EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005DC0008

Mededeling van de Commissie - Tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de GREB voor 2003-2005 (ingediend overeenkomstig artikel 99, lid 3, van het EG-Verdrag) {SEC(2005)91}

/* COM/2005/0008 def. */

52005DC0008

Mededeling van de Commissie - Tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de GREB voor 2003-2005 (ingediend overeenkomstig artikel 99, lid 3, van het EG-Verdrag) {SEC(2005)91} /* COM/2005/0008 def. */


Brussel, 27.1.2005

COM(2005) 8 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de GREB voor 2003-2005(ingediend overeenkomstig artikel 99, lid 3, van het EG-Verdrag){SEC(2005)91}

Deze tweede evaluatie van de bij de tenuit-voerlegging van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid geboekte vooruitgang … … verschaft input voor het voorjaars-verslag 2005 | In deze mededeling wordt de balans opgemaakt van de vooruitgang die is geboekt bij de tenuitvoerlegging van de economische beleidsstrategie van de EU op middellange termijn, zoals deze is uitgestippeld in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor 2003-05 (GREB).[1] In de richtsnoeren, die in 2003 zijn aangenomen en in 2004[2] zijn bijgewerkt om rekening te houden met de uitbreiding van de Unie, wordt de nadruk gelegd op de bijdrage die het economisch beleid kan leveren tot de verwezenlijking van de strategie van Lissabon door het voeren van een gedegen macro-economisch beleid en het doorvoeren van krachtdadige economische hervormingen. In deze mededeling worden de voornaamste bevindingen samengevat van het verslag over de tenuitvoerlegging van de GREB dat de diensten van de Commissie hebben opgesteld als onderdeel van het “uitvoeringspakket”, dat ook het Gezamenlijk Verslag over de werkgelegenheid en het uitvoeringsverslag over de strategie voor de interne markt omvat. Het uitvoeringspakket verschaft essentiële achtergrondinformatie voor het voorjaarsverslag 2005 van de Commissie en de tussentijdse evaluatie van de strategie van Lissabon. |

Accentverschuiving naar beleids-maatregelen | Anders dan bij de eerste evaluatie van vorig jaar[3] wordt in dit tenuitvoerleggingsverslag sterker de nadruk gelegd op het feit of al dan niet wezenlijke vooruitgang is geboekt. Dit betekent dus dat het accent enigszins is verschoven van beleidsvoornemens naar beleidsmaatregelen. In de beoordeling wordt echter ten volle rekening gehouden met het feit dat de pas toegetreden lidstaten slechts weinig tijd hebben gehad om aan de richtsnoeren gevolg te geven. |

Bescheiden econo-misch herstel en zwakke binnenlandse vraag | Kort na de aanneming van de GREB 2003-05 begon de economie in de tweede helft van 2003 wederom aan te trekken. Het herstel zette in 2004 door dankzij een gunstig internationaal economisch klimaat. Met een groeiraming voor de EU van 2,5% in 2004 (en circa 2% voor de eurozone) is het economisch herstel echter slechts vrij bescheiden gebleven en moet het nog worden geconsolideerd door een versterking van de binnenlandse vraag. Op de arbeidsmarkt is enige verbetering merkbaar: in 2004 was er sprake van een herstel van de werkgelegenheidsgroei tot 0,4% onder impuls van een gematigde loonontwikkeling. Aangenomen wordt dat de inflatie slechts licht is gestegen in vergelijking met 2003 tot 2,2% in zowel de EU-25 als in de eurozone, ondanks de ongunstige ontwikkeling van de energieprijzen, die in de eurozone is afgezwakt door een appreciatie van de euro. |

