EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0291

2010/291/: Besluit van de Raad van 19 januari 2010 waarbij wordt vastgesteld of door Griekenland effectief gevolg is gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 27 april 2009

PB L 125 van 21.5.2010, p. 50–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/291(1)/oj

21.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 125/50


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 januari 2010

waarbij wordt vastgesteld of door Griekenland effectief gevolg is gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 27 april 2009

(2010/291/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 126, lid 8, in samenhang met artikel 126, lid 13, en artikel 136,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 126, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Het stabiliteits- en groeipact omvat onder meer Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1), die is aangenomen om een snelle correctie van buitensporige overheidstekorten te bevorderen.

(3)

De hervorming van het stabiliteits- en groeipact in 2005 was bedoeld om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing van het pact te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen. Deze hervorming moest ervoor zorgen dat bij alle stappen in de buitensporigtekortprocedure met name de economische en budgettaire achtergrond ten volle in aanmerking werd genomen. Op deze wijze verschaft het stabiliteits- en groeipact een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(4)

Op aanbeveling van de Commissie heeft de Raad op 27 april 2009 overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestaat (2).

(5)

Op 27 april 2009 heeft de Raad, eveneens op aanbeveling van de Commissie, overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap een aanbeveling (3) aan de Griekse autoriteiten gericht waarin deze werden opgeroepen de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2010 te verhelpen door het overheidstekort op een geloofwaardige en duurzame wijze terug te brengen tot onder de 3 % van het bbp. Te dien einde heeft de Raad 27 oktober 2009 vastgesteld als uiterste datum voor de Griekse regering om doeltreffende actie te ondernemen.

(6)

Bij de verbetering van de vergaring en verwerking van statistische gegevens, in het bijzonder overheidsgegevens, waarom de Raad had verzocht, is onvoldoende vooruitgang geboekt. De meest recente herziening van de kennisgeving van oktober 2009 is niet door Eurostat gevalideerd vanwege grote onzekerheden omtrent de door de Griekse autoriteiten gemelde cijfers. De procedures die zijn aangenomen om een vlotte en correcte levering te waarborgen van de overheidsgegevens die op grond van het vigerende wettelijke kader vereist zijn, zijn klaarblijkelijk ontoereikend.

(7)

De beoordeling van de maatregelen die Griekenland in reactie op de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie heeft genomen om het buitensporige tekort uiterlijk in 2010 te verhelpen, leidt tot de volgende conclusies:

in reactie op de aanbeveling die de Raad in april 2009 overeenkomstig artikel 104, lid 7, heeft gedaan, hebben de Griekse autoriteiten de tekortverminderende maatregelen ten uitvoer gelegd die in de begrotingswet 2009, het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van januari 2009 en het in maart 2009 aangekondigde pakket aanvullende begrotingsmaatregelen zijn vastgesteld. De verslechtering van het macro-economische klimaat is weliswaar ernstiger uitgevallen dan de autoriteiten hadden voorspeld, maar de overheidsfinanciën zijn er veel sterker op achteruitgegaan dan op grond van de krachtiger dan verwachte economische neergang mocht worden aangenomen. Voor een groot deel was dit het gevolg van het door de Griekse regering gevoerde begrotingsbeleid. Aan de uitgavenzijde kan worden vastgesteld dat de uitvoering van de begroting 2009 met forse uitgavenoverschrijdingen gepaard ging, waarvan meer dan de helft te wijten is aan hoger dan begrote uitgaven voor de beloning van werknemers en hogere kapitaaluitgaven;

op 25 juni 2009 hebben de Griekse autoriteiten aanvullende tekortverminderende discretionaire maatregelen aangekondigd met een begrotingseffect van naar schatting 1¼ % van het bbp. De Griekse autoriteiten hebben het merendeel van de maatregelen tot dusver nog niet ten uitvoer gelegd; bovendien waren maatregelen ter grootte van bijna 1 procentpunt van het bbp van tijdelijke aard (eenmalig) en tevens bedoeld om de ontvangsten te verhogen, waarmee zij dus niet in overeenstemming waren met de aanbeveling van de Raad om de begroting in 2009 sterker aan te passen middels permanente maatregelen om vooral de uitgaven in de hand te houden;

bovendien volstaan de in 2009 uitgevoerde maatregelen ter consolidatie van de begroting niet om de doelstelling van een overheidstekort van 3,7 % van het bbp voor 2009 te halen. De maatregelen zijn daarenboven niet geschikt om de bestaande externe onevenwichtigheden te verhelpen en het aangetaste concurrentievermogen van de Griekse economie te herstellen, zoals de Raad had aanbevolen;

de verwachte sterke stijging van de schuldquote valt hoger uit dan het effect van het opgelopen vorderingentekort van de overheid, wat erop duidt dat onvoldoende inspanningen zijn geleverd om de factoren die naast het vorderingentekort tot de verandering in het schuldniveau bijdragen, in de hand te houden.

(8)

Hieruit kan worden geconcludeerd dat aanmerkelijke inkomstendervingen en uitgavenoverschrijdingen in 2009 tot een sterke verslechtering van de begrotingssituatie van Griekenland hebben geleid, die slechts ten dele kan worden toegeschreven aan de verslechtering van het macro-economische klimaat en derhalve voornamelijk te wijten is aan het feit dat de Griekse autoriteiten in onvoldoende mate gevolg hebben gegeven aan de aanbeveling die de Raad in april 2009 krachtens artikel 104, lid 7, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie heeft gedaan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Griekenland heeft aan de aanbeveling van de Raad van 27 april 2009 binnen de in die aanbeveling gestelde termijn geen effectief gevolg gegeven.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

E. SALGADO


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(2)  PB L 135 van 30.5.2009, blz. 21.

(3)  http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/publication14950_en.pdf


Top