EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999PC0658(02)

Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een programma ter bevordering van de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken (Media Plus - Ontwikkeling, distributie en bevordering) (2001-2005)

/* COM/2000/0658 def. - CNS 99/0276 */

OJ C 150E, 30.5.2000, p. 65–72 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51999PC0658(02)

Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een programma ter bevordering van de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken (Media Plus - Ontwikkeling, distributie en bevordering) (2001-2005) /* COM/2000/0658 def. - CNS 99/0276 */

Publicatieblad Nr. C 150 E van 30/05/2000 blz. 0065 - 0072


Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de tenuitvoerlegging van een programma ter bevordering van de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken (Media Plus - Ontwikkeling, distributie en bevordering) (2001-2005)

(door de Commissie ingediend)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de tenuitvoerlegging van een programma ter aanmoediging van de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken (Media Plus - Ontwikkeling, distributie en bevordering) (2001-2005)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 157, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie [30],

[30] PB C van , blz.

Gezien het advies van het Europees Parlement [31],

[31] PB C van , blz.

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [32],

[32] PB C van, blz.

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie heeft met het voorzitterschap van het Verenigd Koninkrijk van 6 tot 8 april 1998 te Birmingham de Europese audiovisuele conferentie "Uitdagingen en mogelijkheden van het digitale tijdperk" gehouden. Uit deze raadpleging is gebleken dat er behoefte bestaat aan een verbeterd steunprogramma voor de Europese audiovisuele industrie; de activiteiten op audiovisueel gebied in het digitale tijdperk dragen bij tot het scheppen van werkgelegenheid, met name op het gebied van de productie en de verspreiding van audiovisuele werken.

(2) De Raad Culturele en Audiovisuele Zaken van 28 mei 1998 heeft door zijn goedkeuring van de resultaten van de te Birmingham gehouden Europese audiovisuele conferentie beklemtoond dat het wenselijk is de ontwikkeling van een sterke en concurrerende Europese audiovisuele-programma-industrie aan te moedigen, daarbij met name rekening houdend met de Europese culturele verscheidenheid en de bijzondere omstandigheden van kleine taalgebieden.

(3) Het verslag van de studiegroep op hoog niveau over het audiovisueel beleid van 26 oktober 1998, getiteld "Het digitale tijdperk en het Europese audiovisueel beleid", erkent de noodzaak de steunmaatregelen ten gunste van de audiovisuele en filmindustrie te versterken, met name door het Media-programma middelen toe te kennen die in overeenstemming zijn met de omvang en het strategisch belang van de audiovisuele industrie.

(4) De mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, getiteld "Audiovisueel beleid: de volgende stappen" [33], erkent dat een grotere overheidssteun, met name op gemeenschapsvlak, noodzakelijk is om het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector te versterken.

[33] COM(98) 446 def. van 14.7.1998.

(5) Het groenboek over de convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie en de implicaties daarvan voor de regelgeving [34] beklemtoont dat er een kans bestaat dat er een tekort aan kwaliteitsprogramma's voor de analoge en digitale televisiemarkt ontstaat.

[34] COM(97) 623 def. van 3.12.1997.

(6) Uit de door de Commissie uitgevoerde openbare raadpleging over het groenboek [35] is gebleken dat het noodzakelijk is een gunstig kader te scheppen voor de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele programma's voor de nieuwe en traditionele media in een digitale omgeving.

[35] SEC(1998) 1284 def. van 29.7.1998.

(7) In de conclusies inzake de resultaten van de openbare raadpleging over het convergentiegroenboek van 27 september 1999 [36] heeft de Raad de Commissie verzocht de resultaten van de raadpleging bij het uitwerken van voorstellen voor maatregelen ter versterking van de Europese audiovisuele sector, met inbegrip van de sector multimedia, in aanmerking te nemen.

[36] PB C 283 van 6.10.1999, blz. 1.

(8) De Commissie heeft een actieprogramma ter bevordering van de ontwikkeling van de audiovisuele industrie in Europa (Media) (1991-1995), zoals vastgesteld bij Besluit 90/685/EEG van de Raad van 21 december 1990, [37] ten uitvoer gelegd, dat met name acties ter ondersteuning van de ontwikkeling en de distributie van Europese audiovisuele werken omvat.

[37] PB L 380 van 31.12.1990, blz. 37.

(9) De communautaire strategie ter ontwikkeling en versterking van de Europese audiovisuele industrie is bekrachtigd in het kader van het programma Media II, zoals vastgesteld bij Besluit 95/563/EEG van de Raad [38] en bij Besluit 95/564/EG van de Raad [39]; op grond van de met dit programma opgedane ervaringen moet worden gezorgd voor de verlenging ervan, met inachtneming van de bereikte resultaten.

[38] PB L 321 van 30.12.1995, blz. 25.

[39] PB L 321 van 30.12.1995, blz. 33.

(10) Uit het verslag van de Commissie over de in de periode van 1 januari 1996 tot 30 juni 1998 in het kader van het programma Media II (1996-2000) bereikte resultaten blijkt dat het programma voldoet aan de noodzakelijke subsidiariteit van de communautaire steun ten opzichte van de nationale steun, aangezien de steunverlening van het Media-programma een aanvulling vormt op de steun die vanouds door middel van de nationale mechanismen wordt verleend [40].

[40] COM(1999) 91 def. van 16.3.1999.

(11) Het is noodzakelijk overeenkomstig artikel 151 van het Verdrag met de culturele aspecten van de audiovisuele sector rekening te houden.

(12) De opkomst van een Europese audiovisuele markt vereist de ontwikkeling en productie van Europese werken, dat wil zeggen producties afkomstig uit de lidstaten of uit Europese derde landen die aan het programma Media Plus deelnemen of over een kader voor samenwerking daarmee beschikken, zulks met inachtneming van de voorwaarden die in artikel 6 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten [41], zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad [42], zijn vastgelegd.

[41] PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23.

[42] PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60.

(13) Wil de audiovisuele-programma-industrie concurrerend zijn, dan is het gebruik van nieuwe technologieën in het ontwikkelings-, productie- en distributiestadium van programma's noodzakelijk. Bijgevolg moet worden gezorgd voor een passende en doeltreffende coördinatie met de op het gebied van de nieuwe technologieën ondernomen acties, met name het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor acties op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002), zoals vastgesteld bij Besluit 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad [43].

[43] PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1.