Macro-economisch beleid is accommoderend gebleven Hardnekkige begrotingstekorten | Tegen een achtergrond van aanhoudende onzekerheid omtrent de kracht van het herstel en stijgende energieprijzen is het macro-economisch beleid in 2004 accommoderend gebleven. De ECB heeft haar voornaamste rente-tarieven ongewijzigd gelaten. Sommige centrale banken in de Unie hebben de rentetarieven opgetrokken om inflatoire spanningen te beteugelen. Het begrotingsbeleid in de EU-15 is in 2004 algemeen genomen neutraal gebleven, zoals blijkt uit de slechts minimale verandering van de discretionaire component, terwijl de automatische stabilisatoren doorgaans ongehinderd hun werk konden doen en de economische activiteit konden ondersteunen. In sommige nieuwe lidstaten heeft de consolidatie van de openbare financien bijgedragen aan een meer accommoderend monetair beleid dan anders het geval zou zijn geweest. In 2004 is in meerdere lidstaten slechts beperkte vooruitgang gemaakt in het bereiken van gezonde budgettaire posities, die hoge begrotingstekorten kenden in 2003. Gevoegd bij een groei in 2004 lager dan de potentiele groei, impliceert dit dat het gemiddelde nominale tekort in de eurozone is opgelopen tot bijna 3% van het BBP en in de EU als geheel ongewijzigd gebleven op een iets lager niveau. Achter deze algemene ontwikkeling gaan echter grote verschillen tussen de lidstaten schuil: de magere prestaties van sommige lidstaten steekt af bij de gezonde begrotingssituatie van “vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont” die andere lidstaten hebben weten te bewerkstelligen of te handhaven in 2003 of 2004 (België, Denemarken, Estland, Spanje, Ierland, Luxemburg, Finland en Zweden). |

In 2004 was er in ruwweg een derde van de lidstaten sprake van een tekort van meer dan 3% van het BBP | Het nominale begrotingssaldo is er in ruim de helft van de lidstaten op achteruitgegaan: in vier lidstaten is het overschot omgeslagen in een tekort en in tien andere is het tekort verslechterd, waarbij de achteruitgang bijzonder uitgesproken was in Griekenland en Polen. Afgaande op de economische najaarsprognoses 2004 van de Commissie zouden in 2004 negen lidstaten een tekort hebben geboekt dat aanzienlijk hoger lag dan de referentiewaarde van 3% van het BBP. Deze ontwikkeling is ook toe te schrijven aan de initiële begrotingssituatie in meerdere nieuwe lidstaten als gevolg van het aan de gang zijnde transitieproces en de verschillende uitdagingen waarmee het begrotingsbeleid daar wordt geconfronteerd. Er is reeds een buitensporig tekort geconstateerd voor Portugal in 2002 en voor Duitsland en Frankrijk in 2003, terwijl in 2004 een buitensporigtekortsituatie werd vastgesteld in nog eens acht landen, namelijk Tsjechië, Griekenland, Cyprus, Hongarije, Malta, Nederland, Polen en Slowakije. In Portugal is in 2004 een einde gekomen aan de buitensporigtekortsituatie en in Nederland zou het tekort in 2004 wederom zijn gedaald tot net iets minder dan 3% van het BBP, maar Duitsland, Frankrijk en vooral Griekenland hebben nog steeds te kampen met een hoog begrotingstekort (wat de voormalige EU-15-lidstaten betreft). In alle landen, op Griekenland en Hongarije na, lijken de budgettaire consolidatie-inspanningen in het kader van de buitensporigtekortprocedure grotendeels op schema te liggen. |

Arbeidsmarkther-vormingen gaan onverminderd door | De arbeidsmarkthervormingen lijken in 2004 in onverminderd tempo te zijn voortgezet. Daarbij zij in de eerste plaats verwezen naar de recentelijk in Duitsland genomen maatregelen, terwijl ook aanzienlijke vooruitgang is geboekt in Denemarken, Nederland, Ierland en Oostenrijk (zie ook het ontwerp Gezamenlijk Verslag over de werkgelegenheid 2004-2005). De algemene tendens is dat vele maatregelen vooral betrekking hebben op belastingverlagingen, strategieën voor levenslang leren of een actief arbeidsmarktbeleid, terwijl minder initiatieven worden ontplooid (of minder verregaande voorstellen worden gedaan) ten aanzien van uitkeringsstelsels, loononderhandelingen en wetgeving ter bescherming van de werkenden. |

