ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 308

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
19 november 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 1138/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 betreffende de tenuitvoerlegging van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994, houdende wijziging en aanvulling van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1139/2008 van de Raad van 10 november 2008 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

3

 

 

Verordening (EG) nr. 1140/2008 van de Commissie van 18 november 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

7

 

*

Verordening (EG) nr. 1141/2008 van de Commissie van 13 november 2008 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

9

 

*

Verordening (EG) nr. 1142/2008 van de Commissie van 13 november 2008 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

11

 

*

Verordening (EG) nr. 1143/2008 van de Commissie van 13 november 2008 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

13

 

*

Verordening (EG) nr. 1144/2008 van de Commissie van 18 november 2008 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Kroatië ( 1 )

15

 

*

Verordening (EG) nr. 1145/2008 van de Commissie van 18 november 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad, wat betreft nationale herstructureringsprogramma’s voor de katoensector

17

 

*

Verordening (EG) nr. 1146/2008 van de Commissie van 18 november 2008 tot vaststelling van een verbod op de visserij op bericyden in zone III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

25

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2008/870/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 13 oktober 2008 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

27

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de algemene overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

29

 

 

2008/871/EG

 

*

Besluit van de Raad van 20 oktober 2008 betreffende de goedkeuring namens de Europese Gemeenschap van het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991

33

Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband

35

 

 

2008/872/EG

 

*

Besluit van de Raad van 18 november 2008 houdende benoeming van twee Duitse plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s

50

 

 

OVEREENKOMSTEN

 

 

Raad

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba betreffende de sluiting van de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT

51

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2008/873/GBVB van de Raad van 18 november 2008 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

52

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/1


VERORDENING (EG) Nr. 1138/2008 VAN DE RAAD

van 13 oktober 2008

betreffende de tenuitvoerlegging van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994, houdende wijziging en aanvulling van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (1) is een goederennomenclatuur ingesteld (hierna „gecombineerde nomenclatuur” genoemd) en zijn de conventionele rechten van het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld.

(2)

Bij Besluit 2008/870/EG (2) heeft de Raad namens de Gemeenschap zijn goedkeuring gehecht aan de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba (hierna „de overeenkomst” genoemd) met het oog op de afsluiting van de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994.

(3)

Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd en aangevuld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EEG) nr. 2658/87, bijlage I, deel III, afdeling III, wordt bijlage 7 („Door de bevoegde communautaire autoriteiten te openen WTO-tariefcontingenten”) aangevuld met de hoeveelheden als vermeld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 13 oktober 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. KOUCHNER


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Zie bladzijde 27 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur dient de omschrijving van de goederen slechts als indicatief te worden beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes, zoals die bij de goedkeuring van deze verordening geldig zijn, bepalend zijn voor de concessies. Voor ex GN-codes zijn de GN-code en de overeenkomstige omschrijving gezamenlijk bepalend voor de concessies.

In Verordening (EEG) nr. 2658/87, bijlage I, deel III, afdeling III, wordt bijlage 7 („Door de bevoegde communautaire autoriteiten te openen WTO-tariefcontingenten”) aangevuld met de hoeveelheden als vermeld in de bijlage bij deze verordening.

GN-code

Beschrijving

Andere voorwaarden

Tariefposten

1701 11 10

Ruwe rietsuiker bestemd om te worden geraffineerd

Toevoeging van een toewijzing van 20 000 ton voor Cuba voor verkoop seizoen 2008/2009 aan het EG-tarief contingent, contingenttarief van 98 EUR/t.

Toevoeging van een toewijzing van 10 000 ton voor Cuba voor verkoop seizoen 2009/2010 aan het EG-tarief contingent, contingenttarief van 98 EUR/t.


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/3


VERORDENING (EG) Nr. 1139/2008 VAN DE RAAD

van 10 november 2008

tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), en met name op artikel 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

(2)

Krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de vangstmogelijkheden per visserijtak of groep van visserijtakken vaststellen en deze over de lidstaten verdelen.

(3)

Voor een efficiënt beheer van de vangstmogelijkheden moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

(4)

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

(5)

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn, worden omschreven.

(6)

Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2009 een aantal aanvullende maatregelen op het gebied van technische visserijvoorschriften ten uitvoer worden gelegd.

(7)

De verlaging van de TAC's voor sprot is niet van invloed op de toekomstige quota voor deze vis, bij de vaststelling waarvan rekening zal worden gehouden met de visserijactiviteiten van andere landen aan de Zwarte Zee.

(8)

De vangstmogelijkheden moeten worden benut overeenkomstig de desbetreffende Gemeenschapswetgeving, en met name Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (3) en Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (4).

(9)

Aangezien in een lidstaat, vóór de inwerkingtreding van deze verordening, voor de tarbotvisserij van oudsher netten werden gebruikt met een maaswijdte van minder dan 400 mm, moeten, om een adequate aanpassing aan de bij deze verordening ingevoerde technische maatregelen mogelijk te maken, vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, toestemming krijgen om voor de tarbotvisserij netten te gebruiken met een minimummaaswijdte van 360 mm.

(10)

Met het oog op handhaving en controle moet de maaswijdte worden gemeten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 517/2008 van de Commissie van 10 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 850/98 wat betreft de bepaling van de maaswijdte en de meting van de twijndikte van visnetten (5).

(11)

Gezien de urgentie van de kwestie moet er een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken bedoeld in punt I.3 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor 2009 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden in de Zwarte Zee vastgesteld, alsmede de voorschriften die bij de benutting van deze vangstmogelijkheden in acht moeten worden genomen.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Gemeenschap (communautaire vaartuigen) die in de Zwarte Zee actief zijn.

2.   In afwijking van lid 1 is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, vooraf in kennis zijn gesteld.

Artikel 3

Definities

Naast de begripsomschrijvingen in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, zijn voor de toepassing van deze verordening de volgende definities van toepassing:

a)

„GFCM”: de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee;

b)

„Zwarte Zee”: het geografische subgebied, zoals afgebakend bij resolutie GFCM/31/2007/2;

c)

„totaal toegestane vangsten (TAC's)”: de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen en aangevoerd;

d)

„quotum”: een vast aandeel van de aan de Gemeenschap, een lidstaat of een derde land toegewezen TAC.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN

Artikel 4

Vangstmogelijkheden en toewijzingen

De vangstmogelijkheden, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de aanvullende voorschriften als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, worden vastgesteld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

1.

het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

2.

nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en artikel 23, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

3.

het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

4.

verminderingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96 en artikel 23, lid 4, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Artikel 6

Voorwaarden voor vangsten en bijvangsten

1.   Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangeland mits die vis is gevangen door vissersvaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en dat quotum nog niet heeft opgebruikt.

2.   Alle aangelande hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel.

Artikel 7

Technische overgangsmaatregelen

De technische overgangsmaatregelen worden vastgesteld in bijlage II.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Gegevensverstrekking

Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. KOUCHNER


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(3)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(4)  PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.

(5)  PB L 151 van 11.6.2008, blz. 5.


BIJLAGE I

Vangstmogelijkheden en bij de visserij in acht te nemen voorschriften voor het meerjarenbeheer van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap in gebieden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld per soort en per gebied

Onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de daaraan verbonden voorschriften voor het meerjarenbeheer van de quota.

Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In deze tabellen worden voor de verschillende soorten de volgende codes gebruikt:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Psetta maxima

TUR

Tarbot

Sprattus sprattus

SPR

Sprot


Soort

:

Tarbot

Psetta maxima

Gebied

:

Zwarte Zee

Bulgarije

50

Voorzorgs-TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Roemenië

50

EG

100 (1)

TAC

Niet relevant


Soort

:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied

:

Zwarte Zee

EG

12 750 (2)

Voorzorgs-TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

TAC

Niet relevant


(1)  Voorlopige TAC. De definitieve TAC zal worden vastgesteld in het licht van de nieuwe wetenschappelijke adviezen tijdens het eerste halfjaar van 2009, en wel zo spoedig mogelijk.

(2)  Mag alleen worden gevangen door vaartuigen die de vlag van Bulgarije of Roemenië voeren.


BIJLAGE II

TECHNISCHE OVERGANGSMAATREGELEN

1.

Van 15 april tot en met 15 juni is de vangst van tarbot in de Gemeenschapswateren van de Zwarte Zee verboden.

2.

De wettelijke minimummaaswijdte van geankerde netten voor de tarbotvisserij bedraagt 400 mm.

In een lidstaat waar, vóór de inwerkingtreding van deze verordening, de wettelijke minimummaaswijdte van netten voor de tarbotvisserij minder dan 400 mm was, mogen netten met een minimummaaswijdte van 360 mm worden gebruikt voor de tarbotvisserij. De betrokken lidstaat ziet er evenwel op toe dat tegen eind 2009 ten hoogste 40 % van alle vissersvaartuigen die met geankerde netten op tarbot mogen vissen, nog gebruikmaakt van netten met een maaswijdte van minder dan 400 mm.

3.

De maaswijdte wordt gemeten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 517/2008 van de Commissie van 10 juni 2008 waarin met name uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld voor de bepaling van de maaswijdte van visnetten.

4.

Voor tarbot geldt een minimummaat bij aanlanding van ten minste 45 cm totale lengte, gemeten overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 850/98.


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/7


VERORDENING (EG) Nr. 1140/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 november 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

25,7

MA

60,8

TR

77,1

ZZ

54,5

0707 00 05

JO

167,2

MA

55,4

TR

91,2

ZZ

104,6

0709 90 70

MA

59,8

TR

103,0

ZZ

81,4

0805 20 10

MA

66,1

ZZ

66,1

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

60,0

HR

49,0

IL

74,6

MA

82,1

TR

67,2

ZZ

66,6

0805 50 10

MA

65,5

TR

69,9

ZA

47,3

ZZ

60,9

0806 10 10

BR

214,2

TR

133,6

US

272,9

ZA

78,7

ZZ

174,9

0808 10 80

CA

87,1

CL

67,1

CN

55,8

MK

37,6

US

103,2

ZA

75,3

ZZ

71,0

0808 20 50

CL

58,0

CN

52,6

TR

103,0

ZZ

71,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/9


VERORDENING (EG) Nr. 1141/2008 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2008

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, moeten bepalingen worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen op de gecombineerde nomenclatuur is gebaseerd en die bij specifieke Gemeenschapswetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tariefmaatregelen en andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels moeten de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat de verkrijger van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting voor een periode van drie maanden mag blijven gebruiken uit hoofde van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen die zijn omschreven in kolom 1 van de tabel in de bijlage worden onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2008.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Lineair bewegingssysteem bestaande uit een schuifmechanisme met twee groeven en een rechthoekige behuizing met kogellagers.

De behuizing beweegt langs de groeven in het schuifmechanisme door middel van de kogellagers.

