educatie en opvang. Dit moet worden
aangevuld met lees- en rekenvaardigheidprogramma’s voor het gezin en met
hoogwaardige programma’s voor volwassenen om basisvaardigheden op te doen, met
name door leren op de werkplek. Voorts zijn inspanningen nodig om de
zorgwekkend geringe deelname aan volwasseneneducatie in de meeste lidstaten te
laten stijgen[7], en op basis van de PIAAC-enquête[8] moet nieuw
op feiten gebaseerd beleid worden uitgestippeld. De gemiddelde deelname van
volwassenen aan een leven lang leren in de EU bedraagt 8,9 %. In zeven
lidstaten bedraagt de deelname van volwassenen slecht 5 % of nog minder. … terwijl
ook het leren van talen belangrijk is om een baan te vinden en bijzondere
aandacht behoeft In een wereld die
zich kenmerkt door internationale betrekkingen is de kennis van vreemde talen
een factor van het concurrentievermogen. Talen zijn steeds belangrijker om de
inzetbaarheid op de arbeidsmarkt[9] en de mobiliteit van jongeren te verbeteren, en onvoldoende
talenkennis is een belangrijke belemmering van het vrije verkeer van
werknemers. Ook het bedrijfsleven eist de taalvaardigheid die nodig is om op de
wereldmarkt te kunnen werken. Zoals beschreven
in het begeleidende werkdocument over talen, blijkt uit de eerste Europese
enquête over taalvaardigheden[10] dat – ondanks investeringen in veel landen – de onderwijsstelsels in
een aantal lidstaten nog steeds onvoldoende doelmatig[11] zijn om
het hoofd te bieden aan deze uitdagingen. In Frankrijk bereikt slechts
14 % van alle leerlingen aan het einde van de eerste fase van het
voortgezet onderwijs het niveau van onafhankelijk gebruiker van één vreemde
taal, en in het Verenigd Koninkrijk is dit slechts 9 %. De lidstaten
moeten een snellere hervorming doorvoeren, gebaseerd op nieuwe methoden en
technologieën voor het onderwijzen van zowel de eerste als de tweede vreemde taal,
om het door de staatshoofden gedefinieerde doel van "moedertaal plus
twee" te bereiken[12]. Beroepsvaardigheden Verbetering
van de kwaliteit van de vaardigheden vereist de ontwikkeling van
beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels van wereldklasse … Betere
transversale en basisvaardigheden zijn op zichzelf niet voldoende om groei en
concurrentievermogen te scheppen, en de afstand tussen de onderwijscontext en
de werkplek is nog te groot. Gerichte investeringen in beroepsonderwijs en
-opleiding, let name initiële opleiding en bijscholing, zijn van vitaal belang
is voor innovatie, groei en concurrentievermogen. De waarde van
beroepsonderwijs en -opleiding, en met name duale opleidingsstelsels, bij het
bevorderen van werkgelegenheid voor jongeren wordt nu ten volle erkend. Sommige Europese
landen hebben al een beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsel van wereldklasse
(Duitsland, Oostenrijk, Denemarken, Nederland), met ingebouwde mechanismen voor
aanpassing aan bestaande en toekomstige behoeften aan vaardigheden, zodat de
opleiding meer vraaggestuurd is. Die landen melden minder problemen met slechte
afstemming tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden en hebben een betere
arbeidsparticipatie van jongeren, en beroepsonderwijs en -opleiding wordt er
gekenmerkt door duale stelsels met een hoog aandeel van beroepspraktijkvorming.
Veel andere landen, vooral in Zuid-Europa, lopen hierbij achter qua
participatie, kwaliteit, resultaten en aantrekkelijkheid. Figuur 1 illustreert
de verschillen tussen de landen in de percentages leerlingen die een
beroepsopleiding en leerlingen die algemeen onderwijs volgen op het hoger
middelbaar niveau. Deze verschillen zijn het gevolg van sociaal-culturele
tradities en percepties, uiteenlopende structuren van de onderwijs- en opleidingsstelsels
en van de economie en de arbeidsmarkt, doorgevoerde hervormingen en de mate van
betrokkenheid van de sociale partners alsmede de werkgelegenheidsvooruitzichten
van afgestudeerden van het beroepsonderwijs en en de persoonlijke voorkeur. Figuur 1 - Verdeling van studenten van de hoger middelbaar
onderwijs (ISCED 3) naar richting van het programma (algemeen of
beroepsopleiding). %. (2010) Bron: Eurostat Database[13], UOE data collection Leren op de
werkplek en vooral leercontracten en andere duale modellen vergemakkelijken de
overgang van leren naar werken. Dit vereist een duidelijk regelgevend kader,
afgebakende taken voor de verschillende actoren en moet een integrerend deel
van het hele onderwijsstelsel vormen. De aanpak die ten grondslag ligt aan het
duale systeem – de combinatie van onderwijs op school en praktijkervaring op de
werkplek – heeft ook op tertiair niveau een aanzienlijk potentieel. Excellentie in
beroepsonderwijs en -opleiding is alleen mogelijk wanneer de leerplannen
stelselmatig worden vernieuwd, de opleiding voortdurend wordt gemoderniseerd en
het bedrijfsleven, met name het mkb een actieve rol speelt; zie de beschrijving
in het bijgevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie.
