NL

NAT/946

Geleidelijk afschaffen van subsidies voor fossiele brandstoffen

ADVIES

Afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Geleidelijk afschaffen van subsidies voor fossiele brandstoffen en tegelijkertijd het Europese concurrentievermogen waarborgen, de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud beperken en een rechtvaardige transitie bevorderen

(initiatiefadvies)

Contact

nat@eesc.europa.eu

Administrateur

Caroline VERHELST

Datum document

4/4/2025

Rapporteur: Corina MURAFA BENGA

Adviseur

Olivier VARDAKOULIAS (voor de rapporteur)

Besluit van de voltallige vergadering

5/12/2024

Rechtsgrond

Artikel 52, lid 2, van het reglement van orde

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

1/4/2025

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

50/5/4

Goedkeuring door de voltallige vergadering

D/M/YYYY

Zitting nr.

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

…/…/…



Preambule

Dit advies maakt deel uit van een breder pakket EESC-adviezen over de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud. In dit pakket onderzoekt het EESC de verschillende aspecten van deze beleidskwestie en doet het een uitgebreide reeks aanbevelingen aan Europese en nationale beleidsmakers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden. Het pakket bestaat uit zeven sectorale adviezen 1 , die elk ingaan op een specifiek relevant beleidsterrein. Daarnaast worden in een overkoepelend advies 2 bredere beleidsaanbevelingen gepresenteerd om de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud als geheel aan te pakken en veerkracht op te bouwen tegen toekomstige crises.

1.Conclusies en aanbevelingen

1.1De geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen moet deel uitmaken van een breder belasting- en beleidspakket dat is toegesneden op de afzonderlijke lidstaten. Dit moet een brede, inclusieve sociale en civiele dialoog omvatten, om na te gaan of, en zo ja, welke compensatieregelingen moeten worden ingevoerd om de overgang naar een koolstofarme economie te ondersteunen. De ecologisch en sociaal meest schadelijke subsidies voor fossiele brandstoffen moeten als eerste worden afgeschaft. Ongerichte subsidies moeten worden afgeschaft, terwijl gerichte subsidies die gekoppeld zijn aan het inkomen van huishoudens of de kwetsbaarheid van een bepaald bedrijf, waar nodig geleidelijker kunnen worden afgeschaft en worden vervangen door stimulansen om tot decarbonisatie over te gaan.

1.2Het EESC beveelt de Europese Commissie aan om in de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester duidelijk aan te geven welke maatregelen de lidstaten moeten nemen om de subsidies voor fossiele brandstoffen zo snel mogelijk af te schaffen. De lidstaten moeten in hun nationale energie- en klimaatplannen niet alleen duidelijke definitieve en voorlopige termijnen voor de geleidelijke afschaffing opnemen, maar ook precieze mijlpalen, streefcijfers en prioriteringsmaatregelen en doelstellingen voor de afschaffing formuleren, rekening houdend met de respectieve omstandigheden in de lidstaten.

1.3De Europese Commissie moet, in samenwerking met belanghebbenden en het EESC, een open platform voor de uitwisseling van ervaringen tussen verschillende belanghebbenden opzetten, waaronder actoren uit het maatschappelijk middenveld, dat de lidstaten kunnen gebruiken om beste praktijken met elkaar uit te wisselen over maatregelen en programma’s voor de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen.

1.4Er moeten beschermingsmechanismen voor banen en arbeidsomstandigheden worden opgezet, met inbegrip van collectieve onderhandelingen en sociale dialoog, zodat het proces van geleidelijk afschaffen van subsidies voor fossiele brandstoffen evenwichtig verloopt.

1.5Om de in dit advies geschetste afbakeningsproblemen op te lossen, zou de Europese Commissie bij de herziening van de verordening inzake de governance van de energie-unie en klimaatactie een duidelijke definitie van subsidies voor fossiele brandstoffen moeten voorstellen, die is gebaseerd op de methode van het IMF en dus ook indirecte subsidies omvat. Zij moet de lidstaten ook richtsnoeren geven voor rapportage. Bovendien moet de Commissie haar rapportage over subsidies voor fossiele brandstoffen verfijnen door niet alleen statistieken bij te houden, maar ook de aandacht te vestigen op beste praktijken voor de uitfasering.

1.6De herziening van de energiebelastingrichtlijn is een uitstekende gelegenheid om de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen in de EU te ondersteunen. Het EESC is bezorgd over de vertraging bij de afronding van dit dossier en roept het Europees Parlement op om zo snel mogelijk een standpunt in te nemen over de herziening van de energiebelastingrichtlijn. Hoewel er flexibiliteit nodig is om rekening te houden met individuele omstandigheden in de lidstaten, zijn ambitieuze minimumbelastingtarieven in de hele EU essentieel om concurrerende decarbonisatie te stimuleren. Belastingvrijstellingen moeten facultatief zijn en voorzichtig worden toegepast.

1.7In de context van de onderhandelingen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC-proces) moet de Europese Unie blijven streven naar een wereldwijde geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen door partnerschappen te versterken met landen die onlangs vooruitgang hebben geboekt op dit gebied en door van elkaar te leren.