Het lineaire bewegingssysteem wordt gebruikt in verschillende soorten machines, bijvoorbeeld in laad-, los- en overslagmachines, werktuigmachines of dvd-spelers.

8482 10 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2 a) op afdeling XVI, en de tekst van de GN-codes 8482, 8482 10 en 8482 10 90.

Aangezien het lineaire bewegingssysteem in verschillende soorten machines kan worden gebruikt, kan het niet worden aangemerkt als een deel dat uitsluitend of hoofdzakelijk geschikt is voor gebruik in een bepaald soort machine in de zin van aantekening 2, onder b), op afdeling XVI. Indeling van het systeem als deel van een machine onder een post als 8431, 8466 of 8522 is daarom uitgesloten.

Het lineaire bewegingssysteem wordt aangemerkt als zijnde een schuifmechanisme met kogellagers van het vrij bewegende type van post 8482 (zie de GS-toelichting op post 8528, onder A, punt 3)).

Aangezien het lineaire bewegingssysteem een product is dat is genoemd onder post 8482, moet het met toepassing van aantekening 2, onder a), op afdeling XVI onder die post worden ingedeeld.


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/11


VERORDENING (EG) Nr. 1142/2008 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2008

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, moeten bepalingen worden vastgesteld voor de indeling van de goederen die in de bijlage bij onderhavige verordening zijn vermeld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen op de gecombineerde nomenclatuur is gebaseerd en die bij specifieke Gemeenschapswetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tariefmaatregelen en andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels moet de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code volgens de in kolom 3 genoemde motivering.

(4)

In deze verordening moet een bepaling worden opgenomen dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

Het Comité douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen die zijn omschreven in kolom 1 van de tabel in de bijlage worden onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2008.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een kabel die ongeveer 250 cm lang is, van de soort die uitsluitend wordt gebruikt met een videospelcomputer van post 9504.

De kabel is uitgerust met een speciaal ontworpen verbindingsstuk voor aansluiting op de videospelcomputer aan het ene uiteinde en vijf verbindingsstukken voor aansluiting op een monitor of een ontvangtoestel voor televisie aan het andere uiteinde.

Gegevens kunnen via de kabel van de videospelcomputer naar de monitor of het ontvangtoestel voor televisie worden overgedragen en, afhankelijk van de inhoud, als een videospel, een video, een stilstaand beeld of geluid worden weergegeven.

8544 42 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, en de tekst van de GN-codes 8544, 8544 42 en 8544 42 90.

De indeling onder post 9504 als een toebehoren bij een videospelcomputer is uitgesloten, omdat kabels en andere elektrische geleiders specifiek zijn omschreven onder post 8544.

Het product moet daarom onder GN-code 8544 42 90 worden ingedeeld, omdat het een elektrische geleider is die met verbindingsstukken is uitgerust.


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/13


VERORDENING (EG) Nr. 1143/2008 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2008

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen op de gecombineerde nomenclatuur is gebaseerd en die bij specifieke Gemeenschapswetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tariefmaatregelen en andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels moeten de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code volgens de in kolom 3 genoemde motivering.

(4)

Er dient te worden bepaald dat de verkrijger van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting voor een periode van drie maanden mag blijven gebruiken uit hoofde van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen die zijn omschreven in kolom 1 van de tabel in de bijlage worden onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2008.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een set opgemaakt voor de verkoop in het klein, en bestaande uit:

een apparaat met elektronische componenten in de vorm van een sigaret;

twee patronen;

twee oplaadbare lithiumbatterijen, en

een batterijlader.

Het apparaat bestaat uit een roestvrijstalen behuizing met een micro-elektronische schakeling, een hooggevoelige sensor, een houder voor batterijen en een houder voor het plaatsen van een patroon.

Elk patroon is samengesteld uit een inhaleertoestel en een ampul. De ampul bevat nicotine, een sigarettengeurstof en gebruikelijke voedingsstoffen. Zowel het inhaleertoestel als de ampul zijn voor eenmalig gebruik.

Wanneer de elektronische schakeling door inhalatie wordt geactiveerd, wordt de nicotineverdunner verstoven en wordt daarmee „rook” aangemaakt, die door de roker wordt geïnhaleerd.

8543 70 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 onder b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8543, 8543 70 en 8543 70 90.

Het deel dat de set zijn wezenlijke karakter verleent, is het elektronische apparaat omdat het de elektronische schakeling is die de verstuiving van de nicotineverdunner opstart en daarmee „rook” aanmaakt die door de roker wordt geïnhaleerd.

Indeling onder post 8424 is uitgesloten omdat het apparaat geen mechanisch toestel is voor het spuiten, verspreiden of verstuiven van vloeistoffen.

Het elektronische apparaat wordt aangemerkt als een elektrisch apparaat met een eigen functie, dat niet wordt genoemd of niet wordt begrepen in hoofdstuk 85.

Op basis van algemene regel 3, onder b), moet de set dan ook worden ingedeeld onder post 8543 (zie de GS-toelichting op post 8543, derde alinea).


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/15


VERORDENING (EG) Nr. 1144/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2008

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Kroatië

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 8, lid 3, onder a), en artikel 19,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 998/2003 worden de veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren, alsmede de regels betreffende de controle van dat verkeer vastgesteld.

(2)

Deze voorschriften verschillen naar gelang de gezelschapsdieren tussen lidstaten dan wel van derde landen naar lidstaten worden vervoerd. Bovendien wordt er bij de voorschriften voor dergelijk verkeer uit derde landen nog een verder onderscheid gemaakt, namelijk tussen in bijlage II, deel B, afdeling 2, bij die verordening genoemde derde landen en de derde landen overeenkomstig deel C van die bijlage.

(3)

Derde landen die op het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren voorschriften toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de communautaire voorschriften van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 998/2003, zijn opgenomen in bijlage II, deel B, afdeling 2, bij die verordening. Deze voorschriften bieden die derde landen onder meer de mogelijkheid om in plaats van het certificaat het paspoort overeenkomstig het bij Beschikking 2003/803/EG van de Commissie (2) vastgestelde model te gebruiken.

(4)

Voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren uit die derde landen naar de Gemeenschap gelden dezelfde voorschriften als voor het verkeer van die dieren tussen de lidstaten overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 998/2003.

(5)

In de lijst in deel C van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 zijn de derde landen en gebieden opgenomen die vrij van rabiës zijn, en de derde landen en gebieden, waaronder Kroatië, waarvan is vastgesteld dat het risico dat rabiës door verkeer van hun grondgebied de Gemeenschap binnenkomt, niet groter is dan het risico bij het verkeer tussen lidstaten.

(6)

Kroatië heeft onlangs verzocht om in bijlage II, deel B, afdeling 2, bij Verordening (EG) nr. 998/2003 te worden opgenomen om het verkeer van gezelschapsdieren tussen Kroatië en de Europese Unie te vereenvoudigen.

(7)

Gezien de door Kroatië verstrekte informatie over zijn nationale wetgeving, blijkt het op het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren voorschriften toe te passen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de communautaire voorschriften van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 998/2003.

(8)

Daarom moet Kroatië van de lijst in bijlage II, deel C, bij Verordening (EG) nr. 998/2003 worden geschrapt en in de lijst van deel B, afdeling 2, van die bijlage worden opgenomen.

(9)

Verordening (EG) nr. 998/2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In deel B, afdeling 2, worden de volgende gegevens ingevoegd tussen de gegevens voor Zwitserland en die voor IJsland:

„HR Kroatië”.

2.

In deel C worden de volgende gegevens geschrapt:

„HR Kroatië”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1.

(2)  PB L 312 van 27.11.2003, blz. 1.


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/17


VERORDENING (EG) Nr. 1145/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2008

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad, wat betreft nationale herstructureringsprogramma’s voor de katoensector

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad van 23 juni 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 houdende vaststelling van nationale herstructureringsprogramma’s voor de katoensector (1), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Hoofdstuk 2 van Verordening (EG) nr. 637/2008 bevat bepalingen met betrekking tot op het niveau van de lidstaten vast te stellen herstructureringsprogramma’s ter financiering van specifieke steunmaatregelen ten behoeve van de katoensector. Dit kader dient met uitvoeringsbepalingen te worden aangevuld.

(2)

Het is dienstig te bepalen welke elementen de door de lidstaten in te dienen herstructureringsprogramma’s moeten bevatten. Voorts moeten voorschriften voor wijzigingen in de herstructureringsprogramma’s worden vastgesteld, zodat deze kunnen worden aangepast aan nieuwe omstandigheden die bij de eerste indiening ervan niet konden worden voorzien.

(3)

Met het oog op een deugdelijke monitoring en evaluatie van de herstructureringsprogramma’s dient te worden bepaald dat evaluatieverslagen moeten worden ingediend die gedetailleerde operationele en financiële informatie over de tenuitvoerlegging van het herstructureringsprogramma bevatten.

(4)

Voorts moet worden gegarandeerd dat alle belanghebbenden toegang hebben tot de informatie met betrekking tot de herstructureringsprogramma’s.

(5)

Er dient te worden voorzien in minimumeisen voor het beheer van de toekenning en de betaling van de steun. Voorts dient voor maatregelen waarmee aanzienlijke uitgaven gemoeid kunnen zijn, te worden voorzien in de mogelijkheid om één of meer voorschotten te betalen.

(6)

Het is dienstig bepalingen vast te stellen met betrekking tot de verplichting voor de lidstaten om de uitgaven te controleren, met name met betrekking tot het tijdschema voor en de aard van de controles ter plaatse van de ontmantelings- en investeringsmaatregelen. Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap zijn eveneens specifieke voorschriften inzake de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen en inzake sancties noodzakelijk. Met het oog hierop moeten Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2) en Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (3) van toepassing zijn.

(7)

Wat de in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde volledige en blijvende ontmanteling van egreneringsinrichtingen betreft, dienen gedetailleerde criteria inzake ontmanteling te worden vastgesteld. Aangezien het aan de lidstaten is om het bedrag van de voor ontmanteling toe te kennen steun te bepalen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, dient een maximumbedrag te worden vastgesteld om overcompensatie te voorkomen.

(8)

Het is dienstig de steun ter verbetering van de verwerking van katoen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 637/2008 (steun voor investeringen in de egreneringsindustrie) nauwkeurig te definiëren en de subsidiabele uitgaven vast te stellen. Voorts dient een maximumbedrag voor de communautaire bijdrage te worden vastgesteld om de financiële participatie alsook de verbintenis van de begunstigden in de investering te garanderen.

(9)

Met betrekking tot de steun voor landbouwers die deelnemen aan katoenkwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 637/2008 is het dienstig de desbetreffende communautaire kwaliteitsregelingen en de criteria voor nationale kwaliteitsregelingen vast te stellen, en de hoogte van de steun en de subsidiabele kosten te bepalen.

