ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer)
10 juni 2021 ( *1 )
„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Werkingssfeer – Artikel 1, lid 2 – Dwingende nationale wettelijke bepalingen – Vervroegde beëindiging van de leningsovereenkomst – Cumulatie van de rente over de lening en de vertragingsrente”
In zaak C‑192/20,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Krajský súd v Prešove (rechter in tweede aanleg Prešov, Slowakije) bij beslissing van 9 maart 2020, ingekomen bij het Hof op 5 mei 2020, in de procedure
Prima banka Slovensko a.s.
tegen
HD,
wijst
HET HOF (Zevende kamer),
samengesteld als volgt: A. Kumin, kamerpresident, T. von Danwitz en I. Ziemele (rapporteur), rechters,
advocaat generaal: E. Tanchev,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
– |
de Slowaakse regering, vertegenwoordigd door B. Ricziová als gemachtigde, |
– |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door R. Lindenthal en N. Ruiz García als gemachtigden, |
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, lid 2, en artikel 169, lid 1, VWEU, van artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29), zoals uitgelegd door het Hof in het arrest van 7 augustus 2018, Banco Santander en Escobedo Cortés (C‑96/16 en C‑94/17, EU:C:2018:643; hierna: „arrest Banco Santander en Escobedo Cortés”). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Prima banka Slovensko a.s. en HD over de betaling van de bedragen die verschuldigd zijn naar aanleiding van de vervroegde beëindiging van een tussen deze partijen gesloten consumentenkredietovereenkomst. |
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3 |
De dertiende overweging van de considerans van richtlijn 93/13 luidt als volgt: „Overwegende dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten waarin bedingen van overeenkomsten met consumenten, direct of indirect, worden vastgesteld, worden geacht geen oneerlijke bedingen te bevatten; dat het bijgevolg niet nodig blijkt bedingen waarin dwingende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn overgenomen dan wel beginselen of bepalingen van internationale overeenkomsten waarbij de lidstaten of de Gemeenschap partij zijn, aan de bepalingen van deze richtlijn te onderwerpen; dat in dat verband onder de term ‚dwingende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen’ tevens de regels vallen die volgens de wet van toepassing zijn tussen de overeenkomstsluitende partijen wanneer er geen andere regeling is overeengekomen”. |
4 |
Artikel 1 van deze richtlijn bepaalt: „1. Deze richtlijn strekt tot de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument. 2. Contractuele bedingen waarin dwingende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of bepalingen of beginselen van internationale overeenkomsten waarbij de lidstaten of de Gemeenschap partij zijn, met name op het gebied van vervoer, zijn overgenomen, zijn niet aan deze richtlijn onderworpen.” |
5 |
Artikel 6, lid 1, van deze richtlijn luidt: „De lidstaten bepalen dat oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument onder de in het nationale recht geldende voorwaarden de consument niet binden en dat de overeenkomst voor de partijen bindend blijft indien de overeenkomst zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan.” |
6 |
In artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 is bepaald: „De lidstaten zien erop toe dat er in het belang van de consumenten alsmede van de concurrerende verkopers, doeltreffende en geschikte middelen bestaan om een eind te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers.” |
Slowaaks recht
Burgerlijk wetboek
7 |
§ 54, lid 1, van de Občiansky zákonník (burgerlijk wetboek) bepaalt: „Contractuele bedingen in consumentenovereenkomsten mogen niet ten nadele van de consument afwijken van deze wet. In het bijzonder kan de consument niet bij voorbaat afstand doen van de rechten die hem krachtens deze wet of krachtens de bijzondere bepalingen inzake consumentenbescherming toekomen, noch kan hij zijn contractuele situatie op enige andere wijze verslechteren.” |
8 |
