Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R0389

    Verordening (EG) nr. 389/2006 van de Raad van 27 februari 2006 tot instelling van een instrument voor financiële steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2667/2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw

    PB L 65 van 7.3.2006, p. 5–8 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 270M van 29.9.2006, p. 292–295 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/389/oj

    7.3.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 65/5


    VERORDENING (EG) Nr. 389/2006 VAN DE RAAD

    van 27 februari 2006

    tot instelling van een instrument voor financiële steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2667/2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Europese Raad heeft herhaaldelijk gewezen op zijn sterke voorkeur voor toetreding van een herenigd Cyprus. Tot dusver is nog geen algehele regeling tot stand gekomen.

    (2)

    De Raad heeft op 26 april 2004 aanbevolen dat, aangezien de Turks-Cypriotische gemeenschap op duidelijke wijze uitdrukking had gegeven aan haar wens om tot de Europese Unie te behoren, de middelen die in het geval van een regeling waren gereserveerd voor het noordelijke deel van Cyprus, gebruikt dienen te worden om een eind te maken aan het isolement van die gemeenschap en de hereniging van Cyprus te vergemakkelijken door de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap te stimuleren, met bijzondere nadruk op de economische integratie van het eiland en de verbetering van de contacten tussen beide gemeenschappen onderling en met de EU.

    (3)

    Na de toetreding van Cyprus wordt de toepassing van het acquis overeenkomstig artikel 1, lid 1, van protocol nr. 10 van de Toetredingsakte 2003 geschorst in de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent (hierna „de zones” genoemd).

    (4)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van protocol nr. 10, vormt dit protocol in geen enkel opzicht een beletsel voor maatregelen die worden getroffen ter bevordering van de economische ontwikkeling van de zones.

    (5)

    De in het kader van deze verordening gefinancierde maatregelen zijn buitengewoon en tijdelijk van aard en in het bijzonder bedoeld om, nadat er een oplossing voor het vraagstuk Cyprus is gevonden, de volledige toepassing van het communautaire acquis in de zones, indien mogelijk, voor te bereiden en te vergemakkelijken.

    (6)

    Met het oog op een efficiënte en snelle toewijzing van de financiële steun, dient de bijstand direct aan de begunstigden te worden verleend.

    (7)

    Teneinde bijstand te verlenen overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, moet de Commissie de uitvoering van bijstand op grond van deze verordening kunnen delegeren aan het Europees Bureau voor wederopbouw. Verordening (EG) nr. 2667/2000 (1) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (8)

    Bij de ontwikkeling en herstructurering van de infrastructuur, met name inzake energie, vervoer, milieu, telecommunicatie en watervoorziening, moet, waar nodig, worden uitgegaan van een planning die het gehele eiland omvat.

    (9)

    Bij de uitvoering van de in het kader van deze verordening gefinancierde maatregelen moeten de rechten van natuurlijke personen en rechtspersonen, inclusief het recht op bezit en eigendom, worden geëerbiedigd.

    (10)

    Niets in deze verordening mag zodanig worden geïnterpreteerd dat het de erkenning inhoudt van een andere overheid in de zones dan de regering van de Republiek Cyprus.

    (11)

    Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (2), dienen de maatregelen voor de implementatie van deze verordening volgens de in artikel 4 van dat besluit bepaalde beheersprocedure te worden vastgesteld.

    (12)

    De uitvoering van deze verordening draagt, als hierboven uiteengezet, bij tot verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap, maar het Verdrag biedt, voor de goedkeuring van deze verordening, geen andere bevoegdheden dan die welke worden bedoeld in artikel 308,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Algemene doelstelling en begunstigden

    1.   De Gemeenschap verleent bijstand om de eenmaking van Cyprus te vergemakkelijken door de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap te bevorderen. De nadruk ligt daarbij in het bijzonder op de economische integratie van het eiland, de verbetering van de contacten tussen beide gemeenschappen onderling en met de EU, en de voorbereiding voor het communautaire acquis.

    2.   De bijstand is onder meer bestemd voor lokale organen, coöperaties en vertegenwoordigers van de civiele samenleving, met name organisaties van de sociale partners, organisaties voor ondersteuning van het bedrijfsleven, organen die taken van algemeen belang in de zones verrichten, lokale of traditionele gemeenschappen, verenigingen, stichtingen, non-profitorganisaties, niet-gouvernementele organisaties, en natuurlijke personen en rechtspersonen.

    3.   Het verlenen van deze bijstand houdt geen erkenning in van een andere overheid in de zones dan de regering van de Republiek Cyprus.