Beroepsonderwijs en ‑opleiding moet kunnen reageren op de vraag naar
geavanceerde beroepsvaardigheden, die zijn afgestemd op de regionale
economische context. Ook moet de deur openstaan voor mensen die toegang tot
hoger onderwijs willen, en voor degenen die opnieuw moeten leren om hun
vaardigheden te verbeteren of bij te werken. … die veel
kan bijdragen aan de vermindering van het tekort aan vaardigheden … De
beroepsonderwijs- en ‑opleidingsstelsels kunnen en moeten een sleutelrol
spelen bij het aanpakken van tekorten aan vaardigheden, met name voor sectoren
met een groeipotentieel zoals ICT, gezondheid en zorg, koolstofarme
technologieën, gepersonaliseerde diensten, zakelijke dienstverlening, de
maritieme economie[14] en groene sectoren, of sectoren die momenteel een belangrijke
verandering ondergaan en daardoor betere vaardigheden van de beroepsbevolking
vereisen. Gerichte investeringen in beroepsonderwijs en -opleiding om tekorten
aan vaardigheden aan te pakken kunnen de groei in de betrokken sectoren
ondersteunen. Deze sectoren moeten ook worden aangemoedigd om gebruik te maken
van bestaande Europese instrumenten voor kwalificaties (EQF), studiepunten
(ECVET) en kwaliteitsborging (EQAVET) om de mobiliteit van een geschoolde
beroepsbevolking te bevorderen. … door de
samenwerking naar het Europees niveau te tillen Beroepspraktijkvorming
– onder meer in de vorm van een duale aanpak — moet een centrale pijler van de
beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels in Europa zijn, met als doel de
jeugdwerkloosheid te verminderen, de overgang van leren naar werk te
vergemakkelijken en tegemoet te komen aan de behoeften aan vaardigheden van de
arbeidsmarkt. Om dit te bereiken, wordt de vergadering van de ministers van
Onderwijs in Berlijn in december 2012 de eerste stap op weg naar nieuwe niveaus
van samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding. De ministers
zullen een memorandum ondertekenen waarin zij hun ambities voor
beroepsonderwijs en -opleiding in heel Europa uiteenzetten: aantrekkelijkheid
en kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding moeten worden verbeterd;
leertrajecten moeten doorlopen tot in het hoger onderwijs; de sociale partners
en andere belanghebbenden moeten actief worden betrokken bij de ontwikkeling en
de uitvoering en er moeten meer mobiliteitsmaatregelen worden ingevoerd. Om deze
samenwerking te ondersteunen, zal de Commissie een nieuwe alliantie voor het
leerlingwezen op EU-niveau oprichten om een visie te ontwikkelen, de lidstaten
en meer verschillende belanghebbenden samen te brengen om van elkaar te leren
en maatregelen op nationaal niveau te nemen. 2.2. Het stimuleren van open en
flexibel leren Verbetering van leerresultaten, toetsing en
erkenning Verwezenlijking
moet uitgaan van leerresultaten … Onderwijs en
opleiding kunnen alleen bijdragen aan groei en werkgelegenheid indien het leren
is gericht op de kennis, vaardigheden en competenties die studenten via het
leerproces moeten verwerven (leerresultaten), en niet op het doorlopen van een
specifieke fase of het doorbrengen van een bepaalde tijd op school. Terwijl de leerresultatenaanpak
reeds de grondslag van het Europees kwalificatiekader en de nationale
kwalificatiekaders is, is deze fundamentele verschuiving nog niet volledig
doorgedrongen tot onderwijzen en evaluatie. Instellingen op alle niveaus van
onderwijs en opleiding moeten nog steeds worden aangepast om de relevantie en
de kwaliteit van hun opleidingsinput voor studenten en de arbeidsmarkt om de
toegang te vergroten en de overgang tussen de verschillende onderwijs- en
opleidingstrajecten te vergemakkelijken. …en het
potentieel van de toetsing moet beter worden benut Welke leerinhoud
als waardevol wordt gezien en wordt onderwezen, is vaak afhankelijk van hetgeen
beoordeeld wordt. Veel lidstaten hebben hun leerplannen vernieuwd, maar de
uitdaging blijft om de toetsing zodanig te moderniseren dat deze het leren
ondersteunt. Zoals uiteengezet in de bijgevoegde werkdocument over de toetsing
van sleutelcompetenties, moet toetsing doeltreffender gebruikt worden door de
competenties in de vorm van leerresultaten te definiëren en tests en examens
dan ook ruimer op te zetten. Bovendien moet toetsing ook meer als pedagogisch
instrument worden gebruikt, om de dagelijkse verwerving van kennis en
vaardigheden op school te ondersteunen. In dit verband moet het potentieel van
nieuwe technologieën, die een bijdrage aan de evaluatie van sleutelcompetenties
kunnen leveren, ten volle worden benut. Tevens moeten
mensen ook buiten de onderwijsinstellingen de mogelijkheid hebben om
kwalificaties te laten beoordelen, valideren en erkennen om potentiële
werkgevers een kwalificatieprofiel te kunnen verschaffen. Informatie over de
kwaliteit en de kwantiteit van de vaardigheden van de bevolking zal de
overheden in staat stellen om potentiële tekorten beter in kaart te brengen en
zich te richten op de gebieden met het beste rendement. Daarom moet de
ontwikkeling van instrumenten voor de individuele beoordeling van vaardigheden
– met name probleemoplossend vermogen, kritisch denken, samenwerking en
ondernemingsgeest – worden voortgezet. Kwalificaties
moeten zoveel mogelijk deuren openen … De afgelopen tien
jaar is een aantal Europese instrumenten ingevoerd om de mobiliteit van
lerenden en werkenden te ondersteunen. Enkele daarvan zijn het Europees
kwalificatiekader (EQF), Europass, Europese puntenoverdrachtsystemen (ECTS en
ECVET), de meertalige classificatie van Europese vaardigheden/competenties,
kwalificaties en beroepen (ESCO) en het referentiekader voor kwaliteitsborging.
