EUR-Lex El acceso al Derecho de la Unión Europea

Volver a la página principal de EUR-Lex

Este documento es un extracto de la web EUR-Lex

Documento 42008X1220(01)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de oprichting van een netwerk voor samenwerking op wetgevingsgebied van de ministers van Justitie van de Europese Unie

PB C 326 van 20.12.2008, p. 1/2 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/1


Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de oprichting van een netwerk voor samenwerking op wetgevingsgebied van de ministers van Justitie van de Europese Unie

(2008/C 326/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

Overwegende hetgeen volgt:

1.

de kennis van de wetgeving van de andere lidstaten, of van bepaalde derde landen, is een onmisbaar instrument voor de ministeries van Justitie van de lidstaten van de Europese Unie, met name bij het opstellen van wetgeving en het omzetten van het communautaire recht waarvoor zij over het algemeen bevoegd zijn, waaronder met name het burgerlijk recht en het strafrecht, met dien verstande dat er verschillen zijn tussen de bevoegdheden van de ministeries van Justitie van de lidstaten;

2.

het verkrijgen van informatie kan een onzekere en ingewikkelde opdracht blijken;

3.

de ministeries van Justitie beschikken over de meest nauwkeurige informatie over hun nationale wetgeving en de interpretatie door de rechter ervan, en over de aan de gang zijnde grote hervormingen;

4.

om de ministeries van Justitie op een efficiënte wijze toegang te verschaffen tot de nationale wetgevingen van de andere lidstaten dient een netwerk voor samenwerking op het gebied van wetgeving te worden ingesteld;

5.

voorts heeft de Europese Unie zich ten doel gesteld voor zijn burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te creëren. De totstandbrenging van deze ruimte zal worden vergemakkelijkt door een betere wederzijdse kennis van de justitiële en juridische stelsels van de lidstaten en van hun wetgeving, en door wederzijdse informatie over de hervormingsprojecten op wetgevingsgebied;

6.

de totstandbrenging van een netwerk voor samenwerking op wetgevingsgebied tussen de ministeries van Justitie van de lidstaten van de Europese Unie zal bijdragen tot deze doelstelling en tot een beter begrip van de wetgeving van de andere lidstaten, hetgeen op zijn beurt een van de manieren is om het wederzijds vertrouwen en de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te bevorderen. Ook zal dit de ministeries van Justitie in staat stellen over en weer rechtsvergelijkende studies over actuele vraagstukken op wetgevings- of juridisch gebied te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RESOLUTIE AANGENOMEN:

(1)

de lidstaten dienen geleidelijk een netwerk voor samenwerking op wetgevingsgebied tussen de ministeries van Justitie van de Europese Unie, hierna „het netwerk” te noemen, op te zetten. Deelneming aan het netwerk geschiedt op vrijwillige basis;

(2)

1.

het netwerk moet tot taak hebben de toegang te vergemakkelijken tot de informatie van de ministeries van Justitie van de lidstaten van de Europese Unie over de geldende wetgeving, de justitiële en juridische stelsels, en de grote hervormingsprojecten op het gebied van justitie. Daardoor moet het mogelijk worden:

a)

aan de leden van het netwerk op hun verzoek met betrekking tot specifieke onderwerpen samenhangende en geactualiseerde informatie over wetgeving en jurisprudentie te verstrekken;

b)

toegang te bieden tot de resultaten van het rechtsvergelijkend onderzoek dat door of voor rekening van de ministeries van Justitie van elke staat wordt uitgevoerd op de rechtsgebieden die gewoonlijk tot de bevoegdheid van deze ministeries behoren, met name in het kader van de hervormingen die de lidstaten doorvoeren of bij de omzetting van de regelgeving van de Europese Unie;

c)

kennis te nemen van de grote hervormingsprojecten op justitieel gebied, met inachtneming van de geheimhouding waaraan de respectieve instanties van de staten gebonden zijn;

2.

er mag geen verplichting worden opgelegd een vertaling van de verstrekte documentatie mee te leveren;

(3)

het netwerk dient te worden ondersteund door een beheerder die verantwoordelijk is voor de administratieve en technische werking van het netwerk. In afwachting van de aanwijzing van deze beheerder wordt eerst een lidstaat met de administratieve en technische werking van het netwerk belast;

(4)

elke lidstaat moet een correspondent aanwijzen, bij voorkeur bij het ministerie van Justitie. Elke lidstaat kan evenwel een beperkt aantal andere correspondenten aanwijzen, als hij dat nodig acht wegens het naast elkaar bestaan van verschillende rechtsstelsels of de interne verdeling van de bevoegdheden;

(5)

elke lidstaat moet de netwerkbeheerder in kennis stellen van:

a)

de naam, voornaam en functie van de correspondent(en);

b)

de talenkennis van elke correspondent; en

c)

de communicatiemiddelen waarover elke correspondent beschikt, met de telefoonnummers en de speciale e-mailadressen, enz.