    Artikel 2

    Doelstellingen

    De bijstand wordt onder meer gebruikt ter ondersteuning van:

    de bevordering van de sociale en economische ontwikkeling, inclusief herstructurering, met name wat betreft plattelandsontwikkeling, ontwikkeling van human resources en regionale ontwikkeling,

    de ontwikkeling en herstructurering van infrastructuur, met name op het gebied van energie, vervoer, milieu, telecommunicatie en watervoorziening,

    maatregelen voor verzoening en het opbouwen van vertrouwen, en steun voor de civiele samenleving,

    maatregelen om de Turks-Cypriotische gemeenschap dichter bij de Unie te brengen, onder meer door voorlichting over de politieke en rechtsstelsels van de Europese Unie, bevordering van contacten tussen mensen, en toekenning van communautaire beurzen,

    de opstelling van wetteksten die aangepast zijn aan het communautaire acquis zodat ze onmiddellijk van toepassing zijn zodra de algehele regeling van de kwestie Cyprus in werking treedt,

    de voorbereiding van de uitvoering van het communautaire acquis met het oog op de opheffing van de schorsing ervan overeenkomstig artikel 1 van protocol nr. 10 van de Toetredingsakte.

    Artikel 3

    Beheer van de bijstand

    1.   De Commissie is verantwoordelijk voor het beheer van de bijstand.

    2.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3906/89 (3), dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

    3.   Het comité brengt advies uit over ontwerpen voor financieringsbesluiten wanneer deze een groter bedrag betreffen dan 5 miljoen EUR. De Commissie mag, zonder het comité om advies te vragen, haar goedkeuring verlenen aan financieringsbesluiten voor de ondersteuning van activiteiten vallende onder artikel 4, lid 3, van deze verordening, alsmede aan wijzigingen van financieringsbesluiten die in overeenstemming zijn met de doelstelling van het programma en die niet meer bedragen dan 15 % van de financiële middelen van dergelijke financieringsbesluiten.

    4.   Indien het comité, overeenkomstig lid 3, voor bepaalde financieringsbesluiten niet wordt geraadpleegd, stelt de Commissie het comité daarvan ten laatste één week nadat het besluit is genomen op de hoogte.

    5.   Voor de doeleinden van deze verordening is de beheersprocedure van toepassing die is vastgelegd in artikel 4 van Besluit 1999/468/EG, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van dat besluit.

    Artikel 4

    Soorten bijstand

    1.   De bijstand in het kader van deze verordening kan onder meer worden gebruikt voor de financiering van aanbestedingsovereenkomsten, subsidies, met inbegrip van rentesubsidies, speciale leningen, leningsgaranties en financiële bijstand.

    2.   De bijstand kan volledig worden gefinancierd door de begroting, voor zover dat gerechtvaardigd en noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

    3.   De bijstand kan ook worden gebruikt om de kosten te financieren van ondersteunende activiteiten, zoals voorlopige en vergelijkende studies, opleiding, activiteiten in verband met het voorbereiden, ramen, beheren, implementeren, volgen, controleren en evalueren van bijstand, activiteiten in verband met voorlichting en verhoging van de zichtbaarheid, en ter financiering van de kosten van ondersteunend personeel, huur van gebouwen en levering van apparatuur.

    Artikel 5

    Uitvoering van de bijstand

    1.   Maatregelen in het kader van deze verordening dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig de regels die zijn vastgelegd in titel IV van deel II van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4). Juridische verbintenissen met betrekking tot de bijstand in het kader van deze verordening dienen te worden aangegaan binnen een termijn van drie jaar volgend op de datum van de vastlegging in de begroting.

    2.   Onverminderd het besluit dat wordt genomen overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad, mag de Commissie, binnen de beperkingen die zijn vastgelegd in artikel 54 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, overheidstaken, en met name taken tot uitvoering van de begroting, toevertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, van die verordening genoemde organen. De selectiecriteria voor de in artikel 54, lid 2, onder c), genoemde organen zijn:

    internationaal erkende reputatie,

    hanteren van internationaal erkende systemen voor beheer en controle, en

    toezicht door een overheidsorgaan van een lidstaat of door een internationale organisatie/instelling.

    3.   Maatregelen in het kader van deze verordening kunnen worden uitgevoerd in gezamenlijk beheer, overeenkomstig de regels die zijn vastgelegd in de titels I en II van deel II van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

    Artikel 6

    Aan artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2667/2000 wordt het volgende lid toegevoegd:

    „5.   De Commissie kan het Bureau belasten met de uitvoering van de bijstand ter bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap in het kader van Verordening (EG) nr. 389/2006 van de Raad van 27 februari 2006 tot instelling van een instrument voor financiële steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap in het kader van Verordening (EG) nr. 2667/2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw (5).

