Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990L0618

    Richtlijn 90/618/EEG van de Raad van 8 november 1990 tot wijziging, met name wat de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen betreft, van Richtlijn 73/239/EEG en Richtlijn 88/357/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche

    PB L 330 van 29.11.1990, p. 44–49 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/11/2012

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1990/618/oj

    31990L0618

    Richtlijn 90/618/EEG van de Raad van 8 november 1990 tot wijziging, met name wat de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen betreft, van Richtlijn 73/239/EEG en Richtlijn 88/357/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche

    Publicatieblad Nr. L 330 van 29/11/1990 blz. 0044 - 0049
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 3 blz. 0062
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 3 blz. 0062


    *****

    RICHTLIJN VAN DE RAAD

    van 8 november 1990

    tot wijziging, met name wat de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen betreft, van Richtlijn 73/239/EEG en Richtlijn 88/357/EEG tot coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche

    ( 90/618/EEG )

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2, en artikel 66,

    Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

    In samenwerking met het Europese Parlement ( 2 ),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

    Overwegende dat de Raad, om de interne verzekeringsmarkt tot ontwikkeling te brengen, op 24 juli 1973 zijn goedkeuring heeft gehecht aan Richtlijn 73/239/EEG tot coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche ( 4 ) ( ook wel "eerste richtlijn" genoemd ) en op 22 juni 1988 zijn goedkeuring heeft gehecht aan Richtlijn 88/357/EEG tot coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG ( 5 ) ( ook wel "tweede richtlijn" genoemd );

    Overwegende dat Richtlijn 88/357/EEG het verrichten van diensten in de Lid-Staten heeft vergemakkelijkt voor verzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor in de Gemeenschap hebben, en zodoende aan de verzekeringnemers de mogelijkheid heeft geboden om niet alleen een beroep te doen op in hun land gevestigde verzekeraars, maar ook op verzekeraars die hun hoofdkantoor in de Gemeenschap hebben en in andere Lid-Staten zijn gevestigd;

    Overwegende dat van het toepassingsgebied van de bijzondere bepalingen van Richtlijn 88/357/EEG inzake het vrij verrichten van diensten bepaalde risico's werden uitgesloten ten aanzien waarvan de door de autoriteiten van de Lid-Staten vastgestelde specifieke regels wegens hun aard en hun sociale gevolgen de toepassing van die bepalingen op dat ogenblik minder passend maakten; dat deze uitsluitingen na een bepaalde periode van toepassing van die richtlijn opnieuw moesten worden bezien;

    Overwegende dat een van de uitsluitingen betrekking had op de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, de aansprakelijkheid van de vervoerder niet daaronder begrepen;

    Overwegende evenwel dat de Commissie bij de vaststelling van voornoemde richtlijn aan de Raad de toezegging heeft gedaan, dat zij zo spoedig mogelijk een voorstel zou indienen betreffende het vrij verrichten van diensten op het gebied van de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven ( de aansprakelijkheid van de vervoerder niet daaronder begrepen );

    Overwegende dat, onverminderd hetgeen in die richtlijn is bepaald met betrekking tot verplichte verzekeringen, in de verzekeringsbranche wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen de dekking van grote risico's in de zin van

    artikel 5 van genoemde richtlijn mogelijk moet worden gemaakt;

    Overwegende dat de dekking van grote risico's eveneens mogelijk moet worden gemaakt voor de cascoverzekering motorrijtuigen en voertuigen zonder motor;

    Overwegende dat in Richtlijn 88/357/EEG wordt bepaald dat de risico's die in aanmerking komen voor dekking in het kader van communautaire co-assurantie in de zin van Richtlijn 78/473/EEG van de Raad van 30 mei 1978 tot coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire co-assurantie ( 1 ) grote risico's zijn als omschreven in Richtlijn 88/357/EEG; dat de opneming bij wege van de onderhavige richtlijn van branches van de motorrijtuigverzekering onder de definitie van grote risico's van Richtlijn 88/357/EEG ten gevolge zal hebben dat deze branches worden opgenomen in de opsomming van de branches waarvan de risico's in het kader van communautaire co-assurantie kunnen worden gedekt;