(10)

Met het oog op complementariteit tussen de in artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde maatregelen voor afzetbevordering en de voorschriften betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (4), moeten gedetailleerde voorwaarden voor de steun voor afzetbevordering voor kwaliteitsproducten worden vastgesteld, met name wat de begunstigden en de in aanmerking komende activiteiten betreft.

(11)

Met betrekking tot steun voor loonwerkbedrijven als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 637/2008 dient een nauwkeurige definitie van de steun te worden vastgesteld. De lidstaten moeten het bedrag van de voor ontmanteling toe te kennen steun bepalen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria; er dient evenwel een maximumbedrag te worden vastgesteld om overcompensatie te voorkomen.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

Artikel 1

Werkingssfeer

Bij de onderhavige verordening worden uitvoeringsbepalingen voor de nationale herstructureringsprogramma’s in het kader van Verordening (EG) nr. 637/2008 vastgesteld, die de vijf in artikel 7 van die verordening bedoelde subsidiabele maatregelen omvatten.

Artikel 2

Inhoud van de herstructureringsprogramma’s

Herstructureringsprogramma’s die door de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 637/2008 worden ingediend, omvatten de volgende elementen:

a)

een gedetailleerde beschrijving van de voorgestelde maatregelen en de kwantificeerbare doelstellingen die ermee worden nagestreefd;

b)

de resultaten van het in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde overleg;

c)

een beoordeling van de verwachte technische, economische, maatschappelijke en milieueffecten;

d)

een beschrijving van de egreneringsinrichtingen in de betrokken lidstaat en het gebruik van hun capaciteit sinds 2005, ingeval de in artikel 7, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde maatregelen worden opgenomen in de herstructureringsprogramma’s;

e)

een tijdschema voor de uitvoering van de verschillende maatregelen;

f)

een algemene financiële tabel, volgens het model in de bijlage bij deze verordening, met de in te zetten middelen en de geplande verdeling van de middelen over de maatregelen overeenkomstig de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 637/2008 vastgestelde begrotingstoewijzing;

g)

de criteria en kwantitatieve indicatoren voor toezicht en evaluatie van de maatregel van het herstructureringsprogramma, evenals de stappen die zijn ondernomen om de correcte en doeltreffende uitvoering van de programma’s te garanderen;

h)

een overzicht van de bevoegde autoriteiten en organen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het programma.

Artikel 3

Wijzigingen in herstructureringsprogramma’s

Wijzigingen in herstructureringsprogramma’s als bedoeld in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 637/2008 mogen niet meer dan eenmaal per jaar worden ingediend.

In de gewijzigde programma’s worden de voorgestelde wijzigingen, de redenen daarvoor en de financiële gevolgen ervan duidelijk en nauwkeurig aangegeven, en wordt, in voorkomend geval, een herziene versie van de financiële tabel opgenomen volgens het model in de bijlage bij deze verordening.

De uit de wijziging van herstructureringsprogramma’s voortvloeiende uitgaven zijn subsidiabel vanaf de datum waarop het herziene programma aan de Commissie wordt voorgelegd. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de uitgaven tussen de datum waarop de Commissie hun gewijzigd herstructureringsprogramma ontvangt en de datum waarop dit van toepassing wordt overeenkomstig artikel 4, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 637/2008.

Artikel 4

Rapportage en evaluatie

1.   De lidstaten doen de Commissie bij de indiening van elk nieuw herstructureringsprogramma, met uitzondering van het eerste in 2009 ingediende herstructureringsprogramma als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 637/2008, een verslag over de uitvoering van het herstructureringsprogramma toekomen.

2.   Het overeenkomstig lid 1 van dit artikel ingediende verslag en het in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde verslag, dat wordt overgelegd bij de kennisgeving inzake de beëindiging van het programma, bevatten:

a)

een opsomming en een beschrijving van de maatregelen waarvoor communautaire bijstand in het kader van de herstructureringsprogramma’s is verleend, voor elk jaar van de betrokken programmeringsperiode;

b)

een beschrijving, in voorkomend geval, van de wijzigingen in het herstructureringsprogramma, de redenen daarvoor en de consequenties voor de toekomst;

c)

een beschrijving van de per maatregel behaalde resultaten in het licht van de in het herstructureringsprogramma vastgestelde kwantificeerbare doelstellingen;

d)

een staat, per begrotingsjaar, van de uitgaven die al in de programmeringsperiode zijn gemaakt, en die in geen geval groter mogen zijn dan het maximale financiële totaalbedrag dat overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 637/2008 aan de lidstaat is toegewezen;

e)

uitgavenramingen tot het einde van de voor de uitvoering van het herstructureringsprogramma voorziene periode, waarbij het maximale financiële totaalbedrag dat overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 637/2008 aan de lidstaat is toegewezen, niet mag worden overschreden;

f)

in voorkomend geval een analyse van de betrokkenheid van andere fondsen van de Gemeenschap en de verenigbaarheid daarvan met de uit het herstructureringsprogamma gefinancierde steun.

3.   De lidstaten registreren de nadere bijzonderheden van alle al dan niet gewijzigde herstructureringsprogramma’s en van alle maatregelen in het kader van die programma’s.

Artikel 5

Toegang van het publiek tot informatie over herstructureringsprogramma’s

De lidstaten publiceren het herstructureringsprogramma, de wijzigingen daarin, het verslag over de uitvoering van het programma en alle nationale regelgeving met betrekking tot dit programma op een website.

Artikel 6

Voorwaarden met betrekking tot aanvragen en betalingen

1.   Voor elke in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 637/2008 genoemde maatregel van het herstructureringsprogramma moeten de lidstaten:

a)

de elementen vaststellen die een steunaanvraag moet bevatten;

b)

de begin- en einddatum voor de indieningsperiode voor aanvragen vaststellen;

c)

geldige en volledige aanvragen goedkeuren op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, rekening houdend met de beschikbare financiële middelen binnen de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 637/2008 vastgestelde jaarlijkse maxima;

d)

het voor steun in aanmerking komende bedrag of, ingeval een voorschot is betaald, het saldo, uitbetalen na beëindiging van de maatregel en na de uitvoering van de in artikel 7 van de onderhavige verordening bedoelde controles.

2.   Voor de in artikel 7, lid 1, onder a), b), d) en e), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde maatregelen mogen de lidstaten één of meer voorschotten betalen. De som van alle voorschotten mag niet meer bedragen dan 75 % van de subsidiabele uitgaven.

Het voorschot wordt slechts betaald indien een zekerheid is gesteld die gelijk is aan 120 % van het bedrag van dat voorschot.

De zekerheden worden slechts vrijgegeven nadat de maatregelen zijn beëindigd en de in artikel 7 bedoelde controles zijn uitgevoerd.

3.   Alle in de leden 1 en 2 bedoelde betalingen die betrekking hebben op een bepaalde aanvraag, worden verricht uiterlijk op 30 juni van het vierde jaar na het jaar waarin de termijn voor de indiening van het ontwerp van het herstructureringsprogramma, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 637/2008, is verstreken. Betalingen in het eerste jaar van de eerste programmeringsperiode worden verricht vanaf 16 oktober 2009.

4.   De lidstaten stellen specifieke voorschriften ter uitvoering van dit artikel vast.

Artikel 7

Toezicht en controle

1.   Onverminderd de controleverplichtingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 houden de lidstaten toezicht en controle op de uitvoering van het geldende herstructureringsprogramma.

Voor de in artikel 7, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde maatregelen verrichten de lidstaten vóór de eindbetaling controles ter plaatse op elke fabrieks- en productielocatie die steun uit hoofde van het herstructureringsprogramma ontvangt, om na te gaan of aan alle steunvoorwaarden is voldaan.

Wat de in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde maatregel betreft, wordt uiterlijk drie maanden na afloop van de in artikel 10, lid 1, onder b), van de onderhavige verordening bedoelde periode van één jaar een controle ter plaatse uitgevoerd op alle relevante fabrieks- en productielocaties om na te gaan of aan de voorwaarden van dat lid is voldaan.

2.   Over elke controle ter plaatse wordt binnen een maand een verslag opgesteld met een volledige beschrijving van de verrichte werkzaamheden, de belangrijkste bevindingen en de vereiste follow-up. De controleverslagen bevatten met name:

a)

informatie over de begunstigde en de gecontroleerde productielocatie, alsook over de aanwezige personen;

b)

een vermelding of de begunstigde vooraf op de hoogte is gebracht van het bezoek en, zo ja, hoe lang van tevoren;

c)

de eisen en de normen waarop de controle betrekking had;

d)

een beschrijving van de aard en de omvang van de verrichte controles;

e)

de bevindingen;

f)

de elementen ten aanzien waarvan niet-nalevingen zijn vastgesteld;

g)

een evaluatie waarin het belang van de niet-naleving voor elk element wordt beoordeeld op basis van onder andere de ernst, de omvang, het permanente karakter en de voorgeschiedenis ervan.

De begunstigde wordt van elke geconstateerde niet-naleving in kennis gesteld.

Artikel 8

Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

Onverschuldigd betaalde bedragen worden met rente teruggevorderd van de betrokken begunstigden. Artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 is van overeenkomstige toepassing.

De toepassing van administratieve sancties en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen vinden plaats onverminderd de mededeling van onregelmatigheden aan de Commissie op grond van Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Commissie (5).

Artikel 9

Sancties

1.   Indien een begunstigde niet voldoet aan één of meer voorwaarden voor steunverlening in het kader van de maatregelen van het herstructureringsprogramma, moet hij een bedrag betalen dat gelijk is aan 10 % van het overeenkomstig artikel 8 terug te vorderen bedrag.

2.   De overeenkomstig lid 1 op te leggen sancties worden niet opgelegd wanneer de onderneming ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan aantonen dat de niet-naleving te wijten is aan overmacht, en wanneer zij de niet-naleving schriftelijk en tijdig aan de bevoegde autoriteit heeft gemeld.

3.   De in lid 1 bedoelde sancties zijn niet van toepassing wanneer de betaling is verricht als gevolg van een fout van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zelf of van een andere betrokken autoriteit, en wanneer de begunstigde de fout redelijkerwijs niet kon ontdekken en hij zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld.

4.   Indien de niet-naleving opzettelijk of door grove nalatigheid is begaan, betaalt de begunstigde een bedrag dat gelijk is aan 30 % van het overeenkomstig artikel 8 terug te vorderen bedrag.