Deze instrumenten zorgen voor meer transparantie, bijvoorbeeld door kwalificaties
in de verschillende landen vergelijkbaar te maken (EQF) en studiepunten
overdraagbaar te maken (ECTS). Deze instrumenten
zijn niet los van elkaar ontwikkeld; toch is er ruimte voor veel nauwere
samenhang waar de verschillende instrumenten en diensten – zoals transparantie
en erkenning van kwalificaties, validatie van niet-formeel en informeel leren
en levenslange begeleiding – op gecoördineerde wijze worden aangeboden. Dit zal
bijdragen tot echte Europese mobiliteit waarbij iemands kennis, vaardigheden en
competenties duidelijk kunnen worden begrepen en snel worden erkend. Dit
streven om de in het beroeps- en hoger onderwijs verworven academische
diploma’s grensoverschrijdend transparant te maken en te erkennen, zal door het
scheppen van een Europese ruimte van vaardigheden en kwalificaties ondersteund
worden. ... en de
academische erkenning kan hierbij een voortrekkersrol spelen De erkenning van
kwalificaties van hoger onderwijs en die welke toegang tot het hoger onderwijs
bieden, staat al sinds enige tijd op de Europese beleidsagenda. De academische
mobiliteit neemt gestaag toe als gevolg van de veranderende structuren van de
hogeronderwijsstelsels, en deze internationalisering wordt aangevuld door het
streven om de EU als bestemming voor studie en onderzoek te promoten[15]. Om de EU aantrekkelijker te maken voor studenten en onderzoekers, is
er behoefte aan betere concepten voor erkenning, en een meer systematische en
gecoördineerde toepassing van het Europese puntenoverdrachtsysteem (European
Credit Transfer and Accumulation System - ECTS) en verbeteringen in de
toepassing en evaluatie van leerresultaten. Bovendien zal dit bijdragen tot de
Europese ruimte van vaardigheden en kwalificaties. De ontwikkeling
van het Bolognaproces verschaft een belangrijke bijdrage aan de bevordering van
transparante en eerlijke erkenning van kwalificaties in het hoger onderwijs in
Europa en daarbuiten. Als onderdeel hiervan en het recente communiqué van
Boekarest hebben landen zich ertoe verbonden, de academische erkenning van
diploma’s te verbeteren. Dit houdt een onderzoek van de nationale wetgeving in
om de Erkenningsovereenkomst van Lissabon na te komen, en een versterkte
beoordeling van erkenningsprocedures die instellingen voor kwaliteitsborging
toepassen. Een groep “pionierlanden” test methoden om te komen tot automatische
erkenning van vergelijkbare academische graden. Het doel is, de studenten in
een gelijke positie te brengen, ongeacht de oorsprong van hun graad, door het
zwaartepunt te verleggen van de huidige erkenning van individuele diploma’s
naar een aanpak op basis van vertrouwen in het systeem waarin het diploma is
uitgereikt. De mogelijkheden van ICT en open
onderwijsmiddelen volledig benutten om te leren De digitale
revolutie biedt waardevolle mogelijkheden voor onderwijs … De technologie
biedt ongekende mogelijkheden om de kwaliteit, toegankelijkheid en gelijke
behandeling op het gebied van onderwijs en opleiding te verbeteren. Het is een
belangrijk instrument om het leren doeltreffender te maken en belemmeringen,
vooral sociale belemmeringen, weg te nemen. Personen kunnen overal en op elk
moment leren, en daarbij flexibele en geïndividualiseerde trajecten gebruiken. Digitaal leren en
de recente tendensen in de open onderwijsmiddelen[16] (OER’s)
maken fundamentele veranderingen in de onderwijswereld mogelijk, door het
onderwijsaanbod uit te breiden tot buiten haar traditionele formaten en
grenzen. Er verschijnen nieuwe manieren van leren, die worden gekenmerkt door
personalisering, betrokkenheid, gebruik van digitale media, samenwerking van
onderaf (bottom-up) en waar de lerende of leraar leerinhoud genereert, en dit
wordt vergemakkelijkt door de exponentiële groei van open onderwijsmiddelen die
via internet beschikbaar zijn. Europa moet het potentieel van open
onderwijsmiddelen veel meer uitbuiten dan nu het geval is. Dit vergt goede
computervaardigheden, maar sommige lidstaten hebben nog altijd een achterstand,
zoals te zien is in Education and Training Monitor 2012: in negen lidstaten
heeft meer dan de helft van de 16-74-jarigen weinig of geen
computervaardigheden. Weliswaar staat het gebruik van ICT in onderwijs en
opleiding al enige tijd hoog op de politieke agenda, maar er ontbreken nog
belangrijke elementen om digitaal leren en open onderwijsmiddelen in alle
onderwijs- en opleidingssectoren vanzelfsprekend te maken. Een coherente
strategie op EU-niveau kan betrekking hebben op de reikwijdte, de omvang en de
complexiteit van de uitdagingen ter ondersteuning van acties van de lidstaten
en de hele keten van belanghebbenden. … en het is
tijd om het gebruik van ICT voor leren en onderwijzen te intensiveren … Uit recent
onderzoek[17] blijkt dat er verschillen blijven bestaan in de beschikbaarheid van op
ICT gebaseerde educatieve hulpmiddelen en inhoud. Op ICT gebaseerde
beoordelingen worden vaak aanbevolen, maar zelden wordt vermeld hoe deze moeten
worden toegepast. Voor op maat gesneden en flexibel leren zou het gebruik van
technologie moeten worden geïntegreerd in de onderwijspraktijk. Grootschalige
proefprojecten in de dagelijkse omgeving zouden moeten bepalen hoe, wanneer en
waar ICT effectief kan worden gebruikt in pedagogische en beoordelingsmethoden.
In een snel veranderende omgeving is integratie van onderzoek in de
onderwijspraktijk des te urgenter. Praktijkgerichte gemeenschappen (bijv. e‑Twinning;
Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), Kennis- en
innovatiegemeenschappen) en centra van op ICT gebaseerde excellentie moeten
nader worden ontwikkeld, net als een snellere overdracht van innovatief
onderzoek naar onderwijspraktijken. Bij dit alles is de betrokkenheid van de
belanghebbende partijen en samenwerking een voorwaarde voor succes. …om vrij
beschikbare kennis te benutten. De kwaliteit van
het onderwijs berust op een juiste mix van verschillend leermateriaal. Hiertoe
moeten de open onderwijsmiddelen beter toegankelijk worden gemaakt door middel
van duidelijke kwaliteitsnormen en mechanismen om vaardigheden en de daardoor
verworven competenties te beoordelen en te valideren. Onderwijs- en opleidingsinstellingen
die nog geen open onderwijsmiddelen hebben geïntegreerd, moeten ook streven
naar samenwerking met technologisch meer geavanceerde onderwijsverstrekkers om
aan de verwachtingen van “digitaal geboren” lerenden te voldoen. Leraren verwerven
vaardigheden om ICT te onderwijzen eerder via initieel onderwijs dan via
professionele ontwikkeling; het is van groot belang dat zij goed zijn toegerust
om de mogelijkheden van de nieuwe technologieën in te passen in de manier van
lesgeven, om zo lerenden te stimuleren en te engageren. De educatieve
markt ondergaat grote veranderingen. Naast technologische ontwikkelingen zoals
open toegang, file-sharing op internet en open source, zijn er steeds meer
niet-commerciële aanbieders van open onderwijsmiddelen en de uitgevers van
leermateriaal en de gehele sector blijven zich aan deze veranderingen
aanpassen. Zij zijn al bezig hun bedrijfsmodellen te herzien om nieuwe
commerciële kansen te benutten. De Europese
leerkrachten ondersteunen[18] Leerkrachten
worden geconfronteerd snel veranderende behoeften … Hoogwaardige en
goed opgeleide leerkrachten kunnen de leerlingen helpen de competenties te
ontwikkelen die zij nodig hebben in een mondiale arbeidsmarkt die is gebaseerd
op steeds hogere kwalificatieniveaus, en onderzoek[19] toont aan dat een primaire
invloed op de prestaties van leerlingen de kwaliteit van het onderwijs en het
leren is. Leraren worden nu echter geconfronteerd met ongekende uitdagingen.