    Overwegende dat Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid ( 2 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/232/EEG ( 3 ), is gebaseerd op het stelsel van de groene kaart en de overeenkomsten tussen de nationale bureaus van motorrijtuigverzekeraars, ten einde de afschaffing van controles op de groene kaart mogelijk te maken;

    Overwegende dat het echter wenselijk is om ten behoeve van de Lid-Staten een overgangsregeling vast te stellen voor de geleidelijke toepassing van de specifieke bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op dekking van grote risico's in de bovenvermelde verzekeringsbranches, met inbegrip van risico's die in co-assurantie zijn gesloten;

    Overwegende dat, willen het systeem van de groene kaart en de overeenkomsten tussen de nationale bureaus van motorrijtuigenverzekeraars behoorlijk blijven functioneren, van verzekeringsondernemingen die in het kader van dienstverrichting wettelijke aansprakelijkheidsverzekeringen voor motorrijtuigen in een Lid-Staat aanbieden, moet worden geëist dat zij deelnemen in de financiering van het bureau van die Lid-Staat;

    Overwegende dat de Lid-Staten ingevolge Richtlijn 84/5/EEG van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven ( 4 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/232/EEG, een orgaan ( garantiefonds ) dienen in te stellen of te erkennen dat tot taak heeft slachtoffers van door niet-verzekerde of niet-geïdentificeerde voertuigen veroorzaakte ongevallen te vergoeden;

    Overwegende dat van verzekeringsondernemingen die in het kader van dienstverrichting wettelijke aansprakelijkheidsverzekeringen voor motorrijtuigen in een Lid-Staat aanbieden, eveneens moet worden geëist dat zij toetreden tot en deelnemen in de financiering van het garantiefonds dat in die Lid-Staat is opgericht;

    Overwegende dat de in sommige Lid-Staten van kracht zijnde rechtsregels inzake de dekking van verzwaarde risico's van toepassing zijn op alle ondernemingen die risico's dekken door middel van een vestiging aldaar; dat die rechtsregels ten doel hebben te waarborgen dat tegenover het verplichte karakter van de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorvoertuigen de mogelijkheid staat die de automobilisten hebben om dat soort verzekeringen af te sluiten; dat het de Lid-Staten zou moeten worden toegestaan om deze voorschriften toe te passen op de verzekeringsondernemingen die op hun grondgebied diensten aanbieden, voor zover deze vanuit het oogpunt van het algemeen belang gerechtvaardigd zijn en niet verder gaan dan voor het bereiken

    van het specifieke doel noodzakelijk is;

    Overwegende dat, wat de wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen betreft, de bescherming van de belangen van personen die schade hebben geleden en een vordering kunnen indienen, in feite een ieder aangaat en dat er derhalve voor dient te worden gezorgd dat deze personen niet in een nadeliger of moeilijker positie komen te verkeren wanneer de verzekeraar van de wettelijke aansprakelijkheid voor motorvoertuigen werkzaam is in het kader van dienstverrichting dan wanneer die werkzaamheid plaatsvindt vanuit een vestiging; dat er daartoe voor moet worden gezorgd dat, voor zover de belangen van die personen onvoldoende beschermd zijn door de regeling die geldt voor degene die de diensten verricht in de Lid-Staat van vestiging, de Lid-Staat van dienst-verrichting van de onderneming verlangt dat zij een op zijn grondgebied woonachtige of gevestigde vertegenwoordiger aanwijst, die alle nodige informatie over vorderingen vergaart en over voldoende bevoegdheden beschikt om de onderneming te vertegenwoordigen tegenover personen die schade hebben geleden en een vordering kunnen indienen _ met begrip van de vergoeding van dergelijke vorderingen _ en de onderneming te vertegenwoordigen en, zo nodig, te laten vertegenwoordigen voor de rechter en de autoriteiten van die Lid-Staat in verband met deze vorderingen;

    Overwegende dat van deze vertegenwoordiger eveneens kan worden verlangd dat hij de onderneming vertegenwoordigt voor de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting, ten einde na te gaan of er een geldige polis wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen bestaat;

