This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0445
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS ON RESOURCE EFFICIENCY OPPORTUNITIES IN THE BUILDING SECTOR
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S OVER MOGELIJKHEDEN VOOR HULPBRONNEN-EFFICIËNTIE IN DE BOUWSECTOR
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S OVER MOGELIJKHEDEN VOOR HULPBRONNEN-EFFICIËNTIE IN DE BOUWSECTOR
/* COM/2014/0445 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S OVER MOGELIJKHEDEN VOOR HULPBRONNEN-EFFICIËNTIE IN DE BOUWSECTOR /* COM/2014/0445 final */
MOGELIJKHEDEN VOOR HULPBRONNEN-EFFICIËNTIE
IN DE BOUWSECTOR
1. INLEIDING
De bouw en het gebruik van
gebouwen in de EU zijn goed voor ongeveer de helft van al onze gewonnen grondstoffen[1]
en ons energieverbruik[2]
en voor ongeveer een derde van ons waterverbruik[3].
De sector genereert ook ongeveer een derde van al het afval[4] en draagt bij aan de
druk op het milieu die zich gedurende verschillende fasen van de levenscyclus
van een gebouw voordoet, waaronder de fabricage van bouwproducten, de bouw, het
gebruik, de renovatie en het beheer van de afvalstoffen van een gebouw. De belangrijkste
doelstellingen van dit initiatief zijn het bevorderen van een efficiënter
gebruik van middelen die opgaan aan nieuwe en gerenoveerde gebouwen voor
commerciële, bewonings- en openbare doeleinden en het verminderen van hun
totale effect op het milieu gedurende de volledige levenscyclus. Het gebruik van hulpbronnen wordt in grote mate bepaald door
beslissingen over het ontwerp en de keuze van bouwmaterialen. Om een bijdrage
te kunnen leveren aan een betere hulpbronnenefficiëntie hebben fabrikanten,
ontwerpers, aannemers, instanties en gebruikers bruikbare en betrouwbare
informatie nodig ten behoeve van hun besluitvorming. Met dit initiatief wordt
dit informatietekort aangepakt door een aantal duidelijk omschreven en meetbare
indicatoren voor te stellen voor de beoordeling van de milieuprestaties van
gebouwen.
2. HET TERUGDRINGEN VAN
HULPBRONNENGEBRUIK IN GEBOUWEN
Het verbruik van hulpbronnen
en de milieueffecten hiervan kunnen gedurende de levenscyclus van een gebouw
worden teruggedrongen door:
het bevorderen van een beter ontwerp dat het
gebruik van hulpbronnen afweegt tegen de behoeften en de functionaliteit
van het gebouw en dat in sloopscenario's voorziet;
het beter plannen van een project waarmee een
intensiever gebruik van hulpbronnen- en energie-efficiënte producten wordt
gewaarborgd;
het bevorderen van de productie van
hulpbronnenefficiënte bouwproducten door bijvoorbeeld het gebruik van
gerecycleerde materialen, het hergebruik van bestaande materialen en het
gebruik van afval als brandstof;
het bevorderen van hulpbronnenefficiënte bouw en
renovatie door bijvoorbeeld een vermindering van bouwafval en recycling/hergebruik
van materialen en producten zodat er minder op de stortplaats terechtkomt.