1.8Alle vormen van financiële steun voor nieuwe infrastructuur voor fossiele brandstoffen moeten permanent worden afgeschaft in alle financieringsinstrumenten van het meerjarig financieel kader 2028-2034. In plaats daarvan beveelt het EESC aan om O&O-financiering te reserveren voor schone brandstoffen, met strenge criteria in overeenstemming met de EU-taxonomie.

1.9Het EESC beveelt aan om de regels voor staatssteun te herzien om de energietransitie te helpen versnellen en daarbij geen staatssteun meer te verlenen voor energieprojecten op basis van fossiele brandstoffen.

2.Algemene opmerkingen

2.1Energiesubsidies en overheidsinterventies zijn bedoeld om de kosten voor consumenten te verlagen tot onder de marktprijs, de prijzen voor producenten te verhogen tot boven het marktniveau of om steun te verlenen voor energie-infrastructuurprojecten om de kapitaalkosten te verlagen. Zij omvatten rechtstreekse geldoverdrachten naar producenten of consumenten, indirecte ondersteuningsmechanismen zoals belastingvrijstellingen en -kredieten en marktgebaseerde benaderingen die kruissubsidiëring tussen marktdeelnemers vergemakkelijken.

2.2De Europese Commissie houdt dergelijke subsidies in de EU bij met behulp van de subsidie-inventaris. Subsidies voor fossiele brandstoffen omvatten dus verschillende vormen van financiële steun voor alle primaire fossiele brandstoffen en voor elektriciteit die wordt opgewekt door de verbranding van fossiele brandstoffen. Tussen 2020 en 2021 zijn deze subsidies verdubbeld tot 136 miljard EUR en in 2023 daalden ze licht tot 111 miljard EUR, wat neerkomt op meer dan een derde van alle bestaande energiesubsidies. De voorlopige cijfers voor 2024 wijzen op een daling van de totale energiesubsidies (fossiel en niet-fossiel) tot 78 miljard EUR, aangezien de meeste crisissubsidies naar verwachting in 2025 zullen aflopen 3 . Indirecte subsidies, bijvoorbeeld als gevolg van de externalisering van kosten (zoals gezondheidskosten, schade aan gebouwen en infrastructuur ), zijn niet meegerekend.

2.3In de desbetreffende berekeningsmethoden van het IMF worden deze impliciete subsidies, d.w.z. de ramingen van de sociale kosten van koolstof, de gezondheidskosten als gevolg van luchtverontreiniging en andere externe effecten zoals verkeersopstoppingen en ongevallen, ook meegerekend. Volgens deze methode zijn de subsidies voor fossiele brandstoffen in de EU aanzienlijk hoger dan de raming van de Commissie. Ze bedragen in totaal ongeveer 300 miljard dollar per jaar 4 . Hoewel er andere methoden zijn gebruikt, komen sommige lidstaten, zoals Nederland, met vergelijkbare ramingen van subsidies voor fossiele brandstoffen als het IMF. Het EESC moedigt de Commissie aan om naast de huidige inventaris een nieuwe, vergelijkbare methodologische aanpak te hanteren of te ontwikkelen.

2.4De subsidies voor fossiele brandstoffen blijven op een constant niveau. Dit druist in tegen de politieke toezeggingen deze brandstoffen uit te bannen. Internationale initiatieven om de subsidies voor fossiele brandstoffen te rationaliseren en af te bouwen werden al aangekondigd door de G7 en G20 in 2009 en meer recentelijk tijdens het UNFCCC. Bemoedigende diplomatieke inspanningen zoals de Overeenkomst inzake klimaatverandering, handel en duurzaamheid (ACCTS) zouden als inspiratie moeten dienen voor de inspanningen van de EU tijdens de komende COP’s van het UNFCCC. Daar moet het Nederlandse initiatief voor een coalitie om stimulansen en subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen, waarbij andere EU-lidstaten zich hebben aangesloten, actief worden gepromoot.

2.5De EU speelt een leidende rol door een reeks instrumenten en maatregelen uit te voeren om subsidies voor fossiele brandstoffen daadwerkelijk af te bouwen, maar uit de cijfers blijkt dat deze maatregelen tot nu toe slechts een beperkt effect hebben gehad. Op grond van de verordening inzake de governance van de energie-unie en klimaatactie (2018) moeten de lidstaten jaarlijks verslag uitbrengen over hun vorderingen bij het afschaffen van energiesubsidies, met name subsidies voor fossiele brandstoffen. Deze verplichting werd bekrachtigd door de EU-klimaatwet (2021), die de geleidelijke afschaffing oplegt van subsidies die in strijd zijn met de doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050. De Europese Commissie is belast met de ontwikkeling van een gestandaardiseerde methodologie en een rapportagekader inzake subsidies voor fossiele brandstoffen en andere subsidies die schadelijk zijn voor het milieu 5 . Het EESC verzoekt de Commissie na te denken over de sociale dimensie van schadelijke subsidies. Daarnaast heeft de voorgestelde herziening van de richtlijn energiebelasting als onderdeel van het Fit for 55-pakket tot doel om de belasting van energieproducten in overeenstemming te brengen met de klimaatdoelstellingen.