    Overwegende dat er een soepele procedure nodig is aan de hand waarvan de wederkerigheid met derde landen op een communautaire grondslag kan worden beoordeeld; dat deze procedure niet ten doel heeft de financiële markten van de Gemeenschap af te sluiten, maar _ aangezien de Gemeenschap voornemens is haar financiële markten voor de rest van de wereld open te houden _ de liberalisatie van de globale financiële markten in derde landen te verbeteren; dat deze richtlijn daartoe voorziet in

    procedures voor onderhandelingen met derde landen of, in laatste instantie, in de mogelijkheid maatregelen te nemen die bestaan in het opschorten van nieuwe vergunningsaanvragen of het beperken van het aantal nieuwe vergunningen,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

    Artikel 1

    In deze richtlijn wordt verstaan onder :

    a ) voertuig : een voertuig zoals omschreven in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 72/166/EEG;

    b ) bureau : een nationaal bureau van verzekeraars, zoals omschreven in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 72/166/EEG;

    c ) garantiefonds : het orgaan genoemd in artikel 1, lid 4, van Richtlijn 84/5/EEG;

    d ) moederonderneming : een moederonderneming in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG ( 1 );

    e ) dochteronderneming : een dochteronderneming in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG; elke dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochter van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat .

    Artikel 2

    In artikel 5, onder d ), punt iii ), eerste alinea, van Richtlijn 73/239/EEG wordt de zinsnede "de risico's die behoren tot de in de bijlage onder A, 8, 9, 13 en 16, vermelde branches" vervangen door :

    "de risico's die behoren tot de in de bijlage onder A, 3, 8, 9, 10, 13 en 16, vermelde branches ".

    Artikel 3

    1 . Het opschrift van titel III van Richtlijn 73/239/EEG wordt vervangen door :

    "TITEL III A

    Regels, toepasselijk op binnen de Gemeenschap gevestigde agentschappen of bijkantoren van ondernemingen waarvan het hoofdkantoor buiten de Gemeenschap is gevestigd ".

    2 . Het volgende opschrift wordt ingevoegd na artikel 29 van Richtlijn 73/239/EEG :

    "TITEL III B

    Regels, toepasselijk op dochterondernemingen van of verwervingen van een deelneming door een moederonderneming waarop het recht van een derde land van toepassing is ".

    Artikel 4

    Titel III B van Richtlijn 73/239/EEG wordt aangevuld met de volgende artikelen 29 bis en 29 ter :

    "Artikel 29 bis

    De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van :

    a ) elke vergunningsverlening voor een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming waarvan een of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen . De Commissie stelt het door de Raad op voorstel van de Commissie op te richten Comité voor verzekeringen daarvan in kennis;

    b ) elke deelneming van een dergelijke moederonderneming in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap waardoor laatstgenoemde de dochteronderneming van eerstgenoemde wordt . De Commissie stelt het door de Raad op voorstel van de Commissie op te richten Comité voor verzekeringen daarvan in kennis .

    Wanneer vergunning wordt verleend aan een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming van een of meer moederondernemingen die onder het recht van een derde land vallen, wordt de structuur van de groep vermeld in de kennisgeving van de bevoegde autoriteiten aan de Commissie .

    Artikel 29 ter

    1 . De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de algemene moeilijkheden die hun verzekeringsondernemingen ondervinden bij vestiging of uitoefening van hun werkzaamheden in een derde land .

    2 . De Commissie stelt, voor de eerste maal uiterlijk zes maanden voor het van toepassing worden van deze richtlijn en vervolgens periodiek, een verslag op waarin de in de leden 3 en 4 bedoelde behandeling van verzekeringsondernemingen van de Gemeenschap in derde landen, met betrekking tot de vestiging en de uitoefening van verzekeringswerkzaamheden en het verwerven van deelnemingen in verzekeringsondernemingen van derde landen wordt onderzocht . De Commissie legt deze verslagen, in voorkomend geval vergezeld van passende voorstellen, voor aan de Raad .

