Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Zesde BTW-richtlijn: uniforme grondslag

Legal status of the document This summary has been archived and will not be updated, because the summarised document is no longer in force or does not reflect the current situation.

Zesde BTW-richtlijn: uniforme grondslag

De EU schaft de belastingcontroles aan de binnengrenzen af voor alle handelingen die tussen de lidstaten worden verricht, zij brengt de nationale tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) nader tot elkaar en voorziet in een tijdelijke overgangsperiode om de overgang naar de definitieve regeling voor de belastingheffing op het handelsverkeer tussen de lidstaten te vergemakkelijken.

BESLUIT

Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag [Zie wijzigingsbesluiten].

SAMENVATTING

In het navolgende wordt een samenvatting gegeven van de consolidatie van de richtlijnen betreffende de invoering en het functioneren van het gemeenschappelijk BTW-stelsel.

Toepassingsgebied

BTW moet worden afgedragen voor goederenleveringen en dienstverrichtingen die onder bezwarende titel in een land door een belastingplichtige worden uitgevoerd, en voor de invoer van goederen.

Geografisch toepassingsgebied

Op de volgende grondgebieden is de richtlijn niet van toepassing:

  • het eiland Helgoland en het gebied van Büsingen (Duitsland);
  • Groenland (Denemarken);
  • Livigno, Campione d'Italia, de nationale wateren van het meer van Lugano (Italië).

Belastingplichtigen

Belastingplichtigen zijn personen die "zelfstandig" en ongeacht de plaats, het oogmerk of het resultaat, een van de volgende economische activiteiten verrichten: productie, handel of dienstverrichting, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmee gelijkgestelde beroepen. De lidstaten kunnen eveneens als belastingplichtige aanmerken ieder die incidenteel een handeling verricht die behoort tot de voornoemde activiteiten, met name een van de volgende handelingen: de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijbehorende terrein vóór de eerste ingebruikneming; de levering van een bouwterrein.

De term "zelfstandig" sluit loontrekkenden en andere personen van de belastingheffing uit, voorzover zij met hun werkgever een arbeidsovereenkomst hebben aangegaan of enige andere juridische band hebben waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat.

De Staat, de regio's, de gewesten, de provincies, de gemeenten en de andere publiekrechtelijke lichamen worden niet als belastingplichtigen aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten, behalve wanneer behandeling als niet-belastingplichtige tot verstoring van de mededinging van enige betekenis zou leiden.

Plaats van de belastbare handelingen

Als plaats van levering van goederen wordt aangemerkt:

  • de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer naar de afnemer (ingeval het goed wordt verzonden of vervoerd);
  • de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van de levering (ingeval het goed niet wordt verzonden of vervoerd).

Als plaats van een dienst wordt aangemerkt de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd vanwaaruit hij de dienst verricht, of bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats. In afwijking hiervan is:

  • de plaats van diensten die betrekking hebben op een onroerend goed, met inbegrip van diensten van makelaars in onroerende goederen, zoals bijvoorbeeld de diensten verricht door architecten, de plaats waar het goed is gelegen;
  • de plaats van vervoerdiensten, de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden;
  • de plaats van talrijke diensten in verband met activiteiten die met vervoer samenhangen, in verband met culturele, sportieve, wetenschappelijke en onderwijsactiviteiten of in verband met expertises of werkzaamheden die betrekking hebben op roerende lichamelijke zaken, de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden verricht;
  • de plaats van diensten die strekken tot de verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van alle vervoermiddelen, is de plaats waar het gebruik hiervan plaatsvindt;
  • de plaats van de hieronder vermelde diensten is de plaats waar de ontvanger de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd, of bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats: de overdracht en het verlenen van auteursrechten, diensten op het gebied van de reclame, diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, advocaten, accountants, bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen, enz.