Belastinghervormin-gen bleven de belang-rijkste maatregelen voor het geven van sterkere prikkels om werk te zoeken | Tal van lidstaten hebben belastinghervormingen doorgevoerd om mensen ertoe aan te moedigen de arbeidsmarkt te betreden of niet te verlaten. Ook hebben sommige lidstaten (bv. Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Nederland) de werkloosheidsuitkeringen beperkt in de tijd en/of de voorwaarden voor het in aanmerking te komen voor dergelijke uitkeringen en de criteria op het gebied van het zoeken naar werk verstrengd. |

Een paar lidstaten heeft maatregelen genomen om het aanpassingsvermogen te verbeteren | De arbeidsmarkten moeten flexibeler worden gemaakt en tegelijkertijd moeten werknemers voldoende werkzekerheid genieten. In 2004 zijn er slechts een paar lidstaten die maatregelen hebben genomen om het aanpassingsvermogen van de werkorganisatie te verhogen. Met name in Duitsland begint zich in bepaalde bedrijfstakken een omslag in de trend van de verminderde arbeidstijd af te tekenen, is de looptijd van arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur verlengd en is de wetgeving ter bescherming van de werkenden versoepeld voor kleine ondernemingen. Frankrijk heeft de ontslagwetgeving aangepast. In geen enkele andere lidstaat is echter de soms al te strikte wetgeving ter bescherming van werkenden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of de segmentatie van de arbeidsmarkt al naargelang de verschillende typen arbeidsovereenkomsten aangepakt. In Italië, waar arbeidsmarkthervormingen zijn doorgevoerd om de arbeidsparticipatie te verhogen, bestaat de mogelijkheid dat de grotere diversiteit aan arbeidsovereenkomsten de reeds duidelijk merkbare segmentatie van de arbeidsmarkt verder in de hand werkt. |

De meeste lidstaten bleven de arbeidsmobiliteit door middel van strategieën voor levenslang leren en actieve arbeidsmarktprogramma’s bevorderen. In sommige lidstaten werd de regionale mobiliteit aangepakt door het geven van sterkere prikkels via de belasting- en uitkeringsstelsels, of, zoals in Spanje, door het verminderen van starheden op de woningmarkt. |

De gemaakte vorde-ringen zijn duidelijk ontoereikend om alle voor 2005/2010 vastgestelde werk-gelegenheidsdoel-stellingen te realiseren | In weerwil van de recentelijk gemaakte vorderingen is het steeds onwaarschijnlijker dat de Unie de werkgelegenheidsdoelstellingen van Lissabon en Stockholm zal halen (mogelijk met uitzondering van de werkgelegenheidsdoelstelling voor vrouwen), tenzij alle lidstaten vaart zetten achter verdere en veelomvattende hervormingen. De toekomstige werkgelegenheidsgroei kan ook in de hand worden gewerkt door een aanhoudende verbetering van de economische dynamiek. |

Ongunstige ontwikkelingen in de productiviteitsgroei | Hervormingen ter bevordering van de productiviteit van de EU zijn even belangrijk als arbeidsmarkthervormingen. Sinds de eeuwwisseling is de groei van de arbeidsproductiviteit per uur in een aantal lidstaten verder vertraagd en in 2003 zelfs negatief geworden in Italië, Nederland en Portugal. Dit kan ten dele verband houden met lagere investeringen per werknemer als gevolg van de forsere groei van de werkgelegenheid in de tweede helft van de jaren negentig. De verzwakking van de productiviteitsgroei is echter slechts voor een gering deel te verklaren door deze ontwikkeling. Belangrijker is de vertraging van de technologische vooruitgang als gevolg van de langzame heroriëntatie in de richting van sectoren met een sterke productiviteitsgroei, de vrij geringe omvang van de ICT-producerende industrie en de kennelijke traagheid waarmee een reeks ICT-gebruikende sectoren van de productiviteitsbevorderende voordelen van ICT weten te profiteren. |

