EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31984L0008

Richtlijn 84/8/EEG van de Commissie van 14 december 1983 tot aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

OJ L 9, 12.1.1984, p. 24–29 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)
Spanish special edition: Chapter 13 Volume 015 P. 248 - 253
Portuguese special edition: Chapter 13 Volume 015 P. 248 - 253
Special edition in Czech: Chapter 13 Volume 007 P. 173 - 178
Special edition in Estonian: Chapter 13 Volume 007 P. 173 - 178
Special edition in Latvian: Chapter 13 Volume 007 P. 173 - 178
Special edition in Lithuanian: Chapter 13 Volume 007 P. 173 - 178
Special edition in Hungarian Chapter 13 Volume 007 P. 173 - 178
Special edition in Maltese: Chapter 13 Volume 007 P. 173 - 178
Special edition in Polish: Chapter 13 Volume 007 P. 173 - 178
Special edition in Slovak: Chapter 13 Volume 007 P. 173 - 178
Special edition in Slovene: Chapter 13 Volume 007 P. 173 - 178

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/10/2014; stilzwijgende opheffing door 32009R0661

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1984/8/oj

31984L0008

Richtlijn 84/8/EEG van de Commissie van 14 december 1983 tot aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Publicatieblad Nr. L 009 van 12/01/1984 blz. 0024 - 0029
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 15 blz. 0248
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 15 blz. 0248


*****

RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE

van 14 december 1983

tot aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

(84/8/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 80/1267/EEG (2) en bij de Toetredingsakte van Griekenland, met name op artikel 11,

Gelet op Richtlijn 76/756/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 83/276/EEG (4), en met name op artikel 4,

Overwegende dat het thans, met de verworven ervaring en gezien de huidige stand van de techniek, mogelijk is bepaalde voorschriften niet alleen te vervolledigen en beter aan de werkelijke beproevingsomstandigheden te doen beantwoorden, maar tevens, ten einde zowel de veiligheid van inzittenden van motorvoertuigen als die van de overige weggebruikers te vergroten, deze stringenter te doen luiden;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor aanpassing aan de stand van de techniek van richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector motorvoertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN

VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 76/756/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1. Met ingang van 1 oktober 1984 mogen de Lid-Staten om redenen die verband houden met de installatie van de onder de punten 1.5.7 tot en met 1.5.20 van bijlage I van Richtlijn 76/756/EEG vermelde verplichte of facultatieve verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen,

- noch voor een type voertuig de EEG-goedkeuring of de afgifte van het document als bedoeld in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 70/156/EEG, dan wel de nationale goedkeuring weigeren;

- noch het voor de eerste keer in het verkeer brengen van voertuigen verbieden,

indien de installatie van genoemde verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van het voertuigtype of van de betreffende voertuigen aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet.

2. Met ingang van 1 april 1985 mogen de Lid-Staten:

- niet langer het document als bedoeld in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 70/156/EEG afgeven voor een voertuigtype waarbij de installatie van genoemde verlichtings- en licht- signaalinrichtingen niet aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet;

- de nationale goedkeuring weigeren voor een voertuigtype waarbij de installatie van genoemde verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen niet aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet.

3. Met ingang van 1 oktober 1987 mogen de Lid-Staten het voor de eerste maal in het verkeer brengen van voertuigen verbieden waarbij de installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen niet aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet.

Artikel 3

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om uiterlijk op 1 oktober 1984 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 14 december 1983.

Voor de Commissie

Karl-Heinz NARJES

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.

(2) PB nr. L 375 van 31. 12. 1980, blz. 34.

(3) PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 1.

(4) PB nr. L 151 van 9. 6. 1983, blz. 47.

BIJLAGE

Wijzigingen van bijlage I van Richtlijn 76/756/EEG

Na punt 1.5 wordt het volgende nieuwe punt 1.5.0 toegevoegd:

»1.5.0. Lichtbron voor wat betreft gloeilampen

Onder lichtbron voor wat betreft gloeilampen verstaat men de gloeidraad zelf (Bij lampen met verschillende gloeidraden, vormt elk van deze gloeidraden een lichtbron).".

Punt 1.5.2 luidt als volgt:

»1.5.2. Afzonderlijke lichten (1)

Onder afzonderlijke lichten verstaat men lichten met verschillende lichtdoorlatende gedeelten, verschillende lichtbronnen en verschillende lamphuizen.".

Punt 1.5.3 luidt als volgt:

»1.5.3. Gegroepeerde lichten (1)

Onder gegroepeerde lichten verstaat men lichten met verschillende lichtdoorlatende gedeelten en met verschillende lichtbron, maar met een gemeenschappelijk lamphuis.".

Punt 1.5.4 luidt als volgt:

»1.5.4. Gecombineerde lichten (1)

Onder gecombineerde lichten verstaat men lichten met verschillende lichtdoorlatende gedeelten, maar met gemeenschappelijke lichtbron en lamphuis.".