Teneinde dubbele heffing of niet-heffing van belasting alsmede verstoring van de mededinging te voorkomen, kunnen de lidstaten:

  • de plaats van bepaalde diensten die in het binnenland is gelegen, aanmerken als buiten de Gemeenschap te zijn gelegen, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie buiten de Gemeenschap geschieden;
  • de plaats van bepaalde diensten die buiten de Gemeenschap is gelegen, aanmerken als in het binnenland te zijn gelegen, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in het binnenland geschieden.

Belastbaar feit en verschuldigdheid van de belasting

Als belastbaar feit wordt beschouwd het feit waardoor voldaan wordt aan de wettelijke voorwaarden, vereist voor het verschuldigd worden van de belasting.

De belasting wordt geacht verschuldigd te zijn wanneer de schatkist krachtens de wet de belasting met ingang van een bepaald tijdstip van de belastingplichtige kan vorderen, ook al kan de betaling daarvan worden uitgesteld.

Het belastbare feit vindt plaats en de belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht, behalve in een aantal limitatief opgesomde gevallen.

Bij invoer vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip van het binnenkomen van het goed in het binnenland.

Maatstaf van heffing

In het binnenland is de maatstaf van heffing voor de uiteenlopende goederenleveringen of dienstverrichtingen:

  • alles wat de leverancier of dienstverrichter voor deze handelingen als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van de zijde van de koper, van de ontvanger of van een derde, met inbegrip van subsidies die rechtstreeks met de prijs van deze handelingen verband houden, of;
  • de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop deze handelingen worden uitgevoerd, of;
  • de door de belastingplichtige voor het verrichten van de diensten gemaakte uitgaven, of;
  • de normale waarde van de betreffende handeling (als "normale waarde" van een dienst wordt beschouwd het bedrag dat een ontvanger, in de handelsfase waarin de handeling wordt verricht, bij vrije mededinging zou moeten betalen aan een zelfstandige dienstverrichter in het binnenland op het tijdstip waarop de handeling wordt verricht, om de betreffende dienst te verkrijgen).

Bij invoer van goederen is de maatstaf van heffing:

  • de prijs die is of moet worden betaald door de importeur indien deze prijs de enige tegenprestatie vormt;
  • de normale waarde bij gebreke van een prijs of indien de betaalde of te betalen prijs niet de enige tegenprestatie voor het ingevoerde goed vormt (als "normale waarde" van een ingevoerd goed wordt beschouwd het bedrag dat een importeur, in de handelsfase waarin de invoer plaatsvindt, bij vrije mededinging zou moeten betalen aan een zelfstandige leverancier in het land waarvandaan het goed is uitgevoerd, op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt, om het desbetreffende goed te verkrijgen).

Tarieven

Voor dergelijke transacties moet belasting worden afgedragen overeenkomstig het tarief en de voorwaarden in de lidstaat van bestemming van de geleverde goederen en verrichte diensten, binnen de grenzen van het nader tot elkaar brengen van de tarieven die in de desbetreffende richtlijnen zijn vastgesteld:

  • het normale BTW-tarief moet in alle lidstaten ten minste 15% bedragen tot 31 december 2000;
  • toegestaan zijn een of twee verlaagde tarieven met een minimum van 5% voor leveringen van goederen en diensten voor sociale of culturele doeleinden (bijlage H, waarvan de werkingssfeer om de twee jaar door de Raad wordt onderzocht);
  • tarieven hoger dan of gelijk aan 12% zijn toegestaan voor goederen en diensten anders dan bedoeld in bijlage H, waarvoor op 1 januari 1991 een verlaagd tarief gold;
  • het nultarief en de sterk gereduceerde tarieven (lager dan 5%) die op 1 januari 1991 bestonden, mogen in beginsel tot 1997 worden gehandhaafd;
  • alle verhoogde tarieven worden afgeschaft.