Het tempo van de integratie van de interne markt is vertraagd … | De productiviteit kan alleen worden verhoogd als een reeks krachtdadige en veelomvattende hervormingen wordt doorgevoerd om ten volle de vruchten van de economische integratie te kunnen plukken. Zoals evenwel reeds in het eerste verslag over de tenuitvoerlegging van de GREB 2003-2005 is opgemerkt, zijn de resultaten gemengd. Uit tal van indicatoren (handel binnen de EU, prijsconvergentie) blijkt dat het tempo van de integratie van de interne markt is vertraagd, hetgeen ten dele te wijten is aan de zwakkere economische activiteit. Bij de omzetting van de internemarktrichtlijnen is achterstand opgelopen en alleen Spanje en Litouwen zijn erin geslaagd het percentage van niet-omgezette richtlijnen terug te brengen tot minder dan de overeengekomen 1½%. Ook het grote aantal inbreukprocedures ten aanzien van Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk en Italië is reden tot bezorgdheid. Wat de overheidsopdrachten betreft, blijft de waarde van de openbare aanbestedingen weliswaar toenemen, maar vertegenwoordigt zij nog altijd slechts 16% van de totale waarde van de overheidsopdrachten. |

… terwijl vorderingen zijn gemaakt bij de liberalisering van de netwerkindustrieën en het mededingings-beleid effectiever is geworden | De werkzaamheden met het oog op de bevordering van de concurrentie in de netwerkindustrieën moeten worden voortgezet. Hoewel in 2004 verdere stappen zijn gezet in de richting van een liberalisering van deze industrieën, is de effectieve mededinging daarin niet altijd verzekerd, zoals het nog steeds zeer grote marktaandeel van de gevestigde exploitanten lijkt aan te geven. Met de tenuitvoerlegging van het nieuwe regelgevingskader neemt de concurrentie in de e-communicatiedienstensector op de meeste markten toe, met alle voordelen van dien voor de consument. Acht lidstaten hebben verdere stappen ondernomen met het oog op een volledige vrijmaking van de energiemarkt (België, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland en Portugal). Ook in tal van nieuwe lidstaten is er sprake van een intensivering van de concurrentie op de netwerkmarkten naarmate hun economieën worden opengesteld voor internationale concurrentie. Het mededingingsbeleid is effectiever geworden als gevolg van de modernisering van de communautaire antitrust- en concentratieregelingen en een, zij het bescheiden, versterking van de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie. In samenhang met deze ontwikkeling, die inhoudt dat de nationale mededingingsautoriteiten meer verantwoordelijkheid krijgen, hebben de lidstaten (met name Ierland, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk) een welkome stap gemaakt door extra middelen beschikbaar te stellen. |

Bij de integratie van de financiële markten zijn vorderingen gemaakt | In 2004 zijn belangrijke stappen gezet in de richting van de totstandbrenging van een adequaat toezicht- en regelgevingskader om efficiëntere kapitaalmarkten en een verdere financiële integratie in de EU te bevorderen. De tenuitvoerlegging van het Actieplan voor risicokapitaal (ARKP) heeft tot een goed ontwikkelde buy-outmarkt geleid, maar de durfkapitaalinvesteringen in startende ondernemingen blijven aan de lage kant. Nu de wetgevende fase van het Actieplan voor financiële diensten (APFD) ten einde loopt, begint het accent te verschuiven naar de omzetting van de aangenomen maatregelen in nationaal recht. De omzettingspercentages blijven weliswaar sterk uiteenlopen van richtlijn tot richtlijn en van lidstaat tot lidstaat, maar al bij al lijkt in 2004 bevredigende vooruitgang te zijn geboekt. |

