TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING
De huidige praktijk voor het vaststellen van de locatie van de oproeper bij noodoproepen afkomstig van mobiele telefoons is gebaseerd op plaatsbepaling via de celidenteit ("Cell-ID"). Locatiebepaling op basis van de celidentiteit is breed uitgerold door exploitanten van mobiele netwerken ter uitvoering van de universeledienstrichtlijn. Deze methode voor de bepaling van de locatie van de oproeper is gebaseerd op de identificatie van het dekkingsgebied van de gsm-mast die een mobiele telefoon bedient, wat niet noodzakelijk de dichtstbijzijnde mast is. Dit gebied hangt af van de dekkingshoek en de straal. De straal kan variëren van 100 meter tot verschillende kilometers. In bepaalde gevallen, met name in bergen en steden, kan dit aanleiding geven tot aanzienlijke fouten bij het lokaliseren van personen die een noodoproep doen.
Ondertussen zijn geavanceerde computerfuncties in mobiele telefoons geïntegreerd die de locatiegegevens van wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) en wifi-informatie kunnen verwerken, waardoor een methode mogelijk wordt die de bepaling van de locatie van de oproeper nauwkeuriger kan maken. Een methode voor de bepaling van de locatie van de oproeper die gebaseerd is op een hybride systeem dat plaatsbepaling via de celidentiteit blijft aanbieden, samen met de wifi- en GNSS-locatiegegevens die al beschikbaar zijn op de mobiele telefoon van de eindgebruiker zou bij noodsituaties, zowel binnen als buiten, aanzienlijke voordelen opleveren. Methoden op basis van GNSS-plaatsbepaling worden reeds op grote schaal gebruikt in acht EU-lidstaten en in derde landen (bijvoorbeeld de Verenigde Staten).
Het gebruik van GNSS zou het mogelijk maken de locatie van de oproeper veel nauwkeuriger te bepalen en zou snellere en doeltreffendere reddingsacties alsook een optimalisering van de middelen voor noodsituaties faciliteren. Uit praktijktests die in vier EU-lidstaten werden uitgevoerd als onderdeel van een door de EU gefinancierd project blijkt een wezenlijk verschil in nauwkeurigheid tussen locatiebepaling via de celidentiteit en via GNSS: de nauwkeurigheid van locatiebepaling via de celidentiteit varieerde tussen 1,5 en 5 kilometer, terwijl de nauwkeurigheid van locatiebepaling via GNSS varieerde tussen 6 en 28 meter. Dit is belangrijk, aangezien in 2017 301 miljoen noodroepen binnenkwamen bij nooddiensten. Een ruime meerderheid (71 %) van deze oproepen was afkomstig van mobiele telefoons.
Uit hoofde van artikel 3, lid 3, onder g), van de richtlijn radioapparatuur (Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG) heeft de Commissie de bevoegdheid gekregen om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde te garanderen dat radioapparatuur bepaalde mogelijkheden ondersteunt die de toegang tot nooddiensten waarborgen.
Door deze bevoegdheid uit te oefenen, hierna middels de gedelegeerde verordening, beoogt de Commissie de in dat artikel bedoelde categorieën en klassen te specificeren en toe te lichten, teneinde te verzekeren dat met de hand vastgehouden mobiele telefoons met geavanceerde computerfuncties (algemeen gekend als "smartphones", hierna "mobiele toestellen" genoemd) de toegang tot nooddiensten waarborgen.
Dit zal gebeuren door van de producenten van mobiele toestellen te eisen dat zij technische methoden ondersteunen voor de ontvangst en verwerking van locatiegegevens op basis van wifisignalen en GNSS-gegevens die ten minste compatibel en interoperabel zijn met het Galileo-systeem als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1285/2013 teneinde noodcommunicatie doeltreffender te maken.
Het gebruik van verscheidene GNSS-constellaties verhoogt de beschikbaarheid van hoogwaardige plaatsbepalingen, met name in moeilijke omgevingen waar het radiosignaal geen naadloze dekking kan garanderen, zoals in zogenoemde "urban canyons". In smalle straten bijvoorbeeld, waarin gebouwen het zicht en de zichtbaarheid van satellieten kunnen belemmeren, kan elk aanvullend satellietsignaal dat een toestel ontvangt de nauwkeurigheid van de plaatsbepaling verbeteren.