Elke lidstaat moet de netwerkbeheerder in kennis stellen van elke verandering met betrekking tot de overeenkomstig dit punt verstrekte gegevens over zijn correspondent(en);

(6)

een correspondent moet een verzoek, bij voorkeur langs elektronische weg, richten aan de bevoegde correspondent(en) van de andere lidstaat of lidstaten. De correspondent moet ook een kopie van het verzoek toezenden aan de netwerkbeheerder;

(7)

de correspondent moet ervoor zorgen dat het doorgezonden verzoek:

onder de bevoegdheid van zijn ministerie van Justitie valt, of betrekking heeft op aangelegenheden die over het algemeen onder de bevoegdheid van een ministerie van Justitie vallen, zoals burgerlijk recht en strafrecht;

nauwkeurig geformuleerd is;

geen onredelijke werklast meebrengt voor de andere correspondenten en/of de diensten van de ministeries van Justitie die het netwerk vormen;

(8)

correspondenten tot wie een dergelijk verzoek is gericht, moeten alles in het werk stellen om dat verzoek binnen een redelijke termijn te beantwoorden, zonder verplichting om een vertaling te verstrekken van de verstrekte documentatie, zoals wetteksten, (ontwerp-) wetgeving, verslagen en studies.

Indien de correspondent aan wie een verzoek is gericht, daarop niet kan antwoorden, stuurt deze het verzoek door naar de bevoegde autoriteit die dit wel zou kunnen doen, en brengt hij de correspondent die het verzoek heeft gedaan, daarvan op de hoogte.

Wanneer een correspondent een verzoek niet kan beantwoorden of niet snel de bevoegde autoriteit kan vaststellen, moet hij of zij dat aan de verzoekende correspondent meedelen;

(9)

de antwoorden die door een correspondent worden verstrekt, worden toegankelijk gemaakt voor het hele netwerk, onder voorbehoud van toestemming van de correspondent aan wie het verzoek werd gericht;

(10)

met het oog op een soepele werking van het netwerk moet elke lidstaat erop toezien dat zijn correspondent(en) voldoende kennis heeft/hebben van een andere taal van de Europese Unie dan de nationale taal, aangezien elke correspondent moet kunnen communiceren met de correspondenten van andere lidstaten;

(11)

wanneer dat nuttig is, moeten bijeenkomsten van de correspondenten georganiseerd worden. Deze bijeenkomsten zouden voor een breder publiek opengesteld kunnen worden, met het oog op de analyse van geselecteerde onderwerpen vanuit een oogpunt van vergelijkend recht, teneinde het netwerk te consolideren en de uitwisseling van ideeën en ervaringen tussen de leden te bevorderen;

(12)

om de uitwisselingen te vergemakkelijken, moeten het netwerk en zijn correspondenten gebruik maken van de meest aangewezen mogelijkheden die de moderne communicatie- en informatietechnologie biedt, met name in het kader van de recente ontwikkeling van e-justitie;

(13)

zo nodig moet aan het netwerk een passende rechtsvorm worden gegeven;

(14)

het netwerk moet interne richtsnoeren ontwikkelen met betrekking tot de praktische regelingen voor de werking ervan, ook wat het gebruik van talen betreft;

(15)

de Europese Commissie kan worden verzocht deel te nemen aan het netwerk;

(16)

de Raad zal de toepassing van deze resolutie uiterlijk drie jaar na de aanneming ervan evalueren. De evaluatie moet onder meer betrekking hebben op de volgende punten:

a)

het ontwikkelingsproces, de voorschriften voor het beheer, de verwezenlijkingen en de praktische werking van het netwerk;

b)

de financiële situatie van het netwerk;

c)

de mogelijkheid om derde staten en EVDB-missies toegang te verlenen tot reeds in het netwerk beschikbare gegevens.

Uitgaande van het resultaat van deze evaluatie moeten er passende maatregelen genomen worden om de situatie, waar nodig, verder te verbeteren.


Arriba