Vrijstellingen

Vrijstellingen in het binnenland kunnen worden verleend ten gunste van bepaalde activiteiten van algemeen belang, handelingen ter zake van verzekering en herverzekering, verpachting en verhuur van onroerende goederen (met uitzondering van het verstrekken van accommodatie, verhuur van parkeerruimte voor voertuigen, verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines, verhuur van safeloketten), levering van goederen die uitsluitend zijn gebezigd voor een activiteit die is vrijgesteld, en voor talloze andere handelingen zoals verlening van kredieten en bemiddeling inzake kredieten, handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito's, betalingen, overmakingen, handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende aandelen, deelnemingen in vennootschappen of verenigingen, enz.

Vrijstellingen bij invoer kunnen eveneens worden verleend, met name voor de definitieve invoer van goederen waarvan de levering door belastingplichtigen in het binnenland in elk geval is vrijgesteld; voor de invoer van goederen die worden aangegeven in het kader van een regeling inzake douanevervoer; voor de invoer van goederen die worden aangegeven in het kader van een douaneregeling voor tijdelijke invoer en uit dien hoofde in aanmerking komen voor vrijstelling van invoerrechten of die voor een dergelijke vrijstelling in aanmerking zouden komen indien zij uit een derde land zouden zijn ingevoerd; voor de definitieve invoer van goederen waarvoor een andere douanevrijstelling geldt dan die bedoeld in het gemeenschappelijk douanetarief of die voor een dergelijke vrijstelling in aanmerking zouden komen indien zij uit een derde land zouden zijn ingevoerd. De lidstaten hebben echter de mogelijkheid om de vrijstelling niet te verlenen, indien de concurrentievoorwaarden op de binnenlandse markt door het verlenen van de vrijstelling ernstig kunnen worden verstoord.

Ook kunnen vrijstellingen worden verleend bij uitvoer en voor met uitvoer gelijkgestelde handelingen, alsmede voor internationaal vervoer, en kunnen bijzondere vrijstellingen worden verleend voor handelingen met betrekking tot het internationale goederenverkeer.

Aftrek

Ontstaan en omvang van het recht op aftrek: het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de aftrekbare belasting verschuldigd wordt. Voorzover de goederen en diensten worden gebruikt voor belaste handelingen mag de belastingplichtige van de door hem verschuldigde belasting aftrekken: de belasting over de toegevoegde waarde, welke verschuldigd of voldaan is voor de hem door een andere belastingplichtige geleverde of te leveren goederen en voor de te zijnen behoeve door een andere belastingplichtige verrichte of te verrichten diensten; de belasting over de toegevoegde waarde, welke verschuldigd of voldaan is voor ingevoerde goederen; de belasting over de toegevoegde waarde, welke verschuldigd is:

  • voor het door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van een goed dat in het kader van zijn bedrijf is vervaardigd, gebouwd, gewonnen, bewerkt, aangekocht of ingevoerd, indien het van een andere belastingplichtige betrekken van een dergelijk goed hem geen recht zou geven op volledige aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde;
  • voor het door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden verrichten van een dienst, voorzover hij, ingeval een dergelijke dienst door een andere belastingplichtige zou zijn verricht, geen recht zou hebben op volledige aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde.

21. De lidstaten verlenen eveneens aan iedere belastingplichtige recht op aftrek of op teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde, voorzover de goederen en diensten worden gebruikt voor:

  • door de belastingplichtige in het buitenland verrichte handelingen in het kader van de economische activiteiten, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan indien zij in het binnenland plaats zouden vinden;
  • door de belastingplichtige verrichte handelingen die zijn vrijgesteld;
  • door de belastingplichtige verrichte handelingen die zijn vrijgesteld, wanneer de ontvanger buiten de Gemeenschap gevestigd is of wanneer de handelingen rechtstreeks samenhangen met goederen die bestemd zijn om te worden uitgevoerd naar een land buiten de Gemeenschap.

Wijze van uitoefening van het recht op aftrek: om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen moet de belastingplichtige, afhankelijk van het geval, in het bezit zijn van een factuur, in het bezit zijn van een document waaruit de invoer blijkt en waarin hij wordt aangeduid als degene waarvoor de invoer is bestemd of als de importeur en waarin het bedrag van de verschuldigde belasting wordt vermeld of op grond waarvan dat bedrag kan worden berekend, of de door elke lidstaat voorgeschreven formaliteiten vervullen.

