EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013D0086

2013/86/EU: Besluit van de Raad van 12 februari 2013 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Aanvullend Protocol van Nagoya-Kuala Lumpur inzake aansprakelijkheid en schadeloosstelling bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid Voor de EER relevante tekst

PB L 46 van 19.2.2013, p. 1–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2013/86(1)/oj

Related international agreement

19.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 12 februari 2013

betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Aanvullend Protocol van Nagoya-Kuala Lumpur inzake aansprakelijkheid en schadeloosstelling bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/86/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 27 van het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (2) (het „protocol”) wordt voorzien dat de conferentie van de partijen die als vergadering van de partijen bij het protocol fungeert („COP/MOP”), op haar eerste bijeenkomst een proces vaststelt met betrekking tot de uitwerking van internationale voorschriften en procedures op het gebied van aansprakelijkheid en schadeloosstelling voor schade die voortvloeit uit de grensoverschrijdende verplaatsing van veranderde levende organismen.

(2)

In juni 2007 heeft de Raad een besluit vastgesteld waarbij de Commissie gemachtigd wordt om namens de Unie deel te nemen aan de onderhandelingen over aansprakelijkheid en schadeloosstelling wat betreft zaken die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, overeenkomstig bepaalde onderhandelingsrichtsnoeren. Deze machtiging is in oktober 2008 verlengd tot de eindfase van de onderhandelingen.

(3)

Tijdens de vijfde COP/MOP, welke werd gehouden te Nagoya, Japan, heeft de Unie haar steun uitgesproken voor het definitieve compromis over het Aanvullend Protocol van Nagoya-Kuala Lumpur inzake aansprakelijkheid en schadeloosstelling bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid (het „aanvullend protocol”), nadat was gebleken dat dit voldeed aan de overeengekomen Uniestandpunten en aan de onderhandelingsrichtsnoeren die de Commissie had gekregen.

(4)

Op 15 oktober 2010 werd op de laatste plenaire zitting van de vijfde COP/MOP het aanvullend protocol aangenomen.

(5)

De Raad betuigde op 20 december 2010 zijn instemming met de aanneming van het aanvullend protocol.

(6)

Overeenkomstig een besluit van de Raad van 6 mei 2011 (3) is het aanvullend protocol op 11 mei 2011 door de Unie ondertekend onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(7)

Krachtens artikel 34 van het Verdrag inzake biologische diversiteit (4) kan elk protocol bij dat verdrag door staten en regionale organisaties voor economische integratie worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.

(8)

De Unie en haar lidstaten dienen al het mogelijke te doen om hun akte van bekrachtigiging, aanvaarding of goedkeuring van het aanvullend protocol zo spoedig mogelijk neder te leggen.

(9)

Het aanvullend protocol draagt bij tot het bereiken van de doelstellingen van het milieubeleid van de Unie.

(10)

Het aanvullend protocol dient daarom namens de Europese Unie te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Aanvullend Protocol van Nagoya-Kuala Lumpur inzake aansprakelijkheid en schadeloosstelling bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van het aanvullend protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die gemachtigd is(zijn) om namens de Unie, voor aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, de in artikel 18 van het aanvullend protocol genoemde akte van goedkeuring neder te leggen (5). Tegelijkertijd legt (leggen) deze persoon (personen) de in de bijlage bij dit besluit opgenomen verklaring neder overeenkomstig artikel 34, lid 3, van het Verdrag inzake biologische diversiteit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

M. NOONAN


(1)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 50.

(3)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(4)  PB L 309 van 13.12.1993, blz. 3.

(5)  De datum van inwerkingtreding van het aanvullend protocol zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


BIJLAGE

VERKLARING VAN DE EUROPESE UNIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 34, LID 3, VAN HET VERDRAG INZAKE BIOLOGISCHE DIVERSITEIT

„De Europese Unie verklaart dat zij, overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 191, bevoegd is om internationale overeenkomsten af te sluiten, en om de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen, die bijdragen tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;

bescherming van de gezondheid van de mens;

behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering.

Voorts stelt de Europese Unie maatregelen op het niveau van de Unie vast op het gebied van justiciële samenwerking in burgerlijke zaken met het oog op de goede werking van haar interne markt.

