EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21996D0213(01)

Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie

PB L 13 van 17.1.2014, p. 74–121 (BG, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, RO, SK, SL)
PB L 35 van 13.2.1996, p. 1–46 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1995/1(5)/oj

21996D0213(01)

Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie

Publicatieblad Nr. L 035 van 13/02/1996 blz. 0001 - 0047


BESLUIT Nr. 1/95 VAN DE ASSOCIATIERAAD EG-TURKIJE van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie (96/142/EG)

DE ASSOCIATIERAAD EG-TURKIJE,

Gelet op de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, hierna te noemen "de Overeenkomst van Ankara",

Overwegende dat de doelstellingen van de Overeenkomst van Ankara, inzonderheid die vermeld in artikel 29, onverminderd van belang blijven nu er in Europa diepgaande politieke en economische veranderingen plaatsvinden;

Herinnerend aan zijn resolutie van 8 november 1993, waarin hij opnieuw de wil van de partijen heeft bevestigd om tot de douane-unie toe te treden, overeenkomstig het tijdschema en de bepalingen die in de Overeenkomst van Ankara en het Aanvullende Protocol zijn vastgesteld;

Overwegende dat de betrekkingen in het kader van de associatie als bedoeld in artikel 5 van de Overeenkomst van Ankara in hun op de douane-unie gegrondveste slotfase zijn getreden, waardoor de overgangsfase wordt afgesloten door het vervullen door beide partijen, van hun wederkerige verplichtingen en hetgeen leidt tot de vaststelling van de voorwaarden voor de daadwerkelijke werking van de douane-unie in het kader van de Overeenkomst van Ankara en het Aanvullend Protocol;

Overwegende dat de douane-unie uit politiek en economisch oogpunt een belangrijke kwalitatieve stap in de betrekkingen in het kader van de associatie tussen de partijen betekent,

In Brussel bijeen op 6 maart 1995,

BESLUIT:

Artikel 1

Onverminderd de bepalingen van de Overeenkomst van Ankara en de aanvullende en complementaire protocollen daarop, stelt de Associatieraad hierbij de regels voor de tenuitvoerlegging van de slotfase van de in de artikelen 2 en 5 van voornoemde overeenkomst voorziene douane-unie vast.

HOOFDSTUK I

VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN EN HANDELSPOLITIEK

Artikel 2

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op andere produkten dan landbouwprodukten, zoals omschreven in artikel 11 van de Associatieovereenkomst. De bijzondere bepalingen betreffende landbouwprodukten vormen het voorwerp van hoofdstuk II van dit besluit.

Artikel 3

1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op goederen:

- die in de Gemeenschap of Turkije zijn voortgebracht, met inbegrip van goederen die geheel of gedeeltelijk zijn verkregen uit produkten uit derde landen die zich in de Gemeenschap of Turkije in het vrije verkeer bevinden;

- uit derde landen die zich in de Gemeenschap of Turkije in het vrije verkeer bevinden.

2. Als zich bevindende in het vrije verkeer in de Gemeenschap of Turkije worden beschouwd de produkten uit derde landen waarvoor in de Gemeenschap of Turkije de invoerformaliteiten zijn verricht en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan en waarvoor geen gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten of heffingen is verleend.

3. Het douanegebied van de douane-unie omvat:

- het douanegebied van de Gemeenschap, zoals omschreven in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanerecht (1);

- het douanegebied van Turkije.

4 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn eveneens van toepassing op in de Gemeenschap of Turkije verkregen goederen bij de vervaardiging waarvan produkten uit derde landen zijn gebruikt, die zich noch in de Gemeenschap noch in Turkije in het vrije verkeer bevonden.

Willen deze bepalingen evenwel op bedoelde goederen van toepassing zijn, dan moeten in het land van uitvoer de invoerformaliteiten zijn vervuld en de douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan, die gelden voor de produkten uit derde landen welke bij de vervaardiging van deze goederen werden gebruikt.

5. Indien het land van uitvoer de bepalingen van lid 4, tweede alinea, niet toepast, worden de in lid 4, eerste alinea, bedoelde goederen niet als zich in het vrije verkeer bevindende beschouwd en past het land van invoer derhalve de voor goederen uit derde landen geldende douanewetgeving toe.

6. Het bij Besluit nr. 2/69 van de Associatieraad opgerichte Comité voor samenwerking op douanegebied stelt de methoden voor administratieve samenwerking inzake de toepassing van de leden 1, 2 en 4 vast.

DEEL I

Afschaffing van de douanerechten en heffingen van gelijke werking

Artikel 4

De in- en uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking als een douanerecht tussen de Gemeenschap en Turkije worden bij het van kracht worden van dit besluit volledig opgeheven. De Gemeenschap en Turkije onthouden zich er vanaf die datum van nieuwe in- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking in te voeren. Deze bepalingen gelden eveneens voor de douanerechten van fiscale aard.

DEEL II

Afschaffing van de kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking

Artikel 5

Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de overeenkomstsluitende partijen verboden.

Artikel 6

Kwantitatieve uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de overeenkomstsluitende partijen verboden.

Artikel 7

De bepalingen van de artikelen 5 en 6 vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen vormen.

Artikel 8

1. Binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit neemt Turkije de communautaire instrumenten betreffende de afschaffing van de technische handelsbelemmeringen in zijn interne rechtsorde op.

2. De lijst van deze instrumenten en de voorwaarden en gedetailleerde regelingen voor hun toepassing door Turkije worden binnen een termijn van één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit bij besluit van de Associatieraad vastgesteld.

3. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de toepassing door Turkije vanaf de inwerkingtreding van dit besluit van communautaire instrumenten die als bijzondere belangrijk worden beschouwd.

4. Partijen onderstrepen het belang van hun daadwerkelijke samenwerking op het gebied van normalisatie, metrologie en ijking, kwaliteit, erkenning, keuring en certificatie.

Artikel 9

Wanneer Turkije de bepalingen van het communautaire instrument of de communautaire instrumenten die nodig zijn voor de opheffing van de technische belemmeringen voor de handel in een bepaald produkt in werking heeft doen treden, vindt de handel in dat produkt tussen de overeenkomstsluitende partijen plaats overeenkomstig de in die instrumenten vastgestelde voorwaarden, onverminderd de toepassing van het bepaalde in dit besluit.

Artikel 10

1. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit onthoudt Turkije zich in de periode, vereist voor de toepassing door dit land van de in artikel 9 bedoelde instrumenten, van belemmering van de verhandeling of het in gebruik stellen op zijn grondgebied van produkten uit de Gemeenschap waarvan de conformiteit met communautaire richtlijnen tot vaststelling van de eisen waaraan deze produkten moeten voldoen, werd aangetoond overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde voorwaarden en procedures.

2. In afwijking van lid 1 kan Turkije wanneer het vaststelt dat een produkt, waarvan de conformiteit met de communautaire richtlijnen overeenkomstig lid 1 werd aangetoond en dat overeenkomstig zijn bestemming werd gebruikt, niet beantwoordt aan een van de in artikel 7 bedoelde eisen alle dienstige maatregelen treffen overeenkomstig de in lid 3 voorziene voorwaarden en procedures om bedoeld produkt uit de markt te nemen, de verhandeling of het in gebruik stellen ervan te verbieden of te beperken.

3. a) Indien Turkije overweegt een maatregel krachtens lid 2 te nemen, stelt het de Gemeenschap hiervan onverwijld in kennis via het Gemengd Comité van de douane-unie en verstrekt het alle ter zake doende inlichtingen.

b) De overeenkomstsluitende partijen treden onmiddellijk in overleg in het kader van het Gemengd Comité van de douane-unie om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

c) Turkije mag geen maatregel als bedoeld in lid 2 nemen vóór het verstrijken van één maand na de datum van de in lid 3, onder a), bedoelde kennisgeving, tenzij de in lid 3, onder b), bedoelde overlegprocedure vóór het verstrijken van de termijn werd afgerond. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden die onmiddellijke maatregelen vereisen, voorafgaand onderzoek onmogelijk maken, mag Turkije de strikt noodzakelijke maatregel om de situatie te verhelpen onverwijld nemen.

d) Turkije stelt het Gemengd Comité van de douane-unie onverwijld in kennis van de maatregel die het heeft getroffen en verstrekt alle ter zake doende inlichtingen.

e) De Gemeenschap kan het Gemengd Comité van de douane-unie te allen tijde verzoeken een dergelijke maatregel te onderzoeken.

4. De bepalingen van de leden 1 en 2 zijn mutatis mutandis van toepassing op levensmiddelen.

Artikel 11

Tijdens de periode vereist voor de toepassing door Turkije van de in artikel 9 bedoelde instrumenten zal de Gemeenschap de resultaten aanvaarden van de in Turkije toegepaste procedures voor het beoordelen van de conformiteit van industrieprodukten met de eisen van het Gemeenschapsrecht, mits die procedures in overeenstemming zijn met de in de Gemeenschap geldende voorschriften en met dien verstande dat met betrekking tot de sector motorvoertuigen Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (2) in Turkije van toepassing is.

DEEL III

Handelspolitiek

Artikel 12

1. Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit past Turkije ten aanzien van landen die geen lid van de Gemeenschap zijn, bepalingen en uitvoeringsmaatregelen toe die wezenlijk dezelfde zijn als de bepalingen van de handelspolitiek van de Gemeenschap vervat in de volgende verordeningen:

- Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad (3) (gemeenschapelijke regeling voor de invoer);

- Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad (4) (gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen);

- Verordening (EG) nr. 520/94 van de Raad (5) (communautaire procedure voor het beheer van de kwantitatieve contingenten) (uitvoerbepalingen: Verordening (EG) nr. 738/94 van de Commissie (6));

- Verordeningen (EG) nr. 3283/94 (7) en (EG) nr. 3284/94 (8) van de Raad (beschermende maatregelen tegen dumping en subsidiëring);

- Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad (9) (communautaire procedures op het gebied van het handelsbeleid);

- Verordening (EEG) nr. 2603/69 van de Raad (10) (gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer);

- Beschikking 93/112/EEG van de Raad (11) (door de overheid gesteunde exportkredieten);

- Verordening (EG) nr. 3036/94 van de Raad (12) (regeling voor passieve veredeling van textielprodukten en kleding);

- Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad (13) (invoer van textielprodukten binnen het conventionele kader);

- Verordening (EG) nr. 517/94 van de Raad (14) (invoer van textielprodukten onder autonome voorwaarden;

- Verordening (EEG) nr. 3951/92 van de Raad (15) (textielinvoer uit Taiwan).

2. In overeenstemming met de voorschriften van artikel XXIV van de GATT zal Turkije vanaf het van kracht worden van dit besluit in de textielsector substantieel dezelfde handelspolitiek als de Gemeenschap toepassen, mede omvattende de overeenkomsten of regelingen inzake de handel in textiel- en kledingprodukten. De Gemeenschap zal Turkije de noodzakelijke medewerking bieden om dit doel te bereiken.