2.6Subsidies voor fossiele brandstoffen hebben verschillende schadelijke gevolgen en zijn in strijd met het beginsel “de vervuiler betaalt”. Ze moedigen verdere afhankelijkheid van fossiele brandstoffen aan en maken hernieuwbare energiebronnen minder concurrerend. Ze belemmeren daarom de overstap naar hernieuwbare energiebronnen. Dit verergert de aantasting van het milieu, met inbegrip van luchtvervuiling en biodiversiteitsverlies, en draagt bij tot de klimaatverandering. Ze staan dan ook haaks op het klimaatbeleid van de EU. Volgens de beschikbare gegevens hadden er in 2023 een miljoen meer warmtepompen geïnstalleerd kunnen zijn in de EU als de subsidies voor verwarmingsketels op fossiele brandstoffen naar warmtepompen waren gegaan 6 .

3.Specifieke opmerkingen over de gevolgen van subsidies voor fossiele brandstoffen voor het concurrentievermogen

3.1Zelfs als geopolitieke overwegingen buiten beschouwing worden gelaten, heeft de structurele afhankelijkheid van de EU van ingevoerde fossiele brandstoffen een negatief effect op de handelsbalans en de lopende rekening van de EU. Dit is dus nadelig voor de netto-uitvoer en de bredere macro-economische prestaties 7 . Subsidies voor fossiele brandstoffen vergroten bijgevolg de afhankelijkheid van de EU van invoer en vertragen de energietransitie. Bovendien leidt de prijsvolatiliteit die met de invoer van fossiele brandstoffen samenhangt tot perioden van hoge inflatie, zoals na de Russische invasie in Oekraïne, en wordt het concurrentievermogen van bedrijven verzwakt (vooral in energie-intensieve sectoren).

3.2Vanuit het oogpunt van het begrotingsbeleid beperken subsidies voor fossiele brandstoffen de budgettaire mogelijkheden van de lidstaten om andere prioriteiten te financieren, zoals de steun aan bedrijven om in de energietransitie te investeren of om sociale uitgaven te doen. Ondanks de grote “investeringskloof” bij het realiseren van de energietransitie en de klimaatdoelstellingen voor 2030 8 , wordt er bijvoorbeeld nog steeds meer geld uitgegeven aan subsidies voor fossiele brandstoffen dan aan subsidies voor hernieuwbare energiebronnen. Gezien de budgettaire beperkingen die worden opgelegd door de herziene begrotingsregels van de EU, is het ombuigen van subsidies voor fossiele brandstoffen naar klimaatdoelstellingen van cruciaal belang om de klimaatinvesteringskloof te dichten.

3.3De hoge energiekosten schaden het concurrentievermogen van de EU: bedrijven in de EU betalen twee tot drie keer meer voor elektriciteit dan bedrijven in de VS, en vier tot vijf keer meer voor gas. Hoewel sommige van de subsidies voor fossiele brandstoffen dienen om de energiekosten voor bedrijven te verlagen, worden investeringen in alternatieven erdoor uitgesteld en prijsprikkels verstoord.

4.Specifieke opmerkingen over de gevolgen van subsidies voor fossiele brandstoffen op de kosten van levensonderhoud

4.1De inflatie als gevolg van de Russische invasie van Oekraïne drukte onevenredig zwaar op de werknemers. De reële lonen in de EU zijn op het hoogtepunt van de crisis in 2022 met 5,1 % gedaald. Op het vlak van energie heeft inflatie onevenredig grote gevolgen voor kwetsbare huishoudens, die een groter deel van hun inkomen aan energie besteden. Op middellange termijn kunnen de hoge energiekosten, die de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud hebben veroorzaakt, alleen worden verlaagd door het elektriciteitssysteem koolstofvrij te maken en over te schakelen op schone energiebronnen.

4.2Er zijn aanwijzingen dat subsidies voor fossiele brandstoffen niet alleen negatieve macro-economische gevolgen hebben, maar ook niet bij de juiste groepen terechtkomen. Het zijn voornamelijk de rijkere groepen in de samenleving die ervan profiteren en dus betekenen ze op sociaal vlak een stap achteruit 9 . Tot slot gaan subsidies voor het gebruik van fossiele brandstoffen gepaard met negatieve maatschappelijke kosten in bredere zin, zoals vroegtijdige sterfte en ziekten als gevolg van luchtvervuiling, die vooral kansarme sociale groepen treffen 10 .

4.3Veel subsidies werden ingevoerd om op korte termijn verlichting te bieden, maar ze slagen er niet in om huishoudens met een laag inkomen te bereiken of om de onderliggende oorzaken van energie-inflatie aan te pakken. Om het regressieve effect van hoge energieprijzen op huishoudens effectief aan te pakken, is een tweeledige aanpak nodig die gebaseerd is op de beginselen van een rechtvaardige transitie. Om de prijzen te doen dalen, is het volgende nodig: ten eerste, op korte termijn, beter gerichte directe inkomenssteun voor kwetsbare huishoudens; en ten tweede, het ombuigen van subsidies naar duurzame oplossingen door middelen vrij te maken voor investeringen in elektriciteits- en verwarmingssystemen die niet op fossiele brandstoffen werken en tegelijkertijd het woningbestand te renoveren.

4.4De geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen moet gepaard gaan met een strengere controle van de energiemarkt om kwetsbare groepen te beschermen en buitensporige prijsstijgingen te voorkomen. Toegang tot schone energie moet altijd een prioriteit zijn, vooral in plattelandsgebieden.