De Europese Unie verklaart dat zij met betrekking tot onder dit aanvullend protocol vallende zaken reeds rechtsinstrumenten heeft vastgesteld die bindend zijn voor haar lidstaten. De uitoefening van de bevoegheden van de Unie is uit de aard der zaak voortdurend in ontwikkeling. Teneinde te voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 20, lid 3, onder a), van het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, zal de Unie de reeds aan het uitwisselingscentrum voor bioveiligheid verstrekte lijst van rechtsinstrumenten up-to-date houden.

De Europese Unie is verantwoordelijk voor het nakomen van de uit dit aanvullend protocol voortvloeiende verplichtingen die onder het geldende Unierecht vallen.”


VERTALING

AANVULLEND PROTOCOL VAN NAGOYA-KUALA LUMPUR INZAKE AANSPRAKELIJKHEID EN SCHADELOOSSTELLING BIJ HET PROTOCOL VAN CARTAGENA INZAKE BIOVEILIGHEID

DE PARTIJEN BIJ DIT AANVULLEND PROTOCOL,

PARTIJ ZIJNDE bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, hierna te noemen het „protocol”,

REKENING HOUDENDE met Beginsel 13 van de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling,

OPNIEUW BEVESTIGENDE de voorzorgbenadering die is opgenomen in Beginsel 15 van de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling,

ERKENNENDE de noodzaak op een met het protocol verenigbare wijze te voorzien in passende tegenmaatregelen bij schade of een gerede kans op schade,

HERINNEREND aan artikel 27 van het protocol,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doel

Het doel van dit aanvullend protocol is bij te dragen aan het behoud en duurzaam gebruik van biologische diversiteit, waarbij ook rekening wordt gehouden met de risico's voor de gezondheid van de mens, door het vaststellen van internationale voorschriften en procedures op het gebied van aansprakelijkheid en schadeloosstelling met betrekking tot veranderde levende organismen.

Artikel 2

Begripsomschrijvingen

1.   De begripsomschrijvingen in artikel 2 van het Verdrag inzake biologische diversiteit, hierna te noemen „het Verdrag”, en artikel 3 van het protocol zijn van toepassing op dit aanvullend protocol.

2.   Voor de toepassing van dit aanvullend protocol wordt voorts verstaan onder:

a)   de „conferentie van de partijen die als vergadering van de partijen bij het protocol fungeert”: de conferentie van de partijen bij het Verdrag die als vergadering van de partijen bij het protocol fungeert;

b)   „schade”: een nadelig effect op het behoud en duurzaam gebruik van biologische diversiteit, waarbij ook rekening wordt gehouden met de risico's voor de gezondheid van de mens, dat:

c)   „exploitant”: elke persoon die direct of indirect controle uitoefent over het veranderde levende organisme, waaronder onder andere, naargelang het geval en zoals bepaald in het nationale recht, de vergunninghouder, de persoon die het veranderde levende organisme op de markt heeft gebracht, de ontwikkelaar, de producent, de kennisgever, de uitvoerder, de invoerder, de vervoerder of de leverancier kan worden verstaan;

d)   „tegenmaatregelen”: redelijke maatregelen teneinde:

a.

herstel van de biologische diversiteit in de toestand die bestond voordat de schade optrad of in een toestand die deze zo dicht mogelijk benadert; en indien de bevoegde autoriteit zulks niet mogelijk acht;

b.

herstel door onder andere het verlies aan biologische diversiteit te compenseren door andere componenten van biologische diversiteit voor dezelfde of een ander type toepassing op dezelfde of, naargelang het geval, op een alternatieve locatie.

3.   Een „aanzienlijk” nadelig effect wordt vastgesteld op grond van factoren als:

a)

een verandering op de lange termijn dan wel een permanente verandering, waaronder wordt verstaan een verandering die niet langs natuurlijke weg binnen een redelijke termijn kan worden hersteld;

b)

de omvang van de kwalitatieve of kwantitatieve veranderingen die nadelige effecten hebben voor de componenten van biologische diversiteit;

c)

de beperking van het vermogen van componenten van biologische diversiteit om goederen en diensten te leveren;

d)

de omvang van eventuele nadelige effecten voor de gezondheid van de mens in de context van het protocol.

Artikel 3

Reikwijdte

1.   Dit aanvullend protocol is van toepassing op schade die wordt teweeggebracht door veranderde levende organismen afkomstig uit een grensoverschrijdende verplaatsing. De betreffende veranderde levende organismen zijn:

a)

bedoeld voor direct gebruik als voedingsmiddel of diervoeder, of voor be- of verwerking;

b)

bestemd voor ingeperkt gebruik;

c)

bedoeld voor doelbewuste introductie in het milieu.