Tot voldoening van de belasting gehouden personen

In het binnenlands verkeer kan in verschillende gevallen BTW verschuldigd zijn:

  • door de belastingplichtige die een belastbare handeling verricht en handelingen verricht door een in het buitenland gevestigde belastingplichtige. Wanneer de belastbare handeling wordt verricht door een in het buitenland gevestigde belastingplichtige, kunnen de lidstaten bepalen dat de belasting verschuldigd is door een andere persoon. Daartoe kan onder meer een fiscaal vertegenwoordiger of degene voor wie de belaste handeling bestemd is, worden aangewezen. De lidstaten kunnen tevens bepalen dat een andere persoon dan de belastingplichtige hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen;
  • door de ontvanger van een dienst, verricht door een in het buitenland gevestigde belastingplichtige; de lidstaten kunnen evenwel bepalen dat de dienstverrichter hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen;
  • door ieder die de belasting over de toegevoegde waarde vermeldt op een factuur of een als zodanig dienst doend document.

Bij invoer kan BTW verschuldigd zijn door degene(n) die als zodanig door de lidstaat van invoer wordt (worden) aangewezen of erkend.

De richtlijn legt tevens verplichtingen op aan deze tot voldoening van de belasting gehouden personen, zowel in het binnenlands verkeer als bij invoer. Zo moet iedere belastingplichtige opgave doen van het begin, de wijziging en de beëindiging van zijn activiteit als belastingplichtige. Iedere belastingplichtige moet een boekhouding voeren welke voldoende gegevens bevat om de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde en de controle daarop door de belastingadministratie mogelijk te maken. Hiermee wordt de juiste heffing van de belasting gewaarborgd.

Bijzondere regelingen

Er bestaan talloze bijzondere regelingen:

  • die voor kleine ondernemingen;
  • die voor landbouwproducenten (gemeenschappelijke forfaitaire regeling);
  • die voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten;
  • die voor goud (es de en fr);
  • die voor arbeidsintensieve diensten (es de fr);
  • die voor reisbureaus (es de fr).

Onder bepaalde voorwaarden kunnen de lidstaten derogatiemaatregelen vaststellen om de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Op 25 juni 1997 heeft de Europese Commissie voorgesteld een raadgevend comité voor de BTW op te richten.

Richtlijn 77/388/EEG is vele malen gewijzigd. De meest recente wijzigingen zijn:

  • Richtlijn 2000/17/EG van de Raad van 30 maart 2000 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (overgangsbepalingen) waarbij de Republiek Oostenrijk wordt toegestaan een verlaagd BTW-tarief toe te passen voor de verhuur van onroerend goed voor residentieel gebruik, op voorwaarde dat dit tarief niet lager ligt dan 10%, en de Republiek Portugal wordt toegestaan een verlaagd BTW-tarief toe te passen voor restauratie, op voorwaarde dat dit tarief niet lager ligt dan 12%.
  • Richtlijn 2000/65/EG van de Raad van 17 oktober 2000 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bepaling van diegene die tot voldoening van de BTW gehouden is. De regels betreffende de bepaling van de belastingplichtige vormden namelijk een probleem voor kleinere handelaren die in verschillende lidstaten actief zijn, in die zin dat zij gedwongen konden zijn om een fiscale vertegenwoordiger aan te wijzen als belastingplichtige in het land waar zij goederen leverden of diensten verrichtten terwijl zij daar niet gevestigd waren. Gelet op de goedkeuring van de wetgeving op het gebied van de administratieve samenwerking in het kader waarvan de wederzijdse bijstand tussen de lidstaten plaatsheeft, en de noodzaak om de gemeenschappelijke BTW-regeling te vereenvoudigen, voorziet het nieuwe artikel 21 erin dat de aanwijzing van een fiscaal vertegenwoordiger door de niet in het land gevestigde belastingplichtigen voortaan facultatief is.
  • Richtlijn 2001/115/EEG van de Raad van 20 december 2001 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de BTW- facturering. Het doel is de ter zake van de facturering geldende voorwaarden te harmoniseren door met name een verplichte lijst van meldingen vast te stellen en een gemeenschappelijk juridisch en technisch kader te scheppen voor de elektronische facturering zodat maximaal gebruik kan worden gemaakt van de ontwikkeling van nieuwe technologieën.
  • Richtlijn 2002/38/EG bevat wijzigingen voor de huidige richtlijn ("zesde BTW-richtlijn"). Het gaat erom bepaalde elektronische diensten die aan niet-belastingplichtigen binnen de EU worden geleverd door dienstverleners uit derde landen, aan de BTW te onderwerpen. Een bijzondere regeling moet dus worden opgezet en het land van ontvangst zal ervoor moeten zorgen dat de dienstverleners hun verplichtingen nakomen. Tot de desbetreffende diensten behoren de levering van muziek, films en spellen, van beelden, teksten en informatie en van software en het plaatsen van websites.
  • Richtlijn 2003/92/EG voorziet in de wijziging van de toepassingsregels voor BTW op leveringen van gas en elektriciteit teneinde de werking van de interne markt te verbeteren. Deze richtlijn beoogt met name de huidige problemen met betrekking tot dubbele heffing of niet-heffing, alsmede verstoringen van de concurrentieverhoudingen tussen handelaren op te heffen. Hoewel de oude regels goed hebben gewerkt in een nationale context, passen deze niet meer in de context van marktliberalisering en van internationalisering van de leveringen van gas en elektriciteit. Om deze redenen voorzien de nieuwe regels in: heffing van BTW in de lidstaat van levering of verbruik van het gas en de elektriciteit; de invoering van verplichte verlegging wanneer kopers en leveranciers niet in dezelfde lidstaat zijn gevestigd; een heffing van belasting op kosten van toegang tot en het gebruik van de distributienetten in de lidstaat waarin de afnemer is gevestigd.
  • Richtlijn 2004/7/EG voorziet in de wijziging van de procedures die de lidstaten in staat stellen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen. De richtlijn beoogt de procedure te vereenvoudigen en te moderniseren volgens welke een lidstaat krachtens de artikelen 27 en 30 van de zesde BTW-richtlijn door de Raad kan worden gemachtigd bijzondere, van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde afwijkende maatregelen te treffen hetzij om de belastingheffing te vereenvoudigen hetzij om bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen, hetzij in het kader van een overeenkomst met een derde land of met een internationale organisatie. Om redenen van transparantie en rechtszekerheid voorziet de richtlijn met name in opheffing van de mogelijkheid tot stilzwijgende goedkeuring van afwijkende maatregelen. Derhalve moet iedere toegestane afwijking de vorm aannemen van een uitdrukkelijk besluit dat de Raad op voorstel van de Commissie vaststelt. In de richtlijn wordt eveneens bepaald dat de Commissie naar aanleiding van een verzoek om een afwijking door een lidstaat verplicht is de lidstaat mee te delen dat zij over alle nodige beoordelingsgegevens beschikt en dat zij binnen een termijn van drie maanden na toezending van deze informatie aan de verzoekende lidstaat de Raad een voorstel voorlegt voor een machtiging of een mededeling waarin zij haar eventuele bezwaren toelicht. Om er verder voor te zorgen dat de gemeenschappelijke BTW-bepalingen op meer uniforme wijze toegepast kunnen worden, bepaalt de richtlijn dat aan de Raad uitvoeringsbevoegdheden worden verleend zodat de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen kan nemen om de dienovereenkomstige toepassing van deze regels te waarborgen.
  • Richtlijn 2004/15/EG (es de fr) tot wijziging van artikel 289, lid 6, van de Zesde BTW-richtlijn, met het oog op de verlenging van de periode waarin voor arbeidsintensieve diensten verlaagde BTW-tarieven mogen worden toegepast, met twee jaar.
  • Richtlijn 2004/66/EG tot aanpassing van Richtlijn 77/388/EEG in verband met de toetreding van tien nieuwe lidstaten tot de Europese Gemeenschap op 1 mei 2004.
  • Richtlijn 2005/92/EG strekt ertoe de geldigheid van het minimumniveau van het normale BTW-tarief (15 %) met vijf jaar te verlengen, dat wil zeggen van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010.
  • Richtlijn 2006/69/EG wijzigt de zesde BTW-richtlijn en biedt de lidstaten de mogelijkheid snel wettelijk sluitende maatregelen te treffen om de ontduiking en ontwijking van de BTW op bepaalde specifieke en welomschreven gebieden te bestrijden.