5.Specifieke opmerkingen over de kwantificering en rapportage van fossiele brandstoffen

5.1Er moet op EU-niveau een duidelijke definitie komen van wat een subsidie voor fossiele brandstoffen is, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen efficiënte en inefficiënte subsidies. Daarnaast zijn er specifieke richtsnoeren voor meting en openbaarmaking nodig om te zorgen voor het verzamelen van relevante gegevens en kwalitatief hoogstaande monitoring en meting. Dit kan gebeuren bij de komende herziening van de verordening inzake de governance van de energie-unie. Deze definitie moet worden gebaseerd op de door de WTO aanvaarde subsidietypologie die momenteel door de OESO, Irena en UNEP wordt gebruikt. Daarnaast moet op middellange termijn ook worden overwogen om “impliciete” subsidies op te nemen, zoals gedefinieerd door het IMF, met name voor sectoren die niet onder het emissiehandelssysteem (ETS) vallen.

5.2Slechts twaalf lidstaten hebben zich ingespannen om de op EU-niveau verzamelde gegevens te verbeteren. Deskundigen kunnen dus alleen afgaan op onsamenhangende, onvolledige en verwarrende informatie die op nationaal niveau wordt verstrekt. Over het algemeen is er bij de lidstaten niet al te veel animo om de subsidies voor fossiele brandstoffen af te schaffen. Alleen Denemarken heeft een gedetailleerd plan klaar. Uit de voorlopige beoordeling van de nationale energie- en klimaatplannen blijkt dat in 2023 slechts zes van de 27 EU-lidstaten hadden aangekondigd dat ze van plan waren om de subsidies voor fossiele brandstoffen in hun nationale begrotingen volledig af te bouwen, zonder daarbij een specifieke einddatum op te geven. Op basis van deze beoordeling en andere nationale plannen en aankondigingen is vastgesteld dat minder dan de helft van de in 2022 toegekende subsidies voor fossiele brandstoffen een geplande einddatum heeft vóór 2025, slechts 1 % een einddatum tussen 2025 en 2030, en 52 % zelfs geen einddatum na 2030 11 . De rapportagemethode als onderdeel van de nationale energie- en klimaatplannen moet worden verbeterd en gestroomlijnd.

5.3De geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen is in overeenstemming met de agenda voor duurzameontwikkelingsdoelstellingen, met name doelstelling 12.c waarin wordt opgeroepen tot het wegnemen van marktverstoringen die verspilling in de hand werken door inefficiënte subsidies voor fossiele brandstoffen te rationaliseren. Indicator 12.c.1 12 , namelijk het bedrag van de subsidies voor fossiele brandstoffen (productie en verbruik) per eenheid van het bbp, wordt volledig ten onrechte berekend als een belastinguitgave en hoeft niet door de landen te worden gemeld. Om het concurrentievermogen van de EU te verbeteren door op mondiaal niveau een gelijk speelveld tot stand te brengen, moeten de EU-lidstaten en de Europese Commissie in hun diplomatieke contacten met de deskundigengroep van VN-organisaties voor indicatoren voor duurzameontwikkelingsdoelstellingen (Inter-Agency Expert Group on Sustainable Development Goal Indicators) pleiten voor de verplichte opname van belastinguitgaven in de rapportage.

5.4Transparantie in de inventarisatie van subsidies voor fossiele brandstoffen is essentieel om een constructieve en inclusieve dialoog met de samenleving tot stand te brengen. De Italiaanse inventaris van milieuvriendelijke en milieuschadelijke subsidies en de Franse rapportage over de groene budgettering zijn voorbeelden van goede praktijken. Ze tonen onverbloemd aan dat de kloof tussen milieuschadelijke en milieuvriendelijke subsidies toeneemt.

5.5Op EU-niveau dient ongeveer 83% van alle subsidies voor fossiele brandstoffen om de vraag naar energie te ondersteunen. Dit maakt het mogelijk om vraaggestuurde subsidies te vervangen door andere inkomensondersteunende maatregelen voor consumenten en zo de vraag om te buigen naar koolstofvrije alternatieven.

5.6De energieprijzen blijven hoog in Europa, maar ze liggen ver onder het niveau van tijdens de crisis. Subsidies voor fossiele brandstoffen krijgen echter nog steeds dezelfde fiscale ruimte als voor de crisis, wat duidt op een gemiste kans om te investeren in langdurig, duurzaam en productiever beleid om de kosten van levensonderhoud te verlichten en het concurrentievermogen van bedrijven op de middellange termijn te verbeteren. Veel van de tijdelijke maatregelen om de gevolgen van de stijgende energieprijzen sinds 2022 op te vangen, zullen naar verwachting eind 2024/2025 zijn afgeschaft. Het EESC beveelt de Commissie aan er nauwlettend op toe te zien dat de lidstaten de overeengekomen plannen om de maatregelen af te schaffen, daadwerkelijk uitvoeren, en indien nodig alternatieve, gerichte steunmechanismen voor kwetsbare groepen vaststellen. De EU moet streven naar uniforme fiscale hervormingen om het gebruik van fossiele brandstoffen uit te bannen.