HOOFDSTUK II

SUBSIDIABELE MAATREGELEN

AFDELING 1

Ontmanteling van egreneringsinrichtingen

Artikel 10

Werkingssfeer

1.   Een volledige en blijvende ontmanteling van egreneringsinrichtingen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 637/2008 vereist:

a)

de definitieve en totale stopzetting van de egrenering van katoen in de betrokken fabriek(en);

b)

de ontmanteling van alle egreneringsuitrusting en het verwijderen van die uitrusting van de locatie(s) binnen een jaar na de goedkeuring van de aanvraag door de lidstaat;

c)

de definitieve uitsluiting van de egreneringsuitrustig uit de katoenverwerking in de Gemeenschap door:

i)

overbrenging van de uitrusting naar een derde land,

ii)

gegarandeerd gebruik van de uitrusting in een andere sector, of

iii)

vernietiging van de uitrusting;

d)

de sanering van de fabriekslocatie(s) en maatregelen om de herplaatsing van de betrokken werknemers te vergemakkelijken, alsmede

e)

de schriftelijke verbintenis dat de productielocatie(s) gedurende een periode van 10 jaar niet zal/zullen worden gebruikt voor de egrenering van katoen.

Onder egreneringsuitrusting wordt verstaan alle specifieke uitrusting die wordt gebruikt voor de verwerking van niet-geëgreneerde katoen tot geëgreneerde katoen en bijproducten daarvan, met inbegrip van toevoerinrichtingen, drogers, reinigers, kaard- en egreneermachines, condensoren, lintreinigers en balenpersen.

2.   De lidstaten kunnen aanvullende eisen stellen ten aanzien van de in lid 1 bedoelde ontmanteling.

3.   De aanvraag is slechts ontvankelijk als de in lid 1 bedoelde egreneringsinrichtingen in goede staat zijn.

4.   Fabrieksgebouwen en -locaties mogen verder worden gebruikt voor activiteiten die geen verband houden met de productie, verwerking of verhandeling van katoen.

Artikel 11

Communautaire bijdrage

1.   De lidstaten stellen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria het bedrag van de steun uit hoofde van de in artikel 10 bedoelde maatregel vast.

2.   De steun per egreneringsfabriek is beperkt tot een maximumbedrag van 100 EUR per ton niet-geëgreneerde katoen voor de hoeveelheid in die fabriek verwerkte katoen die in het verkoopseizoen 2005/2006 in aanmerking kwam voor steun uit hoofde van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad (6).

AFDELING 2

Investeringen in de egreneringsindustrie

Artikel 12

Werkingssfeer

Steun voor de in artikel 7, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde maatregel wordt toegekend voor materiële of immateriële investeringen die de algehele prestatie van de onderneming verbeteren en betrekking hebben op:

a)

de verwerking en/of afzet van katoen, en/of

b)

de ontwikkeling van nieuwe procedés en technologieën die verband houden met katoen.

Artikel 13

Subsidiabele uitgaven

1.   Om voor steun in aanmerking te komen, moeten de investeringen voldoen aan de voor de betrokken investering geldende communautaire normen.

2.   De volgende uitgaven zijn subsidiabel:

a)

de verbetering van onroerende goederen;

b)

de aankoop of huurkoop van nieuwe machines en uitrusting, met inbegrip van computerprogrammatuur, ten belope van de marktwaarde van het goed, met uitzondering van andere kosten in verband met het huurkoopcontract, zoals de marge voor de verhuurder, herfinancieringskosten, algemene kosten en verzekeringskosten;

c)

algemene kosten in verband met de onder a) en b) bedoelde uitgaven, zoals die voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs, het uitvoeren van haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties.

3.   De kosten voor de ontwikkeling van nieuwe procedés en technologieën als bedoeld in artikel 12 betreffen voorbereidende werkzaamheden zoals het ontwerpen, verder ontwikkelen en testen van een procedé of een technologie en de daarmee verband houdende materiële en/of immateriële investeringen, die plaatsvinden in de stadia voordat de nieuw ontwikkelde procedés en technologieën voor commerciële doeleinden worden gebruikt.

4.   Gewone vervangingsinvesteringen zijn geen subsidiabele uitgaven.

Artikel 14

Communautaire bijdrage

1.   De communautaire bijdrage voor de in artikel 12 bedoelde steun is beperkt tot de volgende maximumpercentages:

a)

50 % in regio’s die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (7) als convergentieregio zijn aangemerkt;

b)

40 % in andere regio’s dan convergentieregio’s.

2.   Er wordt geen steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden in de zin van punt 2.1 van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (8).

3.   Artikel 72 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (9) is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 12 bedoelde steun.

AFDELING 3

Deelname door landbouwers aan katoenkwaliteitsregelingen

Artikel 15

Werkingssfeer

Steun voor de in artikel 7, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde maatregel:

a)

wordt toegekend voor communautaire katoenkwaliteitsregelingen die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (10) of Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (11), of voor door de lidstaten erkende kwaliteitsregelingen;

b)

wordt voor een maximumduur van vier jaar toegekend in de vorm van een jaarlijkse financiële stimulans waarvan het niveau wordt bepaald op basis van de hoogte van de vaste kosten die zijn gemoeid met de deelname aan regelingen waarvoor steun wordt verleend.

Regelingen die uitsluitend tot doel hebben de controle op de naleving van uit communautaire of nationale wetgeving voortvloeiende dwingende normen te verscherpen, komen niet in aanmerking voor steun uit hoofde van deze afdeling.

Artikel 16

Subsidiabiliteitscriteria

1.   Om voor steun in aanmerking te komen, moeten door de lidstaten erkende voedselkwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 15, eerste alinea, onder a), voldoen aan de volgende criteria:

a)

de specificiteit van het eindproduct in het kader van dergelijke regelingen vloeit voort uit gedetailleerde verplichtingen inzake landbouw- en verwerkingsmethoden die het volgende garanderen:

i)

specifieke kenmerken, waaronder het productieproces, of

ii)

een kwaliteit van het eindproduct die uit het oogpunt van de gezondheid van planten of milieubescherming veel verder gaat dan de voor het product geldende commerciële normen;

b)

de regelingen bevatten een bindend productdossier en de naleving daarvan wordt gecontroleerd door een onafhankelijke controle-instantie;

c)

de regelingen staan open voor alle producenten;

d)

de regelingen zijn transparant en garanderen een volledige traceerbaarheid van de producten;

e)

de regelingen spelen in op bestaande en te verwachten marktkansen.

2.   Aan landbouwers die deelnemen aan een kwaliteitsregeling, kan slechts steun worden verleend indien het kwaliteitsproduct officieel is erkend op grond van de verordeningen en bepalingen van de communautaire regelingen of van door een lidstaat erkende kwaliteitsregelingen, als bedoeld in artikel 15, eerste alinea, onder a).

Wat de bij Verordening (EG) nr. 510/2006 ingestelde kwaliteitsregelingen betreft, mag alleen steun worden verleend voor de in het communautaire register ingeschreven namen.

3.   Wanneer steun voor deelname aan een bij Verordening (EG) nr. 834/2007 ingestelde kwaliteitsregeling is opgenomen in een herstructureringsprogramma, mogen de met de deelname aan die kwaliteitsregeling gemoeide vaste kosten niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van het steunbedrag in het kader van een agromilieumaatregel ter ondersteuning van biologische landbouw.

4.   Onder „vaste kosten” in de zin van artikel 15, eerste alinea, onder b), wordt verstaan de kosten die worden gemaakt om tot een kwaliteitsregeling toe te treden, en de jaarlijkse bijdrage voor deelneming aan die regeling, inclusief, in voorkomend geval, de kosten voor controle op de naleving van het productdossier.

Artikel 17

Communautaire bijdrage

Steun voor de in artikel 15 bedoelde maatregel is beperkt tot een maximumbedrag van 3 000 EUR per bedrijf per jaar.

AFDELING 4

Voorlichting en afzetbevordering

Artikel 18

Werkingssfeer

1.   Steun voor de in artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde maatregel heeft betrekking op katoen die onder de in artikel 15 bedoelde kwaliteitsregelingen valt, en op producten die hoofdzakelijk uit deze katoen zijn vervaardigd.

2.   In het kader van Verordening (EG) nr. 3/2008 gesteunde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties komen niet in aanmerking voor steun.

Artikel 19

Subsidiabele acties

1.   De voor steun in aanmerking komende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffen acties die zijn bedoeld om de consument ertoe aan te zetten katoen te kopen die onder de in artikel 15 opgenomen kwaliteitsregelingen valt, of producten die hoofdzakelijk uit die katoen zijn vervaardigd.

Zij hebben tot doel de aandacht te vestigen op de specifieke intrinsieke kenmerken of de voordelen van de betrokken producten uit het oogpunt van met name kwaliteit, specifieke productiemethoden en respect voor het milieu in samenhang met de betrokken kwaliteitsregeling, en kunnen de verspreiding van wetenschappelijke en technische kennis met betrekking tot deze producten omvatten. Zij omvatten met name de organisatie van beurzen en tentoonstellingen en/of de deelname daaraan, soortgelijke publicrelationsactiviteiten en reclame via de verschillende communicatiekanalen of op de verkooppunten.

2.   Alleen voorlichtings-, afzetbevorderings- en reclameacties op de interne markt komen in aanmerking voor steun.

Dergelijke acties mogen de consument er niet toe aanzetten een product te kopen wegens de bijzondere oorsprong ervan, behalve in het geval van producten die onder de bij Verordening (EG) nr. 510/2006 ingestelde kwaliteitsregeling vallen. Desalniettemin mag de oorsprong van een product worden vermeld indien de verwijzingen naar de oorsprong ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap.

Acties die verband houden met de afzetbevordering van handelsmerken, komen niet in aanmerking voor steun.

3.   Wanneer de in lid 1 bedoelde acties betrekking hebben op een product dat onder de bij Verordening (EG) nr. 834/2007 of Verordening (EG) nr. 510/2006 ingestelde kwaliteitsregelingen valt, moet het in het kader van die regelingen vastgestelde communautaire logo voorkomen op het voorlichtings-, afzetbevorderings- en/of reclamemateriaal.

4.   De lidstaten zien erop toe dat alle ontwerpen van voorlichtings-, afzetbevorderings- en reclamemateriaal die in het kader van een gesteunde activiteit worden vervaardigd, voldoen aan de communautaire regelgeving. Daartoe doen de begunstigden de ontwerpen van dergelijk materiaal aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat toekomen.

Artikel 20

Communautaire bijdrage

Steun voor de in artikel 18 bedoelde maatregel is beperkt tot 70 % van de kosten van de activiteit.

AFDELING 5

Steun voor loonwerkbedrijven

Artikel 21

Werkingssfeer

Steun voor de in artikel 7, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 637/2008 bedoelde maatregel wordt toegekend op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria voor de geleden verliezen, inclusief het waardeverlies van gespecialiseerde oogstmachines die niet voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt.