Galileo is het enige GNSS onder civiele controle en is eigendom van de EU. Het levert continue, precieze navigatiesignalen aan burgers van de EU en aan eender wie wereldwijd, met unieke mogelijkheden, o.a. voor opsporings- en reddingsacties, en ook diensten op het gebied van hoge nauwkeurigheid en authenticatie voor professionele en gespecialiseerde toepassingen.
Dankzij Galileo zullen GNSS-gebruikers over de hele wereld hoogst betrouwbare plaatsbepaling, navigatie en tijdsbepaling krijgen, niet louter maar met name bij gecombineerd gebruik met de andere GNSS. Het is van cruciaal belang voor de plaatsbepaling middels mobiele telefoons om de beschikbaarheid van het Galileo-systeem te garanderen, gezien de verhoogde robuustheid en nauwkeurigheid ervan in vergelijking met andere, afzonderlijk gebruikte systemen voor plaatsbepaling.
Daarnaast is de integratie van Galileo in mobiele toestellen als een prioriteit aangemerkt in het kader van de EU-ruimtestrategie. De maatregelen die compatibiliteit vereisen met Galileo zouden gelijkaardig zijn aan de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van de eCall-verordening voor toegang tot het alarmnummer 112 vanaf het eCall-boordsysteem.
Dankzij de vereiste om plaatsbepaling op basis van wifisignalen mogelijk te maken, zou een nauwkeurigere plaatsbepaling van de eindgebruiker mogelijk worden in gevallen waarin GNSS-locatiegegevens mogelijk niet beschikbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer het toestel zich binnen bevindt.
Dankzij de vereiste om GNSS- en wifi-locatiegegevens beschikbaar te maken voor overdracht zou de daadwerkelijke toepassing ervan in noodcommunicatie mogelijk worden, rekening houdend met reeds bestaande, technisch haalbare methoden. Eén dergelijke technisch haalbare methode, advanced mobile location (AML), stuurt op de smartphone van de oproeper beschikbare gegevens met betrekking tot GNSS, wifi of de celidentiteit via sms aan de alarmcentrale. AML is reeds uitgerold in acht EU-lidstaten - België, Estland, Finland, Ierland, Litouwen, Malta, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk. De uitrol in deze landen is gebaseerd op een technisch verslag van het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI). Dit technisch verslag heeft betrekking op GPS en Galileo. De AML-functie wordt ondersteund door de besturingssystemen waarop meer dan 95 % van alle smartphones in Europa lopen.
De gevolgen voor de producenten van mobiele toestellen zullen naar verwachting minimaal zijn, aangezien het initiatief op reeds voor GNSS geschikte mobiele telefoons is gericht. Bijna alle nieuwe smartphones die momenteel op de markt zijn, hebben de GNSS-functie. Het Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GSA) schat dat in 2017 82 % van de mobiele telefoons geschikt waren voor GNSS. Dit cijfer zou moeten oplopen tot bijna 100 % tegen 2020, vóór deze handeling van toepassing wordt.
Toonaangevende producenten van chipsets voor smartphones bieden chips aan die klaar zijn voor Galileo en sinds 2016 zijn er smartphones die Galileo gebruiken beschikbaar op de markt. Uit de HELP112-studie blijkt dat de aan de integratie van Galileo verbonden kosten verwaarloosbaar zouden zijn omdat er geen specifieke hardwarecomponent vereist is. Alle grote producenten van mobiele telefoons (zoals Apple, Sony, Samsung en Huawei) hebben Galileo in hun telefoons geïntegreerd.
De gedelegeerde verordening zou derhalve de huidige markttrends versterken door rechtszekerheid te brengen. Met name lidstaten die momenteel investeringen doen om hun alarmcentrales geschikt te maken om van mobiele toestellen de locatiegegevens van oproepers te ontvangen, hebben behoefte aan rechtszekerheid dat de producenten van mobiele toestellen het doorsturen van locatiegegevens van oproepers als functie zullen aanbieden en zullen blijven aanbieden.