Zoals uiteengezet in het begeleidende werkdocument van de Commissie, zullen de
toenemende eisen in het opleiding, de massale pensionering van leraren van de
babyboomgeneratie (zie figuur 2) en ernstige personeelstekorten in sommige
vakgebieden leiden tot een toename van de vraag voor gekwalificeerde lesgevers
op alle niveaus. Daarom zijn grootschalige acties nodig om het beroep
aantrekkelijker te maken. Deze moeten zowel financiële als niet-financiële
prikkels omvatten. De crisis en de momenteel beschikbare arbeidskrachten bieden
ook een gelegenheid om vernieuwing van de vaardigheden in het beroep door te
voeren en nieuw gekwalificeerd personeel aan te trekken. Figuur 2 - Leeftijdsverdeling van leerkrachten in het
lager en middelbaar onderwijs % (2010) Bron : Eurostat
Database[20], UOE data collection ...hetgeen
een nieuwe reeks vaardigheden voor docenten, opleiders van docenten en
leidinggevenden in het onderwijs noodzakelijk maakt… Er zijn echter
goed bemiddelde strategieën nodig om uitstekende leerkrachten aan te trekken,
op te leiden en te behouden. Dit moet zowel de initiële lerarenopleiding als
professionele ontwikkeling tijdens de hele loopbaan omvatten. De lidstaten
moeten een competentiekader of beroepsprofiel voor leraren opzetten, met
inbegrip van opleiders in het initieel beroepsonderwijs, de initiële beroepsopleiding
en de bij- en nascholing. Ter ondersteuning daarvan moet de rol van de
lerarenopleider duidelijk worden omschreven door middel van competentiegerichte
criteria. Samen met kwaliteitsborgingsmaatregelen moet deze informatie de basis
vormen voor de reorganisatie van aanwervingssystemen om kwalitatief hoogstaande
kandidaten aan te trekken en te behouden in het onderwijs. De werving,
voorbereiding en het behoud van het juiste personeel voor leidinggevende
functies op alle onderwijsniveaus is eveneens van belang, en verder
investeringen zijn dan ook noodzakelijk. Deze leidinggevenden moeten zich
vooral concentreren op verbetering van onderwijs en opleiding, hetgeen in vele
lidstaten een probleem blijft wegens de toenemende administratieve werkdruk. Voorbeelden
van goede praktijken zijn te vinden in leiderschapsacademies en in
professionele ontwikkelingsprogramma's. … en
krachtige maatregelen om nieuwe concepten van onderwijzen en leren te
ondersteunen... Leerplannen, met
name voor beroepsonderwijs en -opleiding, moeten beter worden afgestemd op de
werkplek door samenwerking met het bedrijfsleven en werkgevers, bijvoorbeeld
ondernemers die naar de klas zijn gehaald om het leren te verbeteren.
Hervormingen van onderwijs- en leerconcepten zijn op alle niveaus vereist,
evenals ruim gefinancierde bij- en nascholing die ook regelmatige feedback en
steun van opleiders van docenten moet omvatten. Van leerkrachten wordt verwacht
dat zij bereid zijn om bij te leren: bij het gebruik van nieuwe technologieën;
het verbeteren van leervaardigheden, het omgaan met diversiteit en inclusie of
het tegemoet komen aan de behoeften van kansarme lerenden, zoals de Roma,
kinderen met een handicap of met een migrantenachtergrond. Het uiteindelijke
doel van al deze activiteiten moet het verbeteren van leerresultaten zijn. … en de
kwaliteit van het onderwijs is ook in het hoger onderwijs van doorslaggevend
belang Indien de
inspanningen worden voortgezet, is het waarschijnlijk dat de Europese Unie het
hoofddoel haalt dat 40% een tertiaire opleiding voltooit. Zowel
onderzoek[21]
als onderwijs moeten worden ondersteund door degelijke
professionele-ontwikkelingsprogramma’s. Het onderwijzen is echter de
doorslaggevende factor voor de resultaten van de lerenden, bevordert de
inzetbaarheid van afgestudeerden en vergroot de zichtbaarheid van de Europese
hogeronderwijsinstellingen in de hele wereld. Momenteel hebben slechts een paar
landen een strategie om de kwaliteit in het hoger onderwijs te bevorderen, met
inbegrip van de opleiding van de leerkrachten in pedagogische vaardigheden. De
Commissie heeft een Groep op hoog niveau voor de modernisering van het hoger
onderwijs opgericht, en in 2013 zal de groep aanbevelingen voor beleidsmakers
en instellingen voor hoger onderwijs doen over de wijze waarop kwaliteit in het
onderwijs en bij het leren kan worden bevorderd. 2.3. Gemeenschappelijke
maatregelen bevorderen Financiering van het onderwijs Investeringen
in onderwijs en opleiding zijn de sleutel tot een hogere productiviteit en
economische groei en is een bron van zorg voor allen … Ondanks het
duidelijke positieve rendement op middellange en lange termijn voor het
onderwijs heeft de economische neergang en de daarmee samenhangende noodzaak
tot begrotingsconsolidatie ertoe geleid dat veel lidstaten bezuinigen op
investeringen in onderwijs en opleiding. Vanaf schooljaar 2009/10 en in het
bijzonder na medio 2010 waren heel wat landen verplicht om te korten op het
salaris van leerkrachten en andere werknemers van de overheid. In 2012
handhaafden de meeste landen hun regelingen betreffende de financiering van
ondersteunende mechanismen voor leerlingen en studenten en/of hun familieleden.