Recycling of
hergebruik van materialen of zelfs gehele producten wordt een steeds
belangrijker middel om materialen steeds efficiënter te gebruiken en
negatieve effecten die verband houden met nieuw materiaal te voorkomen. De
balans hangt echter voor een groot deel af van het bestaan van een efficiënt
kringloopsysteem op lokaal, regionaal of nationaal niveau dat een aantrekkelijk
en kosteneffectief alternatief voor stortplaatsen biedt. Of recycling een
aantrekkelijk alternatief is, hangt af van de lengte van vervoersafstanden naar
recycleringsinstallaties, en van de haalbaarheid van het vereiste niveau van
zuiverheid van gerecycleerde materialen en recycling- en productieprocessen. Het energieverbruik in de gebruiksfase van verwarming en
verlichting valt onder verschillende EU-verordeningen[5],[6],[7],[8]. Energie die wordt
gebruikt bij de vervaardiging van bouwproducten en het bouwproces is ook van
grote invloed op het algemene milieueffect van een gebouw. Uit onderzoek blijkt
dat tussen 5-10 % van het totale energieverbruik in
de EU verband houdt met de vervaardiging van bouwproducten[9]. Bovendien neemt de uitstoot van gerelateerde broeikasgassen
van een gebouw toe en deze kan een aanzienlijk deel van de totale uitstoot van
broeikasgassen omvatten.[10]
Om de milieueffecten doeltreffend te kunnen aanpakken, moet de gehele
levenscyclus van een gebouw worden bekeken. Anders kunnen effecten over het
hoofd worden gezien of ontstaan er bijkomende problemen in andere delen van de
levenscyclus. Zo zouden sommige oplossingen de
energie-efficiëntie van een gebouw in de gebruiksfase weliswaar kunnen
verbeteren, maar hergebruik later moeilijker en duurder kunnen maken. Vermindering van de
kosten van de levenscyclus Gebouwen
die zijn ontworpen en gebouwd om milieueffecten van de levenscyclus terug te
dringen, leveren rechtstreeks economisch voordeel op, zoals lagere operationele
en onderhoudskosten,[11],[12],[13]
lagere afschrijvingen en een hogere intrinsieke waarde.[14],[15]
Bovendien zijn er ook positieve sociale effecten, zoals een betere gezondheid
en productiviteit. Momenteel zijn de meeste
gecertificeerde gebouwen hoogwaardige commerciële en openbare gebouwen
(bijvoorbeeld prestigieuze hotels en kantoren) vanwege bijkomende
administratieve en certificeringskosten die eerder moeten worden opgevat als
voordelen op de langere termijn. Naarmate ontwerpers,
leveranciers en producenten zich bewuster worden van deze kwestie, dalen de
kosten omdat de toeleveringsketen zich schikt naar nieuwe voorschriften en
praktijken. In Frankrijk blijkt uit een studie van
QUALITEL dat de extra kosten voor de constructie van duurzame gebouwen voor
bewoning (in vergelijking met standaardgebouwen) zijn afgenomen van 10 %
in 2003 tot minder dan 1 % vandaag[16].
Deze tendens is ook in het Verenigd Koninkrijk waargenomen[17]. 3. NAAR EEN
GEMEENSCHAPPELIJKE EUROPESE AANPAK VOOR DE BEOORDELING VAN DE MILIEUPRESTATIES
VAN GEBOUWEN Huidige stand van zaken In het stappenplan voor een
efficiënt hulpbronnengebruik in Europa[18]
is voorgesteld dat bij de constructie en renovatie van gebouwen efficiënter
gebruik wordt gemaakt van hulpbronnen. Daarvoor is beleid nodig waarin een
breed scala aan milieueffecten in de gehele levenscyclus in ogenschouw wordt
genomen. In de "Strategie voor het duurzame concurrentievermogen van de
bouwsector en de bouwondernemingen in die sector"[19] is er nogmaals op
gewezen dat hulpbronnenefficiëntie een van de belangrijkste uitdagingen is
waarmee de sector in de periode tot 2020 te maken krijgt. In de strategie is
ook aangegeven dat de Commissie voorstellen zal doen "voor benaderingen
voor de wederzijdse erkenning of harmonisatie van de diverse bestaande
beoordelingsmethoden, onder andere om deze methoden beter uitvoerbaar en
betaalbaarder te maken voor bouwondernemingen, het verzekeringswezen en
investeerders". Hoewel er diverse
instrumenten van invloed zijn op gebouwen en bouwproducten, zoals de Richtlijn
betreffende energieprestaties van gebouwen[20],
de Richtlijn betreffende energie-efficiëntie[21],
de Verordening voor bouwproducten[22],
het EU-emissiehandelssysteem[23],
de Richtlijn industriële emissies[24],
de Kaderrichtlijn afvalstoffen[25]
en de Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen[26], concentreren zij zich
op verschillende productiemiddelen en delen van de levenscyclus en zijn zij
voorlopig niet de aangewezen instrumenten voor een aanpak van de gehele
levensduur. Op nationaal niveau
bereiden enkele lidstaten beleidsmaatregelen voor die verband houden met
informatie over de levenscyclus. Er is een risico dat de indicatoren die zij
uiteindelijk ontwikkelen verschillend zullen zijn, wat leidt tot een nodeloos
ondoorzichtig ondernemingsklimaat. Anderzijds kan de huidige belangstelling
worden gezien als een kans om uiteenlopende nationale benaderingen te