(14) De Commissie stelt in haar verslag aan de Europese Raad over de werkgelegenheidsperspectieven in de informatiemaatschappij [44] vast dat de nieuwe audiovisuele diensten grote mogelijkheden voor het scheppen van werkgelegenheid bieden.

[44] COM(1998) 590 def.

(15) De Commissie heeft in haar Mededeling over het communautaire beleid ter ondersteuning van de werkgelegenheid [45] de positieve werking van het programma Media II op de werkgelegenheid in de audiovisuele sector erkend.

[45] COM (1999) 167 def.

(16) De voorwaarden waaronder Europese films op de Europese en internationale markt worden gedistribueerd moeten worden verbeterd. Het is noodzakelijk dat de samenwerking tussen internationale distributeurs, nationale distributeurs, exploitanten en producenten wordt bevorderd en dat er gecoördineerde initiatieven met het oog op gezamenlijke acties voor een Europese programmering worden gesteund.

(17) De voorwaarden waaronder Europese werken op de televisie worden uitgezonden op de internationale en Europese markt moeten worden verbeterd. Het is noodzakelijk dat de samenwerking tussen omroeporganisaties zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 89/552/EG, internationale distributeurs en producenten wordt bevorderd.

(18) De markttoegang van Europese zelfstandige productie- en distributie-ondernemingen moet worden vergemakkelijkt en zowel Europese werken als ondernemingen in de audiovisuele sector moeten worden bevorderd.

(19) De toegang van het publiek tot het Europese audiovisuele erfgoed moet worden verbeterd, met name door de digitalisering en de vorming van netten op Europees vlak.

(20) De geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, Cyprus, Malta, Turkije en de EVA-landen die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, kunnen op basis van aanvullende kredieten en volgens met de betrokken landen overeen te komen procedures aan de communautaire programma's deelnemen.

(21) De andere Europese landen die partij zijn bij de overeenkomst van de Raad van Europa inzake grensoverschrijdende televisie maken deel uit van de Europese audiovisuele ruimte en kunnen daarom, op basis van aanvullende kredieten en op de voorwaarden die in overeenkomsten tussen de betrokken partijen moeten worden vastgelegd, aan het programma deelnemen; deze landen moeten, indien zij dit wensen, en afhankelijk van begrotingsoverwegingen of van prioriteiten van hun audiovisuele industrie, aan het programma kunnen deelnemen of van een beperkte samenwerkingsformule gebruik kunnen maken, op basis van aanvullende kredieten en volgens tussen de betrokken partijen overeen te komen specifieke voorwaarden.

(22) Samenwerking met niet-Europese derde landen op grond van wederzijdse en evenwichtige belangen kan een meerwaarde voor de Europese audiovisuele industrie opleveren inzake de bevordering, de markttoegang, de distributie, de verspreiding en de exploitatie van Europese producties in deze landen; een dergelijke samenwerking moet worden ontwikkeld op basis van aanvullende kredieten en volgens specifieke voorwaarden die in overeenkomsten tussen de betrokken partijen moeten worden vastgelegd.

(23) In dit besluit wordt voor de gehele looptijd van het programma een financieel referentiebedrag opgenomen in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 [46], zulks zonder afbreuk te doen aan de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit.

[46] PB C 102 van 4.4.1996, blz. 4.

(24) Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [47] dienen de nodige maatregelen ter uitvoering van het onderhavige besluit volgens de raadplegingsprocedure van artikel 3 van eerstgenoemd besluit te worden vastgesteld,

[47] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BESLUITEN:

Artikel 1

1. Voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005 wordt een programma ter aanmoediging van de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken, binnen en buiten de Europese Unie, hierna "programma" genoemd, vastgesteld dat erop gericht is de Europese audiovisuele industrie te versterken.

2. De doelstellingen van het programma zijn:

a) de verbetering van het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele industrie op de internationale en Europese markt, door de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken te steunen, met inachtneming van de ontwikkeling van nieuwe technologieën;

b) de eerbiediging van Europese culturele en taalkundige verscheidenheid;

c) de ontsluiting van het Europese audiovisuele erfgoed, met name de digitalisering en de netvorming ervan;

d) de ontwikkeling van de audiovisuele sector in de landen of gebieden met een geringe audiovisuele productiecapaciteit en/of met een klein geografisch en taalgebied;

e) de versterking van een productie- en distributiesector, met name van het midden- en kleinbedrijf.

3. De doelstellingen worden uitgevoerd volgens de in de bijlage opgenomen bepalingen.

Artikel 2

In de sector ontwikkeling heeft het programma de volgende specifieke doelstellingen:

a) de bevordering, door verlening van financiële steun, van de ontwikkeling van door ondernemingen aangeboden en voor de internationale en Europese markt bestemde productieprojecten (bioscoop- of televisiefilms, documentaire films, tekenfilms voor televisie of bioscoop, werken die het audiovisuele en filmerfgoed ontsluiten);

b) de bevordering, door verlening van financiële steun van de ontwikkeling van productieprojecten die gebruik maken van nieuwe technologieën op het gebied van de schepping, productie en verspreiding.

Artikel 3

In de sector distributie en uitzending heeft het programma de volgende specifieke doelstellingen:

a) de versterking van de Europese filmdistributiesector door de distributeurs aan te moedigen in de aankoop en de bevordering van niet-nationale Europese bioscoopfilms te investeren;

b) de begunstiging van ruimere transnationale verspreiding van niet-nationale Europese films op de internationale en Europese markt door stimulerende maatregelen ten behoeve van de distributie en programmering daarvan in de bioscoop;

c) de versterking van de distributiesector van Europese werken in voor particulier gebruik bestemde vorm door de distributeurs aan te moedigen in digitale technologie en de bevordering van niet-nationale Europese werken te investeren;

d) het ijveren voor het binnen en buiten de Gemeenschap in omloop brengen van Europese televisieprogramma's die voor een Europees en wereldwijd publiek bestemd zijn door aanmoediging van samenwerking tussen Europese zelfstandige zenders, distributeurs en producenten vanaf de productiefase;

e) de aanmoediging van de vorming van verzamelingen van Europese werken in digitale uitvoering die voor de exploitatie via de nieuwe media zijn bestemd;

f) de ondersteuning van de veeltaligheid van de Europese audiovisuele en cinematografische werken.