Van de landen met beschikbare gegevens meldden alleen Spanje (centrale
begroting), Cyprus en Portugal een lagere financiering van beschikbare
regelingen ter ondersteuning van mensen in het onderwijs. Een onderbesteding
vandaag heeft ongetwijfeld ernstige gevolgen op middellange tot lange termijn
voor de basisvaardigheden in Europa. Terwijl de
manoeuvreerruimte voor sommige lidstaten groter kan zijn dan voor andere, staan
zij allemaal voor dezelfde dubbele uitdaging: prioriteit geven aan publieke
investeringen in de onderwijs- en opleidingssector, en efficiëntere manieren
vinden om beschikbare financiële bronnen te benutten, waarvoor een structurele
hervorming in particuliere onderwijssystemen noodzakelijk kan zijn. De
voornaamste motor om de efficiëntie van investeringen in onderwijs en opleiding
te vergroten, is de verbetering van de kwaliteit van het aanbod en aandacht voor
de preventie van schooluitval. De lidstaten ontwikkelen in toenemende mate
modellen waarin de kosten tussen de verschillende partners in het
onderwijsproces – de staat, bedrijven en individuele personen, stichtingen en
oud-studenten – worden gedeeld en overheidsinvesteringen als hefboom voor
private cofinancieringen dienen. … waarbij de nadruk ligt op een zo groot mogelijke efficiëntie van de
investeringen op alle onderwijsniveaus … Een van de
prioriteiten voor een doelmatiger gebruik van de middelen moet voorschools
onderwijs zijn, om vroegtijdige schooluitval en de gevolgen ervan op volwassen
leeftijd te voorkomen (schoolprestaties, arbeidsparticipatie, inkomens,
misdaadpreventie, gezondheid enz.)[22].
Kwalitatief hoogstaand en betaalbaar voorschools onderwijs is rendabel, met
name voor sociaal achtergestelde groepen. Hoewel landen sinds 2000 meer hebben
geïnvesteerd op het gebied van voorschools en schoolonderwijs, zijn de
overheidsinvesteringen per hoofd van de bevolking in de vroege en voorschoolse
fase nog steeds lager dan in alle andere stadia. De overheidsinvesteringen moeten ook worden
gehandhaafd in het schoolonderwijs, maar regeringen moeten manieren zoeken om
meer met deze middelen te bereiken. Veel rendement kan worden bereikt door de
werving, het behoud en de professionele ondersteuning van leraren
doeltreffender te maken (beschreven in punt 2.2). …met
kostendeling in beroepsonderwijs en -opleiding en het hoger onderwijs als
mogelijkheid op die doelstelling te helpen bereiken Het publieke en particuliere
rendement van beroepsonderwijs en -opleidingen, hoger onderwijs en
volwassenenonderwijs is aanzienlijk[23]. In
degelijke duale beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels bereiken ondernemingen
op lange termijn rendement, zelfs wanneer de kosten voor stages aanvankelijk
hoger kunnen zijn dan de rechtstreekse inkomsten van een onderneming uit de
werkzaamheden van de leerling. Om het aanbieden van stageplaatsen te
stimuleren, moeten overheidsmiddelen met name worden gericht op sectoren met
een toenemende behoefte aan arbeidskrachten. Anderzijds moeten ondernemingen
investeringen in het initieel beroepsonderwijs verhogen, en met name via hun
deelname aan alternerende opleidingsmodellen, maar ook door scholen te
ondersteunen met geschikte apparatuur. Permanente
beroepsopleiding kan aanzienlijke winsten van particuliere rendementen en
productiviteitswinst voor werkgevers opleveren. Uit onderzoek blijkt echter dat
de huidige overheidsfinancieringsinstrumenten (individuele leerrekeningen,
opleidingssubsidies enz.) wellicht niet doeltreffend genoeg zijn, aangezien zij
meestal de deelname van reeds hooggekwalificeerde werknemers en hun hoge
particuliere rendementen ondersteunen. De publieke financiering op dit gebied
moet grondig worden geëvalueerd en zich richten op het bevorderen van een
nieuwe deelname aan opleiding, vooral van kwetsbare groepen. In perioden van
economische herstructurering neemt ook de verantwoordelijkheid van de overheid
toe. Mechanismen om de financiële last gezamenlijk van opleiding tussen de
werkgevers te verdelen, zoals sectorale opleidingsfondsen, moeten meer algemeen
worden toegepast. In het hoger
onderwijs is het algemeen bekend dat investeringen aanzienlijk rendement kunnen
opleveren, zowel voor individuele personen als voor de samenleving in haar
geheel[24]. De lidstaten gebruiken verschillende financieringsmodellen, waarbij
steeds meer landen met tegen de achtergrond van groeiende aantallen studenten
en de budgettaire restricties, steeds meer kostendelingsstelsels in hun
hogeronderwijsstelsel invoeren. Weliswaar kan iedere lidstaat zelf over het
meest geschikte mechanisme beslissen, maar de efficiëntie moet hand in hand
gaan met aandacht voor aspecten zoals gelijke kansen en gelijke toegang. De
mate waarin studenten of anderen rechtstreeks bijdragen aan de kosten van hun
studies[25] en meer in het algemeen de gevolgen van kostendeling zijn open vragen,
die nader moeten worden beantwoord met nader onderzoek en analyse. Tot slot moeten
regeringen in een context van minder middelen ook doeltreffend gebruik maken
van beschikbare structuurfondsen, en met name het Europees Sociaal Fonds.
Diverse landen hebben onlangs aanzienlijke financiële middelen in de
programmeringsperiode 2007-2013 toegewezen aan de belangrijkste onderwijs- en
opleidingsprioriteiten. Voor de periode 2014-2020 is een verdere concentratie
en prioritering noodzakelijk om de investeringen in het onderwijs en de daarmee
samenhangende infrastructuur te ondersteunen. Het voorgestelde Erasmus voor
allen 2014-2020 zal via mobiliteit, samenwerking en beleidsondersteuning ook
transnationale initiatieven op deze gebieden ondersteunen. Partnerschappen Partnerschappen
kunnen een platform voor de verwerving van de juiste vaardigheden vormen,
indien zij actief worden ondersteund Partnerschappen
van openbare en particuliere instellingen zijn niet alleen een bron van
financiering van onderwijs, maar ook van wederzijdse leerprocessen,
gezamenlijke beleidsontwikkeling en -uitvoering. Partnerschappen vormen een
gelegenheid om vaardighedenagenda’s op een doelgerichte, innovatieve en
duurzame manier te ontwikkelen, en om degenen die direct zijn betrokkenen bij
de verschaffing, toepassing en actualisering van specifieke vaardigheden erin
te betrekken. Zij kunnen verschillende beleidsterreinen, subsectoren van
onderwijs en opleiding, publieke en particuliere actoren, en verschillende
bestuursniveaus met elkaar verbinden[26]. Voor onderwijs en
opleiding betekent een versterkte partnerschapsbenadering actiever worden in de
ontwikkeling van vaardighedenstrategieën, veeleer dan slechts een
"leverancier" te zijn. Om duurzaam te zijn, moeten partnerschappen
worden opgebouwd op basis van duidelijke doelstellingen en moeten zij een
systematisch deel van de beleidsaanpak zijn. Zij moeten alle belanghebbenden
omvatten, waaronder vertegenwoordigers van organisaties van leerkrachten,
sociale partners en studentenorganisaties. Het
partnerschapsconcept is een hoofdfactor voor het succes van
jeugdgarantieregelingen (zie het aangekondigde jeugdwerkgelegenheidspakket).