2.   Ten aanzien van doelbewuste grensoverschrijdende verplaatsingen is dit aanvullend protocol van toepassing op schade die voortvloeit uit elk toegestaan gebruik van de in lid 1 bedoelde veranderde levende organismen.

3.   Dit aanvullend protocol is tevens van toepassing op schade die voortvloeit uit onbedoelde grensoverschrijdende verplaatsingen, bedoeld in artikel 17 van het protocol, alsmede op schade die voortvloeit uit illegale grensoverschrijdende verplaatsingen, bedoeld in artikel 25 van het protocol.

4.   Dit aanvullend protocol is van toepassing op schade die voortvloeit uit de grensoverschrijdende verplaatsing van veranderde levende organismen die is aangevangen na de inwerkingtreding van dit aanvullend protocol voor de partij naar wier rechtsgebied de grensoverschrijdende verplaatsing plaatsvond.

5.   Dit aanvullend protocol is van toepassing op schade die zich voordoet binnen de grenzen van het nationale rechtsgebied van partijen.

6.   De partijen kunnen in hun nationale recht vervatte criteria hanteren voor het aanpakken van schade die zich voordoet binnen de grenzen van hun nationale rechtsgebied.

7.   Het nationale recht ter uitvoering van dit aanvullend protocol is tevens van toepassing op schade die voortvloeit uit grensoverschrijdende verplaatsingen van veranderde levende organismen afkomstig van niet-partijen.

Artikel 4

Causaal verband

Een causaal verband tussen de schade en het betreffende veranderde levende organisme wordt overeenkomstig het nationale recht vastgesteld.

Artikel 5

Tegenmaatregelen

1.   In het geval van schade verplichten partijen de betrokken exploitant of exploitanten, met inachtneming van eventuele vereisten van de bevoegde autoriteit:

a)

de bevoegde autoriteit onmiddellijk te informeren;

b)

de schade te beoordelen, en

c)

passende tegenmaatregelen te nemen.

2.   De bevoegde autoriteit:

a)

stelt de identiteit vast van de exploitant die de schade heeft veroorzaakt;

b)

beoordeelt de schade, en

c)

bepaalt welke tegenmaatregelen door de exploitant moeten worden genomen.

3.   Indien uit relevante informatie, met inbegrip van beschikbare wetenschappelijke informatie of informatie die beschikbaar is via het uitwisselingscentrum voor bioveiligheid, blijkt dat er een gerede kans bestaat dat schade zal optreden wanneer niet tijdig tegenmaatregelen worden genomen, wordt de exploitant verplicht passende tegenmaatregelen te nemen teneinde dergelijke schade te vermijden.

4.   De bevoegde autoriteit kan passende tegenmaatregelen nemen, met name ook wanneer de exploitant zulks verzuimd heeft.

5.   De bevoegde autoriteit heeft het recht de kosten en uitgaven van en verband houdend met de beoordeling van de schade en de uitvoering van dergelijke passende tegenmaatregelen op de exploitant te verhalen. De partijen kunnen in hun nationale recht voorzien in andere omstandigheden waarin niet verlangd kan worden dat de kosten en uitgaven voor rekening komen van de exploitant.

6.   Besluiten van de bevoegde autoriteit die de exploitant verplichten tot het nemen van tegenmaatregelen dienen met redenen te worden omkleed. De exploitant dient van dergelijke besluiten in kennis te worden gesteld. Het nationale recht voorziet in rechtsmiddelen, met inbegrip van de gelegenheid tot bestuursrechtelijke of gerechtelijke toetsing van dergelijke besluiten. De bevoegde autoriteit stelt de exploitant overeenkomstig het nationale recht tevens in kennis van de beschikbare rechtsmiddelen. Het beroep op dergelijke rechtsmiddelen belet de bevoegde autoriteit niet in de betreffende omstandigheden tegenmaatregelen te nemen, tenzij in het nationale recht anders is bepaald.

7.   De partijen kunnen bij de uitvoering van dit artikel en ten behoeve van de omschrijving van de door de bevoegde autoriteit verplicht te stellen of te nemen specifieke tegenmaatregelen, naargelang het geval beoordelen of in hun nationale recht inzake wettelijke aansprakelijkheid reeds in tegenmaatregelen wordt voorzien.