coördineren, data te ontwikkelen die vergelijkbaar zijn en beste praktijken uit
te wisselen. In het kader van de mededeling over het "duurzame
concurrentievermogen van de bouwsector"[27]
heeft de Commissie voorgesteld de wederzijdse erkenning van
milieubeoordelingsmethoden te verbeteren teneinde kleine en middelgrote
ondernemingen (KMO's) in de bouwsector nieuwe commerciële mogelijkheden te
bieden. Ook in de privésector worden
de milieuprestaties van gebouwen vaak niet in noemenswaardige mate beoordeeld
door middel van vrijwillige commerciële certificatiestelsels op grond van
meerdere criteria. Minder dan 1 % van de gebouwen in Europa is via
dergelijke stelsels[28]
gecertificeerd. Dit is te wijten aan veronderstelde hoge certificeringskosten
en aan onzekerheid over de vraag of de eindklant een beoordelingsregeling eist,
en zo ja, om welke specifieke regeling het dan gaat. Dat er geen sprake is van
een vaste vergelijkbaarheid tussen de verschillende regelingen maakt de kwestie
voor bedrijven nog onzekerder en ingewikkelder. Kortom, er is een gebrek aan
betrouwbare, vergelijkbare en betaalbare gegevens, methoden en instrumenten
waarmee exploitanten in de toeleveringsketen de milieuprestaties van de
verschillende oplossingen kunnen analyseren en benchmarken. Hierdoor is het
moeilijk zinvolle besluiten te nemen met betrekking tot risico’s op het gebied
van de toeleveringsketen, commerciële mogelijkheden en interne
investeringsprioriteiten. Het ontwikkelen van vertrouwen
in de markt wordt bemoeilijkt doordat consumenten geen goed advies krijgen over
hoe zij milieuoverwegingen kunnen laten meewegen in hun aankoopbeslissingen.
Maar liefst 79 % van de ondervraagde Europeanen stelt dat informatie
hieromtrent aanmerkelijk van invloed zou zijn op hun beslissingen.[29] Vooruitgang – behoefte aan
objectieve en betrouwbare gegevens Beroepsbeoefenaren,
beleidsmakers en investeerders in de EU kunnen aspecten van de levenscyclus pas
aanwenden als zij de beschikking hebben over empirische, betrouwbare,
transparante en vergelijkbare gegevens[30],
die op hun beurt gebaseerd zijn op duidelijke indicatoren voor gebouwprestaties
die de doelstellingen van verschillende publieke en private vereisten
combineren. Hoewel er redenen kunnen zijn voor lichte afwijkingen in benadering
tussen de verschillende nationale en commerciële regelingen (bijvoorbeeld
specifieke materialen of klimatologische overwegingen), moet er een
gemeenschappelijk kader van kernindicatoren, gericht op de meest
essentiële aspecten van milieueffecten, worden vastgesteld. Dit is een voorwaarde voor vergelijkbaarheid en verschaft consumenten
en beleidsmakers gemakkelijker toegang tot betrouwbare en consistente
informatie. Een enkel kader met
kernindicatoren:
vergemakkelijkt
informatieoverdracht aan beroepsbeoefenaren en niet-deskundigen;
voorziet in betrouwbare en vergelijkbare gegevens,
te gebruiken bij de besluitvorming over de gehele levenscyclus van
gebouwen;
maakt het mogelijk om ten aanzien van
gebouwprestaties duidelijke doelstellingen vast te stellen, waaronder
systeemgrenzen, als aanvulling op de reeds bestaande Europese wetgeving
inzake gebouwen[31];
verhoogt een besef van de voordelen van
duurzame gebouwen bij actoren die betrokken zijn bij de productie van
gebouwen, alsmede bij klanten in de private en openbare sector, onder wie
gebruikers van gebouwen;
vergemakkelijkt
een doeltreffende overdracht van goede praktijken van het ene land naar
het andere;
vermindert de
kosten van een doeltreffende beoordeling en zorgt ervoor dat de
milieuprestaties van gebouwen worden gecommuniceerd;
verleent overheden toegang tot kernindicatoren
en tot een kritische massa van relevante gegevens ter ondersteuning van
hun beleidsinitiatieven, waaronder groene overheidsopdrachten;
·
verbreedt de markt voor duurzame gebouwen naar een
groter aantal landen dan uit huidige ontwikkelingen blijkt en naar andere
bouwsectoren, zoals die van niet voor bewoning bestemde gebouwen, en
uiteindelijk naar de particuliere markt. De voordelen voor de bouwsector (met inbegrip van kleine en middelgrote
ondernemingen) zijn de volgende:
architecten,
ontwerpers, fabrikanten van bouwproducten, bouwbedrijven, ontwikkelaars en
investeerders kunnen profiteren van concurrentievoordelen die gebaseerd
zijn op milieuprestaties;
fabrikanten van
bouwproducten hoeven alleen productinformatie te verstrekken die nodig is
voor de beoordeling van gebouwen, wat leidt tot besparingen[32];
architecten en
aannemers
worden geholpen dankzij meer informatie op zowel product- als gebouwniveau, met lagere kosten indien
aspecten van duurzame ontwikkeling worden opgenomen[33];
ontwikkelaars
kunnen gemakkelijker prestaties van projecten vergelijken[34];
investeerders,
eigenaren van onroerend goed en verzekeraars kunnen kapitaal beter
toewijzen en milieurisico’s in hun besluiten opnemen.