Onderwijs- en opleidingsinstellingen moeten worden opgenomen in een
gezamenlijke inspanning met andere belanghebbenden om dergelijke uitgebreide
regelingen op te zetten. Verschillende
vormen van partnerschappen worden bevorderd op EU-niveau. De kennis- en innovatiegemeenschappen
(KIG), gesteund door het Europees Instituut voor innovatie en technologie
(EIT), brengen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven samen om de ontwikkeling
van vaardigheden aan te pakken op een sterk geïntegreerde wijze die in
overeenstemming is met de behoeften en problemen van de betrokken economische
actoren. Een ander voorbeeld, dit keer sectorspecifiek, is de grote coalitie
voor ICT-banen. De coalitie zal het bedrijfsleven, werkgevers,
het onderwijs en regeringen bijeenbrengen om tekorten aan vaardigheden in de
ICT-sector aan te pakken. Het voorgestelde
financieringsprogramma Erasmus voor iedereen zal ook stimulansen voor
partnerschappen verschaffen. Er zal steun worden gegeven aan de
kennisallianties om een hele reeks activiteiten uit te voeren die het delen, de
uitwisseling en de overdracht van kennis tussen instellingen voor hoger
onderwijs en ondernemingen stimuleert. Zij zijn gericht op de bevordering van
uitmuntendheid en innovatie en het creëren van multidisciplinaire leerprogramma’s
om vaardigheden te ontwikkelen zoals ondernemerschap, real-time
probleemoplossing en creatief denken. OP het gebied van beroepsonderwijs en
-opleiding arena zal financiële steun worden verleend aan
vaardighedenallianties, het verenigen van opleidingsinstellingen, ondernemingen
en beroepsorganisaties, om curricula en opleidingsprogramma ’s op te stellen.
Zowel de kennis- als de vaardighedenallianties zullen profiteren van de lopende
werkzaamheden van de sociale partners bij de identificatie van de sectorspecifieke
behoeften aan vaardigheden, ook op EU-niveau in het kader van de Europese
sectorale raden voor vaardigheden. 3 PRIORITEITEN
VOOR DE LIDSTATEN Door de uiteenlopende aard en urgentie
van de uitdagingen waarvoor de lidstaten zich zien geplaatst, moeten
verschillende instrumenten worden gebruikt die in verschillende tijdsperioden
worden uitgevoerd, en is gezamelijk optreden nodig van de onderwijs- en de
arbeidswereld. Inspanningen om het verstrekken van relevante en hoogwaardige
vaardigheden te bieden, moeten gepaard gaan met gerichte acties om de overgang
van school naar werk te vergemakkelijken, de belemmeringen voor mobiliteit te
verminderen en de werking van de arbeidsmarkt de verbeteren zodat jongeren een
ruimere toegang tot werk hebben. Met het aangekondigde Jeugdwerkgelegenheidspakket
worden de lidstaten opgeroepen om de inspanningen op het gebied van
beroepspraktijkvorming, mobiliteit en stages op te voeren en om partnerschappen
(waaronder onderwijs) te bevorderen die als onmiddellijke reactie op de
jeugdwerkloosheidscrisis de tenuitvoerlegging van de Jeugdgaranties
ondersteunen. In overeenstemming met de acties die
zijn voorgesteld in de landspecifieke aanbevelingen van 2012, roept de Europese
Commissie de lidstaten op om voortgang te maken met onderwijshervormingen ter
bestrijding van de jeugdwerkloosheid en het aanbod van vaardigheden te
vergroten via de volgende acties: 1.
Bevordering van de excellentie op het gebied van
beroepsonderwijs en -opleiding. Zwaartepunten zijn
hier de ontwikkeling, overeenkomstig de nationale omstandigheden, van
hoogwaardige duale beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels, de aanpassing van
het beleid inzake beroepsonderwijs en ‑opleiding aan regionale/lokale
strategieën voor economische ontwikkeling, met name voor slimme specialisatie,
om permeabiliteit met ander onderwijsaanbod mogelijk te maken, tertiaire
kwalificaties van de korte cyclus (2 jaar) te ontwikkelen, die zijn
toegespitst op de gebieden waar een tekort aan vaardigheden is onderkend,
vooral wanneer er groeipotentieel is zoals ICT, gezondheidszorg en groene
vaardigheden, en versterking van lokale, nationale en internationale
partnerschappen en netwerken tussen bedrijven, met name in het mkb en de
verstrekkers van beroepsonderwijs en -opleiding. 2.
Versterking van de prestaties van de groepen
scholieren met een hoog risico van vroegtijdige schoolverlating en geringe
basisvaardigheden. Kernactiviteiten zijn de invoering
van hoogwaardig en toegankelijk voorschools onderwijs en opvang, de versterking
van het aanleren van basisvaardigheden zoals lezen en schrijven, rekenen en
fundamentele wiskunde en natuurwetenschappen, vroegtijdige opsporing van
jongeren met beperkte basisvaardigheden in alle fasen van onderwijs en het
bieden van geïndividualiseerde hulp en gebruik maken van empirisch onderbouwde
strategieën om voortijdig schoolverlaten te bestrijden. 3.
Versterking van het verschaffen van
transversale vaardigheden die de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt verbeteren,
zoals ondernemerschap, digitale vaardigheden en vreemde talen. Kernactiviteiten: zij zorgen ervoor dat maatregelen worden genomen om
transversale vaardigheden in te voeren in alle leerprogramma’s vanaf de eerste
fasen van het onderwijs tot het hoger onderwijs, onder gebruikmaking van
innovatieve en studentgerichte pedagogische benaderingen, en
beoordelingsinstrumenten ontwerpen op grond waarvan de competentieniveaus op
doeltreffende wijze kunnen worden beoordeeld en geëvalueerd. Alle
jongeren moeten profijt kunnen trekken van ten minste één praktische ondernemerservaring
vóór het verlaten van het verplichte onderwijs. 4.