De gedelegeerde verordening zal bijdragen tot grotere uniformiteit in de toegang tot snelle en doeltreffende nooddiensten in alle EU-lidstaten.
Overeenkomstig de richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie kunnen de lidstaten specifieke bepalingen vaststellen om aanbieders van elektronische communicatiediensten te machtigen nooddiensten toegang tot locatiegegevens te verstrekken zonder voorafgaande toestemming van de betrokken gebruiker of abonnee.
Deze gedelegeerde verordening zal voor de producenten van mobiele toestellen naar verwachting geen bijkomende administratieve lasten met zich meebrengen, aangezien zij in dergelijke toestellen reeds AML en GNSS hebben geïntegreerd. De GNSS-functie heeft geen gevolgen voor de mobieletelefonieoperatoren, aangezien de methode smartphonegestuurd is.
De handeling zou ook geen financiële gevolgen hebben voor de EU-begroting.
2.RAADPLEGINGEN VOORAFGAAND AAN DE VASTSTELLING VAN DE HANDELING
De Commissie heeft bij verschillende gelegenheden belanghebbenden geraadpleegd over de kwestie van het verzekeren van de compatibiliteit van mobiele telefoons met Galileo voor noodoproepen.
Op 7 mei 2014 werd een openbare hoorzitting gehouden om van de belanghebbenden die betrokken zijn bij de noodhulpverlening in respons op noodoproepen via het nummer 112 inzichten en bijdragen te verzamelen met betrekking tot de mogelijkheid om mobiele telefoons geschikt te maken om de locatie van de oproeper te bepalen op basis van GNSS, en met name Galileo, en deze door te sturen naar de alarmcentrale.
Een grote meerderheid van de belanghebbenden was voorstander van maatregelen om de rechtszekerheid te vergroten teneinde de uitrol van de bepaling van de locatie van oproepers op basis van GNSS te bevorderen en een tijdige, doeltreffende en eenvormige dienstverlening aan het publiek te garanderen. Zij waren er tevens van overtuigd dat dit de onafhankelijkheid van de EU zou garanderen, hetgeen in noodsituaties van cruciaal belang is.
Een openbare raadpleging heeft van 18 april tot en met 12 juli 2016 plaatsgevonden, vóór de vaststelling van de ruimtestrategie. De raadpleging was gericht op belanghebbenden in de openbare en de particuliere sector, het bedrijfsleven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoeksinstellingen en de academische wereld in Europa, alsook op burgers die hun mening over de toekomstige ruimtestrategie wilden delen. Het gebruik van Galileo voor noodoproepen (E112) werd als zeer nuttig beschouwd. De meeste belanghebbenden stelden dat de bepaling van de locatie van de oproeper nauwkeuriger zou zijn indien locatiegegevens van GNSS, met inbegrip van Galileo, zouden worden gebruikt.
De gedelegeerde verordening is niet onderworpen aan een effectbeoordeling aangezien deze louter toelichting geeft bij andere wetgevingsteksten die aan effectbeoordelingen werden onderworpen, met name de universeledienstrichtlijn, het Europees wetboek voor elektronische communicatie en de richtlijn radioapparatuur. Daarnaast zijn de lidstaten overeenkomstig de universeledienstrichtlijn en in de toekomst overeenkomstig het Europees wetboek voor elektronische communicatie verplicht om ervoor te zorgen dat locatiegegevens worden verstrekt. Deze gedelegeerde verordening verschaft rechtszekerheid om een doeltreffende methode voor de bepaling van de locatie van oproepers ten uitvoer te leggen. Een technische oplossing waarin informatie op basis van GNSS- en wifisignalen is geïntegreerd, is reeds voorzien door de markt en is momenteel beschikbaar op meer dan 95 % van alle smartphones. De kosten voor de producenten van smartphones zijn verwaarloosbaar, aangezien de methode softwaregestuurd is.
De gedelegeerde verordening is aan de lidstaten voorgesteld tijdens de bijeenkomsten van de deskundigengroep voor ruimtevaartbeleid van 14 november 2017 en 14 maart 2018. Zij is eveneens voorgesteld aan de lidstaten en het bedrijfsleven tijdens de bijeenkomsten van het Comité voor conformiteitsbeoordeling en markttoezicht inzake telecommunicatie (TCAM) van 1 december 2017 en 16 april 2018.