Vooruitgang – keuze van betrouwbare indicatoren de Commissie zal in samenwerking met de belanghebbenden een kader ontwikkelen dat bestaat uit kernindicatoren, met inbegrip van de onderliggende methoden, te gebruiken ter beoordeling van milieuprestaties van gebouwen gedurende hun levenscyclus. Op basis van bestaand beleid en bestaande regelgeving en gegevens[35] op Europees en nationaal niveau, en zonder de resultaten van toekomstige werkzaamheden uit te sluiten, worden met dit proces ten minste de volgende gebieden onderzocht[36]: gebruik van totale energie, waaronder operationele energie[37] (gebaseerd op bestaande wetgeving) en ingebedde energie van producten en bouwprocessen gebruik van materiaal en de ingebedde milieueffecten[38] duurzaamheid van bouwproducten ontwerp voor ontmanteling beheer van zowel bouw- als sloopafval (BSA) gerecycleerde inhoud van bouwmaterialen recycleerbaarheid en herbruikbaarheid van materialen en producten water gebruikt door gebouwen[39] de gebruiksintensiteit van (voornamelijk overheids-)gebouwen (bijvoorbeeld flexibele functionaliteit voor andere gebruikers op verschillende momenten van de dag)[40] binnenmilieu Gezien het brede gamma aan
gebouwen in de Europese Unie, en de verschillen in de constructie van nieuwe of
renovatie van bestaande gebouwen, zal het kader niet van toepassing zijn op
alle aspecten van de milieuprestaties, maar de indicatoren omvatten waarvan na
het overleg met de belanghebbenden is vastgesteld dat het de indicatoren met
het grootste milieueffect in de Europese Unie zijn. Vooruitgang –
kaderontwikkeling Het kader met kernindicatoren
en hun onderliggende methoden zal ook:
voorzien in richtsnoeren met betrekking tot de
uitvoering ervan, in het bijzonder kwaliteits- en betrouwbaarheidseisen
ten aanzien van gegevens, waarmee verificatie door derden wordt
aangemoedigd;
de nodige richtsnoeren voor het gebruik van de
indicatoren omvatten;
relevante benchmarks voor bouwprestaties
voorstellen, die verder reiken dan energie-efficiëntie;
waar nodig mogelijk maken dat indicatoren worden
omgezet in informatie die nuttig is voor de financiële gemeenschap.
Het kader moet flexibel zijn,
zodat het kan worden opgenomen in bestaande en nieuwe beoordelingsregelingen,
of zelfstandig kan worden gebruikt. Het moet strikt genoeg zijn om te zorgen
voor betere prestaties en om vergelijkingen tussen gebouwen mogelijk te maken. Het kader met
kernindicatoren, alsmede het doeltreffend verzamelen en uitwisselen van
gegevens, worden in overleg met belanghebbenden en lidstaten vastgesteld. Het
proces neemt ongeveer twee jaar in beslag, met perioden van overleg met
belanghebbenden om een behoorlijke participatie te waarborgen. Het zal ten dele
gebaseerd zijn op bestaande voorzieningen, zoals de technische norm EN15978[41] en de bestaande
vrijwillige commerciële certificatieregelingen voor gebouwen, met inbegrip van
de werkzaamheden van de Sustainable Building Alliance ("alliantie voor
duurzame bouw")[42],
maar ook op relevante onderzoeksprojecten[43]
en ontwikkelingen op internationaal niveau. Het is de bedoeling dat het
kader vrijelijk kan worden gebruikt bij besluitvorming in verschillende stadia,
maar ook bij beleidsvorming op verschillende niveaus. Daarom moet het kader:
als module kunnen worden opgenomen in
beoordelingsregelingen, naast de grotere reeksen indicatoren hiervan; of
zelfstandig kunnen worden gebruikt, als een
betaalbare oplossing, in eerste instantie voor niet voor bewoning bestemde
gebouwen en later, na opgedane ervaring, ook voor woningen die wel voor
bewoning zijn bestemd.