    3 . Indien de Commissie vaststelt, hetzij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, hetzij op

    basis van andere informatie, dat een derde land de verzekeringsondernemingen van de Gemeenschap geen daadwerkelijke toegang tot de markt verleent die vergelijkbaar is met die welke de Gemeenschap toekent aan verzekeringsondernemingen van dat derde land, kan zij aan de Raad voorstellen doen om een passend onderhandelingsmandaat te verkrijgen ten einde voor de verze

    keringsondernemingen van de Gemeenschap vergelijkbare concurrentiemogelijkheden te verkrijgen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

    4 . Indien de Commissie vaststelt, hetzij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, hetzij op basis van andere informatie, dat in een derde land verzekeringsondernemingen van de Gemeenschap geen nationale behandeling krijgen die dezelfde concurrentiemogelijkheden biedt als die welke aan binnenlandse verzekeringsondernemingen worden geboden, en dat de voorwaarden voor daadwerkelijke toegang tot de markt niet zijn vervuld, kan zij onderhandelingen openen om die situatie te verhelpen .

    In de in de eerste alinea bedoelde omstandigheden kan ook, naast het openen van onderhandelingen, overeenkomstig de procedure van de akte tot oprichting van het in artikel 29 bis bedoelde Comité voor verzekeringen, worden besloten dat de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten hun beslissingen moeten beperken of opschorten inzake :

    _ op het tijdstip van het besluit of later ingediende vergunningsaanvragen, en

    _ het verwerven van deelnemingen van rechtstreekse of middellijke moederondernemingen die onder het recht van het betrokken derde land vallen .

    De bedoelde maatregelen zijn ten hoogste drie maanden geldig .

    Voor het verstrijken van deze termijn van drie maanden kan de Raad in het licht van het resultaat van de onderhandelingen, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten of de genomen maatregelen van toepassing blijven .

    Een dergelijke beperking of opschorting geldt niet voor de oprichting van dochterondernemingen door verzekeringsondernemingen of dochterondernemingen daarvan die een vergunning hebben gekregen in de Gemeenschap, noch voor het verwerven van deelnemingen door dergelijke ondernemingen of dochterondernemingen in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap .

    5 . Indien de Commissie een van de in de leden 3 en 4 bedoelde situaties constateert, stellen de Lid-Staten haar desgevraagd in kennis van :

    a ) elke vergunningsaanvraag door een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming waarvan een of meer moederondernemingen onder het recht van het betrokken derde land vallen;

    b ) elk door een dergelijke onderneming voorgelegd project inzake verwerving van een deelneming in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap waardoor laatstgenoemde de dochteronderneming van eerstgenoemde wordt .

    Deze kennisgevingsplicht vervalt zodra met een derde land als bedoeld in lid 3 of 4 een overeenkomst is gesloten of wanneer de in lid 4, tweede en derde alinea, bedoelde maatregelen niet meer van toepassing zijn .

    6 . De krachtens dit artikel getroffen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de verplichtingen die de Gemeenschap heeft uit hoofde van bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekeringsondernemingen .".

    Artikel 5

    In artikel 12, lid 2, tweede alinea, van de tweede richtlijn vervallen het tweede en het derde streepje .

    Artikel 6

    In titel III van Richtlijn 88/357/EEG wordt het volgende artikel ingevoegd :

    "Artikel 12 bis

    1 . Dit artikel is van toepassing wanneer een onderneming vanuit een vestiging in een Lid-Staat dekking verleent voor een onder nummer 10 van punt A van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG begrepen risico, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, dat in een andere Lid-Staat gelegen is .

    2 . De Lid-Staat van dienstverrichting eist van de onderneming dat zij toetreedt tot, en deelneemt in de financiering van het nationale bureau en het nationale garantiefonds van die Staat .

    Van de onderneming kan evenwel met betrekking tot in het kader van dienstverrichting gedekte risico's geen andere betaling of bijdrage aan het bureau of het fonds van de Lid-Staat van

    dienstverrichting worden geëist, dan een die, op dezelfde grondslag als geldt voor ondernemingen welke voor risico's van branche 10, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, vanuit een vestiging in die Staat dekking verlenen, is berekend op basis van haar premie-inkomsten of het aantal door haar in de betrokken branche in die Staat gedekte risico's .