3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING
Overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vormt deze gedelegeerde verordening van de Commissie een aanvulling op Richtlijn 2014/53/EU, en met name op artikel 3, lid 3, onder g).
Krachtens artikel 3, lid 3, onder g), van Richtlijn 2014/53/EU is de Commissie gemachtigd om gedelegeerde handelingen inzake categorieën of klassen radioapparatuur vast te stellen om ervoor te zorgen dat radioapparatuur bepaalde mogelijkheden die toegang tot nooddiensten waarborgen, ondersteunt.
De doelstelling van de gedelegeerde verordening is krachtens artikel 3, lid 3, onder g), van Richtlijn 2014/53/EU om de mogelijkheden, de klassen en de categorieën waar dat artikel betrekking op heeft te specificeren.
De gedelegeerde verordening zal specificeren dat artikel 3, lid 3, onder g), van toepassing is op met de hand vastgehouden mobiele telefoons met geavanceerde computerfuncties ("mobiele toestellen", algemeen gekend als "smartphones").
De doelstelling is te waarborgen dat deze mobiele toestellen technische methoden ondersteunen voor de ontvangst en verwerking van locatiegegevens op basis van wifisignalen en GNSS-gegevens die ten minste compatibel en interoperabel zijn met het Galileo-systeem als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1285/2013 teneinde noodcommunicatie doeltreffender te maken.
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 12.12.2018
tot aanvulling van Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de toepassing van de in artikel 3, lid 3, onder g), van die richtlijn bedoelde essentiële eisen ter waarborging van de bepaling van de locatie van de oproeper bij noodcommunicatie via mobiele toestellen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG, en met name artikel 3, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Zoals vermeld in overweging 14 van Richtlijn 2014/53/EU, kan radioapparatuur een rol spelen bij het verlenen van toegang tot nooddiensten en moet radioapparatuur daarom in passende gevallen op zodanige wijze worden ontworpen dat zij de voor toegang tot die diensten vereiste mogelijkheden ondersteunt.
(2)Het systeem dat in het kader van het Galileo-programma op basis van Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad is opgericht, is een wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) dat volledig eigendom is van en gecontroleerd wordt door de Unie en dat een hoogst nauwkeurige plaatsbepalingsdienst verleent onder civiele controle. Het Galileo-systeem kan worden gebruikt in combinatie met andere GNSS.
(3)In de in 2016 vastgestelde ruimtestrategie voor Europa zijn maatregelen aangekondigd waardoor de plaatsbepalings- en navigatiediensten van Galileo op mobiele telefoons kunnen worden gebruikt.
(4)In zijn conclusies van 5 december 2017 ondersteunt de Raad de ontwikkeling van een sterke downstreammarkt voor ruimtetoepassingen en -diensten en onderstreept de Raad dat er passende maatregelen, in voorkomend geval van regelgevende aard, moeten worden genomen om volledige compatibiliteit van apparaten die in de EU worden verkocht met het Galileo-systeem te bereiken en het gebruik van voor Galileo geschikte apparaten op de wereldmarkt te bevorderen.
(5)In Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad is voorzien in de uitrol van het uniforme Europese alarmnummer ("112") over de gehele Unie en worden de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat ondernemingen die eindgebruikers een elektronische communicatiedienst aanbieden die bestemd is voor uitgaande gesprekken via een nummer of een aantal nummers in het nationaal telefoonnummerplan informatie over de locatie van de oproeper ter beschikking stellen van de instanties die noodoproepen, ten minste naar het Europese alarmnummer "112", behandelen.
(6)Met de hand vastgehouden mobiele telefoons met geavanceerde computerfuncties (hierna "mobiele toestellen" genoemd) is de categorie telecommunicatieradioapparatuur die in de Unie het meest wordt gebruikt om het uniforme Europese alarmnummer "112" te bellen.