Vermindering van het aantal laaggeschoolde
volwassenen. Kernactiviteiten zijn de vaststelling van
nationale doelstellingen en strategieën, vergroting van stimulansen voor
volwassenenonderwijs door ondernemingen, de validering van vaardigheden en
competenties die buiten het formele onderwijs zijn verworven, en het opzetten
van toegangspunten (“one-stop shops”) met integratie van uiteenlopende diensten
voor een leven lang leren zoals validatie en loopbaanbegeleiding waarbij
individuele leerlingen op maat gemaakte leerprogramma’s krijgen aangehouden. 5.
Bevordering van ICT-ondersteund leren en toegang
tot hoogwaardige open onderwijsmiddelen. Kernactiviteiten
zijn de modernisering van de ICT-infrastructuur van scholen, ondersteuning van
op ICT gebaseerd onderwijs en evaluatiepraktijken, bevordering van de
transparantie van rechten en verplichtingen van gebruikers van gedigitaliseerde
inhoud, het invoeren van mechanismen om de door open onderwijsmiddelen verworven
instrumenten te valideren en erkennen, en het ondersteunen van onderwijs- en
opleidingsinstellingen om hun bedrijfsmodellen aan te passen aan de opkomst van
open onderwijsmiddelen. 6.
Herziening en versterking van het beroepsprofiel
van alle onderwijsberoepen (leerkrachten op alle
niveau, schoolleiders, opleiders van docenten). Kernactiviteiten zijn het
beoordelen van de doeltreffendheid en de academische en pedagogische kwaliteit
van de initiële lerarenopleiding, coherente en voldoende gefinancierde systemen
voor aanwerving, selectie, inductie en de professionele ontwikkeling van
onderwijzend personeel, op basis van duidelijk afgebakende bevoegdheden zijn
vastgesteld die nodig zijn bij elk stadium van een onderwijscarrière en de
intensivering van de leraar digitale competentie te garanderen. De tenuitvoerlegging van deze hervormingen zal geen vruchten afwerpen
als niet de doelmatigheid van de financiering op het gebied van onderwijs wordt
verhoogd. Om een oplossing te vinden voor deze complexe uitdaging, roept de
Commissie de lidstaten op om open nationale debatten te stimuleren over
methoden om duurzame financieringsmechanismen te verschaffen teneinde de
stabiliteit en het rendement te verbeteren, en tegelijkertijd de steun te
kanaliseren in de richting van degenen die geneigd zijn om minder deel te
nemen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de ontwikkeling van
financieringssystemen voor beroepsonderwijs en -opleiding en
volwasseneneducatie via gedeelde verantwoordelijkheid van overheden, ondernemingen
en passende individuele bijdragen (bv. sectorale opleidingsfondsen,
opleidingsheffingen, enz.). Grote ondernemingen en het mkb worden gestimuleerd
om beroepsonderwijs en -opleidingen vanuit de pratijk aan te bieden. 4. Europese coördinatie en bijdragen De
verantwoordelijkheid en de instrumenten om de in deze mededeling gesignaleerde
problemen aan te pakken, berust bij de lidstaten, maar voor de noodzakelijke
ambitieuze hervormingen is een krachtige gezamenlijke inspanning van zowel de
EU als de lidstaten nodig. Op EU-niveau gaat de onmiddellijke aandacht uit naar
de volgende kernacties: 1. Verbetering van de landenspecifieke aandacht en steun voor lidstaten bij hun inspanningen om de geïdentificeerde prioriteiten uit te
voeren, door: -
toezicht houden op de vooruitgang in elke lidstaat
in het kader van het volgende Europees Semester en de resultaten van dit
onderzoek per land verwerken in de voorbereidingen van de 2013 voorstellen voor
landenspecifieke aanbevelingen van de 2013; -
versterking van de analytische grondslag van het
toezicht per land door middel van i) regelmatige peer reviews in
het kader van de open coördinatiemethode voor onderwijs en opleiding, ii) een
kader voor samenwerking tussen de Europese Commissie en de OESO op het gebied
van vaardighedenbeleid. In dit verband zal het publieke portaal “Education
and Skills Online Assessment” in het najaar van 2013 worden
gelanceerd, zodat individuen en ondernemingen, via de PIAAC-methodiek,
vaardigheden als benchmark kunnen gebruiken tegenover die van andere bezoekers;
iii) versterkte monitoring van de benchmarks van onderwijs en opleiding,
met inbegrip van een nieuwe benchmark voor taalonderwijs zoals
uiteengezet in het werkdocument over talen. 2.
Versnellen van verbeteringen in op werk
gebaseerd leren, vooral door een EU-alliantie voor
het leerlingwezen op te richten (zie ook het aangekondigde
Jeugdwerkgelegenheidspakket). Bij wijze van eerste stap zal de Commissie een
Memorandum over Europese samenwerking in beroepsonderwijs en -opleiding
ondersteunen, waaraan een aantal lidstaten deelnemen om te leren van
succesvolle concepten en regelingen. 3.
Totstandbrenging van een Europese ruimte
voor vaardigheden en kwalificaties met het oog op een
sterkere convergentie tussen de EU transparantie- en erkenningsinstrumenten van
de EU om ervoor te zorgen dat vaardigheden en kwalificaties gemakkelijk kunnen
worden erkend over de grenzen heen, op basis van lopende evaluaties en de
verwezenlijking van de “learning-outcomes”-aanpak. 4.
Financiering van Education for Growth om het engagement voor een competent en voortdurend opgeleid en
bijgeschoold personeelsbestand te versterken door: -
monitoringactiviteiten door de lidstaten om
prioriteit te geven aan groeibevorderende uitgaven en de ontwikkeling van een
op feitenmateriaal gebaseerd kader voor de analyse van de efficiency van de
overheidsuitgaven voor onderwijs en opleiding; -
voor het eerst een debat op EU-niveau openen met
relevante belanghebbenden over de voordelen van investeringen in verschillende
onderwijs- en opleidingssectoren (beroepsopleiding, volwassenenonderwijs, hoger
onderwijs) en over wijzen om de doelmatigheid van de uitgaven te vergroten; -
samen met de sociale partners op EU-niveau
onderzoeken wat de opties zijn om het opleidingsaanbod voor volwassenen die in
het bedrijfsleven werken, aanzienlijk te verrijken door omscholing en
bijscholing van de arbeidskrachten. Deze raadpleging zal plaatsvinden na het
lopende overleg over het kwaliteitskader voor stages om volledig rekening te
houden met de resultaten ervan. 5.