4. NAAR EEN BETER
FUNCTIONERENDE MARKT VOOR GERECYCLEERDE MATERIALEN Binnen het kader
zal bijzondere aandacht uitgaan naar het toegenomen gebruik van gerecycleerde
materialen en de vermindering van bouw- en sloopafval (BSA). BSA maakt een
derde uit van de totale hoeveelheid afval die in de EU
wordt voortgebracht[44].
Veruit het meeste BSA is recycleerbaar; maar met uitzondering van enkele
lidstaten waar de recycling 90 % bedraagt, ligt de gemiddelde terugwinning
in de EU-27 iets lager dan 50 %[45],[46]. Recycling van BSA kan
aanzienlijke voordelen voor hulpbronnen en milieu hebben. Zo is bij metalen
sprake van een algemene vermindering van effecten van meer dan 90 % voor
aluminium en koper, en van ongeveer 15 % voor laag gelegeerd staal[47].
Beton is het meest gebruikte materiaal in gebouwen en door de recycling ervan
slinken natuurlijke hulpbronnen minder snel en wordt er minder afval gestort.
Beton kan vaak worden gerecycleerd bij sloop- en bouwlocaties dicht bij
stedelijke gebieden. Daar wordt het hergebruikt, waardoor de vraag naar vervoer
afneemt, wat weer besparingen oplevert op kosten en gerelateerde emissies[48].
Recycling levert ook
besparingen op voor andere materialen. Bij vlakglas (dat onder meer wordt
gebruikt voor ramen), levert een ton gerecycleerd materiaal een besparing op
van 1200 kg aan nieuw materiaal, 25 % aan energie en 300 kg aan CO2-emissies
(dit houdt rechtstreeks verband met het smeltproces)[49].
Gerecycleerde glaswol levert vergelijkbare besparingen op ten
aanzien van energie en CO2-emissies[50].
Voor steenwol kan de winst rond 5 % liggen ten aanzien van energieverbruik
en de daarmee samenhangende emissies[51].
Wat gipsplaat betreft, zijn er uit beoordelingen van de levenscyclus
verlagingen gebleken van het aardopwarmingsvermogen, humane toxiciteit en
eutrofiëring van ongeveer 4-5 % bij de productie van een plaat met 25 %
gerecycleerd materiaal, afgezet tegen een gebruik van uitsluitend nieuw
materiaal[52].
Naast de milieuvoordelen zijn
er economische voordelen voor fabrikanten die gerecycleerd materiaal gebruiken.
Zo kent de vlakglasindustrie in de Europese Unie een marktprijs voor
kringloopglas van ongeveer 60-80 EUR per ton, een bedrag dat ver genoeg onder
90 EUR per ton ligt om concurrentie met nieuw materiaal mogelijk te maken. Bij
glas biedt gebruik van gerecycleerd materiaal fabrikanten dus vaak economisch
voordeel. Toch wordt er maar zelden voldaan aan de vraag naar gerecycleerd
materiaal. Recycling van materiaal leidt
tot groei van de werkgelegenheid in de ontmanteling, sortering en recycling van
bouwmateriaal. Het gaat meestal om lokaal werk en het zou werkgelegenheid in
heel Europa creëren. Ondanks
de potentieel significante economische en ecologische voordelen die de
recycling van BSA biedt, worden grote hoeveelheden nog steeds gestort of
teruggestort (vullen van gaten na bouw- of graafactiviteiten). Momenteel worden
vooral metalen gerecycleerd vanwege hun hoge waarde en bestaande markten. De recycling van vele andere
onderdelen van BSA wordt belemmerd vanwege twee verschillende vormen van
marktfalen: ten eerste zijn de kosten van de milieuschade noch opgenomen in de
stortvergoedingen, noch in de kosten van nieuwe materialen, wat ertoe kan
leiden dat gerecycleerd materiaal duurder wordt dan nieuw materiaal; ten tweede
de gescheiden prikkels in de waardeketen van BSA waar de kosten van
ontmanteling, scheiding en afvalverwerking vaak ontstaan in de ontmantelingsfase,
terwijl de potentiële voordelen van het gebruik van gerecycleerde materialen in
het algemeen oplopen tijdens de productiefase. Dit marktfalen, tezamen met
lacunes in de infrastructuur van het afvalstoffenbeheer in een groot aantal
lidstaten, staan investeringen in ontmantelings- en scheidingswerkzaamheden in
de weg, waardoor er een voorkeur blijft bestaan voor storten of opvullen.