Met de Commissiemededeling van mei 2004 over clearing en afwikkeling en de instelling van de adviserende en toezichthoudende deskundigengroep inzake clearing en afwikkeling is enige vooruitgang geboekt bij de bevordering van de totstandkoming van een geïntegreerde, veilige en efficiënte transactieverwerkende omgeving voor de EU-effectenmarkten. Tevens zijn vorderingen gemaakt bij de versterking van de corporate governance met de ontplooiing van zowel communautaire als nationale initiatieven op dit gebied. Inspelend op de marktontwikkelingen hebben de lidstaten hun sectoroverschrijdende toezichtregelingen verder verbeterd en tevens belangrijke stappen ondernomen om de grensoverschrijdende samenwerking te intensiveren. |

Beter bedrijfsklimaat | Het bedrijfsklimaat lijkt te verbeteren, ook al is het ondernemersklimaat nog minder dynamisch dan in de VS. Overheden doen inspanningen om de tijd en kosten om bedrijven op te zetten te verminderen en om dienstverlening via het internet mogelijk te maken (bijvoorbeeld in Belgie, Frankrijk , Hongarije, Polen en Slowakije). Een grotere aandacht voor hervorming van wet- en regelgeving is ook zichtbaar op Europees niveau. In de lidstaten worden maatregelen ten uitvoer gelegd om de kosten van de naleving van de voorschriften op het gebied van de vennootschapsbelasting (die voor kleine en middelgrote ondernemingen zeer hoog kunnen oplopen) te reduceren. Voorts zijn maatregelen genomen om de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting te verbreden, hetgeen de mogelijkheden om de belastingtarieven te verlagen verruimt . |

Slechts matige vooruitgang bij de overgang naar een kenniseconomie … … waardoor de O&O-doelstelling van Lissabon in het gedrang komt | Hoewel diverse maatregelen zijn genomen om de overgang naar een kenniseconomie te bevorderen, is slechts matige vooruitgang geboekt. De EU heeft nog steeds een aanzienlijke achterstand goed te maken ten opzichte van de VS op het gebied van onderzoek en innovatie (O&O). De recente conjunctuurgebonden verzwakking van de bedrijfsinvesteringen en de buitenlandse directe investeringen (BDI) hinderde de kennis- en technologieverspreiding, die van groot belang is voor de nieuwe lidstaten. De O&O-uitgaven zijn in 2002 slechts marginaal gestegen tot 2% van het BBP, waardoor de doelstelling om de O&O-investeringen tegen 2010 op te trekken tot 3% van het BBP (waarvan twee derde door de particuliere sector dient te worden gefinancierd) zo goed als onbereikbaar is geworden. Sommige lidstaten (Zweden en Finland) hebben hoge O&O-ratio’s, terwijl andere sinds 1999 met teruglopende ratio’s worden geconfronteerd (Griekenland, Ierland en Nederland). Bijna alle lidstaten hebben hogere nationale doelstellingen voor openbare en particuliere investeringen in onderzoek vastgesteld en een toenemend aantal onder hen ondersteunen via fiscale stimuli indirect de O&O-activiteiten van het bedrijfsleven. De nieuwe lidstaten zouden via de BDI van kennisoverdracht moeten profiteren. Deze overdracht is van essentieel belang voor het inhaalproces in deze lidstaten, dat hen de gelegenheid moet bieden hun mate van specialisatie in activiteiten met een hogere toegevoegde waarde te vergroten. De overheidsinvesteringen in menselijk kapitaal geven een lichte stijging te zien en lopen sterk uiteen van lidstaat tot lidstaat. Hoewel reeds bemoedigende vorderingen zijn gemaakt, zullen verdere inspanningen moeten worden geleverd om de voor 2010 vastgelegde doelstellingen voor de deelneming van volwassenen aan levenslang leren en vroegtijdige schoolverlaters te kunnen halen. Er is slechts weinig vooruitgang geboekt bij de verhoging van het aandeel van de 22-jarigen die het hoger middelbaar onderwijs hebben afgemaakt. Samenvattend kan worden gesteld dat hoewel de lidstaten zich inspannen om de onderzoek-, innovatie-, onderwijs- en opleidingsstelsels te hervormen, het risico bestaat dat het huidige hervormingstempo ontoereikend zal blijken om de Unie in staat te stellen de doelstellingen van Lissabon en Barcelona op het gebied van de kenniseconomie te halen. Per saldo zijn de bruto overheidsinvesteringen (als percentage van het BBP), die sinds de jaren zeventig een neerwaartse tendens vertoonden, tussen 2000 en 2004 gestabiliseerd op ongeveer 2½% van het BBP. In het kader van het Europese groei-initiatief is de nadruk gelegd op de rol die de overheidsinvesteringen vervullen bij de totstandbrenging van essentiële vervoersinfrastructuur ter versterking van de dynamiek van de interne markt. Er is een snelstartlijst opgesteld, die thans deel uitmaakt van de in april 2004 door de Unie goedgekeurde TEN-prioriteiten. Daarenboven financiert de EU-begroting significant de investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur, O&O en onderwijs met het doel bij te dragen in het stimuleren van productiviteit en werkgelegenheid. |