Analyse van het effect van de steun van de EU
voor de verbetering van, de toegang tot en het gebruik van open
onderwijsmiddelen en ICT, het vaststellen van kwaliteitsparameters en
certificeringsprocessen voor open onderwijsmiddelen, de ontwikkeling van op ICT
gebaseerde lespraktijken en het creëren van een Europese dimensie voor online
onderwijs. De resultaten van deze voorbereidende werkzaamheden zullen de weg
vrijmaken voor een nieuw Europees initiatief "Opening up
education". 6. Maatregelen voor
onderwijs in ondernemerschap, die het volgende
omvatten: richtsnoeren voor het uitbrengen van onderwijs in ondernemerschap
2013; vaststelling, samen met de OESO, van een oriënterend kader voor
instellingen die onderwijs in ondernemerschap geven; en de ontwikkeling van instrumenten
om toe te zien op de voortgang en de verwerving van ondernemersvaardigheden. 7. Partnerschappen tussen onderwijs, bedrijfsleven en onderzoek zoals de kennisallianties, de bedrijfstakspecifieke allianties en
partnerschapsacties binnen het Marie Skłodowska-Curie programma zullen
worden bevorderd door het programma Erasmus voor iedereen 2014-2020 en Horizon
2020 om de onderwijs- en opleidingsstelsels beter op de behoeften van
ondernemingen, en met name het mkb, af te stemmen. 5. CONCLUSIES Europa zal slechts
weer gaan groeien als de productiviteit en het aanbod van hooggekwalificeerde
werknemers toenemen, en de hervorming van de onderwijs- en opleidingsstelsels
is essentieel om dit doel te bereiken. Deze mededeling en de landenanalyse in
de begeleidende werkdocumenten van de diensten van de Commissie zijn bedoeld om
regeringen, onderwijs- en opleidingsinstellingen, leerkrachten, het
bedrijfsleven en andere partners ertoe aan te zetten om zich te verenigen,
naargelang van de nationale omstandigheden, in een gecoördineerde impuls voor
hervorming. De lidstaten worden opgeroepen om dit document op nationaal niveau
te bespreken via debatten in de parlementen en met relevante belanghebbenden,
om vaart te zetten achter de hervormingen. De Commissie wil
ervoor zorgen dat de bijdrage van onderwijs en investeringen in vaardigheden
voor groei en banen volledig wordt weerspiegeld in het Europees Semester. Zij
zal gebruikmaken van Europese dialoogplatforms zoals de open coördinatiemethode
op het gebied van onderwijs en opleiding, het Bolognaproces voor
hogeronderwijssystemen en het Kopenhagenproces voor beroepsonderwijs en
-opleiding, almede de financieringsinstrumenten om de urgentie van de hier
onderkende prioriteiten te benadrukken. [1] Actualisering van de mededeling over het industriebeleid
COM (2012) 582. [2] http://ec.europa.eu/europe2020/index_nl.htm. [3] Jaarlijkse groeianalyse COM(2011) 815. [4] Erasmus voor iedereen is de voorgestelde EU-programma voor
onderwijs, opleiding, jeugdzaken en sport door de Europese Commissie op 23
november 2011. [5] Voor een overzicht van ondernemersvaardigheden, zie
werkdocument over de evaluatie van sleutelcompetenties. [6] Entrepreneurship Education at School in Europe – National Strategies, Curricula and Learning Outcomes (Eurydice 2012). [7] Zie Education & Training Monitor 2012. [8] PIAAC - programma voor de internationale beoordeling van
de competenties van volwassenen. Zie voor meer informatie http://ec.europa.eu/education/literacy/resources/statistics/more-info/index_en.htm [9] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2011:372:0027:01:EN:HTML [10] http://ec.europa.eu/languages/eslc/index.html [11] Zie Education & Training Monitor 2012. [12] De Europese Raad van Barcelona van maart 2002. [13] Voor landenspecifieke gegevens verwijzen de voetnoten naar
de de website van Eurostat. [14] Blauwe groei – Kansen voor duurzame mariene en maritieme
groei COM(2012) 494. [15] Aangekondigd voorstel van de Commissie tot herschikking
van de Richtlijnen 2004/114/EG en 2005/71/EG. [16] Open onderwijsmiddelen (OER), zoals in 2002 gedefinieerd
door de UNESCO, zijn "onderwijs-, leer- of onderzoekmateriaal die zich in
het publieke domein bevinden of zijn vrijgegeven met een intellectuele eigendomsvergunning
die gratis gebruik, aanpassing, en distributie mogelijk maakt". Open
onderwijs (OE) is een ruimer begrip dat betrekking heeft op praktijken en
organisaties die zijn gericht op het opheffen van belemmeringen voor de toegang
tot onderwijs. OER’s maken deel uit van OE, dat een krachtige impuls heeft
gekregen door het gebruik van ICT. Voor nadere informatie kunt u de
UNESCO-website raadplegen over OER: http://www.unesco.org/new/en/communication-and-information/access-to-knowledge/open-educational-resources [17] http://eacea.ec.europa.eu/education/eurydice/documents/key_data_series/129EN.pdf [18] Zie de definitie in het werkdocument Supporting the
Teaching Professions for Better Learning Outcomes. [19] Zie OECD Education at a Glance 2012. [20] Voor landenspecifieke gegevens verwijzen de noten bij de
gegevens naar de website van Eurostat. [21]http://ec.europa.eu/euraxess/pdf/research_policies/Towards_a_European_Framework_for_Research_Careers_final.pdf [22] Zie Eurydice (verschijnt binnenkort), Recent Trends in
the Public Funding of Education in Europe. [23] Zie OECD Education at a Glance 2012. [24] Zie OECD Education Today, 29 juni 2012. [25] Zie Eurydice (2012), National student fee and support
systems 2011/2012. [26] Voor in de lidstaten gangbare praktijken, zie
werkdocument van de Commissie Partnerships and flexible pathways for lifelong
skills development.