Artikel 4

Op het gebied van de bevordering en de markttoegang heeft het programma ten doel:

a) de bevordering en het in omloop brengen van Europese cinematografische en audiovisuele werken in het kader van zowel vakmarkten, in Europa en wereldwijd, als Europese audiovisuele festivals te vergemakkelijken en aan te moedigen;

b) de netverbinding op Europees niveau van de ondernemers aan te moedigen, met name door gezamenlijke acties tussen nationale bevorderingsinstanties te ondersteunen.

Artikel 5

1. De begunstigden van communautaire steun moeten een aanzienlijk deel van de financiering voor hun rekening nemen. De communautaire financiering bedraagt maximaal 50% van de kosten. In de uitdrukkelijk in de bijlage bepaalde gevallen kan dit percentage echter oplopen tot 60% van de kosten.

2. Het financiële referentiebedrag voor de tenuitvoerlegging van het Programma in de in artikel 1 bedoelde periode bedraagt 350 miljoen euro. De begrotingsautoriteit kent de jaarlijkse kredieten toe binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

3. Onverminderd de overeenkomsten en verdragen waarbij de Gemeenschap partij is, moeten de voor dit programma in aanmerking komende ondernemingen, hetzij rechtstreeks, hetzij door een meerderheidsdeelneming, in het bezit zijn van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten.

Artikel 6

De in het kader van het programma toegekende financiële ondersteun wordt verleend in de vorm van voorwaardelijk terug te betalen voorschotten of van subsidies, zoals omschreven in de bijlage. De terugbetalingen van de in het kader van het programma toegekende bedragen worden evenals die welke voortkomen uit acties in het kader van de programma's Media (1991-1995) en Media II (1996-2000) voor het programma Media Plus aangewend.

Artikel 7

De Commissie is belast met de uitvoering van het Programma, overeenkomstig de procedures waarnaar artikel 8, lid 2, verwijst en volgens de in de bijlage opgenomen bepalingen.

Artikel 8

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 6 van Besluit xx/xxx/EG [48] ingestelde Comité (Media-comité).

[48] Zie blz. ... van dit Publicatieblad.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de raadplegingsprocedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG, met inachtneming van artikel 7, lid 3, van dat besluit van toepassing.

Artikel 9

Om voor een flexibele aanpassing van het programma aan de technologische ontwikkeling zorg te dragen worden op de in de bijlage omschreven gebieden proefprojecten uitgevoerd.

De Commissie kan hiervoor zo nodig groepen voor technisch overleg raadplegen die bestaan uit vakmensen op diverse gebieden van de audiovisuele sector die benoemd zijn door de aan het programma deelnemende landen en worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De groepen voor technisch overleg brengen de Commissie verslag uit, die hiermee zo veel mogelijk rekening houdt.

Artikel 10

1. Het programma staat open voor deelneming van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in de met deze landen gesloten of te sluiten associatieovereenkomsten of aanvullende protocollen daarbij inzake de deelneming aan communautaire programma's.

2. Het programma staat open voor deelneming van Cyprus, Malta, Turkije en de EVA-staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, op basis van aanvullende kredieten en volgens de met die landen overeen te komen procedures.

3. Het programma wordt opengesteld voor deelneming van de landen die partij zijn bij de overeenkomst van de Raad van Europa inzake grensoverschrijdende televisie die niet reeds in de leden 1 en 2 zijn genoemd, op basis van aanvullende kredieten, onder de voorwaarden die in overeenkomsten tussen de betrokken partijen worden vastgelegd.

4. De openstelling van het programma voor de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde Europese derde landen kan worden onderworpen aan een voorafgaand onderzoek naar de verenigbaarheid van hun nationale wetgeving met het acquis communautaire, met inbegrip van artikel 6, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 89/552/EEG.

5. Het programma staat eveneens open voor samenwerking met andere derde landen, op basis van aanvullende kredieten en specifieke voorwaarden die in overeenkomsten tussen de betrokken partijen worden vastgelegd. De in lid 3 bedoelde Europese derde landen die niet volledig aan het programma wensen deel te nemen, kunnen in aanmerking komen voor samenwerking volgens de in dat lid vastgelegde voorwaarden.

Artikel 11

1. De Commissie draagt zorg voor de beoordeling vooraf, de opvolging en de beoordeling achteraf van de in het kader van dit besluit uitgevoerde acties.

2. Na afloop van de projecten beoordeelt de Commissie hoe de uitvoering verlopen is en de gevolgen van de uitvoering, om na te gaan of de oorspronkelijke doelstellingen zijn verwezenlijkt.

3. Aan de hand van de na twee jaar bereikte resultaten legt de Commissie het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een beoordelingsverslag over de gevolgen en de doeltreffendheid van het programma voor. Dit verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen ter aanpassing van het programma, ook wat de begroting betreft.

4. Na afloop van het programma doet de Commissie het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag toekomen omtrent de tenuitvoerlegging en de resultaten van het programma.

Artikel 12

Dit besluit wordt van kracht op 1 januari 2001.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

1. TEN UITVOER TE LEGGEN ACTIES

1.1 In de sector ontwikkeling van audiovisuele werken

De acties van het programma hebben ten doel financiële steun toe te kennen aan de ondernemingen van de sector die het volgende voorleggen:

- per project ingediende voorstellen voor ondersteuning van de ontwikkeling van audiovisuele werken;

- voorstellen voor ondersteuning van de ontwikkeling van projectpakketten in het kader van een ondernemersstrategie op middellange termijn.

Bij de selectiecriteria wordt hoofdzakelijk rekening gehouden met het internationale en Europese potentieel van de projecten, en meer in het bijzonder met:

- de door de coproducenten voor het project getoonde belangstelling;

- het potentieel voor transnationale exploitatie van het project (zoals blijkt uit de belangstelling van de distributeurs, het productiepotentieel van het project en eerdere producties van de inschrijvende onderneming of de tot de onderneming behorende personen;

- de kwaliteit en originaliteit van het idee, scenario of verhaal;

- de gebruiksmogelijkheden van de nieuwe technologieën (speciale effecten, imaginaire beelden, interactiviteit, etc.).

De uit hoofde van ontwikkeling toegekende financiële steun wordt over het algemeen verleend in de vorm van voorwaardelijk terug te betalen leningen voor afzonderlijke projecten, alsmede in de vorm van niet-terugvorderbare subsidies voor projectpakketten. De bijdrage wordt doorgaans beperkt tot 50% van de projectkosten maar kan tot 60% oplopen voor projecten die van belang zijn voor de ontsluiting van de Europese culturele verscheidenheid.

