EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0470

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een meerjarenplan voor het Baltische zalmbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren

/* COM/2011/0470 definitief - 2011/0206 (COD) */

52011PC0470

/* COM/2011/0470 definitief - 2011/0206 (COD) */ Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een meerjarenplan voor het Baltische zalmbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren


(...PICT...)

TOELICHTING

1. Achtergrond van het voorstel

· Motivering en doel van het voorstel

Een wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) vermeldt dat enkele van de 30 rivierbestanden wilde zalm, waaronder het Baltische zalmbestand, zich buiten biologisch veilige grenzen bevinden en het risico lopen op genetische uitputting. Een niet-bindend beheersplan dat in 1997 door de Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee is opgesteld, is in 2010 verstreken, en zonder een nieuw plan heeft het toekomstige beheer van het bestand geen doelstellingen en is het niet voorspelbaar voor vissers en de toeristenindustrie. Enkele lidstaten, de regionale adviesraad voor de Oostzee (BSRAC) en belanghebbenden hebben de Europese Commissie derhalve herhaaldelijk gevraagd een voorstel te doen voor een nieuw beheerssysteem.

De doelstelling van het voorstel is om een meerjarenplan voor het beheer van de visserij op Baltische zalmbestanden op te stellen om ervoor te zorgen dat de staat van instandhouding van het gehele Baltische bestand, namelijk inclusief alle rivierbestanden zalm, gunstig is, en om duurzame exploitatie mogelijk te maken. De specifieke doelstellingen van het initiatief moeten erop gericht zijn dat:

a) het Baltische zalmbestand duurzaam wordt geëxploiteerd volgens het beginsel van de maximale duurzame opbrengst;

b) de genetische integriteit en diversiteit van het Baltische zalmbestand wordt beschermd.

· Algemene context

1. Het huidige beheer van het Baltische zalmbestand omvat de vaststelling van jaarlijkse TAC en technische instandhoudingsmaatregelen zoals gesloten seizoenen en minimummaten bij aanlanding. Door het verbod op drijfnetten dat is ingesteld ter bescherming van de bruinvissen in de Oostzee, is ook de zalmvisserijinspanning in het hoofdstroomgebied beperkt. Zalm is een soort van EU-belang, zoals gedefinieerd in de habitatrichtlijn [1] en zijn habitat in het binnenland wordt beschermd op grond van de kaderrichtlijn water [2]. Bovendien heeft de commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied (HELCOM) [3] enkele doelstellingen gedefinieerd voor de soorten die worden gedekt door het HELCOM-actieplan voor de Oostzee [4].

2. Overeenkomstig de algemene doelstelling van het GVB inzake de instandhouding van visbestanden en specifiek gelet op de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de basisverordening) op grond waarvan meerjarige plannen moeten worden opgesteld, zijn de belangrijkste elementen van het plan de volgende:

– doelstellingen en streefcijfers (bereik 75% van de mogelijke productie van smolt (jonge zalm die voor het eerst naar zee trekt) in elke wildezalmrivier binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening);

– een TAC die is gebaseerd op een constante visserijsterftecoëfficiënt van 0,1. De TAC betreft alleen de mariene visserij, maar zal wel eveneens gelden voor kapiteins van andere dan vissersvaartuigen die diensten aanbieden voor recreatievisserij;

– de verplichting voor lidstaten om technische instandhoudingsmaatregelen zoals gesloten gebieden en seizoenen in te stellen om uiterlijk 24 maanden na de inwerkingtreding van het plan migrerende paaibestanden in hun kustwateren te beschermen;

– met het oog op de genetische diversiteit van de wilde bestanden: de uitfasering van het vrijlaten van zalm in rivieren met door mensen gebouwde obstakels die de reïntroductie van zichzelf in stand houdende wildezalmpopulaties onmogelijk maken;

– financiële bijstand uit het EVF voor de, bij wijze van instandhoudingsmaatregel voor het bestand wilde zalm, heraangroeigerichte uitzet van zalm in rivieren waarin zichzelf in stand houdende wildezalmpopulaties kunnen overleven.

· Bestaande EU-bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Bij de basisverordening is een algemeen kader voor het GVB vastgesteld, alsmede de situaties waarin de Raad meerjarige plannen aanneemt.

– Er moet worden opgemerkt dat in het kader van de komende hervorming van het GVB enkele bepalingen van dit ontwerpvoorstel in de toekomst kunnen worden gewijzigd.

Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005, waarbij technische instandhoudingsmaatregelen voor de Oostzee zijn vastgesteld, d.w.z. minimummaten bij aanlanding en gesloten seizoenen voor de zalmvisserij.

Bij de jaarlijkse verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en vangstvoorschriften voor de visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, wordt de TAC voor zalm vastgesteld (bijvoorbeeld voor 2011 bij Verordening (EU) nr. 1124/2010 van de Raad van 29 november 2010 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn).

Bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een EU-controleregeling voor de visserij zijn algemene controlevereisten voor de visserij vastgesteld, maar ook specifieke eisen voor meerjarenplannen.

· Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

De doelstellingen van het voorstel hangen samen met het milieubeleid van de Europese Unie, met name met de doelstellingen van de habitatrichtlijn, de kaderrichtlijn water en de kaderrichtlijn mariene strategie.

2. Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

Aangezien de zalm een soort is waaraan groot belang wordt gehecht, niet alleen door commerciële vissers maar ook door recreatievissers, toeristenbedrijven en belangengroeperingen voor rivieren, is tijdens het raadplegingsproces geprobeerd alle belangengroepen te bereiken. Op internet is een in alle talen van de landen rond de Oostzee vertaalde discussienota verschenen. De overheidsinstellingen uit de lidstaten rond de Oostzee die zich bezighouden met visserij en milieu, en belangrijke belanghebbenden hebben bovendien deelgenomen aan een op 28 april 2009 te Brussel gehouden raadplegingsbijeenkomst. Er is een stuurgroep effectbeoordeling opgericht waarin vertegenwoordigers van 6 directoraten-generaal zitting hadden, namelijk DG ENV, DG EMPL, DG REGIO, DG ECFIN, DG TRADE en het Secretariaat-generaal.

Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden

Het voorstel is gebaseerd op wetenschappelijk advies van ICES inzake milieuparameters [5], van het Finse onderzoeksinstituut voor wild en visserij inzake de sociale en economische beoordelingen [6] en op beoordelingen en advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) [7].

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

Een samenvatting van het wetenschappelijk advies en de raadplegingen is te vinden in het verslag inzake de effectbeoordeling dat dit voorstel begeleidt.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek

Alle adviezen en bijdragen aan het raadplegingsproces zijn terug te vinden op de website van DG MARE: http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/governance/consultations_en.htm

· Effectbeoordeling

Met de voorgestelde maatregelen kunnen de volgende doelstellingen worden bereikt, mits zij goed worden uitgevoerd en in combinatie met de uitvoering van de wettelijke milieuverplichtingen voor binnenwateren:

a) voor het Baltische zalmbestand

– Herstel van alle rivierbestanden wilde zalm in het Oostzeegebied tot die zich binnen biologisch veilige grenzen en in een gunstige staat van instandhouding bevinden door de visserijdruk op zwakke rivierbestanden zalm te beperken.

– Reïntroductie van zichzelf in stand houdende populaties in rivieren met volledig vernietigde of zeer zwakke populaties, zodat de totale productie van wilde zalm toeneemt.

– Bescherming van de genetische diversiteit van wilde zalm door het uitzetten van gekweekte zalm, hetgeen potentieel een negatief genetisch effect heeft, aanzienlijk te verminderen.

b) voor de commerciële vangstsector

– Voorspelbaarheid van de vangstmogelijkheden door duidelijke vangstcontrolevoorschriften.

– Toegenomen productie van wilde zalm en herstel van alle wilde rivierbestanden die op de lange termijn tot toegenomen visserijmogelijkheden zullen leiden.

c) voor de recreatievisserij

– Toegenomen productie van wilde zalm en herstel van alle wilde rivierbestanden die op de lange termijn tot toegenomen visserijmogelijkheden zullen leiden.

d) voor de toeristensector

– Potentie om te groeien als gevolg van toegenomen visserijmogelijkheden voor wilde zalm, zowel op zee als in de rivieren.

3. Juridische elementen van het voorstel

· Rechtsgrondslag

De rechtsgrond van dit voorstel is artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie [8].

· Subsidiariteitsbeginsel

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de Europese Unie exclusief bevoegd voor dit voorstel. Hoewel Baltische zalm een anadrome soort is, moet hij toch worden gekwalificeerd als een "biologische rijkdom van de zee" in de zin van artikel 3, lid 1, onder d), VWEU. Het is in de geest van deze bepaling dat wordt gezorgd voor de doeltreffende instandhouding van mariene soorten gedurende hun hele migratiecyclus. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

· Evenredigheid

De voorgestelde maatregelen voldoen aan het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij niet meer beogen te doen dan nodig is om de doelstelling van instandhouding van het zalmbestand in de Oostzee in het kader van het GVB te bereiken, en aangezien zij geschikt zijn om de duurzaamheid van deze visserijtak op de lange termijn te garanderen.

4. Gevolgen voor de begroting

Er zijn geen nieuwe gevolgen voor de begroting.

5. Aanvullende informatie

· Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling

Het voorstel bevat een herzienings- en wijzigingsclausule.

2011/0206 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een meerjarenplan voor het Baltische zalmbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [9],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [10],

Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het zalmactieplan, dat in 1997 door de Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee is vastgesteld, is in 2010 verstreken. Overeenkomstsluitende partijen bij de commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied (HELCOM) hebben de EU opgeroepen een langetermijnplan voor het beheer van de Baltische zalm te ontwikkelen.

(2) Uit recent wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) komt naar voren dat sommige rivierbestanden Baltische zalm zich buiten biologisch veilige grenzen bevinden en dat een meerjarenplan op Europees niveau moet worden ontwikkeld.

(3) Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de Europese Unie exclusief bevoegd voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee. Aangezien zalm een anadrome soort is, kan de instandhouding van de mariene bestanden Baltische zalm niet worden bereikt zonder dat maatregelen worden genomen om die bestanden tijdens hun in de rivieren levenscyclus te beschermen. Daarom is de Unie ook exclusief bevoegd voor dergelijke maatregelen, zodat de instandhouding van mariene soorten gedurende hun hele migratiecyclus wordt gegarandeerd, en moeten deze maatregelen in het meerjarenplan worden opgenomen.