    3 . Deze richtlijn vormt geen beletsel om te bepalen dat een dienstverrichtende verzekeringsonderneming zich moet houden aan de voorschriften van de Lid-Staat van dienstverrichting inzake dekking van verzwaarde risico's, voor zover die voorschriften van toepassing zijn op de aldaar gevestigde ondernemingen .

    4 . De Lid-Staat van dienstverrichting verplicht de onderneming er zorg voor te dragen dat het feit dat zij in het kader van dienstverrichting dekking voor een risico van branche 10 verleent, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, er niet toe leidt dat personen die een vordering, ontstaan uit voorvallen die zich op het grondgebied van die Staat hebben voorgedaan, indienen, in een nadeliger positie verkeren dan wanneer de onderneming vanuit een vestiging aldaar werkzaam zou zijn .

    Daartoe eist de Lid-Staat van dienstverrichting van de onderneming dat zij een op zijn grondgebied woonachtige of gevestigde vertegenwoordiger aanstelt, die alle nodige informatie met betrekking tot vorderingen vergaart, en over voldoende bevoegdheid beschikt om

    de onderneming te vertegenwoordigen tegenover personen die schade hebben geleden en een vordering kunnen indienen _ met inbegrip van de vergoeding van dergelijke vorderingen _ en deze onderneming te vertegenwoordigen of zo nodig te laten vertegenwoordigen voor de rechter en de autoriteiten van die Lid-Staat in verband met deze vorderingen .

    Ook kan de vertegenwoordiger worden verplicht de onderneming bij de bevoegde autoriteiten van de Staat van dienstverrichting te vertegenwoordigen wanneer het gaat om de controle op het bestaan van geldige verzekeringspolissen wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen .

    De Lid-Staat van dienstverrichting mag de vertegenwoordiger niet verplichten zich namens de onderneming die hem heeft aangesteld, bezig te houden met andere dan de in de tweede en derde alinea genoemde werkzaamheden . De vertegenwoordiger houdt zich namens de betrokken onderneming niet bezig met het directe verzekeringsbedrijf .

    De aanwijzing van de vertegenwoordiger wordt niet beschouwd als de opening van een bijkantoor of agentschap in de zin van artikel 6, lid 2, onder b ), van Richtlijn 73/239/EEG, noch als een vestiging in de zin van artikel 2, onder c ), van deze richtlijn .".

    Artikel 7

    Aan artikel 15, lid 1, en artikel 16, lid 1, van Richtlijn 88/357/EEG wordt de volgende alinea toegevoegd :

    "Elke Lid-Staat op het grondgebied waarvan een onderneming voornemens is in het kader van dienstverrichting risico's van branche 10 te dekken, met uitzondering van de wettelijke aansprakelijkheid van de vervoerder, kan eisen dat de onderneming :

    _ kennis geeft van naam en adres van de in artikel 12 bis, lid 4, bedoelde schaderegelaar;

    _ een verklaring overlegt dat de onderneming is toegetreden tot het nationale bureau en het nationale garantiefonds van de Lid-Staat van dienstverrichting .".

    Artikel 8

    Aan artikel 21, lid 2, van Richtlijn 88/357/EEG wordt de volgende alinea toegevoegd :

    "Elke Lid-Staat kan eisen dat naam en adres van de vertegenwoordiger van de verzekeringsonderneming ook in bovengenoemde documenten voorkomen .".

    Artikel 9

    Artikel 22, lid 1, van Richtlijn 88/357/EEG wordt vervangen door :

    "1 . Iedere vestiging moet haar toezichthoudende autoriteiten voor de in het kader van dienstverrichting tot stand gekomen transacties in kennis stellen van de per Lid-Staat en per branchegroep geboekte premies, zonder aftrek van herverzekering . De branchegroepen zijn als volgt gedefinieerd :

    _ ongevallen en ziekten ( 1 en 2 ),

    _ voertuigenverzekering ( 3, 7 en 10; de cijfers met betrekking tot branche 10, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, worden afzonderlijk gespecificeerd ),

    _ brand en andere schade aan goederen ( 8 en 9 ),

    _ luchtvaart -, zee - en transportverzekering ( 4, 5, 6, 7, 11 en 12 ),

    _ algemene WA ( 13 ),

    _ krediet en borgtocht ( 14 en 15 ),

    _ overige branches ( 16, 17 en 18 ).