Punt 1.5.5 luidt als volgt:

»1.5.5. Samengebouwde lichten (1)

Onder samengebouwde lichten verstaat men lichten met verschillende lichtbronnen of met één lichtbron die op verschillende manieren werkt, bij voorbeeld optische, mechanische of elektrische verschillen, geheel of gedeeltelijk gemeenschappelijke lichtdoorlatende gedeelten en eenzelfde lamphuis.".

De volgende voetnoot wordt toegevoegd:

»(1) Bij de achterkentekenplaatverlichting en zijrichtingaanwijzers van categorie 5 wordt het uitvalsvlak van het licht gebruikt indien het lichtdoorlatende gedeelte ontbreekt.".

Punt 1.6.5 luidt als volgt:

»1.6.5. Uitvalsvlak van het licht

Onder uitvalsvlak van het licht verstaat men het gehele of gedeeltelijke buitenoppervlak van het transparante materiaal dat ertoe bijdraagt dat het licht zijn bijzondere fotometrische en colorimetrische eigenschappen verkrijgt.

Indien slechts een gedeelte van het buitenoppervlak licht uitstraalt wordt het uitvalsvlak van het licht, in geval van twijfel, gespecificeerd door de bevoegde autoriteit, na overleg met de fabrikant van het voertuig en/of die van dit onderdeel.".

De tekst van de punten 1.16 en 1.17 wordt in alle talen afgestemd op de Engelse versie. In verband hiermede:

luidt de Franse tekst:

»1.16. Témoin de fonctionnement

Par témoin de fonctionnement, on entend un témoin optique ou acoustique indiquant si un dispositif, mis en action, fonctionne correctement ou non.

1.17. Témoin d'enclenchement

Par témoin d'enclenchement, on entend un témoin optique indiquant qu'un dispositif a été mis en action sans indiquer s'il fonctionne correctement ou non."; luidt de Duitse tekst:

»1.16. Funktionskontrolle

ist eine optische oder akustische Kontrolleinrichtung, die anzeigt, ob eine eingeschaltete Einrichtung einwandfrei arbeitet.

1.17. Einschaltkontrolle

ist eine optische Einrichtung, die anzeigt, dass eine Einrichtung in Betrieb ist, gleichviel, ob sie einwandfrei funktioniert oder nicht.";

luidt de Italiaanse tekst:

»1.16. Spia di funzionamento

Per spia di funzionamento si intende una spia ottica o acustica che indica se un dispositivo messo in azione funziona correttamente o no.

1.17. Spia di innesto

Per spia di innesto si intende una spia ottica che indica che è stato messo in azione un dispositivo, senza indicare se questo funziona correttamente o no.";

luidt de Nederlandse tekst:

»1.16. Verklikkerlichtsignaal voor de werking

Onder verklikkerlichtsignaal voor de werking wordt een verklikkerlicht of akoestisch verklikkersignaal verstaan dat aangeeft of een inrichting die in werking is gesteld, al dan niet correct functioneert.

1.17. Inschakelverklikkerlicht

Onder inschakelverklikkerlicht wordt een verklikkerlicht verstaan dat wel aangeeft dat een inrichting is ingeschakeld, doch niet of deze al dan niet correct functioneert.";

luidt de Deense tekst:

»1.16. Funktionskontrol

Ved funktionskontrol forstaas kontrollampe eller lydsignal, der angiver om en anordning, der tilsluttes, fungerer korrekt eller ikke.

1.17. Tilslutningskontrol

Ved tilslutningskontrol forstaas kontrollampe, der angiver, at en anordning er tilsluttet, men ikke viser, om den fungerer korrekt eller ikke.";

luidt de Griekse tekst:

»1.16. Endeiktikó leitoyrgías

Os endeiktikó leitoyrgías noeítai éna optikó í akoystikó endeiktikó poy deíchnei an mia diátaxi poy téthike se leitoyrgía leitoyrgeí orthá í óchi.

1.17. Endeiktikó enárxeos leitoyrgías

Os endeiktikó enárxeos leitoyrgías noeítai éna optikó endeiktikó poy deíchnei óti mia diátaxi échei tetheí se leitoyrgí chorís na deíchnei an leitoyrgeí orthá í óchi.".

Punt 3.10 wordt als volgt gewijzigd:

»3.10. Naar de voorzijde mag geen verwarrende hoeveelheid rood licht worden uitgestraald, afkomstig van een licht bedoeld in punt 1.5 en naar de achterzijde mag geen enkele verwarrende hoeveelheid rood licht worden uitgestraald afkomstig van een licht bedoeld in punt 1.5, met uitzondering van het achteruitrijlicht. In dit verband dient geen rekening te worden gehouden met de binnenverlichting van het voertuig. Deze voorwaarde wordt als volgt gecontroleerd:".

Punt 4.3.10 luidt als volgt:

»4.3.10. Functionele elektrische schakeling

De mistlichten vóór moeten onafhankelijk van het groot licht, het dimlicht en/of een combinatie groot licht/dimlicht kunnen worden ontstoken en gedoofd.". Punt 4.5.4.2 luidt als volgt:

»4.5.4.2. In de hoogte boven het wegdek.