3. Zolang Turkije deze regelingen niet heeft getroffen, zal het huidige systeem van certificaten van oorsprong voor de uitvoer van textiel- en kledingprodukten uit Turkije in de Gemeenschap van kracht blijven en zullen produkten die niet van oorsprong uit Turkije zijn, onderworpen blijven aan de toepassing van de handelspolitik van de Gemeenschappen ten opzichte van de derde landen in kwestie.

4. De bepalingen van dit besluit vormen geen beletsel voor de tenuitvoerlegging door de Gemeenschap en Japan van hun regeling inzake de handel in motorvoertuigen, als bedoeld in de bijlage bij de aan de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie gehechte Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.

Voor de inwerkingtreding van dit besluit stellen Turkije en de Gemeenschap de samenwerkingsvoorwaarden vast teneinde schendingen van bovengenoemde regeling te voorkomen.

Bij gebrek aan dergelijke voorwaarden behoudt de Gemeenschap zich het recht voor om met betrekking tot de invoer in haar grondgebied alle maatregelen te nemen die voor de toepassing van die regeling vereist zijn.

DEEL IV

Gemeenschappelijk douanetarief en preferentieël tariefbeleid

Artikel 13

1. Op de datum van inwerkingtreding van dit besluit richt Turkije zich ten opzichte van landen die geen lid van de Gemeenschap zijn, naar het gemeenschappelijk douanetarief.

2. Turkije wijzigt zijn douanetarief telkens wanneer zulks nodig is om rekening te houden met wijzigingen in het gemeenschappelijk douanetarief.

3. Het Comité voor samenwerking op douanegebied stelt de geschikte maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 en 2 vast.

Artikel 14

1. Turkije wordt tijdig op de hoogte gesteld van door de Gemeenschap genomen besluiten tot wijziging van het gemeenschappelijk douanetarief, tot opschorting of wederinstelling van rechten en betreffende tariefcontingenten of tariefplafonds om dit land in staat te stellen het Turkse douanetarief gelijktijdig aan het gemeenschappelijk douanetarief aan te passen. Met het oog daarop wordt voorafgaand overleg gepleegd in het Gemengd Comité van de douane-unie.

2. Indien gelijktijdige aanpassing van het Turkse douanetarief aan het gemeenschappelijk douanetarief niet mogelijk is, kan het Gemengd Comité van de douane-unie besluiten een termijn voor de uitvoering van de aanpassing toe te kennen. Onder geen enkele omstandigheid kan het Gemengd Comité van de douane-unie Turkije toestaan om voor enig produkt een lager douanetarief dan het gemeenschappelijk douanetarief toe te passen.

3. Indien Turkije tijdelijk wenst over te gaan tot opschorting of wederinstelling van rechten, andere dan de in lid 1 bedoelde, stelt het de Gemeenschap daarvan onmiddellijk in kennis. Overleg over voornoemde besluiten wordt gepleegd in het Gemengd Comité van de douane-unie.

Artikel 15

In afwijking van artikel 13 en in overeenstemming met artikel 19 van het Aanvullend Protocol kan Turkije tot 1 januari 2001 hogere douanerechten dan het gemeenschappelijk douanetarief handhaven jegens derde landen voor produkten waarover de Associatieraad overeenstemming heeft bereikt.

Artikel 16

1. Met het oog op harmonisatie van zijn handelspolitiek met die van de Gemeenschap past Turkije zich binnen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit geleidelijk aan de preferentiële douaneregeling van de Gemeenschap aan. Deze aanpassing zal zowel betrekking hebben op de autonome regelingen als op de preferentiële overeenkomsten met derde landen. Daartoe zal Turkije de nodige maatregelen nemen en met de betrokken landen onderhandelen over overeenkomsten op basis van reciprociteit. De Associatieraad gaat regelmatig na welke vooruitgang er is geboekt.

2. In elk van de in lid 1 genoemde gevallen wordt de toekenning van deze tariefpreferenties afhankelijk gesteld van het in acht nemen van dezelfde bepalingen betreffende de oorsprong van produkten als die welke voorwaarde zijn voor de toekenning van deze preferenties door de Gemeenschap.

3. a) Wanneer Turkije tijdens de in lid 1 bedoelde periode een tariefbeleid handhaaft dat verschilt van dat van de Gemeenschap, worden goederen die uit derde landen in de Gemeenschap worden ingevoerd en in het vrije verkeer worden gebracht met toepassing van een preferentiële behandeling op grond van hun land van oorsprong of uitvoer aan een compenserende heffing onderworpen indien zij onder de volgende omstandigheden in Turkije worden ingevoerd:

- zij zijn ingevoerd uit landen waaraan Turkije niet dezelfde preferentiële tariefbehandeling toekent,

- er kan worden vastgesteld dat zij uit die landen zijn ingevoerd,

- het in Turkije voor deze goederen te betalen recht ten minste vijf procentpunten hoger is dan het in de Gemeenschap geldende recht, en

- er een belangrijke verstoring van de handelsstromen met betrekking tot deze goederen werd geconstateerd.

b) Het Gemengd Comité van de douane-unie stelt de lijst van de goederen waarop de compenserende heffing van toepassing is op en stelt het bedrag van de heffing vast.

DEEL V

Verwerkte landbouwprodukten die niet onder bijlage II van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen

Artikel 17

De bepalingen van dit deel zijn van toepassing op de produkten die zijn opgenomen in bijlage 1.

Artikel 18

Artikel 13 vormt geen beletsel voor de toepassing door Turkije van een landbouwelement op de in bijlage 1 bedoelde goederen die uit derde landen worden ingevoerd. Het landbouwelement wordt in overeenstemming met artikel 9 vastgesteld.

Artikel 19

1. Het op de invoer van een goed in Turkije van toepassing zijnde landbouwelement wordt verkregen door optelling van de hoeveelheden basislandbouwprodukten die worden geacht te zijn gebruikt bij de vervaardiging van het bedoelde goed, vermeningvuldigd met het in lid 3 vastgestelde basisbedrag voor elk van die basislandbouwprodukten.

2. a) De in aanmerking te nemen basislandbouwprodukten zijn in bijlage 2 vermeld.

b) De in aanmerking te nemen hoeveelheden basislandbouwprodukten zijn die welke in bijlage 3 zijn vermeld.

c) Voor goederen die behoren tot onderverdelingen waarvoor in bijlage 3 wordt verwezen naar bijlage 4, worden in laatstgenoemde bijlage de in aanmerking te nemen hoeveelheden vastgesteld. De aanvullende codes, die voor deze goederen naar gelang van hun samenstelling gelden, zijn in bijlage 4 vermeld.

3. Het basisbedrag voor elk basislandbouwprodukt is het bedrag van de belasting die van toepassing is op de invoer in Turkije van dat landbouwprodukt, van oorsprong uit niet-preferentiële derde landen, tijdens de voor landbouwprodukten geldende referentieperiode. Deze basisbedragen zijn in bijlage 5 opgenomen.

Artikel 20

1. Artikel 4 vormt geen beletsel voor de toepassing door Turkije en de Gemeenschap, in hun onderlinge handelsverkeer, van landbouwelementen die overeenkomstig onderstaande bepalingen zijn vastgesteld.

2. Deze landbouwelementen, eventueel verlaagd onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 22, zijn alleen van toepassing op goederen die onder bijlage 1 vallen.

3. De Gemeenschap past op Turkije dezelfde specifieke rechten toe die overeenkomen met het op derde landen van toepassing zijnde landbouwelement.

4. Turkije past op de invoer vanuit de Gemeenschap het in overeenstemming met artikel 19 toegepaste landbouwelement toe.

Artikel 21

Onverminderd de bepalingen van dit besluit wordt voor de in bijlage 6/tabel 1 en bijlage 6/tabel 2 vermelde goederen voorzien in een afwijkende regeling waarbij de belastingen bij invoer in Turkije in drie fasen worden verlaagd over een periode van drie jaar voor eerstgenoemde produkten en over een periode van één jaar voor laatstgenoemde produkten. De hoogte van die belastingen bij invoer is in bijlage 6/tabel 1 en bijlage 6/tabel 2 vastgesteld.

Aan het eind van de relevante periodes zijn de bepalingen van dit deel ten volle van toepassing.

Artikel 22

1. Wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Turkije de belasting op een basislandbouwprodukt wordt verlaagd, worden het in artikel 20, lid 4, voor de invoer in Turkije vastgestelde landbouwelement of dat bedoeld in artikel 20, lid 3, voor de invoer in de Gemeenschap in gelijke mate verlaagd.

2. Worden de in lid 1 bedoelde verlagingen toegestaan in het kader van een contingent, dan worden de lijst van de goederen en de hoeveelheden die voor de verlaging van het landbouwelement in aanmerking komen door de Associatieraad vastgesteld.

3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 hierboven is van toepassing op de in artikel 21 bedoelde belastingen bij invoer.

Artikel 23

Wanneer de invoer van één of meer van de produkten die onder de afwijkende regeling vallen in Turkije ernstige verstoringen veroorzaakt of dreigt te veroorzaken waardoor de doelstellingen van de douane-unie voor verwerkte landbouwprodukten in gevaar kunnen komen, wordt in het ter zake bevoegde comité tussen de partijen vooroverleg gepleegd om tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.

Wordt een dergelijke oplossing niet gevonden dan kan het Gemengd Comité van de douane-unie passende middelen voorstellen om de goede werking van de douane-unie te bewerkstelligen zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 63.

HOOFDSTUK II

LANDBOUWPRODUKTEN

Artikel 24

1. De Associatieraad bevestigt opnieuw het gemeenschappelijke doel van de partijen om te komen tot vrij onderling verkeer van landbouwprodukten, als bepaald in de artikelen 32 tot en met 35 van het Aanvullend Protocol.

2. De Associatieraad stelt vast dat een aanvullende periode vereist is om de voorwaarden te creëren die nodig zijn om het vrij verkeer van deze produkten tot stand de brengen.

Artikel 25

1. Turkije past zijn beleid aan met het oog op de aanvaarding van de maatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die nodig zijn om vrij verkeer van landbouwprodukten tot stand te brengen. Turkije stelt de Gemeenschap in kennis van de in dat verband genomen besluiten.

2. De Gemeenschap houdt bij het ontwikkelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zoveel mogelijk rekening met de bepalingen van de Turkse landbouw en legt Turkije de voorstellen voor van de Commissie die verband houden met deze ontwikkeling, alsook de op basis van deze voorstellen genomen besluiten.

3. In het kader van de Associatieraad kan er overleg worden gevoerd over de in punt 2 bedoelde voorstellen en besluiten en over de maatregelen die Turkije op landbouwgebied overweegt te nemen, overeenkomstig punt 1.