(4) In Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna [11] is de zalm opgenomen als soort van EU-belang en op grond van die richtlijn genomen maatregelen moeten zo zijn ontworpen dat de exploitatie daarvan verenigbaar is met een gunstige staat van instandhouding. Er moet derhalve voor worden gezorgd dat in het kader van de onderhavige verordening genomen maatregelen om de zalm te beschermen samenhangen en gecoördineerd worden met die welke in het kader van de genoemde richtlijn zijn genomen.

(5) Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid [12] is bedoeld om het aquatische milieu waar de zalm een deel van zijn levenscyclus doorbrengt, te beschermen, in stand te houden en te verbeteren. Het meerjarenplan voor het Baltische zalmbestand moet bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van Richtlijn 2000/60/EG. Maatregelen die in het kader van laatstgenoemde richtlijn reeds zijn gevraagd, zoals stroomgebiedbeheersplannen, moeten in de onderhavige verordening niet worden herhaald, maar er moet wel voor worden gezorgd dat de maatregelen ter bescherming en verbetering van de zalmhabitats in de binnenwateren die zijn genomen in het kader van de onderhavige verordening en die welke zijn genomen in het kader van genoemde richtlijn, met elkaar samenhangen en gecoördineerd worden.

(6) In het uitvoeringsplan dat tijdens de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002 is overeengekomen, is bepaald dat alle commerciële bestanden hersteld moeten worden tot een dusdanig niveau dat zij tegen 2015 een maximale duurzame opbrengst kunnen opleveren. ICES is van mening dat dit niveau voor de rivierbestanden Baltische zalm overeenkomt met een productie van smolt (jonge zalm die voor het eerst naar zee trekt) van tussen de 60% en 75% van de potentiële productiecapaciteit van smolt van de verschillende wildezalmrivieren. Dat wetenschappelijk advies moet de basis vormen voor de vaststelling van doelstellingen en streefcijfers in het meerjarenplan.

(7) Er is wetenschappelijk advies dat erop wijst dat de genetische vervuiling van de Baltische zalmbestanden kan leiden tot een vermindering van het overlevingspercentage en de omvang van de inheemse populaties, en tot de teloorgang van de genetische bestandheid tegen ziekten en veranderende plaatselijke milieuomstandigheden. Daarom speelt het bewaren van de genetische integriteit en diversiteit van de Baltische zalmbestanden een cruciale rol bij de instandhouding van die bestanden en moet deze als doelstelling worden opgenomen in het meerjarenplan.

(8) Toepassing van de visserijsterftecoëfficiënt op zee- en rivierenbestanden moet leiden tot een bestandsomvang wilde zalm die de maximale duurzame opbrengst produceert in overeenstemming met de vastgestelde streefcijfers en termijnen. De visserijsterftecoëfficiënt voor zeebestanden moet worden vastgesteld op basis van advies door het WTECV.

(9) Voor een effectieve uitvoering van het plan en om een doelgerichter antwoord op de specifieke problemen van ieder rivierbestand zalm te kunnen krijgen, moeten de betrokken lidstaten de mogelijkheid krijgen de mate van zalmvisserijsterfte, de TAC en bepaalde technische instandhoudingsmaatregelen in hun rivieren vast te stellen overeenkomstig artikel 2, lid 1, VWEU.

(10) Wanneer in het kader van de onderhavige verordening maatregelen worden vastgesteld, moeten de lidstaten daarbij hun internationale verplichtingen volledig naleven, met name die welke voortvloeien uit artikel 66 van het verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 [13], op grond waarvan de staat van oorsprong van anadrome bestanden en andere betrokken staten moeten samenwerken met het oog op de instandhouding en het beheer van deze bestanden.

(11) Er moeten voorzieningen worden getroffen om de Commissie in staat te stellen op basis van de in het meerjarenplan vastgestelde streefcijfers en doelstellingen de adequaatheid en de doeltreffendheid van de maatregelen van de lidstaten periodiek te beoordelen.

(12) Volgens wetenschappelijk advies kan het aangroeigericht uitzetten van zalmen aanmerkelijke gevolgen hebben voor de genetische diversiteit van de Baltische zalmbestanden en bestaat er een risico dat het grote aantal gekweekte vissen dat elk jaar in de Oostzee wordt vrijgelaten, de genetische integriteit van de wilde zalm beïnvloedt, en zou het uitzetten moeten worden uitgefaseerd. Daarom moeten de voorwaarden voor het vrijlaten van zalm in dit meerjarenplan worden vastgesteld.

(13) Het heraangroeigericht uitzetten van zalm in potentiële zalmrivieren wordt onder specifieke voorwaarden als instandhoudingsmaatregel beschouwd en zal een positief effect hebben op het totale aantal zalmen en op de visserij, aangezien dit kan leiden tot de reïntroductie van zichzelf in stand houdende zalmpopulaties. Er moeten maatregelen worden getroffen om heraangroeigerichte uitzet die aan deze voorwaarden voldoet, toe te staan en in aanmerking te laten komen voor financiering overeenkomstig artikel 38, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 inzake het Europees Visserijfonds [14].