Artikel 22

Communautaire bijdrage

1.   De lidstaten bepalen de hoogte van de steun uit hoofde van de in artikel 21 bedoelde maatregel. De steun bedraagt niet meer dan de geleden verliezen en is beperkt tot een maximumbedrag van 10 EUR per ton voor de hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen die in het verkoopseizoen 2005/2006 in het kader van een loonwerkcontract is geoogst en is geleverd aan een egreneringsfabriek die wordt ontmanteld overeenkomstig artikel 10.

2.   De lidstaten zien erop toe dat de begunstigden van de steun voldoen aan de criteria van artikel 7, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 637/2008.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 5.7.2008, blz. 1.

(2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(3)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18.

(4)  PB L 3 van 5.1.2008, blz. 1.

(5)  PB L 355 van 15.12.2006, blz. 56.

(6)  PB L 148 van 1.6.2001, blz. 3. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1) met ingang van 31 december 2005.

(7)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

(8)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(9)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(10)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(11)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


BIJLAGE

Algemene financiële tabel voor het herstructureringsprogramma uit hoofde van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 637/2008

(in 1000 EUR)

Lidstaat:

Datum van de mededeling:

Gewijzigde tabel: ja/neen:

Zo ja, nummer:

 

Begrotingsjaar

Maatregelen

Verordening (EG) nr. 637/2008

Jaar 1 (2010)

Jaar 2 (2011)

Jaar 3 (2012)

Jaar 4 (2013)

Totaal

Ontmanteling

Artikel 7, lid 1, onder a)

 

 

 

 

 

Investeringen

Artikel 7, lid 1, onder b)

 

 

 

 

 

Kwaliteitsregelingen

Artikel 7, lid 1, onder c)

 

 

 

 

 

Voorlichting en afzetbevordering

Artikel 7, lid 1, onder d)

 

 

 

 

 

Loonwerkbedrijven

Artikel 7, lid 1, onder e)

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/25


VERORDENING (EG) Nr. 1146/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2008

tot vaststelling van een verbod op de visserij op bericyden in zone III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (3) zijn quota voor 2007 en 2008 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, de betrokken, voor 2008 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2008 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2008.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(3)  PB L 384 van 29.12.2006, blz. 28.


BIJLAGE

Nr.

08/DSS

Lidstaat

PRT

Bestand

ALF/3X14-

Soort

Bericyden (Beryx spp.)

Zone

III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

Datum

30.9.2008


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/27


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 13 oktober 2008

betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

(2008/870/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 januari 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT) 1994 onderhandelingen te openen met bepaalde andere WTO-leden, in verband met de toetreding tot de Europese Gemeenschap van de Republiek Bulgarije en Roemenië.

(2)

De Commissie heeft deze onderhandelingen gevoerd in overleg met het comité van artikel 133 van het Verdrag en aan de hand van de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

De Commissie heeft de onderhandelingen betreffende een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba afgesloten. De overeenkomst moet worden goedgekeurd.

(4)

De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze beschikking moeten worden vastgesteld in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (1),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië in verband met hun toetreding tot de Europese Unie wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is bij deze beschikking gevoegd.

Artikel 2

De uitvoeringsbepalingen van de overeenkomst worden vastgesteld volgens de procedure bedoeld in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (2).

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de in artikel 1 bedoelde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden (3).

Gedaan te Luxemburg, 13 oktober 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. KOUCHNER


(1)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(2)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(3)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de algemene overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

Genève, 24 oktober 2008

Geachte heer,

Bij de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 over de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie, is door de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba het volgende overeengekomen:

De Europese Gemeenschap verwerkt onderstaande wijziging in haar lijst voor het douanegebied van de EG-27:

 

Toevoeging van een toewijzing voor Cuba van 10 000 t aan het huidige volume van 106 925 t in het EG-tariefcontingent voor ruwe rietsuiker bestemd om te worden geraffineerd (GN-code 1701 11 10), terwijl het huidige contingenttarief van 98 EUR/t netto wordt gehandhaafd.

 

Voor het verkoopseizoen 2008/2009 zal de toewijzing voor Cuba 20 000 t bedragen. Vanaf het verkoopseizoen 2009/2010 zal de toewijzing voor Cuba 10 000 t bedragen.

De Republiek Cuba aanvaardt de benadering waarvoor de Europese Gemeenschap heeft gekozen om de tariefcontingenten te compenseren teneinde de GATT-verplichtingen van de EG-25 en die van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan te passen na de recente uitbreiding van de Europese Gemeenschap.

Deze overeenkomst treedt in werking twee maanden na de datum van de ondertekende brief van de Republiek Cuba.

Namens de Europese Gemeenschap

Съставено в Женева на двадесет и четвърти октомври две хиляди и осма година.

Hecho en Ginebra, el veinticuatro de octubre de dos mil ocho.

V Ženevě dne dvacátého čtvrtého října dva tisíce osm.

Udfærdiget i Geneve, den fireogtyvende oktober to tusind og otte.

Geschehen zu Genf am vierundzwanzigsten Oktober zweitausendundacht.

Genfis kahe tuhande kaheksanda aasta oktoobrikuu kahekümne neljandal päeval.

Έγινε στις Γενεύη, στις είκοσι τέσσερις Οκτωβρίου δύο χιλιάδες οκτώ.

Done at Geneva, on the twenty-fourth day of October in the year two thousand and eight.

Fait à Genève, le vingt-quatre octobre deux mille huit.

Fatto a Ginevra, addì ventiquattro ottobre duemilaotto.

Ženēvā, divtūkstoš astotā gada divdesmit ceturtajā oktobrī.

Ženeva, du tūkstančiai aštuntųjų metų spalio dvidešimt ketvirta diena.

Kelt Genfben, a kettőezer nyolcadik év október havának huszonnegyedik napján.

Magħmula f'Ġinevra, fl-erbgħa u għoxrin ta' Ottubru ta' l-elfejn u tmienja.

Gedaan te Genève, de vierentwingtigste oktober tweeduizend acht.

Sporządzono w Genewie dnia dwudziestego czwartego października dwa tysiące ósmego roku.

Feito em Genebra, em vinte e quatro de Outubro de dois mil e oito.

Încheiat la Geneva la douăzeci și patru octombrie două mii opt.

V Ženeve dvadsiateho štvrtého októbra dvetisícosem.

V Ženevi, štiriindvajsetega oktobra dva tisoč osem.

Tehty Genevessä kahdentenakymmenentenäneljänä päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattakahdeksan.

Utfärdat i Genève den tjugofjärde oktober tjugohundraåtta.

За Европейската общност

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Pentru Comunitatea Europeană

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

För Europeiska gemenskapen

Image

 

Genève, 24 oktober 2008

Geachte heer,

Ik verwijs naar uw brief, die luidt als volgt:

„Bij de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 over de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie, is door de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba het volgende overeengekomen:

De Europese Gemeenschap verwerkt onderstaande wijziging in haar lijst voor het douanegebied van de EG-27:

 

Toevoeging van een toewijzing voor Cuba van 10 000 t aan het huidige volume van 106 925 t in het EG-tariefcontingent voor ruwe rietsuiker bestemd om te worden geraffineerd (GN-code 1701 11 10), terwijl het huidige contingenttarief van 98 EUR/t netto wordt gehandhaafd.

 

Voor het verkoopseizoen 2008/2009 zal de toewijzing voor Cuba 20 000 t bedragen. Vanaf het verkoopseizoen 2009/2010 zal de toewijzing voor Cuba 10 000 t bedragen.

De Republiek Cuba aanvaardt de benadering waarvoor de Europese Gemeenschap heeft gekozen om de tariefcontingenten te compenseren teneinde de GATT-verplichtingen van de EG-25 en die van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan te passen na de recente uitbreiding van de Europese Gemeenschap.

Deze overeenkomst treedt in werking twee maanden na de datum van de ondertekende brief van de Republiek Cuba.”.

Ik heb de eer u mede te delen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Namens de Republiek Cuba

Hecho en Ginebra, el veinticuatro de octubre de dos mil ocho.

Съставено в Женева на двадесет и четвърти октомври две хиляди и осма година.

V Ženevě dne dvacátého čtvrtého října dva tisíce osm.

Udfærdiget i Geneve, den fireogtyvende oktober to tusind og otte.

Geschehen zu Genf am vierundzwanzigsten Oktober zweitausendundacht.

Genfis kahe tuhande kaheksanda aasta oktoobrikuu kahekümne neljandal päeval.

Έγινε στη Γενεύη, στις είκοσι τέσσερις Οκτωβρίου δύο χιλιόιδες οκτώ.

Done at Geneva, on the twenty-fourth day of October in the year two thousand and eight.

Fait à Genève, le vingt-quatre octobre deux mille huit.

Fatto a Ginevra, addì ventiquattro ottobre duemilaotto.

Ženēvā, divtūkstoš astotā gada divdesmit ceturtajā oktobrī.

Ženeva, du tūkstančiai aštuntųjų metų spalio dvidešimt ketvirta diena.

Kelt Genfben, a kettőezer nyolcadik év október havának huszonnegyedik napján.

Magħmula f'Ġinevra, fl-erbgħa u għoxrin ta' Ottubru ta' l-elfejn u tmienja.

Gedaan te Genève, de vierentwingtigste oktober tweeduizend acht.

Sporządzono w Genewie, dnia dwudziestego czwartego października dwa tysiące ósmego roku.

Feito em Genebra, em vinte e quatro de Outubro de dois mil e oito.

Încheiat la Geneva la douăzeci și patru octombrie două mii opt.

V Ženeve dvadsiateho štvrtého októbra dvetisícosem.

V Ženevi, štiriindvajsetega oktobra dva tisoč osem.

Tehty Genevessä kahdentenakymmenentenäneljänä päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattakahdeksan.

Utfärdat i Genève den tjugofjärde oktober tjugohundraåtta.

Por la República de Cuba

За Република Куба

Za Kubánskou republiku

For Det Republikken Cuba

Für die Republik Kuba

Kuuba Vabariigi nimel

Για τη Δημοκρατία της Κούβας

For the Republic of Cuba

Pour la République de Cuba

Per la Repubblica di Cuba

Kubas Republikas vāradā —

Kubos Respublikos vardu

A Kubai Köztársaság résezéről

Għar-Repubblika ta' Kuba

Voor de Republiek Cuba

W imieniu Republiki Kuby

Pela República de Cuba

Pentru Republica Cuba

Za Kubánsku republiku

Za Republiko Kubo

Kuuban tasavallan puolesta

För Republiken Kubas vägnar

Image

 


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/33


BESLUIT VAN DE RAAD

van 20 oktober 2008

betreffende de goedkeuring namens de Europese Gemeenschap van het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991

(2008/871/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, en met name op artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 mei 2003, ter gelegenheid van de vijfde ministeriële conferentie „Milieu voor Europa” te Kiev, Oekraïne, van 21-23 mei 2003, heeft de Commissie namens de Gemeenschap het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991 („het SMER-protocol”) ondertekend.