Artikel 26

De Gemeenschap en Turkije verbeteren geleidelijk op een wederzijds gunstige basis de preferentiële regeling welke zij elkaar met betrekking tot de handel in landbouwprodukten toekennen. De Associatieraad bestudeert geregeld de in deze preferentiële regeling aangebrachte verbeteringen.

Artikel 27

De Associatieraad stelt de bepalingen vast die nodig zijn voor de verwezenlijking van het vrij verkeer van landbouwprodukten tussen de Gemeenschap en Turkije, zodra hij heeft vastgesteld dat Turkije de in artikel 23, lid 1, bedoelde maatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft goedgekeurd.

HOOFDSTUK III

DOUANEVOORSCHRIFT

Artikel 28

1. Turkije voert met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit de volgende bepalingen in, die gebaseerd zijn op Verordening (EEG) nr. 2913/92 en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (16):

a) de oorsprong van goederen;

b) de douanewaarde van goederen;

c) het binnenbrengen van goederen in het gebied van de douane-unie;

d) de douane-aangifte;

e) het in het vrije verkeer brengen;

f) de opschortende regelingen en de economische douaneregelingen;

g) het goederenverkeer;

h) de douaneschuld;

i) het recht op beroep.

2. Turkije neemt de nodige maatregelen om met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit voorschriften uit te voeren gebaseerd op:

a) Verordening (EEG) nr. 3842/86 van de Raad van 1 december 1986 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen van namaakartikelen te verbieden (17) en van Verordening (EEG) nr. 3077/87 van de Commissie van 14 oktober 1987 betreffende de uitvoeringsbepalingen van deze verordening (18);

b) Verordening (EEG) nr. 918/93 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (19) en de Verordeningen (EEG) nr. 2287/83, (EEG) nr. 2288/83, (EEG) nr. 2289/83 en (EEG) nr. 2290/83 van de Commissie van 29 juli 1983 betreffende de uitvoeringsbepalingen van deze verordening (20);

c) Verordening (EEG) nr. 616/78 van de Raad van 20 maart 1978 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde in de Gemeenschap ingevoerde textielprodukten van de hoofdstukken 51 en 53 tot en met 62 van het gemeenschappelijk douanetarief en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard (21).

3. Het Samenwerkingscomité voor douane stelt met het oog op de toepassing van de bepalingen van de punten 1 en 2 de passende maatregelen vast.

Artikel 29

De wederzijdse bijstand op douanegebied tussen de administratieve instanties van de overeenkomstsluitende partijen wordt geregeld in bijlage 7, die, wat de Gemeenschap betreft, betrekking heeft op aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

Artikel 30

Het Samenwerkingscomité voor douane werkt vóór de inwerkingtreding van dit besluit de passende bepalingen uit met betrekking tot de wederzijdse bijstand op het gebied van de inning van schuldvorderingen.

HOOFDSTUK IV

AANPASSING VAN WETGEVING

DEEL I

Bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom

Artikel 31

1. De partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan het waarborgen van toereikende en doeltreffende bescherming en tenuitvoerlegging van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten.

2. De partijen erkennen dat het voor een goede werking van de douane-unie noodzakelijk is een gelijkwaardig niveau van doeltreffende bescherming van intellectuele eigendomsrechten te bieden in beide samenstellende delen van de douane-unie. Zij verbinden zich ertoe de in bijlage 8 vastgestelde verplichtingen na te komen.

DEEL II

Mededinging

A. Mededingingsvoorschriften van de douane-unie

Artikel 32

1. Onverenigbaar met de goede werking van de douane-unie en derhalve verboden, voor zover de handel tussen de Gemeenschap en Turkije daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, zijn;

alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst, met name die welke bestaan in:

a) het rechtstreeks of onrechtstreeks bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;

b) het beperken of controleren van produktie, afzet, technische ontwikkeling of investeringen;

c) het verdelen van markten of voorzieningsbronnen;

d) het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijke prestaties, hun daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging;

e) het afhankelijk stellen van de sluiting van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties die naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2. De Overeenkomsten en besluiten die krachtens dit artikel zijn verboden, zijn van rechtswege nietig.

3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verkaard:

- voor elke overeenkomst of categorie van overeenkomsten tussen ondernemingen,

- voor elk besluit of categorie van besluiten tussen ondernemersverenigingen, en

- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of categorie van gedragingen

die, respectievelijk dat, bijdraagt tot verbetering van de produktie of de distributie van goederen of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt:

a) zonder echter aan de betrokken ondernemingen beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) zonder de mogelijkheid te geven voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

Artikel 33

1. Onverenigbaar met de goede werking van de douane-unie en verboden, voor zover de handel tussen de Gemeenschap en Turkije daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het misbruik maken door een of meer ondernemingen van een machtspositie op het grondgebied van de Gemeenschap en/of van Turkije of op een wezenlijk deel daarvan.

2. Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) het rechtstreeks of onrechtstreeks opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;

b) het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;

c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijke prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

d) het afhankelijk stellen van de sluiting van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties die naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

Artikel 34

1. Voor zover de handel tussen de Gemeenschap en Turkije daardoor ongunstig wordt beïnvloed, zijn steunmaatregelen van de Lid-Staten van de Gemeenschap of van Turkije, in welke vorm dan ook, met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of van de produktie van bepaalde goederen, onverenigbaar met de goede werking van de douane-unie.

2. Met de werking van de douane-unie zijn verenigbaar:

a) steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers, op voorwaarde dat deze worden toegepast zonder onderscheid naar de oorsprong van de produkten;

b) steunmaatregelen tot herstel van schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen;

c) steun voor de economie van bepaalde regio's in de Bondsrepubliek Duitsland die van de verdeling van Duitsland nadeel hebben ondervonden, voor zover deze steun noodzakelijk is om de economische nadelen die door deze verdeling werden veroorzaakt, te compenseren;

d) gedurende vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, steunmaatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van minder ontwikkelde regio's van Turkije, mits daardoor de omstandigheden waarin het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Turkije plaatsvindt, niet zodanig ongunstig worden beïnvloed dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad.

3. Als verenigbaar met de werking van de douane-unie kunnen worden beschouwd:

a) steunmaatregelen overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Aanvullend Protocol, ter bevordering van de economische ontwikkeling van gebieden waar de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst;

b) steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een Lid-Staat van de Gemeenschap of Turkije op te heffen;

c) gedurende vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit steunmaatregelen overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Aanvullend Protocol, ter verwezenlijking van structurele aanpassingen die als gevolg van de totstandkoming van de douane-unie vereist zijn. Na afloop van de genoemde periode evalueert de Associatieraad de toepassing van deze clausule;

d) steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische activiteit of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits daardoor de omstandigheden waarin het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Turkije plaatsvindt, niet zodanig ongunstig worden beïnvloed dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad;

e) steunmaatregelen ter bevordering van de cultuur, mits daardoor de omstandigheden waarin het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Turkije plaatsvindt, niet zodanig ongunstig worden beïnvloed dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad;

f) andere soorten steunmaatregelen aangewezen door de Associatieraad.

Artikel 35

Feitelijke gedragingen die in strijd zijn met de artikelen 32, 33 en 34 worden beoordeeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 85, 86 en 92 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de secundaire wetgeving ter zake.

Artikel 36

De Partijen wisselen informatie uit, waarbij zij de beperkingen in acht nemen die door de vereisten van het beroeps- en bedrijfsgeheim worden opgelegd.

Artikel 37

1. Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de douane-unie stelt de Associatieraad bij besluit de uitvoeringsbepalingen vast van de artikelen 32, 33 en 34 en de daarmee verband houdende gedeelten van artikel 35. Deze bepalingen worden gebaseerd op die welke in de Gemeenschap reeds van kracht zijn; hierbij wordt onder andere de taak van elk van de op het gebied van de mededinging bevoegde instanties vastgesteld.

2. Totdat deze bepalingen zijn vastgesteld:

a) oordelen de autoriteiten van de Gemeenschap of Turkije over de toelaatbaarheid van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, alsmede over misbruik van een machtspositie overeenkomstig de artikelen 32 en 33;

b) worden de bepalingen van de GATT-overeenkomst inzake subsidie toegepast als uitvoeringsbepalingen van artikel 34.

Artikel 38

1. Indien de Gemeenschap of Turkije van oordeel is dat een bepaalde gedraging onverenigbaar is met het in de artikelen 32, 33 en 34 bepaalde, en

- dat in deze gedraging niet op bevredigende wijze door de in artikel 37 bedoelde uitvoeringsbepalingen wordt voorzien,

of

- indien dergelijke uitvoeringsbepalingen ontbreken, en deze gedraging leidt of dreigt te leiden tot ernstig nadeel voor de belangen van de andere partij of aanmerkelijke schade voor de binnenlandse industrie van de andere partij,

kan de Gemeenschap of Turkije passende maatregelen nemen, na overleg in het Gemengd Comité van de douane-unie, dan wel vanaf 45 werkdagen nadat deze aangelegenheid voor overleg aan het Gemengd Comité is voorgelegd. Hierbij wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de douane-unie het minst verstoren.

2. Indien gedragingen onverenigbaar zijn met artikel 34, mogen dergelijke passende maatregelen, voor zover de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel hierop van toepassing is, uitsluitend worden getroffen overeenkomstig de procedure en voorwaarden die zijn vastgesteld bij de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel en alle andere desbetreffende instrumenten die in het kader daarvan tot stand zijn gekomen en tussen de partijen van toepassing zijn.

B. Aanpassing van wetgeving

Artikel 39

1. Ten behoeve van de totstandkoming van de economische integratie die het doel is van de douane-unie, ziet Turkije erop toe dat zijn wetgeving op het gebied van mededingingsvoorschriften verenigbaar wordt gemaakt met die van de Gemeenschap en dat deze effectief zal worden toegepast.