De duurzaamheid van de publieke financien is in de meerderheid van de lidstaten nog niet gewaarborgd | De overeengekomen beleidsstrategie om de economische en budgettaire gevolgen van de vergrijzing aan te pakken, berust niet alleen op het bewerkstelligen van hogere werkgelegenheidscijfers en potentiële groeipercentages, maar ook en vooral op schuldafbouw en hervorming van de pensioenstelsels. De afgelopen jaren zijn geen wezenlijke vorderingen gemaakt bij het terugdringen van de overheidsschuld, die in 2004 zowel in de EU als in de eurozone boven de referentiewaarde van 60% van het BBP is blijven steken. Dat de schuld hoog blijft, is te wijten aan het feit dat in een aantal lidstaten maar een lage prioriteit wordt gegeven aan de begrotingsconsolidatie, alsook aan de zwakke economische groei. Nadat in 2003 ingrijpende pensioenhervormingen zijn doorgevoerd in met name Frankrijk en Oostenrijk, zijn in 2004 belangrijke maatregelen genomen in bijvoorbeeld Italië en Slowakije, terwijl in andere lidstaten minder verregaande maatregelen zijn genomen (zo is in Letland de minimale pensioenleeftijd opgetrokken en heeft Portugal een regeling ingevoerd om de vervroegde uittreding van ambtenaren te ontmoedigen) en in sommige gevallen maatregelen zijn getroffen met de bedoeling de gevolgen van eerder doorgevoerde hervormingen te verzachten. Onderzoek wijst uit dat, ondanks de recente inspanningen om de houdbaarheid van de publieke financien te waarborgen, dit een belangrijk thema blijft in de meerderheid van de lidstaten met name in Belgie, Cyprus, Tsjechie, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Hongarije, Italie, Malta, Polen, Potugal, Slovenie en Slowakije. |

De bevordering van de sociale duurzaamheid wordt gehinderd door de arbeidsmarkt-situatie | Ook in 2004 zijn weinig vorderingen gemaakt bij de verbetering van de sociale duurzaamheid. Vooral de vrij zwakke ontwikkeling op de arbeidsmarkt, die in 2003-2004 werd gekenmerkt door een langzame werkgelegenheidsgroei, bleef een hinderpaal vormen voor het boeken van algemene vooruitgang. Banen zijn immers zeer belangrijk om mensen te bevrijden van armoede en sociale uitsluiting. Recentelijk zijn in Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Slovenië en Estland maatregelen genomen om de belasting- en uitkeringsstelsels te moderniseren of om het makkelijker te maken voor kwetsbare bevolkingsgroepen om werk te vinden. Het komt er derhalve op aan het wederzijds versterkende effect van beleidsmaatregelen ter bevordering van de economische groei, de werkgelegenheid en de economische en sociale samenhang te vergroten. |