    Artikel 7

    Bescherming van de rechten van natuurlijke personen en rechtspersonen

    1.   De Commissie ziet erop toe dat de rechten van natuurlijke personen en rechtspersonen, inclusief het recht op bezit en eigendom, bij de uitvoering van de in het kader van deze verordening gefinancierde maatregelen worden geëerbiedigd. In dit verband handelt de Commissie overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

    2.   Om de lidstaten in staat te stellen om informatie over mogelijke schendingen van de eigendomsrechten aan de Commissie te doen toekomen, legt de Commissie elk ontwerp-financieringsbesluit dat gevolgen kan hebben voor de eigendomsrechten, twee maanden voor het financieringsbesluit moet worden genomen aan het in artikel 3, lid 2, bedoelde comité voor.

    Artikel 8

    Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

    1.   De Commissie ziet erop toe dat, wanneer in het kader van deze verordening gefinancierde maatregelen ten uitvoer worden gelegd, de financiële belangen van de Gemeenschap worden beschermd tegen fraude, corruptie en alle andere onregelmatigheden, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (6) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (7) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (8).

    2.   Voor de in het kader van deze verordening gefinancierde maatregelen wordt onder het in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 bedoelde begrip onregelmatigheid verstaan elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht of contractuele verplichting, die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Gemeenschappen of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen door een onverschuldigde uitgave worden of zouden kunnen worden benadeeld.

    3.   Overeenkomsten met de begunstigden dienen te voorzien in de bevoegdheid van de Commissie en de Rekenkamer om, op basis van documenten en ter plaatse, audits te verrichten, met betrekking tot alle contractanten en subcontractanten die communautaire middelen ontvangen. De overeenkomsten dienen de Commissie tevens expliciet te machtigen ter plaatse controles en inspecties te verrichten, overeenkomstig de procedurele bepalingen van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96.

    4.   Alle contracten in verband met de uitvoering van de bijstand dienen gedurende en na de uitvoering van de contracten het in lid 3 bedoelde recht van de Commissie en de Rekenkamer te waarborgen.

    Artikel 9

    Deelname aan aanbestedingen

    1.   Voor de in het kader van deze verordening gefinancierde aanbestedingen en subsidies komen in aanmerking:

    natuurlijke personen en rechtspersonen van de lidstaten van de Europese Unie,

    natuurlijke personen en rechtspersonen die onderdaan zijn van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of legaal op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd,

    natuurlijke personen en rechtspersonen die onderdaan zijn van een kandidaat-lidstaat van de Europese Unie of legaal op het grondgebied van een kandidaat-lidstaat van de Europese Unie zijn gevestigd.

    2.   Voor de in het kader van deze verordening gefinancierde aanbestedingen en subsidies komen natuurlijke personen en rechtspersonen in aanmerking die onderdaan zijn van een ander land dan bedoeld in lid 1, of legaal zijn gevestigd op het grondgebied van een ander land dan bedoeld in lid 1, indien er sprake is van wederkerigheid bij de toegang tot externe bijstand.

    3.   Voor de in het kader van deze verordening gefinancierde aanbestedingen en subsidies komen tevens internationale organisaties in aanmerking.

    4.   Alle leveringen en materialen die zijn aangeschaft in het kader van een overeenkomstig deze verordening gefinancierde opdracht, dienen van oorsprong te zijn uit het douanegebied van de Gemeenschap, de zones of een land dat in aanmerking komt overeenkomstig de leden 1 en 2.

    5.   In terdege gemotiveerde gevallen mag de Commissie per geval toestemming verlenen voor de deelname van natuurlijke personen en rechtspersonen uit andere landen of het gebruik van leveringen en materialen van een andere oorsprong.

    Artikel 10

    Rapportage

    De Commissie brengt over de uitvoering van de communautaire bijstand in het kader van dit instrument jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. Dat verslag bevat informatie over de maatregelen die gedurende het jaar zijn gefinancierd en over de bevindingen van de controles. Ook worden de resultaten van de uitvoering van de bijstand geëvalueerd.

    Artikel 11

    Mogelijke regeling

    Indien er een algehele regeling van de kwestie-Cyprus tot stand komt, neemt de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen een besluit over de noodzakelijke aanpassingen van deze verordening.

    Artikel 12

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 27 februari 2006.

    Voor de Raad

    De voorzitster

    U. PLASSNIK


    (1)  PB L 306 van 7.12.2000, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2068/2004 (PB L 358 van 3.12.2004, blz. 2).

    (2)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (3)  Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van sommige landen in Midden- en Oost-Europa (PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2257/2004 (PB L 389 van 30.12.2004, blz. 1).

    (4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (5)  PB L 65 van 7.3.2006, blz. 5.”

    (6)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

    (7)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

    (8)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.


    Top