Referenties

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Richtlijn 77/388/EEG

1.1.1978

1.1.1978

L 145 van 13.6.1977

Wijzigingsbesluiten

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Richtlijn 80/368/EEG

22.3.1988

22.3.1988

L 90 van 3.4.1980

Verordening 3308/80 (EEG, Euratom)

-

-

L 345 van 20.12.1980

Richtlijn 84/386/EEG

1.7.1985

1.7.1985

L 208 van 3.8.1984

Richtlijn 89/465/EEG

24.7.1989

1.1.19901.1.19911.1.19921.1.19931.1.1994

L 226 van 3.8.1989

Richtlijn 91/680/EEG

1.1.1993

1.1.1993

L 376 van 31.12.1991

Richtlijn 92/77/EEG

1.1.1993

1.1.1993

L 316 van 31.10.1992

Richtlijn 92/111/EEG

1.1.1993

1.1.1993

L 390 van 31.12.1992

Richtlijn 94/4/EG

1.4.1994, behalve uitzonderingen

-

L 365 van 31.12.1994

Richtlijn 94/5/EG

1.1.1995

1.1.1995

L 60 van 3.3.1994

Richtlijn 94/76/EG

1.1.1995

1.1.1995

L 365 van 31.12.1994

Richtlijn 95/7/EG

1.1.1996, behalve uitzonderingen

-

L 102 van 5.5.1995

Richtlijn 96/42/EG

29.7.1996

-

L 170 van 9.7.1996

Richtlijn 98/80/EG

17.10.1998

1.1.2000

L 281 van 17.10.1998

Richtlijn 1999/49/EG

2.6.1999

31.12.1998

L 139 van 2.6.1999

Richtlijn 1999/59/EG

26.6.1999

1.1.2000

L 162 van 26.6.1999

Richtlijn 1999/85/EG

28.10.1999

31.12.2002

L 277 van 28.10.1999

Richtlijn 2000/17/EG

5.4.2000

-

L 84 van 5.4.2000

Richtlijn 2000/65/EG

21.10.2000

31.12.2001

L 269 van 21.10.2000

Richtlijn 2001/4/EG

27.1.2001

-

L 22 van 24.1.2001

Richtlijn 2001/115/EG

7.2.2002

1.1.2004

L 15 van 17.1.2002

Richtlijn 2002/38/EG

15.5.2002

-

L 128 van 15.5.2002

Richtlijn 2002/93/EG

7.12.2002

-

L 260 van 11.10.2003

Richtlijn 2003/92/EG

11.10.2003

1.1.2005

L 260 van 11.10.2003

Richtlijn 2004/7/EG

19.2.2004

-

L 27 van 30.1.2004

Richtlijn 2004/15/EG

10.2.2004

1.1.2004

L 52 van 21.2.2004

Richtlijn 2004/66/EG

1.5.2004

1.5.2004

L 168 van 1.5.2004

Richtlijn 2005/92/EG

28.12.2005

1.1.2006

L 345 van 28.12.2005

Richtlijn 2006/18/EG

22.2.2006

-

L 51 van 22.2.2006

Richtlijn 2006/69/EG

12.8.2006

-

L 221 van 12.8.2006

Richtlijn 2006/98/EG

1.1.2007

-

L 363 van 20.12.2006

GERELATEERDE BESLUITEN

VEREENVOUDIGING VAN BTW-HEFFING, -VERPLICHTINGEN EN -TERUGGAAF:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad van 29 oktober 2004 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging van de BTW-verplichtingen; Voorstel voor een richtlijn van de Raad van 29 oktober 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 77/388/EEG vastgestelde teruggaaf van de BTW aan belastingplichtigen die niet in het binnenland maar in een andere lidstaat zijn gevestigd [COM(2004) 728/1 en /2 - Publicatieblad C 24 van 29.1.2005]. Ter vereenvoudiging van de maatregelen met