1.2 In de sector distributie en uitzending

1.2.1 Distributie van films:

Om de doelstellingen van artikel 3 te verwezenlijken worden de volgende actielijnen gevolgd:

a) een regeling inzake steun in de vorm van een voorwaardelijk terug te betalen voorschot voor distributeurs van bioscoopfilms en Europese cinematografische werken buiten hun productieland. Deze regeling heeft ten doel:

- de netvorming van Europese distributeurs, in samenwerking met de internationale producenten en distributeurs, te stimuleren, teneinde gemeenschappelijke strategieën op de Europese markt aan te moedigen;

- distributeurs in het bijzonder aan te moedigen om voor Europese films, ongeacht hun productiekosten, passende kosten voor bevordering en distributie te maken;

- de veeltaligheid van Europese werken te bevorderen (nasynchronisatie, ondertiteling en veeltalige productie).

De gegadigden kunnen worden geselecteerd aan de hand van een onderverdeling naar budgetcategorie. Speciale steun kan worden verleend aan films die van belang zijn in verband met de culturele verscheidenheid van Europa.

b) een "automatische" steunregeling voor Europese distributeurs naar rato van het aantal bioscoopbezoeken voor niet-nationale Europese films in de aan het programma deelnemende landen, met een maximumbedrag per film dat varieert per land. De aldus verkregen steun mag door de distributeurs uitsluitend worden gebruikt om te investeren in:

- de aankoop van niet-nationale Europese films;

- de kosten van editing (het maken van kopieën, nasynchronisatie en ondertiteling).

De regels voor herinvestering kunnen voorzien in een communautaire bijdrage van meer dan 50% (maar maximaal 60%) van de projectkosten, met name voor investeringen in de productiefase en in films die van belang zijn in verband met de culturele verscheidenheid van Europa.

c) een steunregeling voor Europese bedrijven op het gebied van de internationale distributie van bioscoopfilms (verkoopagenten), uitgaande van hun marktprestaties gedurende een gegeven periode. De aldus verkregen steun mag door de internationale distributeurs uitsluitend worden gebruikt om te investeren in de bevorderingskosten van nieuwe Europese producties op de Europese en internationale markten.

d) een passende steun om exploitanten te stimuleren een aanzienlijk aandeel niet-nationale Europese films gedurende een minimumperiode te vertonen in grote commerciële bioscopen. De aan elke bioscoop toegekende steun kan met name worden bepaald aan de hand van het aantal gedurende een referentieperiode in de bioscopen verkochte toegangskaartjes voor niet-nationale Europese films. De toegekende steun moet met name bijdragen aan de ontwikkeling van acties op het gebied van educatie en bewustmaking van het jonge bioscooppubliek. Tevens kan steun worden toegekend om de vorming en consolidatie van netwerken van Europese exploitanten te bevorderen, door gezamenlijke acties ten gunste van deze programmering uit te stippelen.

e) een steunregeling voor de productie van een internationale soundtrack (muziek en effecten) van Europese cinematografische werken. De toegekende steun wordt bepaald aan de hand van het productiebudget.

1.2.2 Off-linedistributie van Europese werken:

Hieronder wordt verstaan de distributie van Europese werken in een voor privé-gebruik bestemde vorm.

Automatische steun: een steunregeling voor uitgevers en distributeurs van audiovisuele en cinematografische werken in een voor privé-gebruik bestemde vorm (videocassettes, DVD, DVD-rom), waarbij de steun wordt bepaald aan de hand van hun marktprestaties gedurende een gegeven periode. De aldus verkregen steun mag door de distributeurs uitsluitend worden gebruikt om te investeren in:

- de kosten van het uitbrengen en distribueren van nieuwe, niet-nationale Europese werken in digitale vorm, of

- de bevorderingskosten van nieuwe, niet-nationale Europese werken in niet-digitale vorm.

Deze regeling is bedoeld om:

- het gebruik van nieuwe technologieën bij het uitbrengen van Europese werken die voor privé-gebruik zijn bestemd, te bevorderen (verwezenlijking van een digitale "master" waarvan alle Europese distributeurs kunnen profiteren);

- de distributeurs in het bijzonder te stimuleren om voor de bevorderings- en distributiekosten voor niet-nationale Europese films en audiovisuele werken voldoende middelen uit te trekken;

- de veeltaligheid van Europese werken te ondersteunen (nasynchronisatie, ondertiteling en veeltalige productie).

1.2.3 Televisie-uitzending:

Onafhankelijke producenten aanmoedigen om speelfilms, documentaires en tekenfilms tot stand te brengen waaraan wordt deelgenomen door ten minste drie zenders van verscheidene lidstaten, die tot verschillende taalgebieden behoren.

De gegadigden kunnen worden geselecteerd aan de hand van een onderverdeling naar budgetcategorie. Speciale steun wordt verleend aan audiovisuele werken die van belang zijn in verband met het erfgoed en de culturele verscheidenheid van Europa.

1.2.4 On-linedistributie van Europese werken:

Hieronder wordt verstaan de distributie van Europese werken via geavanceerde distributiediensten en nieuwe media (internet, video-on-demand, pay-per-view). Het doel is de aanpassing van de Europese audiovisuele-programma-industrie aan de ontwikkelingen van digitale technologie te bevorderen, met name op het gebied van geavanceerde on-linedistributiediensten.

Door middel van stimulerende maatregelen voor digitalisering van de werken en voor de totstandbrenging van bevorderings- en reclamemateriaal in digitale vorm de Europese ondernemingen (internetproviders, thematische zenders, enz.) stimuleren tot het maken van verzamelingen van Europese werken in digitale vorm die bestemd zijn voor exploitatie via de nieuwe media.

1.3 Bevordering

1.3.1 Op het gebied van bevordering en markttoegang:

De acties van het programma hebben ten doel:

a) de toegankelijkheid van de Europese en internationale markt voor de vakmensen te verbeteren door middel van specifieke acties voor technische en financiële bijstand in het kader van evenementen zoals:

- grote internationale en Europese filmmarkten;

- grote internationale en Europese televisiemarkten;

- themamarkten, met name markten op het gebied van tekenfilms, documentaire films, multimedia en nieuwe technologieën.

b) het opzetten van een gegevensbank over verzamelingen van Europese programma's te bevorderen.

Hiertoe bevordert de Commissie de vorming van netten op Europees vlak voor ondernemingen, met name door gezamenlijke acties tussen nationale instanties op het gebied van promotie te steunen.