§ 517, lid 2, van het burgerlijk wetboek luidt: „In geval van achterstand bij de betaling van een geldschuld heeft een schuldeiser het recht om van de schuldenaar, naast de betaling, vertragingsrente te vorderen, indien de schuldenaar niet overeenkomstig deze wet gehouden is tot betaling van boeten wegens betalingsachterstand; het bedrag van de vertragingsrente en van de boeten wegens betalingsachterstand wordt bij uitvoeringsbepaling vastgesteld.” |
9 |
In § 519 van het burgerlijk wetboek is bepaald: „Het recht van de schuldeiser op vergoeding van de door de betalingsachterstand de schuldenaar veroorzaakte schade blijft onverlet; in het geval van achterstand bij de betaling van een geldschuld kan een vergoeding van de geleden schade evenwel slechts worden gevorderd voor zover deze niet wordt gedekt door de vertragingsrente of door de boeten wegens betalingsachterstand.” |
Regeringsbesluit nr. 87/1995
10 |
§ 3a van regeringsbesluit nr. 87/1995 bepaalt: „(1) Indien een met een consument gesloten overeenkomst betrekking heeft op de terbeschikkingstelling van geldmiddelen, mogen sancties wegens de aflossingsachterstand van de consument het gemiddelde van de werkelijke jaarlijkse rentevoet die laatstelijk bekend is gemaakt krachtens een bijzondere bepaling […] vóór het intreden van de aflossingsachterstand, niet met meer dan 10 procentpunten per jaar overschrijden en mogen deze tegelijkertijd niet hoger zijn dan het drievoudige van de vertragingsrente als bedoeld in het onderhavige regeringsbesluit; maatgevend is de werkelijke jaarlijkse rentevoet voor een soortgelijk type consumentenkrediet. (2) Als sancties in de zin van lid 1 worden beschouwd: vertragingsrente, contractuele boeten en elke andere prestatie die verschuldigd is uit hoofde van een achterstand van de consument bij de terugbetaling van geldmiddelen. (3) Indien sancties uit hoofde van lid 1 het bedrag van de ter beschikking gestelde geldmiddelen bereiken, kunnen de daaropvolgende sancties uit hoofde van achterstand van de consument bij de terugbetaling daarvan niet hoger zijn dan de vertragingsrente waarin het onderhavige regeringsbesluit voorziet.” |
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
11 |
Op 17 juni 2016 heeft HD een consumentenkredietovereenkomst gesloten met Prima banka Slovensko voor een bedrag van 5700 EUR tegen een rentevoet van 7,90 %. Deze lening moest worden afgelost in 96 maandelijkse termijnen. |
12 |
Vanaf september 2017 heeft HD de maandelijkse aflossingen niet meer betaald. Bijgevolg heeft Prima banka Slovensko op 28 december 2017 de vervroegde beëindiging van de lening aangezegd en onmiddellijke terugbetaling geëist van 5083,79 EUR aan nog verschuldigd kapitaal. Voorts heeft Prima banka Slovensko op grond van de bepalingen van de leningsovereenkomst onder meer betaling gevorderd van vertragingsrente ten belope van 5 %, zowel over de hoofdsom van de lening als over de nog verschuldigde rente, voor de periode vanaf de datum waarop de lening werd beëindigd tot de daadwerkelijke terugbetaling van het totaal van de geleende hoofdsom, alsmede de betaling van gewone rente ten belope van 7,90 % over die periode. |
13 |
De Okresný súd Kežmarok (rechter in eerste aanleg Kežmarok, Slowakije) heeft bij vonnis van 20 september 2019 het door Prima banka Slovensko ingestelde beroep tot veroordeling van HD tot betaling van vertragingsrente tot de volledige terugbetaling van de geleende hoofdsom toegewezen en het beroep verworpen voor zover het betrekking had op de veroordeling van HD tot betaling van de gewone rente over die periode, op grond dat het Slowaakse recht een dergelijke cumulatie van rente niet toestond. Bovendien heeft deze rechter erop gewezen dat een beding in een leningsovereenkomst dat voorziet in de cumulatie van vertragingsrente en gewone rente, door de Slowaakse rechterlijke instanties reeds als „oneerlijk” is aangemerkt. |
14 |
Prima banka Slovensko heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld op grond dat uit het arrest Banco Santander en Escobedo Cortés volgt dat de kredietnemer die zijn contractuele verplichtingen niet is nagekomen, in geval van vervroegde beëindiging van de door hem aangegane lening niet alleen vertragingsrente moet betalen, maar ook gewone rente tot de terugbetaling van de geleende hoofdsom. |