5.7De Europese Commissie en het Europees Milieuagentschap moeten hun rapportage over subsidies voor fossiele brandstoffen verfijnen door niet alleen statistieken bij te houden, maar ook de aandacht te vestigen op beleid en beste praktijken voor de uitfasering ervan. Deze categorisering op basis van hun sociale, economische en milieu-impact kan als leidraad dienen om het tijdschema en de methode van de uitfasering uit te werken, met overgangsmaatregelen zoals parallelle stimulansen, gerichte vrijstellingen en structuren voor een soepele transitie, rekening houdend met de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2040 13 .

6.Specifieke opmerkingen en beginselen voor het geleidelijk afschaffen van subsidies voor fossiele brandstoffen

6.1Criteria en beginselen voor geleidelijke afschaffing

6.1.1Als vuistregel moet de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen deel uitmaken van een breder belasting- en beleidspakket om consumenten en bedrijven te helpen bij de overschakeling op koolstofarme alternatieven, met name in gebieden waar dit technisch haalbaar is. Alle subsidies voor fossiele brandstoffen moeten per geval worden beoordeeld en er moeten specifieke alternatieven en/of compensatieregelingen worden ingevoerd die rekening houden met de individuele omstandigheden in de lidstaten.

6.1.2Het hele proces van de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen moet gepaard gaan met een brede en doeltreffende sociale en burgerdialoog, waarbij alle relevante belanghebbenden moeten worden betrokken. Deze dialoog moet worden ondersteund door een pan-Europees platform voor de uitwisseling van beste praktijken en de bevordering van wederzijds leren.

6.1.3Subsidies voor fossiele brandstoffen moeten worden beoordeeld op hun individuele sociale en economische rendement, door middel van systematische kosten-batenanalyses voor elke subsidie. Daarbij moet prioriteit worden gegeven aan subsidies met een laag sociaal en economisch rendement, maar waarvoor aanzienlijke financiële middelen worden uitgetrokken. Evenzo heeft de EU zich er in verschillende multilaterale fora toe verbonden om “inefficiënte” subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen, zonder te definiëren wat dit in de praktijk betekent. Daarom moet de Europese Commissie de uitwisseling van kennis met Canada intensiveren, aangezien dit land onlangs een kader heeft gepubliceerd voor de beoordeling van inefficiënte subsidies voor fossiele brandstoffen 14 .

6.1.4Daarnaast moeten subsidies voor fossiele brandstoffen worden geëvalueerd op hun impact per inkomensgroep. Subsidies die onevenredig ten goede komen aan hogere inkomensgroepen moeten sneller worden afgebouwd en er moet worden gezorgd voor progressieve belastingheffing op basis van verdelende rechtvaardigheid om de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen mogelijk te maken.

6.1.5Hoewel bepaalde activiteiten in de landbouw kunnen profiteren van hernieuwbare energie, blijft de landbouwsector als geheel sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen, vooral voor de dagelijkse werkzaamheden (bijv. landbouwmachines). Voor grote agrarische machines, zoals tractoren, oogstmachines en vissersschepen, zijn er momenteel geen commercieel rendabele alternatieven die even efficiënt en betrouwbaar werken als door diesel aangedreven machines. Om ervoor te zorgen dat de landbouw- en visserijsector productief en concurrerend blijft terwijl geleidelijk wordt overgeschakeld op duurzame energieoplossingen, is een overgangsstrategie nodig die rekening houdt met de technologische gereedheid en de economische haalbaarheid. Het promoten van circulaire en duurzame biogebaseerde producten en diensten kan een manier zijn om verschillende uitdagingen aan te pakken en bij te dragen aan de vervanging van fossiele brandstoffen 15 .

6.1.6In gevallen waarin een subsidieregeling voor fossiele brandstoffen vooralsnog om economische redenen noodzakelijk wordt geacht, zou deze parallel moeten bestaan aan een regeling ter ondersteuning van het koolstofarm maken van de economie. In het geval van terugbetaling van de btw op diesel voor landbouwers en vervoersbedrijven zouden begunstigden bijvoorbeeld aanspraak moeten kunnen maken op een gelijke of hogere terugbetaling om investeringen in apparatuur en voertuigen op elektriciteit of hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen te ondersteunen. Boeren en bedrijven die overgaan tot decarbonisatie, moeten stimulansen krijgen om dit te doen.

6.1.7Ongerichte subsidies moeten worden afgeschaft, terwijl gerichte subsidies die gekoppeld zijn aan het inkomen van huishoudens of de kwetsbaarheid van een bepaald bedrijf, waar nodig geleidelijker kunnen worden afgeschaft en worden vervangen door stimulansen om tot decarbonisatie over te gaan. Als basisprincipe moet gelden dat energiesubsidies de vorm moeten aannemen van directe in plaats van indirecte inkomenssteun (zoals prijsplafonds en belastingvrijstellingen), zodat huishoudens en bedrijven kunnen investeren in nieuwe technologieën en niet meer van fossiele brandstoffen afhangen. Het vervangen van (ongerichte) subsidies voor fossiele brandstoffen door (gerichte) inkomensondersteunende maatregelen is in verschillende landen met succes toegepast, ook in het Globale Zuiden, zoals blijkt uit rapporten van onder andere het IMF en de OESO.