(14) Aangezien het vrijlaten van zalm op dit moment in bepaalde lidstaten echter verplicht kan zijn, en om de lidstaten de tijd te geven zich aan deze eisen aan te passen, moeten andere vormen van vrijlaten van zalm dan aangroeigerichte uitzet en heraangroeigerichte uitzet gedurende een overgangsperiode van zeven jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening worden toegestaan.

(15) Met het oog op de naleving van de in deze verordening vastgestelde maatregelen moeten specifieke controlebepalingen worden vastgesteld in aanvulling op die van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen [15].

(16) Een aanzienlijk deel van de kustvaartuigen die op zalm vissen is minder dan 10 m lang. Om die reden moet het gebruik van een visserijlogboek zoals vereist op grond van artikel 14 en de verplichting tot voorafgaande kennisgeving zoals vereist op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, voor alle vissersvaartuigen gaan gelden.

(17) Om ervoor te zorgen dat de zalmvangst niet verkeerd wordt aangegeven als zeeforel en dus aan echte controle ontsnapt, moet de verplichting om voorafgaande kennisgevingen overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 in te dienen ook gaan gelden voor alle vaartuigen die zeeforel aan boord hebben.

(18) Om betere en meer wetenschappelijke gegevens over het zalmbestand te verkrijgen moet de elektrovisserij worden toegestaan.

(19) In recent wetenschappelijk advies wordt erop gewezen dat de recreatiezalmvisserij op zee een aanzienlijk effect heeft op de zalmbestanden, hoewel hierover geen zeer precieze gegevens bestaan. Met name recreatievisserij vanaf vaartuigen die worden uitgebaat door ondernemingen die hun diensten met winstoogmerk aanbieden zou een belangrijk aandeel in de vangsten van Baltische zalm kunnen hebben. Daarom is het voor het functioneren van het meerjarenplan passend om bepaalde specifieke beheersmaatregelen te introduceren om dergelijke activiteiten te beheersen.

(20) Om de in de onderhavige verordening vastgestelde streefcijfers op een efficiënte manier te bereiken en om snel op veranderingen in de toestand van de bestanden te kunnen reageren, moet de bevoegdheid om wetgevingshandelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie worden overgedragen wat bepaalde niet-essentiële onderdelen van de onderhavige verordening betreft, zoals bepaald in de artikelen 6, 7, 11 en 25 daarvan. Die bevoegdheden moeten de mogelijkheid omvatten om de visserijsterftecoëfficiënt voor de mariene bestanden te wijzigen, om de lijst van wildezalmrivieren en bepaalde technische informatie in de bijlagen bij de onderhavige verordening te wijzigen en om maatregelen goed te keuren voor Baltische rivierbestanden, wanneer de lidstaten geen maatregelen hebben genomen op grond van de in overweging 9 genoemde bevoegdheid of wanneer die maatregelen als ondoeltreffend worden beschouwd.

(21) Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.

(22) Om voor gelijkvormige voorwaarden voor de uitvoering van de in artikel 12 van de onderhavige verordening vastgestelde bepalingen inzake het aangroeigericht uitzetten van zalm te zorgen, moeten de uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren [16],

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening wordt een langetermijnplan voor de instandhouding en het beheer van het Baltische zalmbestand vastgesteld (hierna “het plan” genoemd).

Artikel 2

Toepassingsgebied

1. Het plan is van toepassing op:

a) de commerciële visserij in de Oostzee en op met de Oostzee in verbinding staande rivieren op het grondgebied van lidstaten (hierna “de betrokken lidstaten” genoemd);

b) recreatievisserij op zalm in de Oostzee, wanneer die visserij door dienstvaartuigen plaatsvindt.

Artikel 3

Definities

1. Voor de uitvoering van de onderhavige verordening zijn de definities van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, artikel 2 van Richtlijn 2000/60/EG en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van toepassing.

2. Voorts wordt verstaan onder:

(a) "de Oostzee": ICES-deelsectoren 22-32;

(b) “Baltische rivieren”: de met de Oostzee in verbinding staande rivieren op het grondgebied van lidstaten;

(c) “Baltische zalmbestand”: alle zalmbestanden in de Oostzee en in de Baltische rivieren, zowel wilde als gekweekte;

(d) “wildezalmrivier”: een in bijlage I opgenomen rivier met zichzelf in stand houdende wildezalmpopulaties waarin geen of slechts beperkte hoeveelheden gekweekte zalm wordt vrijgelaten;

(e) “potentiële zalmrivier”: een rivier met historische wildezalmpopulaties waarin momenteel geen of weinig natuurlijke voortplanting plaatsvindt, maar die het potentieel heeft voor reïntroductie van een zichzelf in stand houdende wildezalmpopulatie;

(f) “potentiële capaciteit voor de productie van smolt”: productiecapaciteit van smolt (jonge zalm die voor het eerst naar zee trekt), berekend voor elke rivier op basis van relevante rivierspecifieke parameters;