15 |
De verwijzende rechter, bij wie dit hoger beroep aanhangig is gemaakt, wijst erop dat de te late betaling van een opeisbare schuld krachtens het nationale recht voor de schuldeiser een recht doet ontstaan op betaling van vertragingsrente, op vergoeding van de werkelijk geleden schade en op de eventuele betaling van contractuele boeten. Deze vorderingen zijn in het geval van door een consument gesloten overeenkomsten echter geregeld in § 54, lid 1, § 517, lid 2, en § 519 van het burgerlijk wetboek, die een plafond vaststellen voor het totaalbedrag van alle toepasselijke sancties en eraan in de weg staan dat de bepalingen van de overeenkomst de consument verplichtingen opleggen die verder gaan dan de vergoeding van de door de schuldeiser werkelijk geleden schade. |
16 |
De verwijzende rechter stelt vast dat de gecumuleerde toepassing van gewone rente en vertragingsrente over de periode vanaf de aanzegging van vervroegde beëindiging van de lening tot de daadwerkelijke terugbetaling van de geleende hoofdsom, ten eerste een overschrijding van het bij wet vastgestelde plafond zou meebrengen en ten tweede noodzakelijkerwijs tot een verslechtering van de situatie van de consument zou leiden. |
17 |
Hoewel het juist is dat de gewone rente de tegenprestatie vormt voor de terbeschikkingstelling van de geleende hoofdsom en dat deze ter beschikking blijft van de kredietnemer zolang hij deze niet volledig heeft terugbetaald, wijst de verwijzende rechter erop dat de bank door cumulatie van deze rente en vertragingsrente meer kan verkrijgen dan de door de nationale bepalingen gewaarborgde vergoeding van de werkelijk geleden schade. Vanwege een dergelijk voordeel zou de bank ertoe kunnen worden aangezet om bij de geringste betalingsachterstand een lening vervroegd te beëindigen. Volgens de verwijzende rechter lijkt een dergelijke situatie des te zorgwekkender nu de banken in het algemeen niet voldoen aan de verplichting om de kredietwaardigheid van consumenten vóór het sluiten van een leningsovereenkomst te beoordelen, welke verplichting is vastgelegd in richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB 2008, L 133, blz. 66, met rectificaties in PB 2009, L 207, blz. 14, PB 2010, L 199, blz. 40, en PB 2011, L 234, blz. 46). Indien Prima banka Slovensko die beoordeling had verricht, had zij volgens deze rechter in casu kunnen vaststellen dat HD niet solvabel was. |
18 |
Daarop heeft de Krajský súd v Prešove (rechter in tweede aanleg Prešov, Slowakije) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
|
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste vraag
Ontvankelijkheid
19 |
De Slowaakse regering werpt een exceptie van niet-ontvankelijkheid van de eerste vraag op en stelt daartoe ten eerste dat de verwijzingsbeslissing noch de redenen vermeldt waarom deze vraag daarin is gesteld, noch het verband uiteenzet tussen de bepalingen van richtlijn 93/13 die uitlegging behoeven en de toepasselijke nationale wetgeving, en ten tweede dat deze vraag hypothetisch is voor zover zij niet noodzakelijk is voor de beslechting van het hoofdgeding, aangezien het hoofdgeding kan worden beslecht op basis van de bepalingen van nationaal recht. |
20 |
In dit verband wijst de verwijzende rechter erop dat zijn twijfels over de verenigbaarheid van de Slowaakse wettelijke regeling, en met name van § 54, lid 1, van het burgerlijk wetboek, met de bepalingen van richtlijn 93/13 voortvloeien uit het arrest Banco Santander en Escobedo Cortés, dat door de Slowaakse rechterlijke instanties op uiteenlopende wijze is uitgelegd. |
21 |
Zo merkt de verwijzende rechter op dat uit dat arrest kan worden afgeleid, zoals ook Prima banka Slovensko betoogt, dat artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 in de weg staan aan § 54, lid 1, van het burgerlijk wetboek, dat, gelezen in samenhang met § 517, lid 2, en § 519 van het burgerlijk wetboek en met de bepalingen van regeringsdecreet nr. 87/1995, verbiedt dat een met een consument gesloten leningsovereenkomst de schuldeiser de mogelijkheid biedt om in geval van vervroegde beëindiging van de lening boven op de vertragingsrente de betaling van gewone rente te vorderen tot de daadwerkelijke aflossing van de geleende hoofdsom. |