6.2Bescherming van het economisch concurrentievermogen tijdens de afbouw van subsidies voor fossiele brandstoffen

6.2.1Om de mogelijke negatieve gevolgen van de geleidelijke afschaffing van de subsidies voor fossiele brandstoffen voor het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven te verzachten, beveelt het EESC aan om de inkomsten uit winstgevende subsidies en koolstofbeprijzing te gebruiken voor koolstofarme technologieën, zodat bedrijven worden geholpen om niet langer afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen.

6.2.2Belasting- en decarbonisatiebeleid op het niveau van de lidstaten en op Europees niveau zou bedrijven moeten aanmoedigen om al hun energieverbruik te elektrificeren wanneer dit technologisch haalbaar is. Een andere aanpak is nodig voor de landbouw, waar geen haalbare, kosteneffectieve alternatieven zijn ter vervanging van werktuigen op basis van fossiele brandstoffen. Er zijn financiële stimulansen nodig om de hoge infrastructuurkosten te dekken en de Europese landbouwproducenten niet te benadelen. Tegelijkertijd moeten de prijzen van en belastingen op fossiele brandstoffen de gebruikers duidelijk maken dat ze moeten overstappen van vervuilende energie (bijv. gas) op koolstofarme energie (bijv. elektriciteit, waterstof).

6.2.3In plaats van te vertrouwen op subsidies voor fossiele brandstoffen, moeten en willen Europese bedrijven andere opties aangeboden krijgen, zoals het overstappen op andere brandstoffen en de mogelijkheid om te kiezen voor lokaal geproduceerde hernieuwbare energie. In dit verband valt het te betreuren dat de Europese wetgeving inzake energiegemeenschappen in veel lidstaten niet volledig ten uitvoer is gelegd.

6.3Een rechtvaardig traject waarborgen bij de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen

6.3.1Een beleidskader voor een rechtvaardige transitie 16 moet de leidraad vormen voor maatregelen voor de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen. Groepen die onevenredig zwaar worden getroffen, moeten sociale compensatie krijgen. Het geleidelijk afschaffen van subsidies voor fossiele brandstoffen mag geen rechtvaardiging zijn voor ontslagen of slechtere arbeidsomstandigheden. Beschermingsmechanismen voor banen en arbeidsomstandigheden, collectieve onderhandelingen en sociale dialoog moeten een prioriteit blijven bij het afbouwen van subsidies voor fossiele brandstoffen. Het EESC stelt compensatie voor via directe investeringssubsidies voor koolstofarme technologieën, in plaats van via algemene inkomenssteun, die ondoeltreffend kan zijn en een indirecte subsidie voor fossiele brandstoffen kan worden. De Oostenrijkse Klimabonus 17 bijvoorbeeld, die 100% van de inkomsten uit de koolstofbelasting doorgeeft aan alle Oostenrijkse inwoners, vermindert de inflatie, maar biedt geen gerichte steun aan degenen die het meest hulp nodig hebben om over te schakelen en stimuleert investeringen in koolstofarme oplossingen niet.

6.3.2Omdat de lidstaten afhankelijk zijn van op belastingen gebaseerde subsidies voor fossiele brandstoffen en omdat elke belastinghervorming een verdelingseffect heeft, moet het mogelijk regressieve effect van de hervorming op korte termijn onmiddellijk worden aangepakt door de verkregen inkomsten te herverdelen onder kwetsbare groepen in de samenleving. Op dezelfde manier moet het vergroeningsproces in de EU zich door middel van subsidies en belastingvoordelen ook richten op de meest kwetsbare groepen en regressieve effecten in de agrovoedingssector 18 en daarbuiten vermijden.

6.3.3In veel lidstaten, zoals Frankrijk, laat de publieke weerstand tegen de afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen duidelijk zien dat er behoefte is aan directe herverdeling. Het Sociaal Klimaatfonds staat model voor de manier waarop kansarme huishoudens kunnen worden geholpen om de energiekosten als gevolg van de hervorming van de energiebelasting op te vangen via gerichte financiële bijstand, zolang het fonds hoofdzakelijk wordt gebruikt voor structurele maatregelen. Er zijn echter verdere maatregelen nodig.

6.3.4Naarmate de subsidies voor fossiele brandstoffen worden afgebouwd, zou een deel van de middelen die hierdoor vrijkomen, moeten worden gebruikt voor de bescherming van banen en voor omscholingsprogramma’s voor werknemers in traditionele industrieën, via een transparante sociale dialoog. Dit zal hen helpen om over te schakelen op nieuwe, groene economische sectoren, waardoor banenverlies tot een minimum wordt beperkt en duurzame groei wordt bevorderd.

7.Specifieke opmerkingen over EU-beleidsinstrumenten voor de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen

7.1De rol van de energiebelastingrichtlijn

7.1.1Met de geactualiseerde energiebelastingrichtlijn zullen nieuwe minimumbelastingtarieven voor brandstoffen in de hele EU worden vastgesteld. Deze zullen nauwer aansluiten bij het verontreinigingsniveau dat door een brandstof per eenheid energieverbruik wordt veroorzaakt en niet meer worden ingegeven door economische, sociale en politieke factoren. Het huidige niveau van energiebelasting brengt de energietransitie in gevaar. De prijs van elektriciteit is nog steeds drie tot vier keer hoger dan de prijs van gas, waardoor elektrificatie in veel sectoren zoals verwarming, industriële processen en vervoer niet concurrerend is. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat belastingen en nettarieven hierbij een belangrijke rol spelen 19 . In de transportsector bijvoorbeeld ontmoedigen de huidige belastingtarieven in verschillende EU-lidstaten een verschuiving naar emissievrije (elektrische) voertuigen in bedrijfswagenparken (bedrijfsauto’s) 20 .