(g) “technische instandhoudingsmaatregelen”: maatregelen die de soortensamenstelling en de groottesamenstelling van de vangsten, alsmede de effecten van visserijactiviteiten op onderdelen van de ecosystemen reguleren door het verbinden van voorwaarden aan het gebruik en de structuur van vistuig en door het beperken van de toegang tot de visserijgebieden;

(h) “aangroeigericht uitzetten” of "aangroeigerichte uitzet": het doelbewust vrijlaten van gekweekte smolt of van gekweekte zalm in eerdere levensstadia in wildezalmrivieren;

(i) “heraangroeigericht uitzetten” of "heraangroeigerichte uitzet": het vrijlaten van gekweekte smolt of van gekweekte zalm in eerdere levensstadia in potentiële zalmrivieren;

(j) “dienstvaartuig”: een vaartuig dat door een onderneming wordt uitgebaat en dat diensten aanbiedt, met inbegrip van het verstrekken van visuitrusting, vervoer en/of begeleiding, voor de recreatievisserij op zalm in de Oostzee;

(k) “totaal toegestane vangst (TAC)”: de hoeveelheid Baltische zalm die in een gegeven jaar van het bestand mag worden gevangen en aangeland.

HOOFDSTUK II

DOELSTELLINGEN

Artikel 4

Doelstellingen

Met het plan wordt beoogd:

a) het Baltische zalmbestand duurzaam te exploiteren volgens het beginsel van de maximale duurzame opbrengst;

b) de genetische integriteit en diversiteit van het Baltische zalmbestand te beschermen.

HOOFDSTUK III

STREEFCIJFERS

Artikel 5

Streefcijfers voor rivierbestanden wilde zalm

1. Wildezalmrivieren die 50% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt tegen de tijd dat deze verordening in werking treedt, moeten binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening elk een wildesmoltproductie van 75% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt.

2. Wildezalmrivieren die nog geen 50% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt tegen de tijd dat de onderhavige verordening in werking treedt, moeten binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening elk een productie van wilde smolt van 50% en binnen tien jaar van 75% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt.

3. Met ingang van het elfde jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening moet de productie van wilde smolt in elke wildezalmrivier op een niveau van ten minste 75% van de potentiële productie van smolt worden gehandhaafd.

4. De betrokken lidstaten mogen voor elke wildezalmrivier andere, stringentere streefcijfers vaststellen.

HOOFDSTUK IV

VANGSTVOORSCHRIFTEN

Artikel 6

Vaststelling van de TAC voor de riviervisserij

1. De jaarlijkse TAC voor zalmbestanden in wildezalmrivieren bedraagt niet meer dan de hoeveelheid die overeenkomt met de in lid 2 bedoelde visserijsterftecoëfficiënt.

2. De visserijsterftecoëfficiënt voor zalmbestanden in wildezalmrivieren wordt door elke lidstaat vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5 bepaalde streefcijfers en de deskundigenadviezen van het WTECV en ICES en wordt regelmatig opnieuw door die instanties geëvalueerd wanneer meer informatie beschikbaar komt of wanneer de kenmerken van de rivier zich wijzigen. Daartoe houden de lidstaten rekening met de potentiële productiecapaciteit van smolt die door ICES op basis van relevante rivierspecifieke parameters voor elke rivier is berekend en regelmatig opnieuw door die instantie wordt geëvalueerd wanneer meer informatie beschikbaar komt of wanneer de kenmerken van de rivier zich wijzigen.

3. De betrokken lidstaten maken de visserijsterftecoëfficiënt voor wildezalmrivieren en de dienovereenkomstige zalm-TAC bekend op het voor het publiek toegankelijke deel van hun officiële website die uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening overeenkomstig artikel 114 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet zijn opgezet, en herzien deze coëfficiënten jaarlijks.

4. De Commissie beoordeelt om de drie jaar op basis van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers de verenigbaarheid en de doeltreffendheid van de op grond van het onderhavige artikel door de lidstaten genomen maatregelen.

5. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de visserijsterftecoëfficiënt en/of de dienovereenkomstige TAC voor wildezalmrivieren en/of de sluiting van de betrokken visserij indien de lidstaten de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen niet bekendmaken vóór de vastgestelde uiterste datum na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de visserijsterftecoëfficiënt en/of de dienovereenkomstige TAC voor wildezalmrivieren en/of de sluiting van de betrokken visserij indien een beoordeling overeenkomstig lid 4 erop wijst dat de maatregelen van de lidstaten onverenigbaar zijn met de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers of deze doelstellingen en streefcijfers niet halen.

7. De door de Commissie vastgestelde maatregelen zijn erop gericht te garanderen dat de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers worden gehaald. Op het moment waarop de gedelegeerde handeling door de Commissie wordt vastgesteld, verliezen de maatregelen van de lidstaten hun geldigheid.

Artikel 7

Vaststelling van de TAC voor de zeevisserij

1. De jaarlijkse TAC voor mariene zalmbestanden bedragen niet meer dan het niveau dat overeenkomt met een visserijsterftecoëfficiënt van 0,1.

2. Wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat de toestand van de bestanden is veranderd en/of dat de bestaande visserijsterftecoëfficiënt niet toereikend is om de in artikel 4 vastgestelde doelstellingen te bereiken, kan de Commissie de in lid 1 bedoelde visserijsterftecoëfficiënt voor de mariene bestanden wijzigen door middel van een overeenkomstig artikel 26 vastgestelde gedelegeerde handeling.

3. In geval van een plotselinge uitbraak van ziekten, gevaarlijk lage overlevingspercentages van jonge zalm in het post-smoltstadium of andere onvoorziene ontwikkelingen, stelt de Raad een TAC vast die lager is dan de TAC die voorvloeit uit de toepassing van de in lid 1 bedoelde visserijsterftecoëfficiënt.

Artikel 8

Gebruik van de nationale quota door dienstvaartuigen

Op zee vanaf dienstvaartuigen gevangen zalm wordt in mindering gebracht op het nationale quotum.

HOOFDSTUK V

TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

Artikel 9

Maatregelen van de lidstaten ter bescherming van zwakke rivierbestanden zalm

1. Voor wildezalmrivieren die bij de inwerkingtreding van de onderhavige verordening nog geen 50% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt, moeten de betrokken lidstaten uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening nationale technische instandhoudingsmaatregelen vaststellen.

2. De in lid 1 bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen zijn gebaseerd op rivierspecifieke eisen om adequaat bij te dragen aan het bereiken van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers. De plaats van toepassing van dergelijke maatregelen wordt bepaald aan de hand van de beste beschikbare informatie inzake de mariene migratieroutes van de zalm.

Artikel 10

Maatregelen ter bescherming van andere rivierbestanden zalm

De lidstaten kunnen in hun Baltische rivieren nationale technische instandhoudingsmaatregelen vaststellen voor rivierbestanden zalm die niet onder artikel 9 vallen. Die maatregelen dragen bij tot het bereiken van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers.

Artikel 11

Maatregelen van de Commissie

1. De Commissie beoordeelt om de drie jaar op basis van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers de verenigbaarheid en de doeltreffendheid van de op grond van de artikelen 9 en 10 door de lidstaten genomen maatregelen, met name in die gevallen waarin wildezalmrivieren door verschillende lidstaten lopen.

2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van noodzakelijke technische instandhoudingsmaatregelen indien de betrokken lidstaten dergelijke maatregelen niet overeenkomstig artikel 9 vaststellen vóór de vastgestelde uiterste datum na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

3. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van noodzakelijke technische instandhoudingsmaatregelen indien een beoordeling overeenkomstig lid 1 erop wijst dat de maatregelen van de lidstaten onverenigbaar zijn met de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers of deze doelstellingen en streefcijfers niet halen.

4. De door de Commissie vastgestelde maatregelen zijn erop gericht te garanderen dat de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers worden gehaald. Op het moment waarop de gedelegeerde handeling door de Commissie wordt vastgesteld, verliezen de maatregelen van de lidstaten hun geldigheid.

HOOFDSTUK VI

HET VRIJLATEN VAN JONGE ZALM

Artikel 12

Aangroeigericht uitzetten

1. Zalm mag alleen aangroeigericht worden uitgezet in wildezalmrivieren. Het aantal vrijgelaten smolts in elke rivier mag niet meer bedragen dan de geraamde potentiële capaciteit voor de productie van smolt van die rivier.

2. Het aangroeigericht uitzetten moet zodanig plaatsvinden dat de genetische diversiteit van de verschillende rivierbestanden zalm wordt beschermd, rekening houdend met de bestaande vispopulaties in de rivier waarin de zalm aangroeigericht wordt uitgezet, alsmede in naburige rivieren, en het effect van het aangroeigericht uitzetten moet worden gemaximaliseerd.

3. De Commissie kan bepalingen ter uitvoering van dit artikel vaststellen door middel van uitvoeringshandelingen die overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, genoemde onderzoeksprocedure worden vastgesteld.

Artikel 13

Heraangroeigericht uitzetten

Het heraangroeigericht uitzetten in potentiële zalmrivieren mag alleen worden gedaan op voorwaarde dat:

a) de rivier de migratie van zalmen toelaat, de waterkwaliteit juist is en de habitat geschikt voor de voortplanting en de groei van zalmen;

b) het doel van de heraangroeigerichte uitzet is om een levensvatbare, zichzelf in stand houdende wildezalmpopulatie te introduceren of te versterken;

c) er een controle- en evaluatieprogramma voor de periode vóór en na het uitzetten is;

d) er geschikte en toereikende instandhoudings- en beheersmaatregelen zijn om de reïntroductie van een zichzelf in stand houdende zalmpopulatie in de rivier te vergemakkelijken.

Het heraangroeigericht uitzetten overeenkomstig lid 1 wordt geacht een instandhoudingsmaatregel te zijn voor de doeleinden van artikel 38, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 inzake het Europees Visserijfonds.

Artikel 14

Overgangsperiode

Het vrijlaten van zalm, anders dan overeenkomstig de artikelen 12 en 13, mag worden voortgezet tot en met 7 jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

HOOFDSTUK VII

CONTROLE EN HANDHAVING

Artikel 15

Verband met Verordening (EG) nr. 1224/2009

Behalve de in dit hoofdstuk vastgestelde controlemaatregelen zijn die van Verordening (EG) nr. 1224/2009 onverminderd van toepassing, tenzij in de artikelen van dit hoofdstuk anders is bepaald.