2. Teneinde aan de verplichtingen van lid 1 te voldoen:

a) stelt Turkije vóór de douane-unie in werking treedt een wetgeving vast waarbij gedragingen van ondernemingen onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag worden verboden. Turkije ziet er voorts op toe dat uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van de douane-unie de beginselen die vervat zijn in verordeningen inzake generieke vrijstelling die in de Gemeenschap van kracht zijn, alsmede het jurisprudentierecht dat door de EG-autoriteiten is ontwikkeld, in Turkije worden toegepast. De Gemeenschap stelt Turkije zo spoedig mogelijk in kennis van alle procedures tot goedkeuring, intrekking of wijziging door de Gemeenschap van verordeningen inzake generieke vrijstelling die na de inwerkingtreding van de dounae-unie worden ingeleid. Uiterlijk één jaar na deze kennisgeving dient Turkije, indien noodzakelijk, zijn wetgeving te hebben aangepast;

b) stelt Turkije vóór de douane-unie in werking treedt een ten aanzien van mededinging bevoegde instantie in, die deze regels en beginselen daadwerkelijk toepast;

c) past Turkije vóór de inwerkingtreding van dit besluit al zijn steunregelingen voor de textiel- en kledingsector aan aan de regels die zijn vervat in alle desbetreffende EG-kaderregelingen en -richtsnoeren uit hoofde van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag. Turkije stelt de Gemeenschap in kennis van al zijn overeenkomstig die kaderregelingen en richtsnoeren aangepaste steunregelingen voor deze sector. De Gemeenschap stelt Turkije zo spoedig mogelijk in kennis van alle procedures tot goedkeuring, intrekking of wijziging door de Gemeenschap van dergelijke kaderregelingen en richtsnoeren die na de inwerkingtreding van de douane-unie worden ingeleid. Uiterlijk één jaar na deze kennisgeving dient Turkije zijn wetgeving te hebben aangepast;

d) past Turkije uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de douane-unie alle steunregelingen voor andere sectoren dan de textiel- en kledingsector aan aan de regels die zijn vervat in de EG-kaderregelingen en -richtsnoeren uit hoofde van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag. De Gemeenschap stelt Turkije zo spoedig mogelijk in kennis van alle procedures tot goedkeuring, intrekking of wijziging door de Gemeenschap van dergelijke kaderregelingen en richtsnoeren. Uiterlijk één jaar na deze kennisgeving dient Turkije zijn wetgeving te hebben aangepast;

e) stelt Turkije uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de douane-unie de Gemeenschap in kennis van alle overeenkomstig punt d) aangepaste steunregelingen die in Turkije van kracht zijn. Indien na de inwerkingtreding van de douane-unie een nieuwe steunregeling wordt ingevoerd, stelt Turkije de Gemeenschap daarvan zo spoedig mogelijk in kennis;

f) stelt Turkije de Gemeenschap vooraf in kennis van elke individuele steun aan een onderneming of een groep ondernemingen, waarvoor krachtens EG-kaderregelingen of richtsnoeren een meldingsplicht zou bestaan indien de steun werd toegekend door een Lid-Staat, en van individuele steun, buiten het kader van EG-kaderregelingen of -richtsnoeren, voor een bedrag van meer dan 12 miljoen ecu, waarvoor krachtens EG-wetgeving een meldingsplicht zou bestaan indien de steun werd toegekend door een Lid-Staat.

Ten aanzien van door de Lid-Staten verleende individuele steun waarvoor uit hoofde van artikel 93 van het EG-Verdrag een onderzoek door de Commissie vereist is, wordt Turkije ingelicht op dezelfde basis als de Lid-Staten.

3. De Gemeenschap en Turkije stellen elkaar in kennis van alle wijzigingen van hun wetgeving betreffende concurrentiebeperkende gedragingen van ondernemingen. Zij lichten elkaar tevens in over gevallen waarin deze wetgeving is toegepast.

4. Met betrekking tot inlichtingen die zijn verstrekt op grond van lid 2, punten c), e) en f), van dit artikel, heeft de Gemeenschap het recht bezwaar te maken tegen door Turkije verleende steun die zij, indien die steun door een Lid-Staat was verleend, in strijd zou hebben geacht met de EG-wetgeving. Indien Turkije het niet eens is met het standpunt van de Gemeenschap uit hoofde van lid 4 van dit artikel, en indien de zaak niet binnen dertig dagen is bijgelegd, hebben de Gemeenschap en Turkije ieder het recht de zaak aan een arbitrage-instantie voor te leggen.

5. Turkije is gerechtigd bezwaar te maken tegen door een Lid-Staat verleende steun die volgens Turkije in strijd is met de EG-wetgeving, en deze zaak voor te leggen aan de Associatieraad. Indien de zaak door de Associatieraad niet binnen drie maanden is opgelost, kan deze de zaak aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voorleggen.

Artikel 40

1. De Gemeenschap stelt Turkije zo spoedig mogelijk op de hoogte van elk besluit uit hoofde van de artikelen 85, 86 en 92 van het EG-Verdrag, dat van invloed is op de belangen van Turkije.

2. Turkije kan verzoeken te worden ingelicht over elk specifiek geval ten aanzien waarvan door de Gemeenschap op grond van de artikelen 85, 86 en 92 van het EG-Verordening een besluit is genomen.

Artikel 41

Ten aanzien van openbare ondernemingen of ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet Turkije erop toe dat uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van de douane-unie wordt voldaan aan de beginselen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 90, alsmede aan de beginselen die vervat zijn in de op grond daarvan ontwikkelde verordeningen en jurisprudentierecht.

Artikel 42

Turkije past, overeenkomstig de voorwaarden en het tijdschema die door de Associatieraad zijn vastgesteld, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, in zodanige zin dat uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tussen onderdanen van de Lid-Staten en van Turkije geen discriminatie meer bestaat ten aanzien van de voorwaarden voor levering en afzet.

Artikel 43

1. Indien de Gemeenschap of Turkije van oordeel is dat concurrentiebeperkende activiteiten die op het grondgebied van de andere partij worden uitgevoerd, haar, respectievelijk zijn belangen of die van haar, respectievelijk zijn ondernemingen benadelen, dan kan de ene partij de andere partij hiervan in kennis stellen en de mededingingsinstantie van de andere partij verzoeken passende tenuitvoerleggingsmaatregelen te nemen. Deze kennisgeving vermeldt zoveel mogelijk gegevens over de aard van de concurrentiebeperkende activiteiten en de gevolgen daarvan voor de belangen van de partij die de kennisgeving verricht; deze partij verklaart zich tevens bereid tot het verstrekken van alle verdere inlichtingen en het verlenen van alle verdere samenwerking.

2. Na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving en zodanig overleg als gezien de omstandigheden nodig en nuttig is, overweegt de mededingingsinstantie van de partij aan wie de kennisgeving is gericht of zij ten aanzien van de concurrentiebeperkende activiteiten die in de kennisgeving zijn vermeld, al dan niet zal overgaan tot tenuitvoerleggingsmaatregelen. De partij aan wie de kennisgeving is gericht, stelt de partij die de kennisgeving heeft verricht, in kennis van haar besluit. Indien tenuitvoerleggingsmaatregelen worden getroffen, stelt de partij aan wie de kennisgeving is gericht, de partij die de kennisgeving heeft verricht, op de hoogte van de resultaten daarvan en, voor zover mogelijk, van tussentijdse ontwikkelingen die van belang zijn.

3. Niets in dit artikel beperkt de bevoegdheid van de partij aan wie de kennnisgeving is gericht, om uit hoofde van haar mededingingswetgeving en tenuitvoerleggingsbeleid al dan niet over te gaan tot tenuitvoerleggingsmaatregelen ten aanzien van de concurrentiebeperkende activiteiten waarvan kennisgeving is gedaan, of belet de partij die de kennisgeving heeft verricht met betrekking tot deze concurrentiebeperkende activiteiten tot tenuitvoerleggingsmaatregelen over te gaan.

DEEL III

Handelsbeschermende instrumenten

Artikel 44

1. Op verzoek van een van de partijen wordt de toepassing van handelsbeschermende instrumenten die geen vrijwaringsmaatregelen zijn, door een verdragsluitende partij in haar betrekkingen met de andere door de Associatieraad geëvalueerd. Gedurende een dergelijke evaluatie kan de Associatieraad besluiten de toepassing van deze instrumenten op te schorten, mits de mededingingsvoorschriften, de controle op staatssteun en andere relevante onderdelen van het acquis communautaire die op de interne markt betrekking hebben, door Turkije ten uitvoer zijn gelegd en op de daadwerkelijke naleving daarvan door Turkije wordt toegezien, en er daardoor een garantie tegen oneerlijke concurrentie bestaat die vergelijkbaar is met die in de interne markt.

2. Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van anti-dumpingmaatregelen blijven de procedures van artikel 47 van het Aanvullend Protocol van toepassing.

Artikel 45

In afwijking van het bepaalde in deel II van hoofdstuk V zijn de in dat deel bedoelde procedures voor overleg en besluitvorming niet van toepassing op handelsbeschermende maatregelen die door de partijen worden genomen.

In het kader van de toepassing van handelspolitieke maatregelen ten opzichte van derde landen beijveren de partijen zich door middel van uitwisseling van informatie en overleg mogelijkheden te zoeken voor coördinatie van hun activiteiten, wanneer de omstandigheden en internationale verplichtingen zulks toelaten.

Artikel 46

In afwijking van het beginsel van het vrije verkeer van goederen, zoals dat in hoofdstuk I van dit besluit is vervat, geldt het volgende: wanneer een partij anti-dumpingmaatregelen neemt of heeft genomen, of andere maatregelen uit hoofde van de in artikel 44 bedoelde handelsbeschermende instrumenten, die zij toepast ten opzichte van de andere partij of derde landen, dan mag die partij op de invoer van de desbetreffende produkten uit het grondgebied van de andere partij die maatregelen toepassen. Zij stelt in zulke gevallen het Gemengd Comité hiervan op de hoogte.

Artikel 47

Bij het vervullen van de formaliteiten voor de invoer van produkten van een categorie waarvoor de in de voorgaande artikelen bedoelde handelsbeschermende maatregelen gelden, verzoeken de autoriteiten van het land van invoer de importeur op de douaneaangifte de oorsprong van de betrokken produkten aan te geven.

Wanneer daartoe op grond van ernstige, gefundeerde vermoedens een absolute noodzaak bestaat, mogen aanvullende bewijsstukken worden verlangd teneinde de werkelijke oorsprong van de betrokken goederen te verifiëren.

DEEL IV

Overheidsopdrachten

Artikel 48

Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit stelt de Associatieraad een datum vast voor het openen van onderhandelingen over wederzijdse openstelling van de markten voor overheidsopdrachten van de verdragsluitende partijen.

De Associatieraad evalueert jaarlijks de vorderingen op dit gebied.

DEEL V

Directe belastingen

Artikel 49

Geen van de bepalingen van dit besluit heeft als gevolg:

- dat fiscale voordelen die door een partij worden verleend uit hoofde van een overeenkomst of internationale regeling waardoor deze partij gebonden is, worden uitgebreid;

- dat de vaststelling of toepassing door een partij van een maatregel gericht op het voorkomen van belastingontwikkeling of belastingontduiking wordt verhinderd;

- dat inbreuk wordt gemaakt op het recht van een partij om de relevante bepalingen van haar belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die zich wat hun vestigingsplaats betreft niet in een identieke situatie bevinden.

Indirecte belatsingen

Artikel 50

1. Geen verdragsluitende partij heft op produkten van de andere partij, direct of indirect, binnenlandse belasting van welke aard dan ook die hoger is dan de direct of indirect geheven belasting op soortgelijke binnenlandse produkten.

Geen verdragsluitende partij heft een zodanige binnenlandse belasting op produkten van de andere partij dat andere produkten indirect worden beschermd.

2. Produkten die worden uitgevoerd naar het grondgebied van een van de partijen komen niet in aanmerking voor terugbetaling van indirecte belasting die hoger is dan de indirecte belasting die direct of indirect op die produkten wordt geheven.