22 |
De verwijzende rechter is echter ook van oordeel dat contractuele bedingen op grond waarvan gewone rente en vertragingsrente kunnen worden gecumuleerd, het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de partijen bij de overeenkomst aanzienlijk verstoren ten nadele van de consument. |
23 |
Aangezien bij de verwijzende rechter een vordering aanhangig is tot veroordeling van een consument tot betaling, boven op de vertragingsrente, van gewone rente tot de daadwerkelijke terugbetaling van de geleende hoofdsom, hangt de beslechting van het hoofdgeding noodzakelijkerwijs af van het antwoord van het Hof op de eerste vraag. |
24 |
Bijgevolg is in de verwijzingsbeslissing rechtens genoegzaam uiteengezet om welke redenen de verwijzende rechter het Hof om een prejudiciële beslissing heeft verzocht, alsook wat het verband is tussen de bepalingen van richtlijn 93/13 ten aanzien waarvan deze rechter om uitlegging verzoekt, de toepasselijke nationale wetgeving en het bij die rechter aanhangige geding. |
25 |
Bijgevolg is de eerste vraag ontvankelijk. |
Ten gronde
26 |
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13, zoals uitgelegd door het Hof in het arrest Banco Santander en Escobedo Cortés, aldus moeten worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling op grond waarvan de consument die met een verkoper (kredietverstrekker) een leningsovereenkomst heeft gesloten, uit hoofde van de bepalingen van die overeenkomst in geval van vervroegde beëindiging van de lening niet gehouden kan zijn om aan de kredietverstrekker gewone rente te betalen over de periode vanaf de aanzegging van deze beëindiging tot de daadwerkelijke aflossing van de hoofdsom, wanneer de kredietverstrekker middels de betaling van de volgens die overeenkomst verschuldigde vertragingsrente en andere contractuele boeten, schadeloos kan worden gesteld voor de daadwerkelijk door hem geleden schade. |
27 |
Meteen moet worden gepreciseerd dat uit de verwijzingsbeslissing blijkt, ten eerste, dat de schuldeiser krachtens § 519 van het burgerlijk wetboek het recht heeft om in geval van betalingsachterstand bij een geldschuld vergoeding te vorderen van de daaruit voortvloeiende schade, voor zover deze schade niet wordt gedekt door de vertragingsrente, waarvan het bedrag voor door consumenten gesloten leningsovereenkomsten is beperkt bij § 3a van regeringsdecreet nr. 87/1995. |
28 |
Ten tweede kan de consument overeenkomstig § 54, lid 1, van het burgerlijk wetboek niet bij voorbaat afstand doen van de rechten die dat wetboek of specifieke bepalingen hem toekennen, noch zijn contractuele positie op een andere manier verslechteren. |
29 |
Volgens de verwijzende rechter beogen deze nationale bepalingen, voor zover de consument in geval van vervroegde beëindiging van een met een kredietverstrekker gesloten leningsovereenkomst niet gehouden is tot betaling van gewone rente, de bescherming van de consument te waarborgen, aangezien de betaling van vertragingsrente en eventuele in die overeenkomst vastgelegde boeten en, in voorkomend geval, de betaling van een schadevergoeding, de daadwerkelijk door die kredietverstrekker geleden schade dekken. |
30 |
Voor zover de verwijzende rechter met zijn eerste vraag wenst te vernemen of artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 zich verzetten tegen die nationale bepalingen, moet worden opgemerkt dat deze richtlijn volgens artikel 1, lid 1, ervan strekt tot onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument. |
31 |
Bovendien zijn volgens artikel 1, lid 2, van die richtlijn contractuele bedingen waarin dwingende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn overgenomen, niet aan die richtlijn onderworpen. |
32 |