Artikel 16

Logboeken

In afwijking van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moeten kapiteins van EU-vissersvaartuigen, ongeacht de lengte van die vaartuigen, die over een visvergunning voor zalm beschikken, een logboek bijhouden van hun activiteiten overeenkomstig de in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde regels.

Artikel 17

Voorafgaande kennisgevingen

In afwijking van de inleidende zin van artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 stellen kapiteins van EU-vissersvaartuigen, ongeacht de lengte van die vaartuigen, die zalm en/of zeeforel aan boord hebben, de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenlidstaat onmiddellijk na de visserijactiviteit in kennis van de in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde informatie.

Artikel 18

Machtigingen voor speciale activiteiten

1. Dienstvaartuigen mogen slechts op zalm vissen, indien zij beschikken over een machtiging voor speciale activiteiten overeenkomstig bijlage II van de onderhavige verordening.

2. De betrokken lidstaten moeten de machtigingen voor speciale activiteiten opnemen in de lijst van vismachtigingen in het elektronische gegevensbestand dat overeenkomstig artikel 116, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is ingesteld. Bovendien moeten zij de gegevens over de machtigingen voor speciale activiteiten invoeren in het in artikel 109 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde geautomatiseerde valideringssysteem.

Artikel 19

Vangstaangifte

1. De kapitein van een dienstvaartuig vult een vangstaangifte overeenkomstig bijlage III in en dient deze uiterlijk op de laatste dag van elke maand in bij de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat van het dienstvaartuig.

2. Uiterlijk op de 15e van elke maand registreren de betrokken lidstaten de informatie die in de vangstaangiften over de vorige maand is vastgelegd, in hun elektronische gegevensbestand dat overeenkomstig artikel 116, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is ingesteld, alsmede in hun in artikel 109 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde geautomatiseerde valideringssysteem. De elektronische gegevens en de vangstaangiften worden 3 jaar lang bewaard.

Artikel 20

Inspecties van de aanlandingen

De betrokken lidstaten verifiëren de juistheid van de informatie die in de vangstaangiften is geregistreerd, door middel van inspecties van de aanlandingen. Bij dergelijke inspecties van de aanlandingen moet ten minste 10% van het totale aantal aanlandingen worden geïnspecteerd.

Artikel 21

Nationale controleactieprogramma’s

De in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 voorgeschreven nationale controleactieprogramma’s omvatten minimaal ook:

a) de toepassing van technische instandhoudingsmaatregelen die overeenkomstig hoofdstuk V van de onderhavige verordening zijn vastgesteld;

b) de naleving van de regels inzake het gebruik van de quota, de machtiging voor activiteiten en de vangstaangiften door dienstvaartuigen;

c) de controle van de regels inzake aangroeigerichte en heraangroeigerichte uitzet.

HOOFDSTUK VIII

VERZAMELING VAN GEGEVENS

Artikel 22

Voor de doeleinden van gegevensverzameling kan ieder cohort jonge zalm in alle wildezalmrivieren vóór de smoltificatie door middel van elektrovisserij worden onderzocht.

HOOFDSTUK IX

FOLLOW-UP

Artikel 23

Verslaglegging door de lidstaten

1. De betrokken lidstaten rapporteren in het derde jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening en vervolgens om de drie jaar aan de Commissie over de overeenkomstig hoofdstuk V vastgestelde technische instandhoudingsmaatregelen en over de verwezenlijking van de in artikel 5 vastgestelde doelstellingen.

2. De betrokken lidstaten rapporteren in het zesde jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening en vervolgens om de zes jaar aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening en over de verwezenlijking van de in lid 5 vastgestelde doelstellingen. De rapportage van de lidstaten bevat met name de volgende informatie:

a) de ontwikkeling van de nationale visserij, met inbegrip van het aandeel vangsten op volle zee, in de kustwateren en in de rivieren, en het aandeel daarin van commerciële vissers, bedrijven van dienstvaartuigen en andere recreatievissers;

b) voor elke wildezalmrivier de productie van parr (jonge zalm in het zoetwaterstadium) en smolt, en de beste beschikbare raming van de potentiële productiecapaciteit van smolt;

c) voor elk rivierbestand wilde zalm de beschikbare genetische informatie;

d) het aangroeigericht uitzetten en het heraangroeigericht uitzetten van zalm;

e) de uitvoering van het in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde nationale controleactieprogramma.

Artikel 24

Evaluatie van het plan

In het jaar na dat waarin de Commissie rapporten van de lidstaten ontvangt, evalueert zij op basis van de in artikel 23 bedoelde rapportage door de lidstaten en op basis van wetenschappelijk advies het effect van de beheersmaatregelen op het Baltische zalmbestand en op de visserijtakken die dat bestand bevissen.

HOOFDSTUK X

WIJZIGINGEN VAN DE BIJLAGEN

Artikel 25

Wijzigingen van de bijlagen

1. De Commissie kan de lijst van wildezalmrivieren van bijlage I wijzigen door middel van overeenkomstig artikel 26 vastgestelde gedelegeerde handelingen, om deze aan te passen aan de meest recente wetenschappelijke informatie.