Bij de selectiecriteria wordt hoofdzakelijk rekening gehouden met:

- de Europese dimensie;

- de kwaliteit van de aan de vakmensen (producenten, distributeurs, zenders, verkoopagenten) voorgestelde diensten;

- de expertise van de dienstverleners en ondernemers op het gebied van promotie.

De bijdrage is over het algemeen beperkt tot 50% van de projectkosten.

1.3.2 Op het gebied van festivals:

De acties van het programma hebben ten doel:

- audiovisuele festivals die in partnerschap tot stand zijn gebracht en waarbij een aanzienlijk aantal Europese werken in het programma is opgenomen, te steunen;

- projecten voor samenwerking op Europees vlak tussen audiovisuele evenementen waaraan tenminste acht lidstaten deelnemen, te bevorderen, waarbij een plan voor gezamenlijke actie ter promotie van Europese audiovisuele werken en hun verspreiding wordt voorgelegd.

Bijzondere aandacht wordt geschonken aan festivals die bijdragen tot de promotie van werken uit lidstaten of gebieden met een geringe productiecapaciteit op audiovisueel gebied, alsmede tot de promotie van werken van jonge Europese producenten, waarbij een beleid voor follow-up van de distributie van geprogrammeerde Europese werken wordt ingevoerd.

Er wordt prioriteit verleend aan netwerkprojecten waarbij een duurzame samenwerking tussen evenementen wordt aangegaan.

De bijdrage is over het algemeen beperkt tot 50% van de projectkosten.

1.3.3 Bevorderingsactiviteiten ter bevordering van de Europese productie:

De bevordering van de organisatie van bevorderingsactiviteiten door de vakmensen, in nauwe samenwerking met de lidstaten, ter stimulering van de voor het grote publiek bestemde Europese cinematografische en audiovisuele productie.

1.5 Proefprojecten

De Commissie voert proefprojecten uit op de volgende gebieden:

- het behoud en de ontsluiting van het cinematografische erfgoed, door een partnerschap tussen ondernemers in de filmsector en overheids- of particuliere instanties te stimuleren;

- het in digitale vorm omzetten (digitalisering) van gearchiveerde Europese audiovisuele programma's;

- de vorming van een netwerk van de houders van rechten op verzamelingen Europese audiovisuele werken;

- programmering van in digitale vorm uitgezonden Europese audiovisuele werken op digitaal zendende thematische zenders;

- het creëren van geschikte omstandigheden voor de ontwikkeling en verspreiding van nieuwe geavanceerde on-linedistributiediensten.

In voorkomend geval kan de Commissie groepen voor technisch overleg inschakelen.

2. UITVOERINGSPROCEDURE

2.1 Benadering

Voor de uitvoering van het programma zal de Commissie nauw samenwerken met de lidstaten. Ook zal zij overleg plegen met de betrokken partners. Zij zal erop toezien dat de deelneming van de vakmensen aan het programma de culturele verscheidenheid van Europa weerspiegelt.

2.2 Financiering

2.2.1 Communautaire bijdragen

De communautaire financiering bedraagt niet meer dan 50% van de kosten van de voorgenomen acties (behalve in het in deze bijlage uitdrukkelijk omschreven geval waarin een hoger maximumpercentage is voorzien) en wordt toegekend in de vorm van voorschotten of voorwaardelijk terug te betalen leningen of van subsidies. De communautaire steun voor de veeltaligheid van werken zal in de vorm van subsidies worden verleend.

2.2.2 Beoordeling vooraf, follow-up, en evaluatie achteraf

Alvorens de Commissie een verzoek om communautaire steun goedkeurt, onderwerpt zij het aan een zorgvuldige beoordeling om na te gaan of het in overeenstemming is met dit besluit en met de voorwaarden van de punten 2 en 3 van deze bijlage.

De verzoeken om communautaire steun dienen te bestaan uit:

- een financieringsplan dat alle elementen van de financiering van de projecten bevat, waaronder de aan de Commissie gevraagde financiële steun;

- een voorlopig tijdschema van de werkzaamheden;

- alle andere nuttige informatie die de Commissie kan verlangen.

2.2.3 Financiële bepalingen en financiële controle

De Commissie stelt de regels vast voor de vastleggingen en betalingen met betrekking tot de in overeenstemming met dit besluit ondernomen acties, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de financiële regelgeving.

2.3 Uitvoering

2.3.1 De Commissie voert het programma uit. Zij kan hiertoe een beroep doen op adviseurs alsmede op bureaus voor technische bijstand die na een aanbestedingsprocedure worden geselecteerd op basis van hun sectorale expertise. De technische bijstand wordt uit de begroting van het programma gefinancierd. De Commissie kan tevens volgens de procedure van artikel 7 partnerschappen betreffende ad-hoc-activiteiten aangaan met gespecialiseerde organisaties, zoals Eureka Audiovisueel, voor het uitvoeren van gezamenlijke acties ten behoeve van de doelstellingen van het programma op het gebied van promotie.

De Commissie verricht de definitieve selectie van de begunstigden van het programma en stelt de toe te kennen financiële steun vast in het kader van artikel 8, lid 2.

De Commissie zorgt ervoor dat zij bij de verwezenlijking van het programma, en in het bijzonder bij de follow-up en de evaluatie van de in het kader van het programma gesteunde projecten en de op netwerkvorming gerichte acties, kan steunen op erkende deskundigen uit de audiovisuele sector op de gebieden ontwikkeling, productie, distributie en promotie.

2.3.2 De Commissie zorgt door middel van passende acties voor informatie over de door het programma geboden mogelijkheden en voor de promotie van het programma.