3. De verdragsluitende partijen trekken alle op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande bepalingen in, die met de bovengenoemde regels in strijd zijn.

Artikel 51

De Associatieraad kan de verdragsluitende partijen aanbevelen maatregelen te nemen voor de onderlinge aanpassing van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op gebieden die niet onder dit besluit vallen maar rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de Associatie, en op gebieden die onder dit besluit vallen, maar waarvoor daarin geen specifieke procedure is vervat.

HOOFDSTUK V

INSTITUTIONELE BEPALINGEN

DEEL I

Het Gemengd Comité van de douane-unie EG-Turkije

Artikel 52

1. Overeenkomstig artikel 24 van de Associatie-Overeenkomst wordt een Gemengd Comité van de douane-unie EG-Turkije opgericht. Dit Comité wisselt ideeën en informatie uit, doet aanbevelingen aan de Associatieraad en brengt advies uit om de goede werking van de douane-unie te verzekeren.

2. De verdragsluitende partijen overleggen binnen het Comité over alle voor de tenuitvoerlegging van dit besluit relevante punten die een van de partijen voor problemen stellen.

3. Het Gemengde Comité van de douane-unie stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 53

1. Het Gemengd Comité van de douane-unie bestaat uit vertegenwoordigers van de verdragsluitende partijen.

2. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité van de douane-unie wordt bij toerbeurt vervuld voor een periode van zes maanden door de vertegenwoordiger van de Gemeenschap, te weten de Europese Commissie, en door de vertegenwoordiger van Turkije.

3. Voor de uitvoering van zijn taken komt het Gemengd Comité van de douane-unie in principe ten minste eenmaal per maand bijeen. Voorts komt het Comité bijeen op verzoek van de voorzitter of op verzoek van een van de verdragsluitende partijen, in overeenstemming met het reglement van orde.

4. Het Gemengd Comité van de douane-unie kan subcomités of werkgroepen instellen om het Comité bij te staan bij de vervulling van zijn taken. In het reglement van orde stelt het Comité de samenstelling en werking van deze subcomités en werkgroepen vast. Hun taken worden per geval omschreven door het Gemengd Comité van de douane-unie.

DEEL II

Overleg- en besluitvormingsprocedure

Artikel 54

1. Met betrekking tot de gebieden die rechtstreeks met de werking van de douane-unie verband houden, en onverminderd de verplichtingen die uit de Titels I tot en met IV voortvloeien, wordt maximale aanpassing van de Turkse wetgeving aan die van de Gemeenschap toegepast.

2. Als gebieden die rechtstreeks met de werking van de douane-unie verband houden, worden beschouwd: het handelsbeleid of overeenkomsten met derde landen die op de handel betrekking hebben (uitsluitend voor industrieprodukten), en wetgeving met betrekking tot het opheffen van technische handelsbelemmeringen voor industrieprodukten, wetgeving op het gebied van de concurrentie, wetgeving op het gebied van de bescherming van de intellectuele en industriële eigendom, en de douanewetgeving.

Naar gelang de associatie vordert, kan de Associatieraad besluiten de lijst van te harmoniseren gebieden uit te breiden.

3. Voor de toepassing van dit artikel blijven de bepalingen van de procedures van artikel 55 tot en met 60 gehandhaafd.

Artikel 55

1. Wanneer de Commissie van de Europese Gemeenschappen nieuwe wetgeving voorbereidt op een gebied dat rechtstreeks verband houdt met de werking van de douane-unie, en zij advies vraagt van deskundigen uit de Lid-Staten van de Gemeenschap, vraagt zij tevens op informele wijze Turkse deskundigen om advies.

2. Wanneer de Europese Commissie haar voorstel bij de Raad van de Europese Unie indient, zendt zij hiervan een afschrift aan Turkije.

3. De verdragsluitende partijen overleggen opnieuw, op verzoek van een van hen, binnen het Gemengd Comité van de douane-unie, tijdens de fase die voorafgaat aan het besluit van de Raad van de Europese Unie.

4. De verdragsluitende partijen werken te goeder trouw samen tijdens de fase van informatieverstrekking of overleg, opdat het uiteindelijke besluit zoveel mogelijk in overeenstemming is met een goede werking van de douane-unie.

Artikel 56

1. Wanneer de Gemeenschap een wettelijke maatregel vaststelt op een gebied dat rechtstreeks verband houdt met de werking van de douane-unie zoals omschreven in artikel 54, lid 2, stelt zij Turkije hiervan onmiddellijk in kennis binnen het Gemengd Comité van de douane-unie, opdat Turkije overeenkomstige wetgeving kan vaststellen, zodat de goede werking van de douane-unie gehandhaafd blijft.

2. Wanneer Turkije problemen ondervindt bij het vaststellen van overeenkomstige wetgeving spant het Gemengd Comité van de douane-unie zich in om een wederzijds bevredigende oplossing te vinden waarbij de goede werking van de douane-unie gehandhaafd blijft.

Artikel 57

1. Het in artikel 54 vervatte beginsel van maximale aanpassing doet geen afbreuk aan het recht van Turkije om, onverminderd de voor dit land uit de hoofdstukken I tot en met IV van dit besluit voortvloeiende verplichtingen, zijn wetgeving op gebieden die van rechtstreeks belang zijn voor de werking van de douane-unie te wijzigen, mits het Gemengd Comité van de douane-unie van tevoren tot de conclusie is gekomen dat de aldus gewijzigde wetgeving de goede werking van de douane-unie niet belemmert of dat Turkije zich aan de in de leden 2 tot en met 4 bedoelde procedures heeft gehouden.

2. Wanneer Turkije een nieuwe wetgeving overweegt op een gebied van rechtstreeks belang is voor de werking van de douane-unie, wint dit land informeel advies in bij de diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen over het betrokken wetgevingsontwerp, teneinde de Turkse wetgever in staat te stellen zijn besluit te nemen met volledige kennis van de gevolgen die dat voor de werking van de douane-unie zou kunnen hebben.

De overeenkomstsluitende partijen werken te goeder trouw samen, met het uiteindelijke oogmerk, de besluitvorming die het meest bevorderlijk is voor de goede werking van de douane-unie te vergemakkelijken.

3. Wanneer het wetsontwerp voldoende is uitgewerkt, wordt er overleg gepleegd in het kader van het Gemengd Comité van de douane-unie.

4. Wanneer Turkije een wet aanneemt op een gebied dat van rechtstreeks belang is voor de werking van de douane-unie, dan licht dit land de Gemeenschap daarover onmiddellijk in via het Gemengd Comité van de douane-unie.

Indien er zich, doordat Turkije deze wetgeving aanneemt, een moeilijkheid voordoet met betrekking tot de goede werking van de douane-unie, dan doet het Gemengd Comité van de douane-unie al het mogelijke om een voor beide partijen bevredigende oplossing te vinden.

Artikel 58

1. Indien er, na het krachtens de procedure van artikel 56, lid 2, of van artikel 57, lid 4, gepleegde overleg geen voor alle partijen bevredigende oplossing wordt gevonden door het Gemengd Comité van de douane-unie en indien één van beide partijen van mening is dat verschillen in de betrokken wetgevingen het vrije verkeer van goederen zouden kunnen belemmeren of het handelsverkeer zouden kunnen verleggen, dan wel economische verstoringen op haar grondgebied veroorzaken, dan mag die partij dit aan het Gemengd Comité van de douane-unie voorleggen, dat dan eventueel de methodes zal aanbevelen om de daardoor wellicht berokkende schade te voorkomen.

Dezelfde procedure zal worden gevolgd indien verschillen in de toepassing van de wetgevingen op een gebied dat rechtstreeks verband houdt met de werking van de douane-unie belemmeringen van het vrije verkeer van goederen, verleggingen van het handelsverkeer of economische problemen veroorzaken of dreigen te veroorzaken.

2. Wanneer er zich, wegens een gebrek aan homogeniteit tussen de bestaande communautaire en Turkse wetgevingen of verschillen in toepassing daarvan op een gebied dat van rechtstreeks belang is voor de werking van de douane-unie, belemmeringen van het vrije verkeer van goederen of verleggingen van het handelsverkeer voordoen of dreigen voor te doen en de betrokken partij van mening is dat onmiddellijk optreden noodzakelijk is, dan mag zij zelf de nodige beschermingsmaatregelen nemen en deze ter kennis van het Gemengd Comité van de douane-unie brengen, dat dan kan besluiten of het deze maatregelen moet wijzigen of afschaffen. Bij voorrang moet worden gekozen voor maatregelen die de werking van de douane-unie het minst verstoren.

Artikel 59

Op gebieden die van rechtstreeks belang zijn voor de goede werking van de douane-unie zorgt de Commissie van de Europese Gemeenschappen ervoor dat de deskundigen van Turkije zoveel mogelijk deelnemen aan de voorbereiding van de ontwerp-maatregelen, welke later moeten worden voorgelegd aan de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij de uitoefening van haar uitvoerende macht bijstaan. Zo raadpleegt de Commissie, bij de uitwerking van haar voorstellen, de deskundigen van Turkije op dezelfde wijze als de deskundigen uit de Lid-Staten van de Gemeenschap. In de gevallen waarin de voorstellen aan de Raad van de Europese Unie worden voorgelegd overeenkomstig de procedure die van toepassing is op het soort betrokken comité, deelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen de Raad de standpunten van de deskundigen van Turkije mede.

Artikel 60

De deskundigen van Turkije worden betrokken bij de werkzaamheden van bepaalde technische comités, die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende macht op gebieden van rechtstreeks belang voor de werking van de douane-unie, wanneer zulks vereist is voor de goede werking van de douane-unie. De wijze waarop zij bij deze arbeid zullen worden betrokken, wordt voor de inwerkingtreding van dit besluit door de Associatieraad vastgesteld. De lijst van deze comités is in bijlage 9 opgenomen. Indien de partijen merken dat zij ook bij de werkzaamheden van andere comités moeten worden betrokken, mag het Gemengd Comité van de douane-unie de Associatieraad de nodige aanbevelingen voor besluiten doen.

DEEL III

Beslechting van geschillen

Artikel 61

Onverminderd de leden 1, 2 en 3 van artikel 25 van de Overeenkomst van Ankara geldt dat, indien de Associatieraad er niet in geslaagd is een geschil dat betrekking heeft op het toepassingsgebied of de duur van de krachtens artikel 58, lid 2, getroffen beschermingsmaatregelen of van de overeenkomstig artikel 63 genomen vrijwaringsmaatregelen of op de krachtens artikel 64 getroffen maatregelen om het evenwicht te herstellen, binnen zes maanden vanaf het tijdstip waarop de procedure is ingeleid te beslechten, kan elke overeenkomstsluitende partij het geschil overeenkomstig de procedures van artikel 62 aan arbitrage onderwerpen. De arbitrale uitspraak is bindend voor de partijen bij het geschil.