    De toezichthoudende autoriteiten van elke Lid-Staat delen deze gegevens mee aan de toezichthoudende autoriteiten van elk van de Lid-Staten van dienstverrichting .".

    Artikel 10

    Artikel 27, lid 1, laatste alinea, van Richtlijn 88/357/EEG wordt vervangen door :

    "De vanaf 1 januari 1995 toegestane uitzondering is alleen van toepassing op overeenkomsten ter dekking van tot de branches 3, 8, 9, 10, 13 en 16 behorende risico's die uitsluitend gelegen zijn in een van de vier Lid-Staten waarvoor deze overgangsregeling geldt .".

    Artikel 11

    Niettegenstaande artikel 23, lid 2, van Richtlijn 88/357/EEG, mag de Lid-Staat van dienstverrichting voor grote risico's in de zin van artikel 5, onder d ), van Richtlijn 73/239/EEG, welke behoren tot branche 10 met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, voorschrijven dat :

    _ de omvang van de technische voorzieningen met betrekking tot zulke overeenkomsten onder toezicht van de autoriteiten van die Lid-Staat

    wordt bepaald op grond van de rechtsregels van die Lid-Staat, of bij gebreke daarvan op grond van de in die Lid-Staat geldende gebruiken, zulks tot de uiterste datum voor de Lid-Staten om aan een richtlijn tot coordinatie van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen te voldoen;

    _ op de dekking van deze voorzieningen door gelijkwaardige en congruente waarden door de autoriteiten van die Lid-Staat toezicht wordt uitgeoefend overeenkomstig zijn rechtsregels of geldende gebruiken, zulks tot de kennisgeving van de derde richtlijn inzake verzekering met uitzondering van de levensverzekering;

    _ op de lokalisatie van de in het tweede streepje bedoelde waarden toezicht wordt uitgeoefend door de autoriteiten van deze Lid-Staat overeenkomstig zijn rechtsregels of geldende gebruiken, zulks tot de uiterste datum voor de Lid-Staten om aan een derde richtlijn inzake verzekering met uitzondering van de levensverzekering te voldoen .

    Artikel 12

    De Lid-Staten wijzigen hun nationale bepalingen om binnen 18 maanden na kennisgeving ( 1 ) aan deze richtlijn te voldoen en stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

    De krachtens de eerste alinea gewijzigde bepalingen worden binnen 24 maanden na kennisgeving van de richtlijn toegepast .

    Artikel 13

    Deze richtlijn is gericht tot de lid-Staten .

    Gedaan te Brussel, 8 november 1990 .

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    P . ROMITA

    ( 1 ) PB nr . C 65 van 15 . 3 . 1989, blz . 6, en

    PB nr . C 180 van 20 . 7 . 1990, blz . 6 .

    ( 2 ) PB nr . C 68 van 19 . 3 . 1990, blz . 85, en

    besluit van 10 oktober 1990 ( nog niet verschenen in het Publikatieblad ).

    ( 3 ) PB nr . C 194 van 31 . 7 . 1989, blz . 3 .

    ( 4 ) PB nr . L 228 van 16 . 8 . 1973, blz . 3 .

    ( 5 ) PB nr . L 172 van 4 . 7 . 1988, blz . 1 .

    ( 1 ) PB nr . L 151 van 7 . 6 . 1978, blz . 25 .

    ( 2 ) PB nr . L 103 van 2 . 5 . 1972, blz . 1 .

    ( 3 ) PB nr . L 129 van 19 . 5 . 1990, blz . 33 .

    ( 4 ) PB nr . L 8 van 11 . 1 . 1984, blz . 17 .

    ( 1 ) PB nr . L 193 van 18 . 7 . 1983, blz . 1 .

    ( 1 ) Van deze richtlijn is op 20 november 1990 kennis gegeven .

    Top