Met name nemen de Commissie en de lidstaten door de activiteiten van de Media-desks en Media-antennes voort te zetten en toe te zien op de versterking van de vakbekwaamheid ervan de nodige maatregelen om:

- de voorlichting over en promotie van het programma te verzorgen;

- een zo groot mogelijk aantal vakmensen tot deelneming aan de acties van het programma te stimuleren;

- de vakmensen bij te staan bij de presentatie van hun projecten in het kader van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

- grensoverschrijdende samenwerking tussen vakmensen te bevorderen;

- te zorgen voor een wisselwerking met de verschillende ondersteunende instellingen in de lidstaten, zodat de acties in het kader van dit programma en de nationale ondersteuningsmaatregelen elkaar aanvullen.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. TITEL VAN DE MAATREGEL

Programma ter bevordering van de ontwikkeling, de distributie en de promotie van Europese audiovisuele werken

2. BEGROTINGSLIJN

B 3 2010

3. RECHTSGRONDSLAG

Artikel 157 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

4. OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1 Algemeen doel

Het programma heeft ten doel de tekortkomingen van de Europese audiovisuele-programma- en multimedia-industrie te beperken; het betreft hier de ontoereikende circulatie van niet-nationale Europese werken en het chronisch gebrek aan investeringen in de fase voorafgaande aan het productieproces (in de ontwikkeling van projecten en in bijscholing) en de fase daarna (in de distributie en promotie) in verhouding tot het aantal geproduceerde werken en in vergelijking met de concurrentie van Amerikaanse werken

De algemene doelstellingen zijn:

- het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele industrie op de markt, in het bijzonder de Europese markt, versterken door de ontwikkeling van projecten met reële mogelijkheden op het gebied van distributie en/of uitzending te steunen;

- de Europese zelfstandige productie- en distributiebedrijven (voor het merendeel kleine en middelgrote ondernemingen) te versterken door netwerkvorming te bevorderen;

- voor de positionering van de Europese programma-industrie op de markt van nieuwe audiovisuele media te zorgen;

- het in roulatie brengen van de audiovisuele werken op de Europese markt en de promotie ervan buiten de Unie te bevorderen;

- het potentieel in landen of regio's met een geringe audiovisuele productiecapaciteit en/of met een klein geografisch en taalgebied te vergroten;

- voor de eerbiediging van de Europese culturele en taalverscheidenheid te zorgen;

- het Europese audiovisuele erfgoed tot zijn recht te laten komen.

4.2 Looptijd en verlenging

Het programma Media Plus - Opleiding loopt van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005. Voor een eventuele verlenging komt er een nieuwe besluitvormingsprocedure volgens de bepalingen van het Verdrag.

5. INDELING VAN DE UITGAVEN/ONTVANGSTEN

5.1 Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste kredieten

5.3 N.v.t.

6. AARD VAN DE UITGAVEN/ONTVANGSTEN

De uit hoofde van ontwikkeling toegekende steun wordt over het algemeen verleend in de vorm van voorwaardelijk terug te betalen leningen voor afzonderlijke projecten en in de vorm van niet-terugvorderbare subsidies voor projectpakketten. De bijdrage wordt doorgaans tot 50% van de projectkosten beperkt maar kan oplopen tot 60% voor projecten die van belang zijn voor het tot zijn recht doen komen van de Europese culturele verscheidenheid.

De uit hoofde van distributie toegekende steun wordt over het algemeen verleend in de vorm van voorwaardelijk terug te betalen leningen voor selectieve steunregelingen (bioscoop en televisie) en in de vorm van niet-terugvorderbare subsidies voor automatische steunregelingen (bioscoop en video). Verder zijn er niet-terugvorderbare subsidies voor verkoopagenten, bioscopen, voor de productie van internationale soundtracks en voor verzamelingen van audiovisuele werken in digitale vorm. De bijdrage wordt doorgaans tot 50% van de projectkosten beperkt maar kan oplopen tot 60% voor projecten die van belang zijn voor het tot zijn recht doen komen van de Europese culturele verscheidenheid.

De uit hoofde van promotie en proefprojecten toegekende steun wordt over het algemeen in de vorm van niet-terugvorderbare subsidies verleend.

7. FINANCIËLE GEVOLGEN

7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel

De bedragen zijn vastgesteld op basis van twee informatiebronnen:

- de in het kader van de tenuitvoerlegging van het programma Media II beschikbare gegevens (cijfers per activiteitengebied en per onderdeel van de maatregel). Deze cijfers zijn gebaseerd op reële dossiers die door de inschrijvers (die tenminste 50% van de vakmensen van de sector vertegenwoordigen) zijn ingediend;

- de in de volgende documenten opgenomen gegevens: verslagen van conferenties over de audiovisuele sector (Europese conferentie over de audiovisuele sector te Birmingham; Forum over het audiovisueel beleid te Helsinki), verslag van de studiegroep op hoog niveau over het audiovisueel beleid (groep-Oreja), tussentijdse evaluatie van het Programma Media II (BIPE), documenten van de Commissie (groenboek over de convergentie, mededeling over de volgende stappen van het audiovisueel beleid), etc. Deze documenten, waarin macro-economische analyses zijn opgenomen, bevatten cijfermateriaal met betrekking tot de sectorale behoeften van de Europese audiovisuele industrie.

Zowel de terugbetalingen van de in het kader van het programma verstrekte leningen als de terugbetalingen die voortvloeien uit de in het kader van de programma's Media (1991-1995) en Media II (1996-2000) genomen maatregelen, worden bestemd voor het programma Media Plus.

Ontwikkeling

Uitsplitsing en raming voor de ontwikkelingssector (in mln EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Distributie

Uitsplitsing en raming voor de distributiesector (in mln EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Promotie

Uitsplitsing en raming voor de promotiesector (in mln EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Proefprojecten

Uitsplitsing en raming voor de sector proefprojecten (in mln EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2 Uitsplitsing naar onderdeel van de maatregel

Uitsplitsing en raming voor de sector proefprojecten (in mln EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Acties m.b.t. de sector

VK in mln euro (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Beleidsuitgaven voor technische bijstand in deel B van de begroting

Vaste kosten

VK in mln euro (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor de selectie van de ingediende voorstellen en hulp bij de follow-up van de dossiers is de Commissie voornemens een beroep te doen op externe technische en/of administratieve bijstand. In het kader van Media I en Media II is zijn bijgestaan door BTB's (bureaus voor technische bijstand) die deskundig waren op de door het programma bestreken gebieden. De vorm van de bij de uitvoering dit programma aangezochte externe technische en/of administratieve bijstand zal worden vastgesteld overeenkomstig de daarvoor door de Commissie vastgestelde richtsnoeren. Als voor de uitvoering van dit programma wordt gekozen voor BTB's zal de Commissie hierover overeenkomstig het Vademecum voor bureaus voor technische bijstand naar behoren worden geïnformeerd.

7.4 Tijdschema voor de vastleggings- en betalingskredieten

VK in mln euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN FRAUDE

De selectie van de begunstigden van het programma wordt verricht in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen die meerdere malen per jaar in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt gepubliceerd. Alvorens de Commissie een verzoek om communautaire steun goedkeurt, onderwerpt zij het aan een zorgvuldige beoordeling om na te gaan of het in overeenstemming is met de besluiten van de Raad en met de in de oproep tot het indienen van voorstellen genoemde voorwaarden.