Artikel 62

1. Indien een geschil aan arbitrage wordt onderworpen worden er drie arbiters aangewezen.

2. Elk van beide partijen bij het geschil wijst binnen een termijn van 30 dagen een arbiter aan.

3. De twee aangewezen arbiters benoemen in onderlinge overeenstemming een derde arbiter, die geen onderdaan is van één van de overeenkomstsluitende partijen. Indien de aangewezen arbiters binnen twee maanden na hun aanwijzing geen overeenstemming kunnen bereiken, kiezen zij de derde arbiter uit een door de Associatieraad vastgestelde lijst van zeven personen. De Associatieraad stelt deze lijst vast en werkt haar overeenkomstig zijn reglement van orde bij.

4. Het arbitragerecht krijgt zijn zetel in Brussel. Tenzij de overeenkomstsluitende partijen anders beslissen, stelt het arbitragerecht zelf zijn procedureregels vast. Het neemt zijn besluiten met meerderheid van stemmen.

DEEL IV

Vrijwaringsmaatregelen

Artikel 63

De overeenkomstsluitende partijen bevestigen dat de in artikel 60 van het Aanvullend Protocol voorgeschreven regeling voor en wijze van toepassing van de vrijwaringsmaatregelen geldig blijven.

Artikel 64

1. Indien een vrijwaringsmaatregel of een beschermingsmaatregel van een overeenkomstsluitende partij het evenwicht tussen de uit dit besluit voortvloeiende rechten en verplichtingen verstoort, kan de andere overeenkomstsluitende partij ten aanzien van die partij maatregelen nemen om het evenwicht te herstellen. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van de douane-unie zo weinig mogelijk verstoren.

2. Op deze maatregelen zijn de procedures van artikel 63 van toepassing.

HOOFDSTUK VI

ALGEMENE SLOTBEPALINGEN

Inwerkingtreding

Artikel 65

1. Dit besluit treedt in werking op 31 december 1995.

2. Gedurende het jaar 1995 zal het Associatiecomité regelmatig nagaan of er vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging van dit besluit. Het Associatiecomité brengt hierover verslag uit aan de Associatieraad.

3. Vóór eind oktober 1995 onderzoeken de beide partijen in de Associatieraad of aan de bepalingen van dit besluit voor een goede werking van de douane-unie is voldaan.

4. Mocht Turkije enerzijds of de Gemeenschap en haar Lid-Staten anderzijds, op basis van het verslag of de verslagen van het Associatiecomité, van oordeel zijn dat niet aan de in lid 3 bedoelde bepalingen is voldaan, dan kan die partij de Associatieraad kennis geven van haar besluit om uitstel aan te vragen van de in lid 1 vermelde datum. In dat geval wordt die datum uitgesteld tot 1 juli 1996.

5. In dat geval zijn de leden 2 tot en met 4 mutatis mutandis van toepassing.

6. De Associatieraad mag andere, door hem geschikt geachte besluiten nemen.

Uitlegging

Artikel 66

De bepalingen van dit besluit worden, voor zover zij wezenlijk gelijk zijn aan de dienovereenkomstige voorschriften van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de tenuitvoerlegging en de toepassing daarvan op de onder de douane-unie vallende produkten, uitgelegd overeenkomstig de ter zake dienende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 22 december 1995.

Voor de Associatieraad EG-Turkije

De Voorzitter

L. ATIENZA SERNA

(1) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingakte van 1994.

(2) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/53/EEG (PB nr. L 225 van 18. 8. 1992, blz. 1).

(3) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 53.

(4) PB nr. L 67 van 10. 3. 1994, blz. 89. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 839/95 (PB nr. L 85 van 19. 4. 1995, blz. 9).

(5) PB nr. L 66 van 10. 3. 1994, blz. 1.

(6) PB nr. L 87 van 31. 3. 1994, blz. 47. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1150/95 (PB nr. L 116 van 23. 5. 1995, blz. 3).

(7) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1251/95 (PB nr. L 122 van 2. 6. 1995, blz. 1).

(8) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzgd bij Verordening (EG) nr. 1252/95 (PB nr. L 122 van 2. 6. 1995, blz. 2).

(9) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 71. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 356/95 (PB nr. L 41 van 23. 2. 1995, blz. 3).

(10) PB nr. L 324 van 27. 12. 1969, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3918/91 (PB nr. L 372 van 31. 12. 1991, blz. 31).

(11) PB nr. L 44 van 22. 2. 1993, blz. 1.

(12) PB nr. L 322 van 15. 12. 1994, blz. 1.

(13) PB nr. L 275 van 8. 11. 1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1616/95 (PB nr. L 154 van 5. 7. 1995, blz. 3).

(14) PB nr. L 67 van 10. 3. 1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1325/95 (PB nr. L 128 van 13. 6. 1995, blz. 1).

(15) PB nr. L 405 van 31. 12. 1992, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. L 350 van 31. 12. 1994, blz. 2).

(16) PB nr. L 253 van 11. 10. 1993, blz. 1.

(17) PB nr. L 357 van 18. 12. 1986, blz, 1.

(18) PB nr. L 291 van 15. 10. 1987, blz. 19.

(19) PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 105.

(20) PB nr. L 220 van 11. 8. 1983.

(21) PB nr. L 84 van 31. 3. 1978, blz. 1.

Verklaringen

Turkije zegt toe dat de douanerechten en heffingen van gelijke werking die worden geheven krachtens de tweede alinea van artikel 3, lid 4, niet voor een specifiek doel worden aangewend, maar op dezelfde wijze als andere douane-inkomsten aan de nationale begroting toevloeien.

Verklaring van de Gemeenschap over artikel 3, lid 3

"De Gemeenschap herinnert aan het erkende bijzondere statuut van de berg Athos, overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring gehecht aan de documenten betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Gemeenschappen.".

Verklaring van Turkije over artikel 5

"Onverminderd artikel 5 van dit besluit is Turkije van plan om de bepalingen te handhaven van zijn decreet inzake de invoerregeling (Staatscourant nr. 22158 bis van 31. 12. 1994) voor gebruikte motorvoertuigen waarbij de invoer van dergelijke produkten gedurende een bepaalde periode na de inwerkingtreding van dit besluit aan een vergunning wordt onderworpen.".

Verklaring van de Gemeenschap over textiel en kleding ad artikel 6

"1. Aan de regelingen inzake textiel en kledingprodukten komt een einde zodra is vastgesteld dat Turkije de maatregelen, waarvan de vaststelling krachtens dit besluit vereist is, in werking heeft doen treden op het gebied van intellectuele, industriële en commerciële eigendom (artikelen 2, 3, 4, 5 van bijlage 9), mededinging met inbegrip van de maatregelen betreffende overheidssteun (Hoofdstuk IV, Deel II, artikel 39, lid 1 en 2 a), b) en c)), en dat Turkije overeenkomstig de nu geldende multilaterale regels, de vereiste maatregelen heeft genomen voor de aanpassing van zijn handelsbeleid aan dat van de Gemeenschap in de textielsector, met name de in deel III, artikel 12, lid 2, opgenomen regelingen en overeenkomsten.

2. De Gemeenschap zal de in artikel 60 van het Aanvullend Protocol opgenomen vrijwaringsmaatregelen toepassen indien, hoewel Turkije niet aan de in artikel 1 genoemde voorwaarden voldoet, de huidige regelingen voor de handel in textiel en kledingprodukten niet worden verlengd.

3. De Gemeenschap dringt aan op daadwerkelijke wederkerigheid wat betreft de toegang tot de markt in die sector.".

Verklaring van Turkije over textiel en kleding ad artikel 6

" 1. Indien ondanks het feit dat Turkije de maatregelen heeft genomen waarnaar wordt verwezen in punt 1 van de Verklaring van de Gemeenschap over het aflopen van de regelingen inzake de handel in textiel en kledingprodukten, geen eind is gekomen aan genoemde regelingen, neemt Turkije passende maatregelen die het evenwicht herstellen.

2. Met betrekking tot punt 1 van de Verklaring van de Gemeenschap over textiel en kleding artiel 6, meent Turkije dat de maatregelen in verband met de sluiting door Turkije van overeenkomsten of regelingen met derde landen in de textielsector inhouden dat Turkije de in artikel 12, lid 2, genoemde maatregelen die noodzakelijk zijn voor een dergelijke sluiting heeft genomen, en dat, in de tussentijd, de in artikel 12, lid 3, genoemde maatregelenen van toepassing blijven.

3. Turkije dringt aan op volledige toegang tot de markt in die sector.".

Verklaring van Turkije over artikel 6

"Turkije acht het noodzakelijk dat het bij de werkzaamheden van het Comité textielprodukten wordt betrokken.".

Verklaring van Turkije over artikel 8

"Turkije acht het noodzakelijk betrokken te worden bij de werkzaamheden van het Comité voor normen en technische voorshriften teneinde een niveau van samenwerking te garanderen dat overeenstemt met de doelstelling van harmonisatie.".

Verklaring van Turkije over artikel 8

"Turkije wenst het belang te benadrukken van een uitgebreide, snelle en zo weinig mogelijk overlast met zich brengende beoordeling van de instrumenten, procedures, en infrastructuren betreffende de inachtneming door Turkije van de eisen waarin is voorzien in de instrumenten die zijn opgenomen in de in artikel 8, lid 2, genoemde lijst.

Turkije benadrukt voorts dat de Gemeenschap dient over te gaan tot de technische aanpassingen die noodzakelijk zijn wanneer Turkije voldoet aan bovengenoemde eisen.".

Gezamenlijke verklaring over artikel 11

"De partijen komen overeen onmiddellijk besprekingen te voeren op het niveau van deskundigen over de omzetting door Turkije van het acquis communautaire op het gebied van de afschaffing van de technische handelsbelemmeringen.".

Verklaring van Turkije over artikel 16

"Turkije kan binnen de Associatieraad overleg plegen over de verplichtingen die voor Turkije kunnen voortvloeien uit het lidmaatschap van de ECO.".

Verklaring van Turkije over artikel 16

"Met betrekking tot artikel 16 stelt Turkije dat aan de volgende preferentiële overeenkomsten prioriteit zal worden gegeven: Bulgarije, Hongarije, Polen, Roemenië, Slowakije, Tsjechië, Israël, Estland, Letland en Litouwen, Marokko, Tunesië en Egypte.".

Verklaring van de Gemeenschap over bijlage 8

"Voor de effectieve uitvoering en toepassing van de in deze bijlage genoemde bepalingen is de Gemeenschap bereid adequate technische bijstand aan Turkije te verlenen, zowel voor als na de inwerkingtreding van de douane-unie.".

Verklaring van Turkije over bijlage 8, artikel 1

"Deze verplichting laat de status van Turkije als ontwikkelingsland in de WTO onverlet.".