Zoals het Hof herhaaldelijk heeft geoordeeld en zoals ook blijkt uit de dertiende overweging van richtlijn 93/13, strekt de in dat artikel 1, lid 2, geformuleerde uitsluiting van de werkingssfeer van de richtlijn zich uit tot de bepalingen van nationaal recht die voor de overeenkomstsluitende partijen gelden zonder dat deze dienaangaande enige keuze hebben, en tot die welke bij gebreke van andersluidende bepalingen van toepassing zijn, dat wil zeggen wanneer de partijen geen andere regeling zijn overeengekomen. Deze uitsluiting vindt haar rechtvaardiging in het feit dat de nationale wetgever een evenwicht tussen alle rechten en plichten van de partijen bij bepaalde overeenkomsten tot stand heeft gebracht, een evenwicht dat de Uniewetgever uitdrukkelijk heeft willen handhaven (arrest Banco Santander en Escobedo Cortés, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
33 |
Uit de vaste rechtspraak van het Hof komt in wezen naar voren dat de uitsluiting geldt voor alle andere dwingende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen dan die welke zien op de toetsing van oneerlijke bedingen en met name op de omvang van de bevoegdheid van de nationale rechter om uit te maken of een contractueel beding oneerlijk is (arrest Banco Santander en Escobedo Cortés, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
34 |
In casu blijkt in de eerste plaats uit de verwijzingsbeslissing dat de nationale bepalingen waarop de prejudiciële verwijzing betrekking heeft, wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn en niet zijn overgenomen in de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomst. |
35 |
In de tweede plaats preciseert de verwijzende rechter, zoals in punt 28 van het onderhavige arrest is vermeld, dat de consument op grond van § 54, lid 1, van het burgerlijk wetboek niet bij voorbaat afstand kan doen van de rechten die dit wetboek of specifieke bepalingen hem toekennen, zodat deze bindend zijn voor de contractpartijen, ongeacht wat zij in de betrokken overeenkomst zijn overeengekomen. Voorts blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat de in de onderhavige prejudiciële verwijzing aan de orde zijnde nationale bepalingen geen betrekking hebben op de omvang van de bevoegdheden van de nationale rechter om te beoordelen of een contractueel beding oneerlijk is, en meer in het algemeen geen betrekking lijken te hebben op de toetsing van oneerlijke bedingen. Bijgevolg zijn deze nationale bepalingen, onder voorbehoud van de door de verwijzende rechter te verrichten verificaties, uitgesloten van de werkingssfeer van richtlijn 93/13. |
36 |
Uit de verwijzingsbeslissing blijkt echter ook dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kredietovereenkomst een beding bevat op grond waarvan de betrokken consument in geval van vervroegde beëindiging van die overeenkomst aan de kredietverstrekker zowel vertragingsrente als gewone rente moet betalen over de periode vanaf de datum van de aanzegging van de beëindiging tot de daadwerkelijke terugbetaling van de geleende hoofdsom. Volgens Prima banka Slovensko heeft het Hof een dergelijke cumulatie van rente toegestaan in het arrest Banco Santander en Escobedo Cortés. Volgens deze partij in het hoofdgeding heeft het Hof in dat arrest het doel van de gewone rente omschreven als de tegenprestatie voor het gebruik van de middelen tot aan de terugbetaling ervan. De consument maakt gebruik van die middelen, zodat hij uit dien hoofde ook gewone rente moet betalen. In die omstandigheden heeft de verwijzende rechter er twijfels over of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale wettelijke regeling, die niet toestaat dat vertragingsrente en gewone rente worden gecumuleerd, verenigbaar is met dat arrest. |
37 |
In dit verband zij eraan herinnerd dat de verwijzende rechter in de zaak die tot genoemd arrest heeft geleid, met name wenste te vernemen of richtlijn 93/13 zich verzet tegen nationale rechtspraak volgens welke het oneerlijke karakter van een in een leningsovereenkomst met een consument opgenomen vertragingsrentebeding waarover niet is onderhandeld tot gevolg heeft dat de vertragingsrente geheel wordt geschrapt, maar de in die overeenkomst vastgelegde gewone rente blijft lopen. |
38 |
Het Hof heeft in punt 75 van het arrest Banco Santander en Escobedo Cortés in het bijzonder in herinnering gebracht dat richtlijn 93/13 niet vereist dat de nationale rechter, naast het oneerlijk verklaarde beding, ook de bedingen die niet als oneerlijk zijn aangemerkt, buiten toepassing laat. |