De verzoeken om communautaire steun dienen te omvatten:

- een financieringsplan waarin alle onderdelen van de financiering van de projecten, waaronder de bij de Commissie aangevraagde steun, uitvoerig zijn beschreven;

- een voorlopig rooster van werkzaamheden;

- alle andere nuttige informatie die de Commissie kan verlangen in het bestek van de oproep tot het indienen van voorstellen.

De Commissie wordt bij de selectie van de voorstellen bijgestaan door een bureau voor technische bijstand dat over expertise op de door het programma bestreken gebieden beschikt. De geselecteerde projecten worden vervolgens eerst beoordeeld door onafhankelijke deskundigen en het Media-comité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de landen die aan het programma deelnemen, voordat de Commissie de definitieve beslissing neemt.

Voordat tot betaling van de financiële bijdragen wordt overgegaan, moeten bewijsstukken worden overgelegd; ook moeten activiteitenverslagen worden ingediend. Aan de betaling zijn tevens controles ter plaatse (financiële controle) en een hoofdcontrole verbonden.

Bovendien houden verschillende instellingen (Rekenkamer, financieel controleur en ordonnateur) controles bij de instanties die het beheer over de acties voeren en bij de begunstigden.

9. GEGEVENS KOSTEN-BATENANALYSE

9.1 Specifieke en kwantificeerbare doelstellingen; doelgroep

De doelstelling bij de steun voor ontwikkeling is een einde te maken aan de langdurige onderinvestering van de Europese audiovisuele industrie in de ontwikkelingsfase, met name met betrekking tot projecten die een commercieel potentieel op de Europese markt hebben. De doelstelling is tevens zelfstandige bedrijven te helpen bij het verkrijgen van een betere marktpositie en bij het vormen van netwerken.

De steun voor ontwikkeling moet het mogelijk maken om:

- op korte/middellange termijn: met aanvullende investeringen nieuw leven in te blazen in bedrijven die projecten ontwikkelen op het gebied van speelfilms, tekenfilms en documentaires en daarbij een beroep doen op nieuwe technologieën.

- op langere termijn: (en in samenwerking met de beroepsopleiding) de gang van zaken in de sector te veranderen in die zin dat er meer aandacht aan de ontwikkeling van projecten wordt geschonken.

De steun voor ontwikkeling moet het aldus mogelijk maken om:

- de meest dynamische zelfstandige producenten ertoe stimuleren om reële strategieën voor commerciële ontwikkeling ten uitvoer te brengen;

- deze ondernemers ertoe te bewegen voor een kritische bedrijfsgrootte te zorgen die een omzet, ontvangsten en exploitatieresultaten oplevert waarmee meer in de ontwikkeling van Europese projecten geïnvesteerd kan worden.

De steun voor de distributie moet het mogelijk maken om:

Op korte termijn:

- de toegang van Europese werken tot verschillende methoden voor de bestaande exploitatie in Europa te verbeteren en de circulatie van Europese werken binnen de interne markt te bevorderen;

- de toegang van het publiek tot niet-nationale Europese werken (multicultureel aanbod) te verbeteren door met name de veeltaligheid van de geproduceerde werken te steunen;

- de positionering van deze werken, de presentatie en de rentabiliteit ervan in diverse vormen (bioscoopfilm, video en DVD, televisie) te verbeteren;

- nationale en internationale distributeurs (verkoopagenten) te stimuleren hun investeringen met betrekking tot alle Europese werken (reclame, promotie) te verhogen;

- de (nationale et internationale) distributiesector te stimuleren in toenemende mate te investeren in de productiefase van werken, in het bijzonder niet-nationale werken.

Op middellange termijn:

- de circulatie en rentabiliteit van Europese werken op de Europese en wereldmarkt, in elke voor de consument toegankelijke vorm, te verbeteren;

- het concurrentievermogen van de distributiebedrijven (bioscoopfilm, video, TV) alsmede de samenstelling en exploitatie van catalogi van rechten op Europese werken te verbeteren;

- netwerkvorming en gemeenschappelijke strategieën op Europees niveau te ontwikkelen door links te leggen tussen distributie en productie;

- de productie van Europese werken op de Europese markt (distribution-led production) te doen toenemen, met eerbiediging van de linguïstische en culturele verscheidenheid;

- in cultureel opzicht: de kennis en de smaak van het Europese publiek voor werken uit andere Europese landen te ontwikkelen, door de Europese culturele identiteit in haar verschillende verschijningsvormen te versterken.

De steun voor promotie moet het mogelijk maken:

- de aanwezigheid van vakmensen en Europese audiovisuele programma's op zowel de traditionele markten als de Europese en internationale opkomende markten te bevorderen;

- de deelneming van vakmensen en Europese audiovisuele programma's aan elke maatregel ter bevordering van de roulatie, de uitwisseling en de verkoop van Europese programma's binnen en buiten Europa te bevorderen;

- het in het programma opnemen van Europese audiovisuele werken bij evenementen en/of Europese en internationale festivals te bevorderen;

- de vorming van netwerken van vakmensen alsook van nationale beroepsverenigingen op Europees niveau te bevorderen, teneinde de middelen te optimaliseren.

Sector // Doelgroep

Ontwikkeling // - Europese en zelfstandige productiemaatschappijen (MKB)

- Speelfilms

- Documentaires

- Tekenfilms

- Multimedia

Distributie // - Europese filmdistributeurs (bioscoopfilm, video, DVD, etc.)

- Europese onafhankelijke filmproducenten voor bioscoop en televisie

- Europese verkoopagenten (sales agents)

- Houders van rechten op audiovisuele werken (catalogi): zenders, etc.

- Thematische zenders

- Zelfstandige Europese exploitanten

Bevordering // - Internationale en Europese audiovisuele markten

- Internationale audiovisuele festivals die een aanzienlijk aantal Europese werken in het programma opnemen

- Europese verenigingen op het gebied van internationale audiovisuele festivals die een aanzienlijk aantal Europese werken in het programma opnemen

- Europese ondernemers in de audiovisuele sector

- Internationale evenementen van de audiovisuele sector ter promotie van werken en Europees talent

9.2 Motivering van de maatregel

Reden waarom financiële steun van de Gemeenschap noodzakelijk is, inzonderheid gelet op het subsidiariteitsbeginsel:

Het voorgestelde steunprogramma ligt in de lijn van het audiovisueel beleid van de Europese Unie.