Verklaring van de Gemeenschap over artikel 44

"In verband met artikel 44, lid 2, verklaart de Gemeenschap dat de Commissie, onverminderd het standpunt van de Raad, bij de uitoefening van haar verantwoordelijkheden op het gebied van antidumping- en vrijwaringsmaatregelen, aan Turkije informatie zal verstrekken vóór procedures worden ingeleid. Hiertoe worden de passende modaliteiten voor de toepassing van artikel 49 gezamenlijk vastgesteld vóór de inwerkingtreding van dit besluit. Bovendien zal de Commissie, van geval tot geval, waar van toepassing, duidelijk de voorkeur geven aan prijsverbintenissen boven rechten teneinde antidumpingzaken af te sluiten waar schade is vastgesteld.".

Verklaring van Turkije over artikel 48

"Turkije verklaart dat het voornemens is onderhandelingen te voeren met het oog op toetreding tot de GATT-overeenkomst inzake overheidsopdrachten.".

Verklaring van Turkije over artikel 60

"In het jaar 1995, en naarmate Turkije zijn wetgeving aanpast aan die van de Gemeenschap zal het de Associatieraad verzoeken te besluiten zijn betrokkenheid tot andere comités uit te breiden.".

Gezamenlijke verklaring over artikel 65

"1. De eventuele gemeenschappelijke beslissing van de Gemeenschap en de Lid-Staten om op grond van artikel 65, lid 4, van het besluit te verzoeken om uitstel van de inwerkingtreding van de douane-unie zal worden genomen op basis van een voorstel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en volgens dezelfde besluitvormingsprocedure als voor de goedkeuring van dit besluit.

2. Bovendien doet het uitstel van de inwerkingtreding van dit besluit geen afbreuk aan de op overeenkomsten berustende verplichtingen van de partijen uit hoofde van het Aanvullend Protocol.".

BIJLAGE 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 2

Lijst van basisprodukten

Zachte tarwe van GN-code 1001 90 99

Harde tarwe van GN-code 1001 10

Rogge van GN-code 1002 00 00

Gerst van GN-code 1003 00 90

Maïs van GN-code 1005 90 00

Gedopte rijst van GN-code 1006 20

Witte suiker van GN-code 1701 99 10

Isoglucose van GN-code ex 1702 40 10

Melasse van GN-code 1703

Magere-melkpoeder (PG2) van GN-code ex 0402 10 19

Volle-melkpoeder (PG3) van GN-code ex 0402 21 19

Boter (PG6) van GN-code ex 0405 00

BIJLAGE 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 4

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 5

Basisbedragen voor basisprodukten van de landbouw (ecu/100 kg) die Turkije in 1996 moet toepassen op de invoer van oorsprong uit andere landen dan de EG-landen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 6

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 7 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten inzake douanezaken

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a) "douanewetgeving": de door de Europese Gemeenschap en Turkije aangenomen voorschriften betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder een douaneregeling, met inbegrip van verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

b) "douanerechten": alle rechten, belastingen, vergoedingen en andere heffingen die ter uitvoering van de douanewetgeving op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen worden opgelegd en ingevorderd, met uitzondering van de vergoedingen en heffingen waarvan het bedrag bij benadering gelijk is aan de kosten van de verleende diensten;

c) "verzoekende autoriteit": een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die een verzoek om administratieve bijstand in douanezaken indient;

d) "aangezochte autoriteit:" een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die een verzoek om administratieve bijstand in douanezaken ontvangt;

e) "persoonsgegevens": alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.

Artikel 2

Werkingssfeer

1. De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand op de gebieden die onder hun bevoegdheid vallen, op de wijze en onder de voorwaarden vastgesteld in deze bijlage, met het oog op de correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder wat de preventie, de opsporing en het onderzoek van met deze wetgeving strijdige handelingen betreft.

2. De bijstand in douanezaken waarin deze bijlage voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd is voor de toepassing van deze bijlage. De bijstand in douanezaken doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.

Artikel 3

Bijstand op verzoek

1. De aangezochte autoriteit verschaft de verzoekende autoriteit desgevraagd alle ter zake dienende informatie die deze voor de correcte toepassing van de douanewetgeving nodig kan hebben, met inbegrip van informatie betreffende geconstateerde of voorgenomen handelingen die met deze wetgeving strijdig zijn dan wel kunnen zijn.

2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede of goederen die uit het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze in de andere overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.

3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede of goederen die op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd, op regelmatige wijze uit het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.

4. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit zorgt de aangezochte autoriteit ervoor dat speciaal toezicht wordt gehouden op:

a) natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien waarvan een gegrond vermoeden bestaat dat zij de douanewetgeving overtreden of overtreden hebben;

b) plaatsen waar de opslag van goederen in zulke omstandigheden plaatsvindt dat er redenen zijn om aan te nemen dat deze goederen bedoeld zijn voor met de douanewetgeving strijdige handelingen;

c) goederenbewegingen waarvan wordt bericht dat zij tot overtredingen van de douanewetgeving aanleiding kunnen geven;

d) vervoermiddelen ten aanzien waarvan gegrond vermoeden bestaat dat zij voor het verrichten van met de douanewetgeving strijdige handelingen werden gebruikt, worden gebruikt of kunnen worden gebruikt.

Artikel 4

Bijstand op eigen initiatief

De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar, overeenkomstig hun wet- en regelgeving en andere rechtsvoorschriften, bijstand indien zij zulks noodzakelijk achten voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, met name wanneer zij informatie verkrijgen omtrent:

- handelingen die met deze wetgeving strijdig zijn of daarmee strijdig lijken en die van belang kunnen zijn voor de andere overeenkomstsluitende partij;

- nieuwe middelen of methoden die bij dergelijke handelingen worden gebruikt;

- goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van met de douanewetgeving strijdige handelingen.

Artikel 5

Afgifte van documenten/Kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wetgeving, alle nodige maatregelen voor:

- de afgifte van alle documenten,

- de kennisgeving van alle besluiten,

waarop het bepaalde in deze bijlage van toepassing is, aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is. In dit geval is artikel 6, lid 3, van toepassing.

Artikel 6

Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

1. Verzoeken in het kader van deze bijlage worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hierna volgende gegevens:

a) de naam van de verzoekende autoriteit;

b) de gevraagde maatregel;

c) het voorwerp en de reden van het verzoek;

d) de relevante wet- en regelgeving en andere rechtsvoorschriften;

e) zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;

f) een overzicht van de relevante feiten en het reeds verrichte onderzoek, behalve in de in artikel 5 bedoelde gevallen.

3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal.

4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds conservatoire maatregelen worden genomen.

Artikel 7

Behandeling van verzoeken

1. De aangezochte autoriteit of, indien deze niet zelfstandig kan handelen, de administratieve dienst waaraan zij het verzoek toezendt, behandelt het verzoek om bijstand, binnen de perken van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, als handelde zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde overeenkomstsluitende partij, door de informatie die haar reeds ter beschikking staat mede te delen en door het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten.

2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wet- en regelgeving en andere rechtsvoorschriften van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.

3. Naar behoren gemachtigde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij en onder de voorwaarden die laatstgenoemde stelt, van de diensten van de aangezochte autoriteit of van een andere autoriteit die onder de aangezochte autoriteit ressorteert, informatie verkrijgen over met de douanewetgeving strijdige handelingen die de verzoekende autoriteit nodig heeft ter uitvoering van het bepaalde in deze bijlage.

4. Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij, en onder de voorwaarden die laatstgenoemde stelt, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8

Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

1. De aangezochte autoriteit deelt de resultaten van het onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van bescheiden, voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden, rapporten en dergelijke.

2. De in lid 1 bedoelde bescheiden kunnen worden vervangen door informatie die, in ongeacht welke vorm, met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking voor hetzelfde doel wordt verstrekt.

Artikel 9

Gevallen waarin geen bijstand dient te worden verleend

1. De overeenkomstsluitende partijen kunnen de in deze bijlage bedoelde bijstand weigeren wanneer het verlenen daarvan:

a) afbreuk kan doen aan de soevereiniteit van Turkije of van een Lid-Staat van de Gemeenschap aan wie op grond van deze bijlage om bijstand wordt verzocht;

b) de openbare orde, de staatsveiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen;

c) verband houdt met andere deviezen- of belastingvoorschriften dan die inzake douanerechten; of

d) de schending zou inhouden van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim.

2. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. Het staat de aangezochte autoriteit dan vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

3. Indien bijstand wordt geweigerd, dienen het daartoe strekkende besluit en de redenen ervan onverwijld aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 10

Geheimhoudingsplicht

1. Alle ter uitvoering van deze bijlage verstrekte informatie is vertrouwelijk, ongeacht de vorm waarin zij wordt verstrekt. Zij valt onder de geheimhoudingsplicht en geniet de bescherming waarin de wetgeving voorziet van de overeenkomstsluitende partij die de informatie heeft ontvangen en door de overeenkomstige bepalingen die voor de communautaire autoriteiten gelden.

2. Persoonsgegevens kunnen alleen worden verstrekt indien de wetgevingen van de overeenkomstsluitende partijen een gelijkwaardig persoonsbeschermingsniveau bieden. De overeenkomstsluitende partijen moeten tenminste een beschermingsniveau waarborgen dat in overeenstemming is met de beginselen van Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 11

Gebruik van informatie

1. De verkregen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de in deze bijlage omschreven doeleinden. Een overeenkomstsluitende partij mag deze informatie slechts voor andere doeleinden gebruiken na schriftelijke toestemming van de administratieve autoriteit die ze heeft verstrekt, op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden.

2. Lid 1 vormt geen beletsel voor het gebruik van informatie in gerechtelijke of administratieve procedures die later worden ingeleid wegens niet-naleving van de douanewetgeving. De bevoegde autoriteit die deze informatie heeft verstrekt, wordt terstond in kennis gesteld van dat gebruik.

3. De overeenkomstsluitende partijen kunnen de overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage verkregen informatie en geraadpleegde bescheiden als bewijsmateriaal gebruiken in hun processen-verbaal, rapporten en getuigenverklaringen en in gerechtelijke procedures.

Artikel 12

Deskundigen en getuigen

Een ambtenaar van een aangezochte autoriteit kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, in het rechtsgebied van een andere overeenkomstsluitende partij als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop deze bijlage van toepassing is en daarbij de voor deze procedure noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden voor te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welk onderwerp en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

Artikel 13

Kosten van de bijstand

De overeenkomstsluitende partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van het bepaalde in deze bijlage zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen en getuigen en voor tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 14

Tenuitvoerlegging

1. De toepassing van deze bijlage wordt opgedragen aan de nationale douaneautoriteiten van Turkije, enerzijds, en aan de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, anderzijds, alsmede, in voorkomend geval, aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staten.

Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van deze bijlage vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming.

2. De overeenkomstsluitende partijen plegen onderling overleg en geven elkaar kennis van alle uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig deze bijlage worden vastgesteld.