Sloopondernemingen hebben dus te maken met onzekerheid ten aanzien van de
vraag, zelfs wanneer de prijs van gerecycleerde materialen winst voor de
fabrikant waarborgt. Markten ontwikkelen geen schaalvoordelen en de hoeveelheid
geleverd gerecycleerd materiaal komt niet overeen met de potentiële vraag van
ondernemingen in bouwproducten. Soms ontbreekt nog steeds de technologie om
gerecycleerde materialen te realiseren die voldoen aan de technische,
veiligheids- en milieuvoorschriften voor bouwproducten. Bovendien
ontbreken soms passende certificeringsprocedures waaruit blijkt dat het
gerecycleerde materiaal voldoet aan alle voorwaarden. De Commissie zal onderzoeken
hoe deze systemische belemmeringen kunnen worden overwonnen. De herziening van
verschillende onderdelen van de Europese afvalwetgeving is gericht op de
verdere vereenvoudiging van het afvalstoffen-Acquis en op het waarborgen
van samenhang tussen de verschillende onderdelen van de afvalwetgeving. In de
huidige mededeling worden in plaats daarvan echter beleidsmaatregelen
onderzocht om het scheppen van markten met gerecycleerde materialen afkomstig
van BSA te stimuleren. Een herziening van de afvalwetgeving en de hier
voorgestelde acties zijn dus complementair, aangezien een succesvolle
totstandbrenging van markten voor gerecycleerd materiaal vanzelfsprekend een
krachtige steun in de rug zal zijn voor de uitvoering van de verschillende
onderdelen van de afvalwetgeving. Dit kan een belangrijke rol spelen, ook omdat
de Commissie van plan is te evalueren of het mogelijk is het storten van BSA
verder te beperken. Uit beste praktijken blijkt
namelijk dat het sommige lidstaten is gelukt minder BSA te laten storten of
opvullen en meer recycling toe te passen. Vooral gericht beleid, dat op de
markt gebaseerde en regelgevende maatregelen combineert, levert zichtbare
voordelen op[53]. 5. SAMENVATTENDE CONCLUSIE In de bouwsector neemt op
nationaal en EU-niveau de belangstelling voor betere hulpbronnenefficiëntie
toe. Verschillende publieke en private benaderingen maken de werkomgeving voor
alle belanghebbenden echter complexer. Het gebrek aan gemeenschappelijke
doelstellingen, indicatoren en gegevens, en het gebrek aan wederzijdse
erkenning van de verschillende benaderingen kunnen de tot op heden geboekte
vooruitgang snel teniet doen en leiden tot verstoringen op de interne markt
voor beroepsbeoefenaars op het gebied van planning, ontwerp, samenstelling en
vervaardiging. Daarom zal de Commissie belanghebbenden (met name: overheidsinstanties, sociale partners, beleggers, verzekeraars, architecten, aannemers, sloopexploitanten, fabrikanten, recycleerders en verschaffers van beoordelingsregelingen) verzoeken om: doelstellingen en indicatoren voor de beoordeling van de duurzaamheid van gebouwen (2014-2015) te bespreken; de praktische uitvoering van een kader voor de kernindicatoren (2014-2015) te bespreken; bij te dragen aan de ontwikkeling van deze kaderregeling (2015-2016). De Commissie zal bovendien: de uitwisseling van beste praktijken bevorderen en samenwerken met de lidstaten ten aanzien van maatregelen die: ervoor zorgen dat er minder BSA wordt gestort of als opvulling wordt gebruikt, hetzij door middel van hogere kosten, hetzij aan de hand van regelgevende maatregelen; in voorkomend geval externe milieukosten opnemen in de prijs van nieuw materiaal voor bouwproducten teneinde een intensiever gebruik van secundaire grondstoffen te stimuleren. Opties voor maatregelen verkennen om ervoor te zorgen dat de gerecycleerde materialen aan de nodige kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen, door middel van normalisatie en certificatie; Onderzoeken hoe de benchmarks voor de inhoud van de gerecycleerde materialen in bouwproducten en gebouwen de vraag naar gerecycleerde materialen kunnen stimuleren. De eerste aandacht zal gericht zijn op prioritaire materialen (zoals beton met zijn hoge volume en