4.5.4.2.1. De hoogte van het uitvalsvlak van het licht van de zijrichtingaanwijzers (categorie 5) mag niet minder bedragen dan 500 mm, gemeten vanaf het laagste punt en niet meer dan 1 500 mm, gemeten vanaf het hoogste punt.

4.5.4.2.2. De hoogte van de richtingaanwijzers van categorie 1 en 2 mag, bij meting overeenkomstig punt 3.8, niet minder bedragen dan 350 mm en niet meer dan 1 500 mm.

4.5.4.2.3. Indien het op grond van de constructie van het voertuig niet mogelijk is deze maximale grens, gemeten zoals hierboven aangegeven, in acht te nemen, mag deze grens op 2 300 mm worden gebracht voor zijrichtingaanwijzers van categorie 5, en op 2 100 mm voor richtingaanwijzers van categorie 1 en 2.".

Punt 4.5.4.3 luidt als volgt:

»4.5.4.3. In de lengterichting

De afstand tussen het uitvalsvlak van het licht van de zijrichtingaanwijzers (categorie 5) en het dwarsvlak dat de totale lengte van het voertuig aan de voorzijde begrenst, mag niet meer bedragen dan 1 800 mm. Indien het, op grond van de constructie van het voertuig, niet mogelijk is de minimale zichtbaarheidshoeken in acht te nemen, mag deze afstand worden vergroot tot 2 500 mm.".

Na punt 4.9.4.3 wordt het volgende nieuwe punt 4.9.4.4 toegevoegd:

»4.9.4.4. Wanneer het breedtelicht aan de voorzijde en een ander licht zijn samengebouwd, dient met behulp van het lichtdoorlatend gedeelte van het andere licht te worden gecontroleerd of aan de voorwaarden met betrekking tot de plaatsing (punt 4.9.4.1 t/m 4.9.4.3) wordt voldaan.".

Punt 4.9.5 luidt als volgt:

»4.9.5. Geometrische zichtbaarheid

Horizontale hoek:

45° naar binnen en 80° naar buiten.

Verticale hoek:

15° boven en onder het horizontale vlak.

De verticale hoek onder het horizontale vlak mag worden verkleind tot 5° indien de lichten zich op minder dan 750 mm boven het wegdek bevinden.".

Punt 4.10.5 luidt als volgt:

»4.10.5. Geometrische zichtbaarheid

Horizontale hoek:

45° naar binnen en 80° naar buiten.

Verticale hoek:

15° boven en onder het horizontale vlak.

De verticale hoek onder het horizontale vlak mag worden verkleind tot 5° indien de lichten zich op minder dan 750 mm boven het wegdek bevinden.".

Punt 4.13.1 luidt als volgt:

»4.13.1. Aanwezigheid

Verplicht op voertuigen met een breedte van meer dan 2,10 m. Facultatief op voertuigen met een breedte tussen 1,80 en 2,10 m. Het markeringslicht geldt als facultatief voor chassis-cabines.".

Punt 4.13.4.1 luidt als volgt:

»4.13.4.1. In de breedterichting

1.2 // Vóór en achter // Zo dicht mogelijk bij het punt van de grootste breedte. Deze voorwaarde geldt als vervuld indien het punt van het lichtdoorlatende gedeelte dat het verst is verwijderd van het middenlangsvlak van het voertuig, zich op een afstand van niet meer dan 400 mm bevindt van het punt van de grootste breedte.".

Punt 4.13.4.2 luidt als volgt:

»4.13.4.2. In de hoogterichting

1.2 // Vóór: // Motorvoertuigen: het horizontale vlak dat raakt aan de bovenrand van het lichtdoorlatend gedeelte van de inrichting mag niet lager zijn dan het horizontale vlak dat raakt aan de bovenrand van het doorzichtige gedeelte van de voorruit. // // Aanhangers en opleggers: op de maximale hoogte die verenigbaar is met de eisen ten aanzien van de breedte, de constructie en de gebruikseisen van het voertuig en de symmetrie der lichten. // Achter: // Op de maximale hoogte die verenigbaar is met de eisen ten aanzien van de breedte, de constructie en de gebruikseisen van het voertuig en de symmetrie der lichten.".

Punt 4.14.1 luidt als volgt:

»4.14.1. Aanwezigheid

Verplicht op motorvoertuigen.

Facultatief op aanhangwagens voor zover zij gegroepeerd zijn met andere lichtsignaalinrichtingen aan de achterzijde.".

Punt 4.16.1 luidt als volgt:

»4.16.1. Aanwezigheid

Verplicht op aanhangwagens.

Facultatief op motorvoertuigen.".

Aanhangsel 7 wordt als volgt gewijzigd:

Punt 1.5 luidt als volgt:

»1.5. Ter identificatie van de bedieningsorganen mogen uitsluitend onderstaande symbolen worden gebruikt:

of en

Het gebruik van symbolen met 5 in plaats van 4 streepjes is eveneens toegestaan.".

De tekeningen van de voorbeelden van punt 2 worden als volgt gewijzigd:

»Voorbeeld 1:

Voorbeeld 2: Voorbeeld 3:

Top