Er wordt volgens het subsidiariteitsbeginsel te werk gegaan, zodat het programma een aanvulling vormt op de bestaande initiatieven op nationaal niveau. De op nationaal niveau genomen maatregelen worden hierdoor ondersteund en vervolledigd. Het programma voldoet aan de in het Verdrag, en met name in artikel 157, genoemde doelstellingen die erop gericht zijn;

- de aanpassing van de industrie aan structurele wijzigingen te bespoedigen;

- een gunstig klimaat voor het ontplooien van initiatieven en voor de ontwikkeling van ondernemingen in de gehele Gemeenschap, met name van het midden- en kleinbedrijf, te bevorderen;

- een gunstig klimaat voor de samenwerking tussen ondernemingen te bevorderen;

- een betere benutting van het industrieel potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren.

Wijze van steunverlening:

Het gaat om een financiële stimulans die bedoeld is om aanvullende investeringen uit de industrie los te maken en ervoor te zorgen dat de bedrijfsactiviteiten aanzienlijk toenemen. Deze benadering sluit aan op de praktijk van de markt en stimuleert de bedrijvigheid ervan.

De nationale overheidssteun is sterk op de steun voor productie gericht, terwijl de Media-steun op de gebieden ontwikkeling van projecten en distributie van audiovisuele werken wordt verleend. De nationale steun voor de productiesector neemt 59% van de totale nationale steun voor zijn rekening, tegen circa 5% voor distributie en 6% voor exploitatie.

Door de terbeschikkingstelling van kapitaal (in het kader van Media II) heeft financiële steun van de Gemeenschap een gemiddeld multiplicatoreffect van 4,19 op ontwikkelingsgebied en van 7,2 op distributiegebied.

- Voornaamste factoren van onzekerheid die de specifieke resultaten van de maatregel kunnen beïnvloeden: het gaat om een prototype-industrie met een grote risicofactor.

9.3 Opvolging en beoordeling van de maatregel

Prestatie-indicatoren:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De Commissie houdt de meest relevante indicatoren tijdens de uitvoering van het programma in de gaten. In de met de Commissie gesloten contracten worden de ontvangers van financiële steun verplicht de nodige informatie te verstrekken voor de permanente evaluatie en de tussentijdse en eindevaluatie

Evaluatiemethoden en periodiciteit van de evaluatie:

De Commissie zal twee evaluatieverslagen over het programma opstellen.

Tussentijds verslag: het eerste verslag wordt twee jaar na de start van het programma opgesteld. Dit verslag is bedoeld als eerste evaluatie van de halverwege verkregen resultaten, teneinde eventuele wijzigingen en de nodige aanpassingen voor de tweede helft van het programma aan te brengen. Hiertoe kan de Commissie een beroep doen op de medewerking van externe adviseurs die in het kader van een aanbestedingsprocedure op basis van hun expertise zijn geselecteerd. Het verslag van de Commissie wordt aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité overgelegd.

Eindverslag: het tweede verslag wordt aan het eind van de vijfjarige looptijd van het programma opgesteld. Dit verslag is bedoeld als evaluatie van de resultaten van de steunsystemen in vergelijking met de doelstellingen van het programma. Evenals voor het tussentijds verslag kan de Commissie een beroep doen op de medewerking van externe adviseurs. Het eindverslag wordt door de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Economische en Sociaal Comité overgelegd.

Bovendien is de Commissie, gezien de ervaring met het programma Media II, voornemens ook nu financiële audits bij de begunstigden (circa 30 per jaar) te houden teneinde na te gaan of de communautaire middelen goed zijn besteed. Over de resultaten van de audits wordt een schriftelijk verslag opgesteld.

Beoordeling van de bereikte resultaten:

De informatie aan de hand waarvan de prestaties, de resultaten en de gevolgen van het programma beoordeeld kunnen worden, wordt ontleend uit de volgende bronnen:

- statistische gegevens die zijn opgesteld op basis van de informatie uit de dossiers van de inschrijvers en de follow-up van de contracten met de begunstigden;

- auditverslagen over een steekproef van de begunstigden van het programma (30 per jaar);

- interviews bij de Media-desks en -antennes en op de nationale markten;

- interviews met deskundigen en bij instellingen (nationale en internationale beroepsverenigingen);

- interviews met vakmensen van de audiovisuele sector alsmede bij gespecialiseerde beroepsorganisaties.

10. ADMINISTRATIEVE UITGAVEN (DEEL A VAN AFDELING III VAN DE ALGEMENE BEGROTING)

Dit gedeelte moet tegelijkertijd worden toegezonden aan DG BUDG en DG ADMIN; DG ADMIN stuurt het vervolgens, met zijn advies, door naar DG BUDG.

De feitelijke terbeschikkingstelling van de benodigde administratieve middelen geschiedt op grond van het jaarlijks besluit van de Commissie betreffende de toewijzing van de middelen, waarbij met name rekening wordt gehouden met het personeel en de extra bedragen die door de begrotingsautoriteit zullen worden toegestaan.

10.1 Gevolgen voor het personeel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het benodigde personeel kan beschikbaar worden gesteld in het kader van het jaarlijkse besluit van de Commissie betreffende de toewijzing van de middelen, in het bijzonder rekening houdend met het door de begrotingsautoriteit toegestane extra middelen.

DG EAC moet er daarom rekening mee houden dat de kans bestaat dat de begrotingsautoriteit na de goedkeuring van dit voorstel voor een besluit de Commissie niet de nodige middelen beschikbaar stelt. In dat geval zal DG EAC, als overplaatsingen vanuit andere diensten van de Commissie niet mogelijk zijn, volledig door interne overplaatsing in de personeelsbehoeften moeten voorzien.

10.2 Totale financiële gevolgen van de inschakeling van extra personeel

(in euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen hebben betrekking op de totale kosten van de extra posten voor de gehele looptijd van de maatregel indien deze een bepaalde duur heeft. Indien de looptijd van onbepaalde duur is, geven de bedragen de kosten voor 12 maanden weer.

10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven i.v.m. de maatregel, met name de kosten van vergaderingen van comités en groepen deskundigen

(in euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De in punt 10 vermelde uitgaven die betrekking hebben op titel A-7 worden gedekt door de kredieten van het totale budget voor DG EAC.

Top