(7)Het niveau van nauwkeurigheid van de locatie van de radioapparatuur waarmee de nooddiensten worden gecontacteerd speelt een sleutelrol bij het waarborgen dat de vereiste toegang tot die diensten doeltreffend is. Momenteel wordt de locatie van de oproeper bij noodcommunicatie via mobiele toestellen bepaald middels een een celidentiteit die is gebaseerd op het dekkingsgebied van de gsm-mast die het mobiele toestel bedient. Het dekkingsgebied van een gsm-mast varieert van 100 meter tot verscheidene kilometers. In bepaalde gevallen, met name in bergen, steden en grote gebouwen, kan dit aanleiding geven tot aanzienlijke fouten bij het lokaliseren van personen die een noodoproep doen.
(8)Een bepaling van de locatie van een oproeper die gebaseerd is op een celidentiteit, aangevuld met wifi- en GNSS-informatie, maakt een veel nauwkeurigere bepaling van de locatie van de oproeper, snellere en doeltreffendere reddingsacties en een optimalisering van de hulpmiddelen mogelijk.
(9)Op GNSS-plaatsbepaling gebaseerde methoden voor het bepalen van de locatie van de oproeper zijn reeds in acht lidstaten en bepaalde derde landen uitgerold.
(10)Wat op de 112-dienst gebaseerde eCall-boordsystemen betreft, moeten ontvangers in die systemen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/758 van het Europees Parlement en de Raad reeds compatibel zijn met de plaatsbepalingsdiensten van de Galileo- en Egnos-systemen.
(11)Om de aangegeven redenen moeten mobiele toestellen ook behoren tot de categorie van radioapparatuur die bepaalde mogelijkheden ondersteunt die de toegang tot nooddiensten waarborgen als bedoeld in artikel 3, lid 3, onder g), van Richtlijn 2014/53/EU. Nieuwe mobiele toestellen moeten in staat zijn toegang te verschaffen tot wifi- en GNSS-locatiegegevens in noodcommunicatie en de locatiebepalingsfunctie moet compatibel en interoperabel zijn met de diensten van het Galileo-programma.
(12)Richtlijn 2014/53/EU is beperkt tot het formuleren van essentiële eisen. Om de beoordeling van de conformiteit met die eisen te vergemakkelijken, is in die richtlijn voorzien in een vermoeden van conformiteit voor radioapparatuur die voldoet aan vrijwillige geharmoniseerde normen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en van de Raad worden vastgesteld met het doel voor die eisen gedetailleerde technische specificaties te formuleren.
(13)Het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) en het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI) zijn verzocht om, ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van artikel 3 van Richtlijn 2014/53/EU, geharmoniseerde normen voor radioapparatuur (M/536) op te stellen.
(14)Economische actoren moeten voldoende tijd krijgen om de nodige aanpassingen door te voeren aan de mobiele toestellen die zij voornemens zijn op de markt te brengen. Niets in deze verordening mag worden geïnterpreteerd als zou het de economische actoren verhinderen de verordening vanaf de datum van inwerkingtreding na te leven.
(15)De Commissie heeft tijdens de voorbereidende werkzaamheden voor de in deze verordening bepaalde maatregelen onder meer op deskundigenniveau passende raadplegingen gehouden en heeft de deskundigengroep voor ruimtevaartbeleid tijdens haar bijeenkomsten van 14 november 2017 en 14 maart 2018 geraadpleegd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1.De essentiële eisen die zijn vastgesteld in artikel 3, lid 3, onder g), van Richtlijn 2014/53/EU zijn van toepassing op met de hand vastgehouden mobiele telefoons met mogelijkheden betreffende de capaciteit om gegevens te behandelen en op te slaan die gelijkaardig zijn aan de mogelijkheden van een computer.
2.De naleving van lid 1 wordt gewaarborgd middels technische methoden voor de ontvangst en verwerking van wifigegevens en gegevens van wereldwijde satellietnavigatiesystemen die ten minste compatibel en interoperabel zijn met het Galileo-systeem als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1285/2013, en voor het ter beschikking stellen van die gegevens voor overdracht in noodcommunicatie.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van [36 maanden na de inwerkingtreding].
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12.12.2018
Voor de Commissie
De Voorzitter
Jean-Claude JUNCKER