betrekking tot de verplichtingen die de BTW-plichtigen moeten vervullen wanneer zij over geen enkele inrichting beschikken in de lidstaat waar zij hun bedrijvigheid uitoefenen, stelt de Commissie via drie afzonderlijke wetswijzigingen zes concrete maatregelen voor: invoering van een éénloketsysteem voor niet-ingezeten belastingplichtigen; modernisering van de teruggaafprocedure met behulp van een elektronisch éénloketsysteem; harmonisatie van de regeling ter zake van de goederen en diensten waarvoor de lidstaten het recht op aftrek mogen beperken; uitbreiding van het gebruik van de verleggingsregeling tot bepaalde business-to-business (b2b) transacties verricht door niet-ingezeten belastingplichtigen; herziening van de bijzondere regeling voor kleine en middelgrote ondernemingen; vereenvoudiging van de regeling voor afstandsverkopen.

Raadplegingsprocedure (CNS/2004/0261)

PLAATS VAN HEFFING VAN DE BTW BIJ LEVERING VAN DIENSTEN

Verordening nr. 1777/2005 van de Raad van 17 oktober 2005 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde [Publicatieblad L 288 van 29.10.2005]. Deze verordening beoogt de interpretatie en de toepassing van gemeenschappelijke BTW-regels te verduidelijken. Deze verordening verduidelijkt enkele hoofdaspecten van de zesde BTW-richtlijn, namelijk de definitie van belastingplichtigen, de plaats van levering van bepaalde diensten en de regeling die van toepassing is op langs elektronische weg verrichte diensten. Doel hiervan is een grotere uniformiteit bij de toepassing van de richtlijn en een betere werking van de interne markt te bewerkstelligen.

Voorstel voor een richtlijn van de Raad van 23 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 77/799/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten [COM(2003) 822 -Publicatieblad C 96 van 21.4.2004]. Ten aanzien van de dienstverlening tussen BTW-plichtigen ("business to business", dat wil zeggen tussen ondernemingen) stelt de Commissie nu voor de BTW te heffen in de lidstaat waar de ontvanger is gevestigd (dat wil zeggen de plaats van verbruik) en niet langer in de lidstaat van de dienstverlener. Het gewijzigde voorstel van de Commissie ziet met name op de BTW-regels die van toepassing zijn op bepaalde diensten aan particulieren. De voorgestelde wijzigingen hebben tot doel een einde te maken aan de concurrentieverstoringen tussen bedrijven onderling in de EU en tussen bedrijven in de EU en in derde landen die op afstand diensten verlenen aan particulieren. Het gewijzigde voorstel vereenvoudigt ook de BTW-formaliteiten die de bedrijven moeten vervullen door de regels die thans gelden voor diensten aan bedrijven te harmoniseren met die voor diensten aan particulieren.