39 |
Voorts heeft het Hof in punt 76 van dat arrest gepreciseerd dat uit die richtlijn niet voortvloeit dat het buiten toepassing laten of de nietigverklaring van het in een leningsovereenkomst opgenomen vertragingsrentebeding omdat het oneerlijk is, tot gevolg heeft dat ook het in die overeenkomst opgenomen beding waarin de gewone rente is vastgelegd buiten toepassing moet worden gelaten of nietig moet worden verklaard, temeer omdat er tussen die twee bedingen een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt. Het Hof heeft er in dat punt op gewezen dat vertragingsrente in dat verband tot doel heeft een sanctie op te leggen voor het feit dat de schuldenaar zijn verplichting niet is nagekomen om de lening binnen contractueel overeengekomen termijnen terug te betalen, deze schuldenaar ervan te weerhouden een achterstand op te bouwen bij de nakoming van zijn verplichtingen en, in voorkomend geval, de kredietgever schadeloos te stellen voor de schade die hij door een betalingsachterstand heeft geleden. Het Hof heeft er in dat punt op gewezen dat de gewone rente daarentegen strekt tot vergoeding van de terbeschikkingstelling van een geldsom door de kredietgever totdat die geldsom is terugbetaald. |
40 |
Het Hof heeft deze oplossing gebaseerd op het met richtlijn 93/13 nagestreefde doel, te weten de consument te beschermen en het evenwicht tussen de partijen te herstellen door als oneerlijk aangemerkte bedingen buiten toepassing te laten en tegelijkertijd de geldigheid van de overige bedingen van de betrokken overeenkomst in beginsel te behouden (arrest Banco Santander en Escobedo Cortés, punt 75). |
41 |
Anders dan Prima banka Slovensko lijkt te suggereren, volgt uit het arrest Banco Santander en Escobedo Cortés dus niet dat richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling die de kredietverstrekker die een leningsovereenkomst met een consument heeft gesloten, niet toestaat om, in geval van vervroegde beëindiging van deze lening en op grond van de bepalingen ervan, boven op de vertragingsrente betaling te eisen van gewone rente over de periode vanaf de aanzegging van die beëindiging tot de volledige terugbetaling van de geleende hoofdsom. |
42 |
Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat, onder voorbehoud van de door de verwijzende rechter te verrichten verificaties, richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd dat zij niet van toepassing is op nationale bepalingen op grond waarvan de consument die met een kredietverstrekker een leningsovereenkomst heeft gesloten, krachtens de bepalingen van die overeenkomst niet gehouden kan zijn om in geval van vervroegde beëindiging van de lening aan de kredietverstrekker gewone rente te betalen over de periode vanaf de aanzegging van deze beëindiging tot de daadwerkelijke aflossing van de geleende hoofdsom, wanneer de kredietverstrekker middels de betaling van de vertragingsrente en van de andere uit hoofde van de overeenkomst verschuldigde contractuele boeten, schadeloos kan worden gesteld voor de daadwerkelijk geleden schade. |
Tweede vraag
43 |
Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord. |
Kosten
44 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Zevende kamer) verklaart voor recht: |
Onder voorbehoud van de door de verwijzende rechter te verrichten verificaties, moet richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat zij niet van toepassing op nationale bepalingen op grond waarvan de consument die met een kredietverstrekker een leningsovereenkomst heeft gesloten, krachtens de bepalingen van die overeenkomst niet gehouden kan zijn om in geval van vervroegde beëindiging van de lening aan de kredietverstrekker gewone rente te betalen over de periode vanaf de aanzegging van die beëindiging tot de daadwerkelijke aflossing van de geleende hoofdsom, wanneer de kredietverstrekker middels de betaling van de vertragingsrente en van de andere uit hoofde van de overeenkomst verschuldigde contractuele boeten, schadeloos kan worden gesteld voor de daadwerkelijk geleden schade. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Slowaaks.