(2)

Het SMER-protocol zal een bijdrage leveren aan de milieubescherming door te voorzien in rapportage over waarschijnlijke significante milieu-, inclusief gezondheidseffecten van plannen en programma’s, en ervoor te zorgen dat milieu-, inclusief gezondheidsoverwegingen in voorkomend geval bij de opstelling van beleids- en wetgevingsvoorstellen in aanmerking genomen en geïntegreerd worden.

(3)

De Gemeenschap en de lidstaten dienen de nodige stappen te ondernemen opdat de akten van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding zoveel mogelijk gelijktijdig kunnen worden neergelegd.

(4)

Het SMEB-protocol moet door de Gemeenschap worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (het „SMER-protocol”) wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

2.   De tekst van het SMER-protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

1.   De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om overeenkomstig artikel 22 van het SMER-protocol de akte van goedkeuring van dat protocol neer te leggen bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, die als depositaris fungeert.

2.   Tegelijkertijd legt (leggen) de aangewezen persoon (personen) de bij dit besluit gevoegde bevoegdheidsverklaring neer overeenkomstig artikel 23, lid 5, van het SMER-protocol.

Gedaan te Luxembourg, 20 oktober 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-L. BORLOO


(1)  Advies uitgebracht op 8 juli 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


BIJLAGE

Verklaring van de Europese Gemeenschap overeenkomstig artikel 23, lid 5, van het Protocol betreffende strategische milieurapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991

De Europese Gemeenschap verklaart dat zij overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name artikel 175, lid 1, bevoegd is internationale overeenkomsten te sluiten en de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen, voor zover die bijdragen tot het nastreven van de volgende doelstellingen:

behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;

bescherming van de gezondheid van de mens;

behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen.

Voorts verklaart de Europese Gemeenschap dat zij, in verband met de aangelegenheden waarop het protocol betrekking heeft, reeds juridische instrumenten heeft vastgesteld, waaronder Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s, die bindend zijn voor haar lidstaten, en dat zij een door haar opgestelde en regelmatig bijgewerkte lijst van die juridische instrumenten zal indienen bij depositaris overeenkomstig artikel 23, lid 5, van het protocol.

De Europese Gemeenschap is verantwoordelijk voor het nakomen van de uit het protocol voortvloeiende verplichtingen die onder het Gemeenschapsrecht vallen.

De uitoefening van de communautaire bevoegdheden is uit de aard der zaak voortdurend in ontwikkeling.


PROTOCOL

betreffende strategische milieueffectrapportage bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband

DE PARTIJEN BIJ DIT PROTOCOL,

ERKENNEND het belang van het integreren van milieu-, inclusief gezondheidsoverwegingen in de opstelling en aanneming van plannen en programma’s en, voor zover nodig, beleid en wetgeving,

ZICH COMMITTEREND aan het bevorderen van duurzame ontwikkeling en zich daarom baserend op de conclusies van de Conferentie van de Verenigde Naties betreffende milieu en ontwikkeling (Rio de Janeiro, Brazilië, 1992), met name de beginselen 4 en 10 van de Verklaring van Rio betreffende milieu en ontwikkeling en Agenda 21, alsook het resultaat van de derde Ministeriële Conferentie betreffende milieu en gezondheid (Londen, 1999) en de Wereldtop betreffende duurzame ontwikkeling (Johannesburg, Zuid-Afrika, 2002),

IN GEDACHTEN HOUDEND het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, Espoo, Finland, 25 februari 1991, en Besluit II/9 van de partijen bij dit verdrag, Sofia, 26 en 27 februari 2001, waarbij besloten werd een wettelijk bindend protocol betreffende strategische milieueffectrapportage op te stellen,

ERKENNEND dat strategische milieueffectrapportage een belangrijke rol moet hebben bij de opstelling en aanneming van plannen, programma’s, en, voor zover nodig, beleid en wetgeving, en dat de bredere toepassing van de beginselen van milieueffectrapportage op plannen, programma’s, beleid en wetgeving de systematische analyse van de significante milieueffecten ervan verder zal versterken,

ERKENNEND het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, gedaan in Aarhus, Denemarken, op 25 juni 1998, en nota nemend van de relevante paragrafen van de Verklaring van Lucca, aangenomen tijdens de eerste vergadering van de partijen,

ZICH BEWUST daarom van het belang van het voorzien in publieke inspraak bij strategische milieueffectrapportage,

ERKENNEND de voordelen voor de gezondheid en het welzijn van huidige en toekomstige generaties die zullen volgen indien de noodzaak om de gezondheid van mensen te beschermen en te verbeteren in aanmerking wordt genomen als een integrerend onderdeel van strategische milieueffectrapportage, en de werkzaamheden erkennend die in dat verband door de Wereldgezondheidsorganisatie worden geleid,

INDACHTIG de noodzaak en het belang van het versterken van de internationale samenwerking bij rapportage betreffende de grensoverschrijdende milieu-, inclusief gezondheidseffecten van voorgestelde plannen en programma’s, en, voor zover nodig, beleid en wetgeving,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doelstelling

De doelstelling van dit protocol is te voorzien in een hoog niveau van bescherming van het milieu, inclusief de gezondheid, door:

a)

te verzekeren dat milieu-, inclusief gezondheidsoverwegingen grondig in aanmerking worden genomen bij de opstelling van beleid en wetgeving;

b)

bij te dragen tot het in overweging nemen van milieu-, inclusief gezondheidspreoccupaties bij de opstelling van beleid en wetgeving;

c)

duidelijke, transparante en effectieve procedures voor strategische milieueffectrapportage in te stellen;

d)

te voorzien in publieke inspraak bij strategische milieueffectrapportage; en

e)

op deze manieren milieu-, inclusief gezondheidspreoccupaties te integreren in maatregelen en instrumenten die bedoeld zijn om duurzame ontwikkeling te bevorderen.

Artikel 2

Definities

In dit protocol wordt verstaan onder:

1.

„verdrag”: het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband;

2.

„partij”: tenzij uit de tekst anders blijkt, een partij bij dit protocol;

3.

„partij van oorsprong”: een partij of partijen bij dit protocol binnen de jurisdictie waarvan de opstelling van een plan of programma wordt voorgenomen;

4.

„getroffen partij”: een partij of partijen bij dit protocol die getroffen kunnen worden door de grensoverschrijdende milieu-, inclusief gezondheidseffecten van een plan of programma;

5.

„plannen en programma’s”: plannen en programma’s en wijzigingen ervan:

a)

die bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn voorgeschreven; en

b)

die zijn opgesteld en/of aangenomen door een instantie of die door een instantie zijn opgesteld voor aanneming, via een formele procedure, door een parlement of een regering;

6.

„strategische milieueffectrapportage”: de evaluatie van de waarschijnlijke milieu-, inclusief gezondheidseffecten, hetgeen omvat het bepalen van de reikwijdte en het opstellen van een milieueffectrapport, het uitvoeren van publieke inspraak en overleg, en het in aanmerking nemen van het milieueffectrapport en de resultaten van de publieke inspraak en het overleg in een plan of programma;

7.

„milieu-, inclusief gezondheidseffect”: elk effect op het milieu, inclusief de menselijke gezondheid, flora, fauna, biodiversiteit, bodem, klimaat, lucht, water, landschap, natuurgebieden, materiële goederen, cultureel erfgoed en de interactie tussen deze factoren;

8.

„het publiek”: een of meer natuurlijke of rechtspersonen en, overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijk, verenigingen, organisaties of groepen van natuurlijke of rechtspersonen.

Artikel 3

Algemene bepalingen

1.   Elke partij neemt de nodige wettelijke, bestuursrechtelijke en andere passende maatregelen om de bepalingen van dit protocol uit te voeren binnen een duidelijk, transparant kader.

2.   Elke partij tracht te verzekeren dat functionarissen en instanties het publiek bijstaan inzake aangelegenheden waarin dit protocol voorziet.

3.   Elke partij voorziet in passende erkenning van en steun aan verenigingen, organisaties of groepen die milieu-, inclusief gezondheidsbescherming bevorderen in de context van dit protocol.

4.   De bepalingen van dit protocol zijn niet van invloed op het recht van een partij om bijkomende maatregelen in stand te houden of in te voeren met betrekking tot kwesties waarin dit protocol voorziet.

5.   Elke partij bevordert de doelstellingen van dit protocol in relevante internationale besluitvormingsprocessen en in het kader van relevante internationale organisaties.

6.   Elke partij verzekert dat personen die hun rechten uitoefenen overeenkomstig de bepalingen van dit protocol niet op enigerlei wijze voor hun betrokkenheid worden gestraft, vervolgd of lastiggevallen. Deze bepaling is niet van invloed op de bevoegdheden van nationale rechtbanken tot redelijke kostenveroordelingen bij gerechtelijke procedures.

7.   Binnen het kader van de relevante bepalingen van dit protocol kan het publiek zijn rechten uitoefenen zonder discriminatie naar staatsburgerschap, nationaliteit of woonplaats en, in het geval van een rechtspersoon, zonder discriminatie naar vestigingsplaats of het werkelijke centrum van zijn activiteiten.

Artikel 4

Toepassingsgebied betreffende plannen en programma’s

1.   Elke partij verzekert dat een strategische milieueffectrapportage wordt uitgevoerd voor in de leden 2, 3 en 4 bedoelde plannen en programma’s die significante milieu-, inclusief gezondheidseffecten kunnen hebben.

2.   Een strategische milieueffectrapportage wordt uitgevoerd voor plannen en programma’s die worden opgesteld voor landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie inclusief mijnbouw, vervoer, regionale ontwikkeling, afvalbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme, ruimtelijke ordening of landinrichting, en die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen voor in bijlage I bedoelde projecten en elk ander in bijlage II bedoeld project dat een milieueffectrapportage vereist krachtens de nationale wetgeving.

3.   Voor niet onder lid 2 vallende plannen en programma’s die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen voor projecten wordt een strategische milieueffectrapportage uitgevoerd voor zover een partij daartoe besluit overeenkomstig artikel 5, lid 1.

4.   Voor niet onder lid 2 vallende plannen en programma’s die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen voor projecten wordt een strategische milieueffectrapportage uitgevoerd voor zover een partij daartoe besluit overeenkomstig artikel 5, lid 1.

5.   De volgende plannen en programma’s vallen niet onder dit protocol:

a)

plannen en programma’s die uitsluitend bestemd zijn voor nationale defensie of civiele noodsituaties;

b)

financiële of begrotingsplannen en -programma’s.

Artikel 5

Vooronderzoek

1.   Elke partij bepaalt of in artikel 4, leden 3 en 4 bedoelde plannen en programma’s significante milieu-, inclusief gezondheidseffecten kunnen hebben door een onderzoek per geval of door specificatie van soorten plannen en programma’s of door combinatie daarvan. Te dien einde houdt elke partij in alle gevallen rekening met de in bijlage III vermelde criteria.