8.   Tegenmaatregelen worden uitgevoerd overeenkomstig het nationale recht.

Artikel 6

Vrijstellingen

1.   De partijen kunnen in hun nationale recht voorzien in de volgende vrijstellingen:

a)

natuurrampen of overmacht, en

b)

oorlogshandelingen of maatschappelijke onlusten.

2.   De partijen kunnen in hun nationale recht voorzien in andere vrijstellingen of beperkingen die zij opportuun achten.

Artikel 7

Termijnen

De partijen kunnen in hun nationale recht voorzien in:

a)

relatieve en/of absolute termijnen, onder meer voor acties die samenhangen met tegenmaatregelen, en

b)

de aanvang van het tijdvak waarop een termijn betrekking heeft.

Artikel 8

Financiële grenzen

De partijen kunnen in hun nationale recht voorzien in financiële grenzen voor het verhalen van kosten en uitgaven die verband houden met tegenmaatregelen.

Artikel 9

Verhaalsrecht

Dit aanvullend protocol begrenst noch beperkt het recht van een exploitant op verhaal of schadeloosstelling jegens een andere persoon.

Artikel 10

Financiële zekerheid

1.   De partijen behouden het recht in hun nationale recht te voorzien in financiële zekerheid.

2.   De partijen oefenen het in lid 1 bedoelde recht uit op een wijze die verenigbaar is met hun rechten en verplichtingen uit hoofde van het internationale recht en houden daarbij rekening met de laatste drie alinea's van de preambule van het protocol.

3.   De eerste vergadering van de conferentie van de partijen die als vergadering van de partijen bij het protocol fungeert na de inwerkingtreding van het aanvullend protocol verzoekt het secretariaat een uitgebreid onderzoek te verrichten dat onder andere dient te omvatten:

a)

de modaliteiten van mechanismen voor financiële zekerheid;

b)

een evaluatie van de gevolgen voor milieu, economie en samenleving van dergelijke mechanismen, in het bijzonder voor ontwikkelingslanden, en

c)

een identificatie van de entiteiten die geschikt zijn om te voorzien in financiële zekerheid.

Artikel 11

Aansprakelijkheid van staten voor internationale onrechtmatige daden

Dit aanvullend protocol laat de rechten en verplichtingen van de staten uit hoofde van de regels van het algemene internationale recht ten aanzien van de aansprakelijkheid van staten voor internationale onrechtmatige daden onverlet.

Artikel 12

Uitvoering en verhouding met wettelijke aansprakelijkheid

1.   De partijen voorzien in hun nationale recht in voorschriften en procedures ter zake van schade. Ter uitvoering van deze verplichting voorzien de partijen in tegenmaatregelen overeenkomstig dit aanvullend protocol en kunnen zij, naargelang het geval:

a)

hun bestaande nationale recht, in voorkomend geval met inbegrip van algemene voorschriften en procedures inzake wettelijke aansprakelijkheid, toepassen;

b)

specifiek voor dit doel voorschriften en procedures inzake wettelijke aansprakelijkheid toepassen of ontwikkelen, of

c)

een combinatie hiervan toepassen of ontwikkelen.

2.   Teneinde in hun nationale recht te voorzien in adequate voorschriften en procedures inzake wettelijke aansprakelijkheid voor materiële of persoonlijke schade die verband houdt met de in artikel 2, lid 2, onder b), omschreven schade, dienen de partijen:

a)

hun bestaande algemene recht inzake wettelijke aansprakelijkheid te blijven toepassen;

b)

specifiek voor dat doel recht inzake wettelijke aansprakelijkheid te ontwikkelen en toe te passen of te blijven toepassen, of

c)

een combinatie hiervan te ontwikkelen en toe te passen of te blijven toepassen.

3.   Bij het ontwikkelen van recht inzake wettelijke aansprakelijkheid als bedoeld onder b) of c), van lid 1 of lid 2, behandelen de partijen, voor zover nodig, onder andere de volgende elementen:

a)

schade;

b)

standaard van de aansprakelijkheid, met inbegrip van risicoaansprakelijkheid of schuldaansprakelijkheid;

c)

kanalisering van de aansprakelijkheid, waar passend;

d)

het recht vorderingen in te stellen.