7.1.2De energiebelastingrichtlijn moet snel worden aangepast aan de Europese Green Deal. Zij moet de lidstaten de nodige flexibiliteit bieden, met inachtneming van het beginsel dat elke vorm van energie wordt belast volgens de milieuschade die zij veroorzaakt en dat koolstofvrije energie wordt gestimuleerd door middel van belastingmaatregelen.

7.1.3Aangezien deze wetgeving van cruciaal belang is om de subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen en tegelijkertijd het concurrentievermogen op peil te houden en de crisis rond de kosten van levensonderhoud in te dammen, dringt het EESC er bij het voorzitterschap van de Raad op aan om het herzieningsproces af te ronden. Ook dringt het EESC er bij het Europees Parlement op aan om zo snel mogelijk een standpunt in te nemen over de herziening van de richtlijn, zodat het wetgevingsproces kan worden voortgezet.

7.2De rol van het meerjarig financieel kader (MFK)

7.2.1Hoewel de meeste subsidies voor fossiele brandstoffen in de EU uit de nationale begrotingen komen, zijn de EU-fondsen belangrijk om investeringssubsidies voor nieuwe energie-infrastructuur te verstrekken, met het risico dat het EU-energiemodel voor tientallen jaren aan fossiele brandstoffen gebonden blijft, wat de geopolitieke positie van de EU zou hinderen. De financieringsmogelijkheden voor investeringen in fossiele brandstoffen via EU-begrotingsinstrumenten zijn in de EU-begroting voor 2021-2027 steeds beperkter geworden, aangezien investeringen in kolen en olie permanent zijn uitgesloten van financiële steun van de EU. Bepaalde upstream- en downstreaminvesteringen in fossiel gas (bijv. gasketels en gasdistributie) komen echter nog wel in aanmerking voor steun uit de grootste EU-fondsen, namelijk het cohesiebeleidsfonds en de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RFF) ter waarde van 750 miljard EUR. Bovendien heeft de invoering van RepowerEU niet geleid tot een verdere aanscherping van de financieringsvoorwaarden voor projecten op het gebied van fossiele brandstoffen, maar had dit tot gevolg dat de reikwijdte van subsidiabele investeringen in gas is uitgebreid door LNG-gerelateerde infrastructuur, die voorheen niet subsidiabel was, op te nemen in de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

7.2.2Vooruitlopend op het komende voorstel van de Europese Commissie voor de MFK-verordeningen 2028-2034 en de daarmee samenhangende interinstitutionele onderhandelingen, roept het EESC de Europese Commissie op om alle vormen van financiële steun voor infrastructuur voor fossiele brandstoffen uit te sluiten van alle financieringsinstrumenten die deel uitmaken van het MFK voor 2028-2034. Dergelijke investeringssubsidies bieden geen oplossing voor sociale en verdelingsproblemen en het is onwaarschijnlijk dat de permanente afschaffing ervan negatieve verdelingseffecten zal hebben.

7.3De rol van het Europees Semester

7.3.1De geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen is niet opgenomen in de landenrapporten van het Europees Semester of in de landspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten, en de Europese Commissie onderzoekt momenteel hoe de subsidies voor fossiele brandstoffen beter in het proces van het Semester kunnen worden geïntegreerd. Hoewel de lidstaten de landspecifieke aanbevelingen tot nu toe slecht hebben opgevolgd 21 , kan hierin verandering komen met de geplande hervormingen van het EU-kader voor economische governance en de nieuwe aan hervorming gekoppelde instrumenten in het meerjarig financieel kader 2028-2034. Het EESC is van mening dat de lidstaten meer moeten worden aangespoord om concrete stappen te zetten voor de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen. Het proces van het Europees Semester kan hiervoor worden gebruikt.

7.3.2Het EESC roept de Europese Commissie dan ook op om de hervorming en geleidelijke afschaffing van de subsidies voor fossiele brandstoffen op te nemen in het Semester, onder meer via landspecifieke aanbevelingen.

7.4De rol van de staatssteunregels

7.4.1Als onderdeel van de initiatieven Clean Industry Deal en Omnibus zullen de regels voor staatssteun naar verwachting worden herzien om onder meer een snellere inzet van hernieuwbare energiebronnen en het koolstofvrij maken van de industrie mogelijk te maken 22 . De hervorming van het EU-kader voor staatssteun moet strengere regels omvatten voor staatssteun aan activiteiten die verband houden met fossiele brandstoffen, via de nationale begrotingen. Tegelijkertijd moet de uitrol van infrastructuur voor schone energie worden versneld. De huidige regels staan nog steeds steun voor fossiele brandstoffen toe, zowel op grond van de richtsnoeren inzake klimaat-, milieubeschermings- en energiesteun (CEEAG) als, in mindere mate, op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) 23 . Het huidige kader wordt met name gebruikt om aanzienlijke subsidies te verstrekken aan producenten van elektriciteit uit fossiele brandstoffen via capaciteitsmechanismen (een specifieke vorm van staatssteun) 24 .