2.   Elke partij verzekert dat de milieu- en gezondheidsinstanties bedoeld in artikel 9, lid 1, worden geraadpleegd bij de toepassing van de procedures bedoeld in lid 1 hierboven.

3.   Voor zover nodig tracht elke partij gelegenheden te bieden voor inspraak van het betrokken publiek bij het vooronderzoek van plannen en programma’s krachtens dit artikel.

4.   Elke partij zorgt voor de tijdige publieke beschikbaarheid van de conclusies ingevolge lid 1, inclusief de redenen om geen strategische milieueffectrapportage te eisen, door openbare berichten of met andere passende middelen, zoals elektronische media.

Artikel 6

Inhoud van het rapport

1.   Elke partij stelt regelingen in voor de vaststelling van de relevante informatie die moet worden opgenomen in het milieueffectrapport in overeenstemming met artikel 7, lid 2.

2.   Elke partij zorgt ervoor dat de milieu- en gezondheidsinstanties bedoeld in artikel 9, lid 1, worden geraadpleegd bij de vaststelling van de relevante informatie die moet worden opgenomen in het milieueffectrapport.

3.   Voor zover nodig tracht elke partij gelegenheden te bieden voor inspraak van het betrokken publiek bij de vaststelling van de relevante informatie die in het milieueffectrapport moet worden opgenomen.

Artikel 7

Milieueffectrapport

1.   Voor plannen en programma’s die onderworpen zijn aan strategische milieueffectrapportage verzekert elke partij dat een milieueffectrapport wordt opgesteld.

2.   In het milieueffectrapport worden, overeenkomstig de vaststelling krachtens artikel 6, de waarschijnlijke significante milieu-, inclusief gezondheidseffecten van de uitvoering van het plan of het programma en de redelijke alternatieven vastgesteld, beschreven en geëvalueerd. Het rapport bevat de bijlage IV vermelde informatie die redelijkerwijs vereist kan zijn, rekening houdend met:

a)

de op dat moment beschikbare kennis en beoordelingsmethoden;

b)

de inhoud en het niveau van gedetailleerdheid van het plan of programma en het stadium van het besluitvormingsproces waarin het zich bevindt;

c)

de belangen van het publiek; en

d)

de informatiebehoeften van de besluitvormingsinstantie.

3.   Elke partij zorgt ervoor dat de milieueffectrapporten van voldoende kwaliteit zijn om te voldoen aan de eisen van dit protocol.

Artikel 8

Publieke inspraak

1.   Elke partij zorgt voor vroege, tijdige en effectieve gelegenheden voor publieke inspraak, wanneer alle opties open zijn, bij de strategische milieueffectrapportage inzake plannen en programma’s.

2.   Elke partij zorgt, met gebruikmaking van elektronische media of andere passende middelen, voor de tijdige publieke beschikbaarheid van het ontwerp-plan of -programma en het milieueffectrapport.

3.   Elke partij verzekert dat het betrokken publiek, inclusief de relevante niet-gouvernementele organisaties, wordt vastgesteld voor de toepassing van de leden 1 en 4.

4.   Elke partij verzekert dat het publiek bedoeld in lid 3 de gelegenheid heeft om binnen een redelijke termijn zijn mening te uiten over het ontwerp-plan of -programma en het milieueffectrapport.

5.   Elke partij verzekert dat de gedetailleerde regelingen voor het informeren van het publiek en het raadplegen van het betrokken publiek worden bepaald en publiek beschikbaar gesteld. Te dien einde houdt elke partij voor zover nodig rekening met de in bijlage V vermelde elementen.

Artikel 9

Overleg met milieu- en gezondheidsinstanties

1.   Elke partij wijst de te raadplegen instanties aan die wegens hun specifieke milieu- of gezondheidsverantwoordelijkheden betrokken kunnen zijn bij de milieu-, inclusief gezondheidseffecten van de uitvoering van het plan of programma.

2.   Het ontwerp-plan of -programma en het milieueffectrapport worden de in lid 1 bedoelde instanties ter beschikbaar gesteld.

3.   Elke partij zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde instanties op een vroege, tijdige en effectieve wijze de gelegenheid wordt gegeven hun mening te uiten over het ontwerp-plan of -programma en het milieueffectrapport.

4.   Elke partij bepaalt de gedetailleerde regelingen voor het informeren en raadplegen van de milieu- en gezondheidsinstanties bedoeld in lid 1.

Artikel 10

Grensoverschrijdend overleg

1.   Wanneer een partij van oorsprong van oordeel is dat de uitvoering van een plan of programma significante grensoverschrijdende milieu- inclusief gezondheidseffecten kan hebben of wanneer een partij die significant kan worden getroffen daarom verzoekt doet de partij van oorsprong zo spoedig mogelijk vóór de aanneming van het plan of programma kennisgeving aan de getroffen partij.

2.   Deze kennisgeving omvat onder meer:

a)

het ontwerp-plan of -programma en het milieueffectrapport inclusief informatie over de mogelijke grensoverschrijdende milieu-, inclusief gezondheidseffecten; en

b)

informatie betreffende de besluitvormingsprocedure, inclusief vermelding van een redelijk tijdschema voor het toezenden van opmerkingen.

3.   De getroffen partij geeft binnen de in de kennisgeving vermelde termijn aan de partij van oorsprong te kennen of zij overleg wenst aan te gaan vóór de aanneming van het plan of programma en, indien zij dit te kennen geeft, gaan de betrokken partijen overleg aan betreffende de waarschijnlijke grensoverschrijdende milieu-, inclusief gezondheidseffecten van het uitvoeren van het plan of programma en de voorgenomen maatregelen om negatieve effecten te voorkomen, te verminderen of af te zwakken.

4.   Wanneer dergelijk overleg plaatsvindt komen de betrokken partijen gedetailleerde regelingen overeen om te verzekeren dat het betrokken publiek en de in artikel 9, lid 1 bedoelde instanties in de getroffen partij worden geïnformeerd en de gelegenheid krijgen om binnen een redelijke termijn hun mening over het ontwerp-plan of programma en het milieueffectrapport te kennen te geven.

Artikel 11

Besluit

1.   Elke partij zorgt ervoor dat, wanneer een plan of programma wordt aangenomen, rekening wordt gehouden met:

a)

de conclusies van het milieueffectrapport;

b)

de maatregelen om de in het milieueffectrapport vastgestelde negatieve effecten te voorkomen, te verminderen of af te zwakken; en

c)

de in overeenstemming met de artikelen 8 tot 10 ontvangen opmerkingen.

2.   Elke partij zorgt ervoor dat, wanneer een plan of programma wordt aangenomen, het publiek, de in artikel 9, lid 1 bedoelde instanties, en de overeenkomstig artikel 10 geraadpleegde partijen worden geïnformeerd, en dat het plan of programma voor hen beschikbaar wordt gesteld samen met een verklaring waarin is samengevat hoe de milieu-, inclusief gezondheidsoverwegingen erin zijn geïntegreerd, hoe de in overeenstemming met de artikelen 8 tot 10 ontvangen opmerkingen in aanmerking zijn genomen en de redenen voor het aannemen ervan in het licht van de overwogen redelijke alternatieven.

Artikel 12

Monitoring

1.   Elke partij monitort de significante milieu-, inclusief gezondheidseffecten van de uitvoering van de krachtens artikel 11 aangenomen plannen en programma’s, om onder meer onvoorziene negatieve effecten in een vroeg stadium te kunnen vaststellen en de nodige remediërende maatregelen te kunnen nemen.

2.   De resultaten van de ondernomen monitoring worden, in overeenstemming met de nationale wetgeving, beschikbaar gesteld voor de instanties bedoeld in artikel 9, lid 1 en voor het publiek.

Artikel 13

Beleid en wetgeving

1.   Elke partij tracht te verzekeren dat milieu-, inclusief gezondheidspreoccupaties voor zover nodig worden overwogen en geïntegreerd in de opstelling van haar voorstellen voor beleid en wetgeving die significante milieu-, inclusief gezondheidseffecten kunnen hebben.

2.   Bij de toepassing van lid 1 overweegt elke partij de passende beginselen en elementen van dit protocol.

3.   Elke partij bepaalt in voorkomende gevallen de praktische regelingen voor de overweging en integratie van milieu-, inclusief gezondheidspreoccupaties in overeenstemming met lid 1, rekening houdend met de noodzaak van transparantie bij de besluitvorming.

4.   Elke partij brengt aan de vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol verslag uit over haar toepassing van dit artikel.

Artikel 14

De vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als vergadering van de partijen bij het protocol

1.   De vergadering van de partijen bij het verdrag fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol. De eerste vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol wordt bijeengeroepen uiterlijk één jaar na de datum van inwerkingtreding van dit protocol, en samen met een vergadering van de partijen bij het verdrag, indien een vergadering van deze laatste gepland is binnen die periode. Latere vergaderingen van de partijen bij het verdrag die fungeren als vergadering van de partijen bij dit protocol worden samen met vergaderingen van de partijen bij het verdrag gehouden tenzij door de vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol anders wordt beslist.

2.   Partijen bij het verdrag die geen partij zijn bij dit protocol kunnen als waarnemer deelnemen aan de werkzaamheden van elke zitting van de vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als de vergadering van de partijen bij dit protocol. Wanneer de vergadering van de partijen bij het verdrag fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol worden besluiten krachtens dit protocol uitsluitend genomen door de partijen bij dit protocol.

3.   Wanneer de vergadering van de partijen bij het verdrag fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol wordt elk lid van het bureau van de vergadering van de partijen dat een partij bij het verdrag vertegenwoordigt die op dat moment geen partij is bij dit protocol vervangen door een ander lid dat door en uit de partijen bij dit protocol moet worden gekozen.

4.   De vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol evalueert regelmatig de uitvoering van dit protocol en dient met dit doel:

a)

beleid inzake en methodologische benaderingen van strategische milieueffectrapportage te evalueren met het oog op het verder verbeteren van de krachtens dit protocol vastgestelde procedures;

b)

informatie uit te wisselen betreffende ervaring opgedaan met strategische milieueffectrapportage en met de uitvoering van dit protocol;

c)

in voorkomende gevallen zijn toevlucht te nemen tot de diensten en medewerking van bevoegde instanties die over expertise beschikken betreffende het bereiken van de doelstellingen van dit protocol;

d)

zodanige hulporganen op te richten als hij nodig acht voor de uitvoering van dit protocol;

e)

daar waar nodig voorstellen voor wijzigingen van dit protocol in overweging te nemen en aan te nemen; en

f)

bijkomende actie, inclusief krachtens dit protocol en het verdrag gezamenlijk uit te voeren actie te overwegen en ondernemen die vereist kan zijn voor het bereiken van de doelstellingen van dit protocol.