Meer vooruitgang op het gebied van de milieuzorg | Op het gebied van de milieuzorg is in 2004 meer vooruitgang geboekt dan in 2003. Wat de klimaatverandering betreft, zijn de voorbereidingen voor de invoering van de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten in 2004 afgerond, waardoor de regeling op 1 januari 2005 van start kon gaan. Sommige lidstaten hebben echter niet tijdig kennis gegeven van hun volledige nationale actieplannen voor emissierechten en nemen bijgevolg niet van meet af aan deel aan de regeling. De bekrachtiging van het Protocol van Kyoto door Rusland houdt in dat het vanaf 2005 in werking zal treden, wat de druk zal doen toenemen om een doeltreffend beleid te voeren ter beperking van de uitstoot van broeikasgassen. Tot dusver is de reductie van de emissie van broeikasgassen ontoereikend, waardoor de EU-15 zich nog niet op het lineaire pad bevindt om aan de Kyoto-verplichtingen te voldoen. Tal van lidstaten hebben marktgeoriënteerde maatregelen genomen om de energie-efficiëntie te verhogen (bv. België en Italië) of om het gebruik van alternatieve brandstoffen te ondersteunen (bv. Frankrijk, Oostenrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk), terwijl andere daarentegen het prijssignaal dat van hogere energieprijzen uitgaat hebben afgezwakt door de belasting op brandstoffen te verlagen. In de vervoersector heeft zich een aantal lidstaten (bv. België, Cyprus en Oostenrijk) aangesloten bij de groep die hun belastingregelingen voor motorvoertuigen hebben aangepast om met de uitstoot van kooldioxide en/of de deeltjesemissie rekening te houden. Verder is het rekeningrijden voor zware vrachtwagens in werking is getreden in Oostenrijk en, eindelijk, in Duitsland, hetgeen gunstig is om een betere intermodale balans te verkrijgen. Wat de gemaakte vorderingen op het gebied van elektriciteitswinning uit hernieuwbare energiebronnen betreft, hebben vier landen ernstige inspanningen geleverd via de invoering van terugleververgoedingen (Denemarken, Duitsland en Spanje) en via een belastingvrijstelling voor hernieuwbare energiebronnen (Finland). De inspanningen ter bevordering van de efficiëntie van de hele energievoorzieningsketen van vraag en aanbod moeten worden voortgezet om de Europese afhankelijkheid op energiegebied te verminderen, betaalbare prijzen voor alle eindverbruikers (zowel industriesectoren als huishoudens) te garanderen en internationale verplichtingen in het kader van het Protocol van Kyoto na te komen. |

Gemengde resultaten in de eurozone, waar het begrotingsbeleid blijft teleurstellen … … maar waar de invoering van een 2-jarig voorzitterschap van de Eurogroep het economisch beleid gunstig zal beïnvloeden | De maatregelen waarmee invulling wordt gegeven aan de richtsnoeren voor de eurozone, blijven gemengde resultaten opleveren. Hoewel de macro-economische beleidsmix de groei bleef ondersteunen -waarbij een groeibevorderend monetair beleid vergezeld ging van een grotendeels neutrale begrotingsstrategie- toont het langzame en lang uitgebleven economisch herstel in vergelijking met andere industrielanden aan dat er behoefte bestaat aan verdere grondige economische hervormingen. Verdere hervormingen die de structurele starheden verminderen en de inachtneming van voldoende speelruimte voor automatische stabilisatie via de begroting is noodzakelijk om de schokbestendigheid te vergroten. Ook in dit licht is het bijzonder zorgwekkend dat geen van de zeven lidstaten die er in 2003 niet in geslaagd waren een begrotingssituatie te bewerkstelligen die “vrijwel in evenwicht was of een overschot vertoonde”, wezenlijke vooruitgang hebben weten te boeken op het gebied van de begrotingsconsolidatie. Het conjunctuurgezuiverde begrotingstekort in Frankrijk en Nederland gaf weliswaar enige verbetering te zien, maar de situatie is verder verslechterd in Duitsland, Griekenland, Italië en Oostenrijk. Positief is dat er in de eurozone voor het tweede achtereenvolgende jaar sprake lijkt te zijn geweest van een verkleining van de inflatieverschillen. De in 2004 genomen beslissing om vanaf 2005 een stabiel tweejarig voorzitterschap voor de Eurogroep in te voeren zou de werking ten goede moeten komen en resulteren in een grotere continuïteit bij de deelname van de eurozone aan internationale bijeenkomsten. Dit kan worden gezien als een belangrijke eerste stap van de eurozone om haar stem beter te laten horen op het wereldtoneel. |