thermische isolatie en met zijn energie-intensieve productie) met een geleidelijke uitbreiding naar al het recycleerbare BSA. Het gebruik van benchmarks en streefcijfers kan worden bevorderd in onder meer groene overheidsopdrachten en milieubeheersystemen in de bouwsector; Specifieke afvalstromen van BSA bestuderen om mogelijkheden voor de valorisatie van BSA vast te stellen; Specifieke instrumenten/richtsnoeren ontwikkelen ter beoordeling van gebouwen voorafgaand aan sloop en renovatie, met het oog op een optimaal gebruik van BSA. Als aanvullende maatregelen ondersteunt de Commissie: Onderzoek en innovatie op het gebied van recycling en productie van bouwmaterialen uit BSA via Horizon 2020. Demonstratieprojecten via instrumenten zoals Horizon 2020, COSME, LIFE + en de structuurfondsen die laten zien hoe de samenwerking tussen overheden en de particuliere sector markten levensvatbaar kunnen maken met gerecycleerde materialen. De Commissie zal daarom projecten ondersteunen op gebieden als: ontwerpen voor ontmanteling; controle van de recycleerbaarheid van gebouwen die zijn aangewezen voor sloop of wederopbouw; ontwikkeling van BSA-scheidingsmethoden en -praktijken ter plaatse; ontwikkeling van technologieën voor de verwerking van BSA tot gerecycleerd materiaal; producenten van bouwproducten stimuleren om gerecycleerd materiaal te gebruiken; ontwikkeling van partnerschappen tussen de sloop- en bouwproductsectoren om kosten en baten van BSA-recycling te delen. [1] COM (2011) 571 [2] COM (2007) 860 [3] COM (2007) 414 [4] Studie over "Beheer van BSA in de EU": http://ec.europa.eu/environment/waste/pdf/2011_CDW_Report.pdf [5] 2010/31/EU [6] 2012/27/EU [7] 2009/125/EG [8] 2010/30/EU [9] "Resource efficiency in the building
sector", Ecorys en Copenhagen Resource Institute, Rotterdam, mei 2014 (http://ec.europa.eu/environment/eussd/pdf/Resource
efficiency in the building sector.pdf) EN "Energy use and
environmental impacts of the Swedish building and real estate management
sector", Toller, S. e.a., Journal of Industrial Ecology, 2011, Vol. 15, Nr
3 [10] "HQE Performance, Premières tendances pour les
bâtiments neufs (Association HQE 2011) ISBN 978954110107" en de
bovenvermelde Zweedse studie. [11] Smart Market Report, (2013) http://www.worldgbc.org/files/8613/6295/6420/World_Green_Building_Trends_SmartMarket_Report_2013.pdf [12] Parker, J. (2012) The Value of BREEAM, een verslag van
BSRIA [13] The
business case for green buildings, (2013), http://www.worldgbc.org/activities/business-case/ [14] Uit
obsolescence to resilience - 2013, Jones Lang
LaSalle, , www.joneslanglasalle.co.uk [15] www.rehva.eu/publications-and-resources/hvac-journal/2013/012013/energy-efficiency-strategy-at-the-portfolio-of-a-property-owner/ [16] Ana Cunha Cribellier, Responsable du
Développement International, QUALITEL-CERQUAL [17] Future
of sustainable housing, KN5211 BRE May 2013 [18] COM (2011) 571 [19] COM (2012) 433 [20] 2010/31/EU, ook is er op dit moment een vrijwillig
gemeenschappelijk EU- certificeringssysteem in ontwikkeling voor de
energieprestatie van niet voor bewoning bestemde gebouwen, overeenkomstig
artikel 11, lid 9, van deze richtlijn [21] 2012/27/EU [22] Verordening 305/2011/EU [23] 2003/87/EG [24] 2010/75/EU [25] 2008/98/EG [26] 1999/31/EG [27] COM (2012) 433 [28] "Resource efficiency in the building sector",
Ecorys en Copenhagen Resource Institute, Rotterdam, mei 2014 (http://ec.europa.eu/environment/eussd/pdf/Resource
efficiency in the building sector.pdf) [29] Flash Eurobarometer 367 - TNS Political & Social (juli 2013) [30] Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie over het gebruik
van gemeenschappelijke methoden voor het meten en bekendmaken van de
milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus [31] Daarnaast, ook ter ondersteuning van de toekomstige
ontwikkeling van criteria voor duurzame steden zoals beschreven in het 7e