Artikel 13

Evaluatie en toetsing

Vijf jaar na de inwerkingtreding van het aanvullend protocol en vervolgens om de vijf jaar toetst de conferentie van de partijen die als vergadering van de partijen bij het protocol fungeert de effectiviteit van dit aanvullend protocol, mits de voor een dergelijke toetsing benodigde informatie door partijen ter beschikking is gesteld. De toetsing geschiedt in het kader van de evaluatie en toetsing van het protocol zoals omschreven in artikel 35 van het protocol, tenzij anders wordt besloten door de partijen bij dit aanvullend protocol. De eerste toetsing behelst mede een toetsing van de effectiviteit van de artikelen 10 en 12.

Artikel 14

Conferentie van de partijen die als vergadering van de partijen bij het protocol fungeert

1.   Met inachtneming van artikel 32, lid 2, van het Verdrag fungeert de conferentie van de partijen die als vergadering van de partijen bij het protocol fungeert, als de vergadering van de partijen bij dit aanvullend protocol.

2.   De conferentie van de partijen die als vergadering van de partijen bij het protocol fungeert, toetst geregeld de tenuitvoerlegging van dit aanvullend protocol en neemt binnen haar mandaat de besluiten die nodig zijn om de effectieve tenuitvoerlegging daarvan te bevorderen. Zij vervult de functies die haar bij dit aanvullend protocol zijn toegewezen en, dienovereenkomstig, de functies die haar bij artikel 29, lid 4, onder a) en f), van het protocol zijn toegewezen.

Artikel 15

Secretariaat

Het bij artikel 24 van het Verdrag ingestelde secretariaat fungeert als secretariaat van dit aanvullend protocol.

Artikel 16

Verhouding tot het Verdrag en het protocol

1.   Dit aanvullend protocol vormt een aanvulling op het protocol en noch een aanpassing noch een wijziging daarvan.

2.   Dit aanvullend protocol laat de rechten en verplichtingen van de partijen bij dit aanvullend protocol uit hoofde van het Verdrag en het protocol onverlet.

3.   Behoudens waar in dit aanvullend protocol anders is bepaald, zijn de bepalingen van het Verdrag en het protocol van overeenkomstige toepassing op dit aanvullend protocol.

4.   Onverminderd lid 3 laat dit aanvullend protocol de rechten en verplichtingen van een partij uit hoofde van het internationale recht onverlet.

Artikel 17

Ondertekening

Dit aanvullend protocol staat open voor ondertekening door partijen bij het protocol op het kantoor van de Verenigde Naties te New York van 7 maart 2011 tot en met 6 maart 2012.

Artikel 18

Inwerkingtreding

1.   Dit aanvullend protocol treedt in werking op de negentigste dag na de datum van de nederlegging van de veertigste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door staten of regionale organisaties voor economische integratie die partij zijn bij het protocol.

2.   Voor een staat of regionale organisatie voor economische integratie die dit aanvullend protocol bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt dan wel daartoe toetreedt na de nederlegging van de veertigste akte als bedoeld in lid 1, treedt dit aanvullend protocol in werking op de negentigste dag na de datum waarop die staat of regionale organisatie voor economische integratie zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding heeft nedergelegd of op de datum waarop het protocol voor die staat of regionale organisatie voor economische integratie in werking treedt, indien deze datum later valt.

3.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt een door een regionale organisatie voor economische integratie nedergelegde akte niet meegeteld naast de door lidstaten van die organisatie nedergelegde akten.

Artikel 19

Voorbehouden

Ten aanzien van dit aanvullend protocol kan geen enkel voorbehoud worden gemaakt.

Artikel 20

Opzegging

1.   Na het verstrijken van twee jaar na de datum waarop dit aanvullend protocol voor een partij in werking is getreden, kan die partij dit aanvullend protocol te allen tijde opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris.

2.   De opzegging wordt van kracht na het verstrijken van één jaar na de datum waarop de depositaris de kennisgeving van opzegging heeft ontvangen of op enige latere in bedoelde kennisgeving vermelde datum.

3.   Elke partij die het protocol overeenkomstig artikel 39 van het protocol opzegt, wordt geacht ook dit aanvullend protocol te hebben opgezegd.

Artikel 21

Authentieke teksten

Het oorspronkelijke exemplaar van dit aanvullend protocol, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit aanvullend protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Nagoya, de vijftiende oktober tweeduizend tien.

 


Top