Artikel 15

Complementariteit

1. Deze bijlage vormt een aanvulling op en geen beletsel voor de toepassing van de overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen een of meer Lid-Staten van de Europese Unie en Turkije zijn gesloten. Deze bijlage staat een meer uitgebreide wederzijdse bijstand waarin deze overeenkomsten eventueel voorzien, niet in de weg.

2. Onverminderd artikel 11 doen deze overeenkomsten geen afbreuk aan de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie en de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, van alle met betrekking tot douanezaken verkregen informatie die voor de Gemeenschap van belang kan zijn.

BIJLAGE 8 betreffende bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom

Artikel 1

1. De partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de Uruguay-Ronde van multilaterale handelsbesprekingen gesloten Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom.

In dat verband zegt Turkije toe de TRIPs-Overeenkomst uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit ten uitvoer te leggen.

2. De bepalingen van de TRIPs-Overeenkomst zijn, wat de reikwijdte, het niveau van bescherming en de handhaving van rechten uit hoofde van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom tussen de twee partijen betreft, van toepassing na de inwerkingstelling ervan voor beide partijen, voorzover er geen voorschriften in dit besluit zijn vastgesteld.

Artikel 2

Turkije blijft ervoor zorgen dat de daadwerkelijke bescherming van rechten uit hoofde van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom wordt verbeterd om een niveau van bescherming te waarborgen dat gelijkwaardig is aan het niveau in de Europese Gemeenschap en neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat deze rechten worden geëerbiedigd. Daartoe zijn de volgende artikelen van toepassing.

Artikel 3

Turkije treedt vóór de inwerkingtreding van dit besluit toe tot de volgende multilaterale overeenkomsten inzake rechten uit hoofde van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom:

- de Akte van Parijs (1971) bij de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst,

- het Verdrag van Rome (1961) inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties,

- de Akte van Stockholm (1967) bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (gewijzigd in 1979),

- de Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken (Akte van Genève van 1977, gewijzigd in 1979), en

- het Octrooisamenwerkingsverdrag (PCT van 1970, gewijzigd in 1979 en in 1984).

Artikel 4

Turkije stelt vóór de inwerkingtreding van dit besluit binnenlandse wetgeving op de volgende gebieden vast die gelijkwaardig is aan de in de Gemeenschap of haar Lid-Staten vastgestelde wetgeving.

1. Wetgeving inzake auteursrecht en naburige rechten die voorziet in:

- beschermingsduur overeenkomstig Richtlijn 93/98/EEG van de Raad (PB nr. L 290 van 24. 11. 1993);

- bescherming van naburige rechten overeenkomstig Richtlijn 92/100/EEG van de Raad (PB nr. L 346 van 27. 11. 1992);

- verhuurrecht en uitleenrecht overeenkomstig Richtlijn 92/100/EEG van de Raad (PB nr. L 346 van 27. 11. 1992);

- bescherming van computerprogramma's als letterkundige werken overeenkomstig Richtlijn 91/250/EEG (PB nr. L 122 van 17. 5. 1991).

2. Octrooiwetgeving die met name voorziet in:

- voorschriften inzake dwanglicenties die ten minste voldoen aan de TRIPs-normen;

- octrooieerbaarheid van alle uitvindingen, met uitzondering van farmaceutische produkten en werkwijzen ten behoeve van de gezondheidszorg voor mens en dier doch met inbegrip van agrochemische produkten en werkwijzen (1);

- beschermingsduur van 20 jaar, ingaande op de datum van indiening van de aanvrage.

3. Wetgeving inzake handelsmerken en dienstmerken overeenkomstig Richtlijn 89/104/EEG van de Raad (PB nr. L 40 van 11. 2. 1989).

4. Wetgevingen inzake tekeningen en modellen van nijverheid die zich met name uitstrekt tot de bescherming van tekeningen in textielprodukten (2).

5. Bescherming van geografische aanduidingen, met inbegrip van oorsprongsbenamingen overeenkomstig de wetgeving van de Europese Gemeenschap (3).

6. Wetgeving inzake handhaving van rechten aan de grens tegen IER-inbreuken (die zich tenminste uitstrekt tot handelsmerken, auteursrecht en naburige rechten en rechten inzake tekeningen en modellen) overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3842/86 van de Raad (PB nr. L 357 van 18. 12. 1986) (4).

Artikel 5

Onverminderd artikel 1, lid 1, tweede alinea, verbindt Turkije zich ertoe om met het oog op een doeltreffende uitvoering en handhaving van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom vóór de inwerkingtreding van dit besluit alle maatregelen te nemen die nodig zijn om zijn verplichtingen uit hoofde van deel III na te komen.

Onverminderd artikel 1, lid 1, tweede alinea, verbindt Turkije zich er ook toe om vóór de inwerkingtreding van dit besluit alle maatregelen te nemen die nodig zijn om zijn verplichtingen uit hoofde van deel II, afdeling 4 (artikelen 25 en 26) van de TRIPs-Overeenkomst na te komen.

Artikel 6

Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit stemt Turkije wetten of past het de bestaande wetgeving aan om vóór 1 januari 1999 de octrooieerbaarheid van farmaceutische produkten en werkwijzen te waarborgen.

Artikel 7

Turkije zorgt ervoor dat het uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit:

1. toetreedt tot de volgende overeenkomsten inzake intellectuele, industriële en commerciële eigendom, op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap of haar Lid-Staten er partij bij zijn:

- Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (1989),

- Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1977, en gewijzigd in 1980), en

- Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (UPOV, Akte van Genève van 1991);

2. binnenlandse wetgeving op de volgende gebieden vaststelt om op één lijn te komen met de wetgeving in de Europese Gemeenschap:

- op het gebied van auteursrecht en naburige rechten:

- wetgeving inzake auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel overeenkomstig Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (PB nr. L 248 van 6. 10. 1993),

- bescherming van databanken (5);

- op het gebied van de industriële eigendom:

- bescherming van topografieën van halfgeleiders overeenkomstig Richtlijn 87/544/EEG van de Raad (PB nr. L 24 van 27. 1. 1987),

- bescherming van informatie over know-how en wetgeving inzake bedrijfsgeheim overeenkomstig de wetgeving van de Lid-Staten,

- bescherming van kwekersrecht (6).

Artikel 8

De Associatieraad kan besluiten dat de artikelen 3 tot en met 6 ook van toepassing kunnen zijn op andere multilaterale overeenkomsten of gebieden van IER-wetgeving.

Artikel 9

Het Gemengd Comité van de douane-unie houdt toezicht op de uitvoering en toepassing van de IER-bepalingen van dit besluit en voert andere taken uit waarmee het door de Associatieraad wordt belast. Het Comité legt de Associatieraad aanbevelingen voor, die onder meer betrekking kunnen hebben op de oprichting van een IER-subcomité.

Artikel 10

1. De partijen komen overeen dat voor de toepassing van dit besluit "intellectuele, industriële en commerciële eigendom" zich in het bijzonder uitstrekt tot auteursrecht, met inbegrip van auteursrecht op computerprogramma's, en naburige rechten, octrooien, tekeningen en modellen van nijverheid, geografische aanduidingen, met inbegrip van oorsprongsbenamingen, handelsmerken en dienstmerken, topografieën van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, en bescherming van niet-openbaargemaakte informatie over know-how.

2. Dit besluit impliceert geen uitputting van rechten uit hoofde van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom in de handelsbetrekkingen tussen de twee partijen krachtens dit besluit.

(1) Nota bene: voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de wettelijke bescherming van biotechnologische uitvindingen (PB nr. C 44 van 16. 2. 1993).

(2) Nota bene: voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen.

(3) De lijst van verordeningen ter zake zal door de Commissie worden toegezonden.

(4) Nota bene: voorstel voor een verordening tot wijziging van bovengenoemde verordening (PB nr. C 238 van 29. 9. 1993).

(5) Zie voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB nr. C 156 van 23. 6. 1992).

(6) Zie gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht (PB nr. C 113 van 23. 4. 1993).

BIJLAGE 9

Lijst van in artikel 60 genoemde comités

Comité nomenclatuur

Comité douanewetboek

Comité voor de statistiek van de buitenlandse handel.

BIJLAGE 10 inzake de in artikel 16 genoemde autonome regelingen en preferentiële overeenkomsten

1. De in artikel 16 genoemde autonome regelingen zijn:

- het systeem van algemene preferenties;

- de regeling voor goederen van oorsprong uit de bezette gebieden;

- de regeling voor goederen van oorsprong uit Ceuta en Melilla;

- de regeling voor goederen van oorsprong uit de Republieken Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Slovenië en het grondgebied van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

2. De in artikel 16 genoemde preferentiële overeenkomsten zijn:

- de Europa-Overeenkomsten met Buglarije, Hongarije, Polen, Roemenië, Slowakije, Tsjechië;

- de Vrijhandelsovereenkomst met de Faeröer;

- de Associatie-overeenkomsten met Cyprus en Malta;

- de Vrijhandelsovereenkomsten met Estland, Letland en Litouwen;

- de overeenkomst met Israël;

- de overeenkomsten met Algerije, Marokko en Tunesië;

- de overeenkosmten met Egypte, Jordanië, Libanon en Syrië;

- de overeenkomst met de ACS-landen;

- de Vrijhandelsovereenkomst met Zwitserland en Liechtenstein;

- de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

AKKOORD in de vorm van een briefwisseling betreffende de Canarische eilanden (96/143/EG)

A. Brief van de Europese Gemeenschap

Mijnheer de Voorzitter,

Bij de aanneming van het besluit van de Associatieraad EG-Turkije betreffende de tenuitvoerlegging van de definitieve fase van de douane-unie zijn de partijen overeengekomen dat de bepalingen van dit besluit geen afbreuk doen aan die van Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van het Gemeenschapsrecht op de Canarische eilanden.

Ik zou het op prijs stellen als U het akkoord van de Regering van de Republiek Turkije met de inhoud van deze brief zou willen bevestigen.

Hoogachtend,

Voorzitter van de delegatie van de Europese Gemeenschap

F. J. ELORZA CAVENGT

B. Brief van de Turkse delegatie

Mijnheer de Voorzitter,

In uw brief van 22 december 1995 hebt U mij het volgende medegedeeld:

"Bij de aanneming van het besluit van de Associatieraad EG-Turkije betreffende de tenuitvoerlegging van de definitieve fase van de douane-unie zijn de partijen overeengekomen dat de bepalingen van dit besluit geen afbreuk doen aan die van Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van het Gemeenschapsrecht op de Canarische eilanden.

Ik zou het op prijs stellen als U het akkoord van de Regering van de Republiek Turkije met de inhoud van deze brief zou willen bevestigen.".

Hierbij bevestig ik het akkoord van mijn Regering met de inhoud van deze brief.

Hoogachtend,

Voorzitter van de Turkse delegatie

U. ÖZÜLKER

Top