7.4.2Het EESC roept de Commissie op om bij de komende herziening van de staatssteunregels een routekaart op te nemen om steun voor energieprojecten en -activiteiten die gebaseerd zijn op fossiele brandstoffen uit te sluiten, teneinde de staatssteun in overeenstemming te brengen met de toezegging van de EU om subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen.

Brussel, 1 april 2025.

De voorzitter van de afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Peter SCHMIDT

_____________

(1)      EESC-adviezen over Herindustrialisering van Europa — kansen voor bedrijven, werknemers en burgers in de context van de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud , De crises te boven komen — maatregelen voor een veerkrachtige, samenhangende en inclusieve Europese economie , Hoe disfuncties van de eengemaakte markt bijdragen tot de stijgende kosten van levensonderhoud , Geleidelijk afschaffen van subsidies voor fossiele brandstoffen en tegelijkertijd het Europese concurrentievermogen waarborgen, de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud beperken en een rechtvaardige transitie bevorderen , Versnippering van toeleveringsketens en gevolgen voor de kosten van levensonderhoud , Aanpak van het verlies aan koopkracht en van het risico op toenemende ongelijkheid, uitsluiting en marginalisering, Stijging van de vervoers-, energie- en huizenprijzen: de rol van hoogwaardige openbare diensten bij de aanpak van de hoge kosten van levensonderhoud .
(2)      EESC-advies over Aanbevelingen van het maatschappelijk middenveld om de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud aan te pakken .
(3)      Europese Commissie (2025), Verslag van 2024 over energiesubsidies in de EU, COM(2025) 17 final, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52025DC0017 .
(4)      Black, Simon, Antung Liu, Ian Parry, en Nate Vernon, 2023, IMF Fossil Fuel Subsidies Data: 2023 Update, Working Paper, IMF, Washington, DC. https://www.imf.org/en/Publications/WP/Issues/2023/08/22/IMF-Fossil-Fuel-Subsidies-Data-2023-Update-537281 .
(5)       Achtste milieuactieprogramma van de EU .
(6)      Studie opgesteld door Trinomics voor het Europees Milieubureau en Coolproducts, beschikbaar op https://www.coolproducts.eu/wp-content/uploads/2023/07/mission-possible-full-report.pdf .
(7)      Mario Draghi (2024), The future of European competitiveness. Europese Commissie. https://commission.europa.eu/topics/eu-competitiveness/draghi-report_nl .
(8)      Europese Centrale Bank (2024) Financial Integration and Structure in the Euro Area. ECB Committee on Financial Integration. https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/fie/ecb.fie202406~c4ca413e65.nl.pdf .
(9)      OECD Inventory of Support Measures for Fossil Fuels 2023, OECD Publishing, Parijs, https://doi.org/10.1787/87dc4a55-en .
(10)      De Health and Environment Alliance (“HEAL”) heeft een verslag gepubliceerd met als titel Hidden price tags: how ending fossil fuel subsidies would benefit our health .
(11)     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2023%3A651%3AFIN .
(12)       https://www.unep.org/topics/sustainable-development-goals/why-do-sustainable-development-goals-matter/goal-12-3 .
(13)    PB C, C/2024/4667, 9.8.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/4667/oj .
(14)     https://www.canada.ca/en/services/environment/weather/climatechange/climate-plan/inefficient-fossil-fuel-subsidies/assessment-framework.html .
(15)    PB C, C/2025/109, 10.1.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/109/oj .
(16)    PB C, C/2024/1576, 5.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1576/oj
(17)       https://www.klimabonus.gv.at/en/ .
(18)

   PB C, C/2024/6878, 28.11.2024, ELI:  http://data.europa.eu/eli/C/2024/6878/oj .

(19)      Regulatory Assistance Project, beschikbaar op https://www.raponline.org/knowledge-center/some-like-it-hot-moving-industrial-electrification-from-potential-to-practice/ .
(20)

   Jacob Dalder, Robert Pearce-Higgins, and Natasha Harland (2024), Company car fossil fuel subsidies in Europe, Final report prepared for Transport and Environment, https://www.transportenvironment.org/uploads/files/20241014_TE-Company-car-fossil-fuel-subsidies_Final-report_Addressed_Comments_2024-10-15-100425_uqws.pdf .

(21)      Europese Rekenkamer (2020), Het Europees Semester – Landspecifieke aanbevelingen hebben betrekking op belangrijke kwesties, maar moeten beter worden uitgevoerd, https://op.europa.eu/webpub/eca/special-reports/european-semester-16-2020/nl/ .
(22)

European Commissie (2025), De Clean Industrial Deal: Een gezamenlijke routekaart voor concurrentievermogen en decarbonisatie, COM(2025) 85 final.  https://commission.europa.eu/document/download/9db1c5c8-9e82-467b-ab6a-905feeb4b6b0_nl?filename=Communication%20-%20Clean%20Industrial%20Deal_nl.pdf .

(23)      ClientEarth, The new State aid guidelines for climate, environmental protection and energy 2022, 2021, https://www.clientearth.org/media/vw1ea11b/legal-briefing-on-the-ceeag-final-24-12-2021-corrected.pdf .
(24)     https://auroraer.com/wp-content/uploads/2025/01/Capacity-Remuneration-Mechanisms-Report-Aurora_BFF_January-25.pdf .