milieuactieprogramma http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2013:354:0171:0200:EN:PDF [32] Vaak moet dit in verschillende formaten worden gedaan, wat
aanzienlijke kosten voor fabrikanten met zich meebrengt. Dit is bevestigd door
Construction Products Europe, Glass for Europe en Eurima. Zie ook
Pacheco-Torgal F. e.a., Pacheco-Torgal F. e.a., Eco-efficient construction and
building materials, Woodhead Publishing Ltd, 2013, ISBN 0857097679 [33] Verwacht
wordt dat dit verder wordt ondersteund door
instrumenten voor "Building Information Modelling", waarbij het
ontwerp wordt gestuurd door de berekening van de functie en prestatie van een
gebouw, afhankelijk van ontwerp, materiaalkeuze, enz. Met deze instrumenten
wordt in slechts zeer beperkte mate rekening gehouden met milieuaspecten. Verwacht
wordt dat deze aspecten deel zullen uitmaken van de continue ontwikkeling van
deze instrumenten, indien een einde wordt gemaakt aan de onzekerheid over hoe
milieuprestaties moeten worden beoordeeld en gerapporteerd. [34] Projectontwikkelaars werken met verschillende commerciële
certificeringsregelingen vanwege een wisselende vraag van de klant. [35] Centrum voor afvalgegevens (http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/waste/introduction); Datacentrum voor natuurlijke hulpbronnen (http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/data_centre_natural_resources/introduction); Scorebord voor hulpbronnenefficiëntie (http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/europe_2020_indicators/ree_scoreboard); Europees Platform voor de beoordeling van levenscycli (http://eplca.jrc.ec.europa.eu/) [36] Ten aanzien van de genoemde gebieden is de in verband met
dit initiatief georganiseerde openbare raadpleging gesloten. Comfort van het
binnenmilieu maakt geen deel uit van de raadpleging, maar is door
belanghebbenden benadrukt. [37] Hoewel de gebruiksfase afhangt van zowel het ontwerp en de
bouw als van het gedrag van de gebruikers, staat dit laatste niet centraal in
dit initiatief. [38] In voorkomend geval, waarbij ook rekening wordt gehouden
met het gebruik van groene infrastructuurelementen zoals groene daken en groene
muren, COM (2013) 249 http://ec.europa.eu/environment/nature/ecosystems/index_en.htm [39] Zie bovenstaande voetnoot over energiegebruik. [40] Om de noodzaak van een verdere bebouwde omgeving aan te
passen (bijvoorbeeld lege in plaats van nieuwe gebouwen gebruiken, gebouwen
voor meer dan één doel gebruiken, gebouwen bouwen die kunnen worden aangepast
aan nieuwe functies of veranderende behoeften) [41] http://www.en-Standard.EU/CSN-en-15978-sustainability-of-Construction-Works-Assessment-of-environmental-performance-of-buildings-Calculation-Method/ [42] http://sballiance.org/ [43] Zoals de FP7-projecten SuPerBuildings
(http://cic.vtt.fi/superbuildings/) en OPEN HUIS
(http://www.openhouse-fp7.eu/about_project/related_projects) [44] Studie over "Beheer van BSA in de EU": http://ec.europa.eu/environment/waste/pdf/2011_CDW_Report.pdf [45] Uitvoering van de communautaire afvalwetgeving voor groene
groei, DG milieu (2011) [46] Beheer van BSA in de EU http://ec.europa.eu/environment/waste/pdf/2011_CDW_Report.pdf [47] OVAM Ecolizer 2.0 instrument voor ecologisch ontwerp 2.0 http://www.ecodesignlink.be/images/filelib/EcolizerEN_1180.pdf [48] The Cement Sustainability Initiative, World Business
Council for Sustainable Development, ISBN 987-3-940388-49-0 [49] Glass for Europe, http://www.glassforeurope.com/images/cont/187_987_file.pdf [50] EURIMA [51] EURIMA [52] WRAP Technical report, Life cycle assessment of
plasterboard, April 2008, 1-84405-378-4 [53] Del Rio Merino, M., Gracia, P. I., Azevedo, I. S. W. Duurzame bouw
(2010): BSA opnieuw bekeken. Afvalbeheer en onderzoek. 28:
118-129. DOI: 10.1177/0734242 X 09103841 en in geval van de UK (blz.170) http://ec.europa.eu/environment/enveco/taxation/pdf/annexes_phasing_out_env_harmful_subsidies.pdf