2. Om voor doeltreffende controle te zorgen kan de Commissie de bijlagen II en III wijzigen door middel van overeenkomstig artikel 26 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

HOOFDSTUK XI

PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 26

Uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden

1. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2. De bevoegdheid tot vaststelling van de in de artikelen 6, 7, 11 en 25 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.

3. De in de artikelen 6, 7, 11 en 25, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan op elk moment door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5. Een krachtens de artikelen 6, 7, 11 en 25 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld dat zij geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 27

Intrekking van bevoegdheid

Wanneer een betrokken lidstaat de in de artikelen 6 of 11 bedoelde maatregelen op de vastgestelde uiterste datum niet heeft vastgesteld of bekendgemaakt, of wanneer die maatregelen inadequaat en/of ondoeltreffend worden bevonden naar aanleiding van een in artikel 6, lid 4, of artikel 11, lid 1, bedoelde beoordeling, wordt de in de artikelen 6 of 11 bedoelde bevoegdheid van de betrokken lidstaat door de Commissie ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld.

Artikel 28

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde Comité voor de visserij en de aquacultuur. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK XII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing vanaf XXX.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE I

Wildezalmrivieren in het Oostzeegebied

Finland

– Simojoki

Finland/Zweden

– Tornionjoki/Torneälven

Zweden

– Kalixälven, Råneälven, Piteälven, Åbyälven, Byskeälven, Rickleån, Sävarån, Ume/Vindelälven, Öreälven, Lögdeälven, Emån, Mörrumsån, Ljungan

Estland

– Pärnu, Kunda, Keila, Vasalemma

Letland

– Salaca, Vitrupe, Peterupe, Irbe, Uzava, Saka

Letland/Litouwen

– Barta/Bartuva

Litouwen

– stroomgebied van de Nemunas (Žeimena)

BIJLAGE II

MINIMALE INFORMATIE VOOR DE MACHTIGINGEN VOOR SPECIALE ACTIVITEITEN

1. VAARTUIGGEGEVENS

Naam van het vaartuig [17]

Vlaggenstaat

Haven van registratie (naam en nationale code)

Externe kentekens

Internationale radioroepnaam (IRCS [18])

2. HOUDER VAN DE MACHTIGING, EIGENAAR VAN HET VAARTUIG EN KAPITEIN [19]

Naam en adres van de natuurlijke of rechtspersoon

3. KENMERKEN VAN HET VAARTUIG

Motorvermogen (kW) [20]

Tonnage (BT)

Lengte over alles

4. VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ

1. Datum van afgifte:

2. Geldigheidsduur:

3. Aan de machtiging verbonden voorwaarden betreffende, in voorkomend geval, soort, gebied en vistuig:

BIJLAGE III

VANGSTAANGIFTEN

Elke betrokken lidstaat geeft voor zijn dienstvaartuigen een officieel formulier af dat als vangstaangifte moet worden ingevuld. Dit formulier bevat minimaal de volgende informatie:

a) referentienummer van de machtiging voor speciale activiteiten die overeenkomstig artikel 18 van de onderhavige verordening is afgegeven;

b) naam van de natuurlijke of rechtspersoon die houder is van de overeenkomstig artikel 18 van de onderhavige verordening afgegeven machtiging voor speciale activiteiten;

c) naam en handtekening van de kapitein van het dienstvaartuig;

d) datum en tijd van het vertrek uit en de aankomst in de haven en de duur van de visreis;

e) voor elke visreis: plaats en tijdstip van aanlanding;

f) vistuig dat bij de visserijactiviteiten is gebruikt;

g) hoeveelheden aangelande vis per soort en per visreis;

h) hoeveelheden teruggegooide vis per soort en per visreis;

i) gebied van de vangsten per visreis, uitgedrukt als statistische vakken van ICES.

[1] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/105/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 368).

[2] PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1).

[3] Verdrag ter bescherming van het mariene milieu van de Oostzee, 1992 (in werking getreden op 17 januari 2000).

[4] Goedgekeurd op 15 november 2007 in Krakau, Polen, door de buitengewone ministersvergadering van HELCOM.

[5] Speciaal advies van ICES 2008, 8.3.3.3. Verzoek aan ICES om advies over beheer van de zalm in de Oostzee.

[6] Finnish Game and Fisheries Research Institute, 2008. Data analysis to support development of a Baltic Sea Salmon Action Plan, SI2.491891, FISH/2007/03 – Lot 6.

[7] Report on the 31st plenary meeting of the Scientific, Technical and Economic Committee for Fisheries: (PLEN-09-02), 13-17 juli 2009, Kopenhagen.

[8] PB C 108 van 9.5.2008, blz. 1.

[9] PB C , , blz. .

[10] PB C , , blz. .

[11] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/105/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 368).

[12] PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1).

[13] PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1–2.

[14] PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1–44.

[15] PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1–50.

[16] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[17] Voor vaartuigen met een naam.

[18] Voor vaartuigen die een internationale radioroepnaam hebben aangevraagd.

[19] Te vermelden voor elke persoon waarop dit van toepassing is.

[20] Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2930/86.

--------------------------------------------------

Top