Algemeen genomen laat de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de GREB 2003-2005 veel te wensen over | In een notendop luidt de algemene conclusie van dit tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de GREB 2003-2005 dat de gemaakte vorderingen van lidstaat tot lidstaat en van sector tot sector blijven verschillen. Sommige lidstaten boeken meer vooruitgang dan andere. Zo is er over het algemeen sprake van een vrij goede follow-up door België, Denemarken, Ierland, Nederland, Finland en het Verenigd Koninkrijk, terwijl de vorderingen in verschillende lidstaten als beperkt kan worden beschouwd. Wat betreft de aanbevelingen aan de nieuwe lidstaten, die slechts een half jaar geleden zijn gemaakt, indiceert de beoordeling van de implementatie dat het, alhoewel in een uiteenlopend tempo, in de goede richting gaat, met name in Cyprus en Slowakije. Wanneer wordt gekeken naar de ontwikkeling per sector, kan worden geconstateerd dat vrij goede vorderingen zijn gemaakt bij de verbetering van het algemene bedrijfsklimaat, de verhoging van de effectiviteit van het mededingingsbeleid en de bevordering van de milieuzorg. Het tempo van de arbeidsmarkthervormingen, dat in 2003 wat was versneld, lijkt te zijn volgehouden. Bij de overgang naar een kenniseconomie is evenwel slechts weinig vooruitgang geboekt en blijft er een aanzienlijke kloof bestaan tussen de EU en de VS. Ook het tempo van de integratie van de interne markt lijkt te zijn vertraagd: bij de omzetting van de internemarktrichtlijnen is niet echt veel vooruitgang geboekt en het aantal inbreukprocedures blijft hoog. Nog steeds zorgwekkend is dat tal van lidstaten slechts weinig vorderingen hebben gemaakt bij het bewerkstelligen van een gezonde begrotingssituatie en/of bij het wegwerken van hun buitensporig tekort. Hoewel enige voortgang merkbaar was op het gebied van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën als gevolg van onder meer pensioenhervormingen in sommige lidstaten, blijven de schuldquotes hoog en was de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn in 2004 nog in 14 lidstaten niet gewaarborgd. Alles samen is het tempo van de hervormingen in 2004 ongewijzigd gebleven. Het moge duidelijk zijn dat indien de hervormingen in het huidige tempo worden voortgezet, de GREB 2003-2005 niet volledig ten uitvoer zullen worden gelegd, waardoor het moeilijk zal worden om de ambities van Lissabon te verwezenlijken. |

[1] Raadsaanbeveling van 26 juni 2003 inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de Lidstaten en de Gemeenschap (voor de periode 2003-2005), 2003/555/EC, gepubliceerd in het Officiele Publicatieblad van de Europese Unie, No. L195/1 van 1 augustus 2003.

[2] Raadsaanbeveling van 5 juli 2004 inzake de actualisering 2004 van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor de periode 2003-2005.

[3] Commissie mededeling ‘Eerste verslag over de tenuitvoerlegging van de GREB voor 2003-2005’, COM(2004) 20, aangenomen op 21 januari 2004.

Top