Raadplegingsprocedure (CNS/2003/0329 )

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING EN WEDERZIJDSE BIJSTAND OP HET GEBIED VAN DE INDIRECTE BELASTINGEN

Voorstel voor een verordening van de Raad van 29 oktober 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1798/2003 wat betreft de invoering van een regeling voor administratieve samenwerking in het kader van het éénloketsysteem en de BTW-teruggaafprocedure [COM(2004) 728/3 - Publicatieblad C 24 van 29.1.2005]. De Europese Commissie stelt een verordening voor ter vereenvoudiging van de huidige BTW-verplichtingen, teneinde de bedrijven te ondersteunen die over de grenzen heen actief zijn en goederen of diensten leveren in andere EU-lidstaten. Het voorstel voorziet met name in de invoering van een éénloketsysteem, dat de belastingplichtigen zouden kunnen gebruiken om in hun lidstaat van vestiging aan al hun BTW-verplichtingen te voldoen voor alle handelingen die zij in de gehele EU verrichten. Met dit systeem zouden belastingplichtigen slechts één BTW-nummer nodig hebben voor al hun leveringen van goederen en diensten binnen de EU en zouden zij hun BTW-aangifte kunnen indienen via één elektronische portaalsite, langswaar de aangifte vervolgens automatisch zou worden doorgezonden naar de verschillende lidstaten waar die goederen of diensten worden geleverd. Het voorstel omvat nog vijf andere vereenvoudigingsmaatregelen.

Raadplegingsprocedure (CNS/2004/0262)

Richtlijn 2003/93/EG van de Raad van 7 oktober 2003 houdende wijziging van Richtlijn 77/799/EEG betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe en de indirecte belastingen [Publicatieblad L 264 van 15.10.2003]. Deze wijziging van de zesde BTW-richtlijn moet het de lidstaten mogelijk maken inlichtingen over bepaalde belastingen op verzekeringspremies uit te wisselen en de BTW-fraude te bestrijden.

Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde [Publicatieblad L 264 van 15.10.2003]. Verordening (EG) nr. 1798/2003 beoogt de samenwerking tussen de belastingdiensten van de lidstaten te vergroten teneinde BTW-fraude te bestrijden, door de belemmeringen die de uitwisseling van inlichtingen nog hinderen weg te nemen. De tekst geeft drie hoofddoelstellingen aan:

  • het vaststellen van duidelijker en bindender regels voor de uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten;
  • het zorgen voor rechtstreekse contacten tussen nationale bureaus voor fraudebestrijding, en
  • het intensiveren van de uitwisseling van inlichtingen.

BIJZONDERE REGELINGEN:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad van 5 mei 2003 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de BTW op postale dienstverlening [COM(2003) 234 -Publicatieblad C 76 van 25.3.2004]. Teneinde de mededingingsverstoringen in de sector van de openbare postdiensten, die steeds vaker door particuliere ondernemingen worden verricht, weg te nemen, stelt de Commissie voor om de op dergelijke diensten van toepassing zijnde regels van de belasting op de toegevoegde waarde (BTW) te wijzigen door deze aan de algemene belastingheffing te onderwerpen. Om de gevolgen van deze wijziging voor de prijzen die de eindgebruiker betaalt, zoveel mogelijk te beperken, voorziet de Commissie met name in de mogelijkheid een verlaagd BTW-tarief in te voeren voor brieven en kleine pakjes met een gewicht van minder dan 2 kg.

Dit voorstel berust op drie hoofdelementen:

  • opheffing van de BTW-vrijstelling voor de openbare postdiensten en voor postzegels;
  • wijziging van de regels inzake de plaats van dienstverlening, teneinde te garanderen dat er slechts één BTW-tarief wordt toegepast voor het merendeel van de particuliere post;
  • mogelijkheid van toepassing van een verlaagd tarief.

Raadplegingsprocedure (CNS/2003/0091 )

Voorstel voor een richtlijn van de Raad van 8 februari 2002 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bijzondere regeling voor reisbureaus [COM(2002) 64 def. - Publicatieblad C 126 E van 28.5.2002].

Dit voorstel voor een richtlijn (es de en fr) beoogt het toepassingsgebied van de bijzondere regeling voor reisbureaus uit te breiden tot alle leveringen van pakketreizen.Raadplegingsprocedure (CNS/2002/0041)

Laatste wijziging: 12.02.2007

Top