EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R0537

Verordening (EU) nr. 537/2011 van de Commissie van 1 juni 2011 betreffende het mechanisme voor de toewijzing van de hoeveelheden gereguleerde stoffen waarvan het gebruik in de Unie voor analytische en laboratoriumtoepassingen is toegestaan krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen

PB L 147 van 2.6.2011, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/537/oj

2.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 147/4


VERORDENING (EU) Nr. 537/2011 VAN DE COMMISSIE

van 1 juni 2011

betreffende het mechanisme voor de toewijzing van de hoeveelheden gereguleerde stoffen waarvan het gebruik in de Unie voor analytische en laboratoriumtoepassingen is toegestaan krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen


DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (1), en met name artikel 10, lid 6, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het mechanisme voor de toewijzing van de hoeveelheden gereguleerde stoffen waarvan het gebruik voor analytische en laboratoriumtoepassingen is toegestaan, moet ervoor zorgen dat de hoeveelheid waarvoor aan afzonderlijke producenten en importeurs vergunningen worden afgegeven, niet meer bedraagt dan 130 % van het jaargemiddelde van het berekende niveau van de gereguleerde stoffen waarvoor in de jaren 2007 tot en met 2009 aan de producent of importeur een vergunning is afgegeven voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen en dat de totale hoeveelheid waarvoor vergunning wordt verleend, met inbegrip van de vergunningen voor chloorfluorkoolwaterstoffen uit hoofde van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1005/2009, per jaar niet meer bedraagt dan 110 ton ozonafbrekend vermogen (hierna „ODP” genoemd).

(2)

De totale hoeveelheden gereguleerde stoffen waarvan het gebruik voor analytische en laboratoriumtoepassingen is toegestaan voor de ondernemingen die in de jaren 2007 tot en met 2009 met een vergunning produceerden of invoerden, mogen niet meer bedragen dan 77 243,181 kilogram ODP, berekend op basis van de productie en invoer tijdens de referentieperiode waarvoor een vergunning is afgegeven.

(3)

Het verschil met de maximumhoeveelheid van 110 ton ODP (32 756,819 kilogram ODP), evenals de hoeveelheden waarvoor geen verklaringen zijn ingediend door de ondernemingen die in de jaren 2007 tot en met 2009 met een dergelijke vergunning produceerden of invoerden, moeten worden toegewezen aan ondernemingen waaraan tijdens de referentieperiode 2007 tot en met 2009 geen productie- of invoervergunningen zijn afgegeven. Het toewijzingsmechanisme moet ervoor zorgen dat alle ondernemingen die om nieuwe quota vragen een passend aandeel van de toe te wijzen hoeveelheden ontvangen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De quota voor gereguleerde stoffen voor analytische en laboratoriumtoepassingen worden toegewezen aan producenten en importeurs waaraan in de jaren 2007 tot en met 2009 geen productie- of invoervergunning is afgegeven overeenkomstig het in de bijlage uiteengezette mechanisme.

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 juni 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Toewijzingsmechanisme

1.   Bepaling van de toe te wijzen hoeveelheid aan ondernemingen waaraan in de jaren 2007 tot en met 2009 geen productie- of invoervergunning is afgegeven voor gereguleerde stoffen voor analytische en laboratoriumtoepassingen (nieuwe ondernemingen)

Elke onderneming waaraan in de jaren 2007 tot en met 2009 een productie- of invoervergunning is afgegeven voor gereguleerde stoffen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen ontvangt een quotum dat overeenstemt met de hoeveelheid die werd gevraagd in haar verklaring als bedoeld in artikel 10, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1005/2009, maar dat niet meer bedraagt dan 130 % van het jaargemiddelde van het berekende niveau van de gereguleerde stoffen waarvoor aan deze onderneming in de jaren 2007 tot en met 2009 een vergunning is afgegeven.

De som deze toewijzingen wordt afgetrokken van 110 ton ODP om de hoeveelheid te bepalen die aan nieuwe ondernemingen moet worden toegewezen (hoeveelheid voor toewijzing in fase 1).

2.   Fase 1

Elke nieuwe onderneming ontvangt een toewijzing die overeenstemt met de in haar verklaring gevraagde hoeveelheid, maar niet meer dan een proportioneel aandeel van de in fase 1 toe te wijzen hoeveelheid. Het proportionele aandeel wordt berekend door het aantal nieuwe ondernemingen te delen door 100. De som van de in fase 1 toegewezen quota wordt van de in fase 1 toe te wijzen hoeveelheid afgetrokken om de in fase 2 toe te wijzen hoeveelheid te bepalen.

3.   Fase 2

Elke nieuwe onderneming die in fase 1 niet 100 % van de in haar verklaring gevraagde hoeveelheid heeft verkregen, ontvangt een extra toewijzing die overeenstemt met het verschil tussen de gevraagde hoeveelheid en de in fase 1 verkregen hoeveelheid, maar die niet meer mag bedragen dan het proportionele aandeel van de in fase 2 toe te wijzen hoeveelheid. Het proportionele aandeel wordt berekend door het aantal nieuwe ondernemingen dat in aanmerking komt voor toewijzing in fase 2 te delen door 100. De som van de in fase 2 toegewezen quota wordt van de in fase 2 toe te wijzen hoeveelheid afgetrokken om de in fase 3 toe te wijzen hoeveelheid te bepalen.

4.   Fase 3

Fase 2 wordt analoog herhaald tot de resterende, in de verdere fase toe te wijzen hoeveelheid kleiner is dan 1 ton ODP.


Top