5.   Het reglement van orde van de vergadering van de partijen bij het verdrag is van overeenkomstige toepassing krachtens dit protocol, behoudens een andersluidend unaniem besluit van de vergadering van de partijen die fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol.

6.   Tijdens zijn eerste vergadering neemt de vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol de wijze van toepassing van de procedure voor de evaluatie van de naleving van het verdrag op dit protocol in overweging en neemt hij deze aan.

7.   Elke partij brengt met een frequentie die moet worden vastgesteld door de vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als vergadering van de partijen bij dit protocol verslag uit aan de vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als vergadering van de partijen bij het protocol betreffende maatregelen die hij heeft genomen om het protocol uit te voeren.

Artikel 15

Verband met andere internationale overeenkomsten

De relevante bepalingen van dit protocol zijn van toepassing onverminderd de Verdragen inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband en inzake toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de VN/ECE.

Artikel 16

Stemrecht

1.   Behalve in het in lid 2 bedoelde geval heeft elke partij bij dit protocol één stem.

2.   Regionale organisaties voor economische integratie oefenen ten aanzien van aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen hun stemrecht uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die partij zijn bij dit protocol. Dergelijke organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien hun lidstaten hun stemrecht uitoefenen, en omgekeerd.

Artikel 17

Secretariaat

Het bij artikel 13 van het verdrag opgerichte secretariaat fungeert als secretariaat van dit protocol en artikel 13, onder a) tot en met c), van het verdrag betreffende de functies van het secretariaat is van overeenkomstige toepassing op dit protocol.

Artikel 18

Bijlagen

De bijlagen bij dit protocol maken hiervan deel uit.

Artikel 19

Wijzigingen van het protocol

1.   Elke partij kan wijzigingen van dit protocol voorstellen.

2.   Behoudens lid 3 is de in de leden 2 tot en met 5 van artikel 14 van het verdrag neergelegde procedure voor het voorstellen, aannemen en de inwerkingtreding van wijzigingen van het verdrag van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van dit protocol.

3.   In het kader van dit protocol wordt de drievierde van de partijen die vereist is voor het in werking treden van een wijziging ten aanzien van partijen die deze hebben bekrachtigd, goedgekeurd of aanvaard berekend op basis van het aantal partijen op het moment van de aanneming van het amendement.

Artikel 20

Regeling van geschillen

Artikel 15 van het verdrag inzake regeling van geschillen is van overeenkomstige toepassing op dit protocol.

Artikel 21

Ondertekening

Dit protocol staat op 21, 22 en 23 mei 2003 in Kiev (Oekraïne), en daarna tot 31 december 2003 op de zetel van de Verenigde Naties in New York open voor ondertekening door lidstaten van de Economische Commissie voor Europa alsmede staten die een consultatieve status bij de Economische Commissie voor Europa hebben krachtens de paragrafen 8 en 11 van Resolutie 36 (IV) van 28 maart 1947 van de Economische en Sociale Raad, en door regionale organisaties voor economische integratie opgericht door soevereine staten die lid zijn van de Economische Commissie voor Europa waaraan de lidstaten ervan bevoegdheden hebben overgedragen ten aanzien van aangelegenheden die onder dit protocol vallen, met inbegrip van de bevoegdheid ten aanzien van die aangelegenheden verdragen aan te gaan.

Artikel 22

Depositaris

De secretaris-generaal van de Verenigde Naties treedt op als depositaris van dit protocol.

Artikel 23

Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding

1.   Dit protocol dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door ondertekenende staten en regionale organisaties voor economische integratie bedoeld in artikel 21.

2.   Dit protocol staat vanaf 1 januari 2004 open voor toetreding door in artikel 21 bedoelde staten en regionale organisaties voor economische integratie.

3.   Iedere andere niet in bovenstaand lid 2 bedoelde staat die lid is van de Verenigde Naties kan toetreden tot het protocol na goedkeuring door de vergadering van de partijen bij het verdrag die fungeert als vergadering van de partijen bij het protocol.

4.   Een in artikel 21 bedoelde regionale organisatie voor economische integratie die partij wordt bij dit protocol zonder dat één van de lidstaten ervan partij is, is gebonden aan alle verplichtingen ingevolge dit protocol. Wanneer één of meer lidstaten van een zodanige organisatie partij bij dit protocol zijn, beslissen de organisatie en de lidstaten ervan over hun onderscheiden verantwoordelijkheden ten aanzien van de nakoming van hun verplichtingen krachtens dit protocol. In dergelijke gevallen zijn de organisatie en de lidstaten ervan niet gerechtigd de uit het protocol voortvloeiende rechten gelijktijdig uit te oefenen.

5.   In hun akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geven de in artikel 21 bedoelde regionale organisaties voor economische integratie de reikwijdte aan van hun bevoegdheid ten aanzien van de aangelegenheden die onder dit protocol vallen. Deze organisaties doen de depositaris tevens mededeling van iedere relevante verandering in de reikwijdte van hun bevoegdheid.

Artikel 24

Inwerkingtreding

1.   Dit protocol treedt in werking op de negentigste dag na de datum van nederlegging van de zestiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

2.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel wordt elke door een in artikel 21 bedoelde regionale organisatie voor economische integratie nedergelegde akte niet bij de akten geteld die zijn neergelegd door lidstaten van zulk een organisatie.

3.   Ten aanzien van elke in artikel 21 bedoelde staat of regionale organisatie voor economische integratie die dit protocol bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt of ertoe toetreedt na de nederlegging van de zestiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, treedt het protocol in werking op de negentigste dag na de datum van nederlegging door een dergelijke staat of organisatie van zijn akte van bekrachtiging aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

4.   Dit protocol is van toepassing op plannen, programma’s, beleid en wetgeving waarvoor de eerste formele voorbereidende handeling volgt op de datum waarop dit protocol in werking treedt.

Daar waar de partij onder de jurisdictie waarvan de opstelling van een plan, programma, beleid of wetgeving wordt voorgenomen een partij is waarvoor lid 3 van toepassing is, is dit protocol van toepassing op plannen, programma’s, beleid en wetgeving waarvoor de eerste formele voorbereidende handeling volgt op de datum waarop dit protocol in werking treedt voor die partij.

Artikel 25

Opzegging

Elke partij kan te allen tijde na vier jaar vanaf de datum waarop dit protocol ten aanzien van die partij in werking is getreden het protocol opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris. Een dergelijke opzegging wordt van kracht op de negentigste dag na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de depositaris. Een dergelijke opzegging heeft geen invloed op de toepassing van de artikelen 5 tot en met 9, 11 en 13 met betrekking tot een reeds begonnen strategische milieueffectrapportage krachtens dit protocol, of de toepassing van artikel 10 met betrekking tot een reeds gedane kennisgeving of verzoek, voordat een dergelijke opzegging in werking treedt.

Artikel 26

Authentieke teksten

Het originele exemplaar van dit protocol, waarvan de Engelse, de Franse en de Russische tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

TEN BLIJKE waarvan de ondergetekenden, daartoe gemachtigd, dit protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Kiev (Oekraïne), de eenentwintigste mei, tweeduizend drie.

BIJLAGE I

Lijst van projecten als bedoeld in artikel 4, lid 2

1.

Raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van de bedrijven die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 t steenkool of bitumineuze schisten per dag.

2.

Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 megawatt, alsmede kerncentrales en andere kernreactoren (met uitzondering van onderzoekinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kilowatt).

3.

Installaties die uitsluitend ontworpen zijn voor de productie of verrijking van splijtstoffen, voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen of voor de opslag, verwijdering en behandeling van radioactief afval.

4.

Grote installaties voor de productie van ruwijzer en staal en voor de productie van nonferrometalen.

5.

Installaties voor de winning van asbest, alsmede voor de behandeling en de verwerking van asbest en asbesthoudende producten: voor producten van asbestcement, met een jaarproductie van meer dan 20 000 t eindproducten, voor remvoeringen, met een jaarproductie van meer dan 50 t eindproducten, alsmede — voor andere toepassingsmogelijkheden van asbest — met een gebruik van meer dan 200 t per jaar.

6.

Geïntegreerde chemische installaties.

7.

Aanleg van autosnelwegen, autowegen (1)/spoorwegtrajecten voor spoorverkeer over lange afstand, alsmede van vliegvelden (2) met een start- en landingsbaan van ten minste 2 100 m.

8.

Olie- en gaspijpleidingen met een grote diameter.

9.

Zeehandelshavens alsmede waterwegen en havens voor de binnenvaart, bevaarbaar voor schepen van meer dan 1 350 t.

10.

Afvalverwijderingsinstallaties voor verbranding, chemische omzetting of opslag in de grond van toxische en gevaarlijke afvalstoffen.

11.

Grote dammen en waterreservoirs.

12.

Werkzaamheden voor het onttrekken van grondwater aan de bodem in gevallen waarin het jaarlijkse volume aan de bodem te onttrekken water 10 miljoen kubieke meter of meer bedraagt.

13.

Pulp- en papierproductie van 200 luchtdroge ton of meer per dag.

14.

Grootschalige mijnbouw, winning en verwerking ter plaatse van metallische ertsen of steenkool.

15.

Offshore koolwaterstofproductie.

16.

Grote installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische en chemische producten.

17.

Ontbossing van grote gebieden.


(1)  In dit protocol verstaat men onder:

„autosnelweg”: een weg die speciaal is ontworpen en aangelegd voor verkeer met motorvoertuigen, zonder zijwegen naar aanliggende percelen, en die:

a)

behalve op bepaalde plaatsen of bepaalde tijden, is voorzien van gescheiden rijbanen voor beide verkeersrichtingen, welke rijbanen van elkaar gescheiden zijn hetzij door een strook die niet voor het verkeer bestemd is, hetzij, bij uitzondering, op andere wijze;

b)

geen andere weg, spoor- of tramweg of voetpad gelijkvloers kruist; en

c)

door specifieke verkeerstekens als autosnelweg aangeduid is.

„autoweg”: een weg, bestemd voor verkeer met motorvoertuigen, alleen toegankelijk via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het in het bijzonder verboden is te stoppen en te parkeren op de rijbanen.

(2)  In dit protocol worden onder „vliegvelden” verstaan die vliegvelden die beantwoorden aan de definitie van het Verdrag van Chicago van 1944 tot oprichting van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14).

BIJLAGE II

Andere in artikel 4, lid 2, bedoelde projecten

1.

Ruilverkavelingsprojecten.

2.

Projecten voor het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of semi-natuurlijke gebieden voor intensieve landbouw.

3.

Waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden, met inbegrip van irrigatie- en droogleggingsprojecten.

4.

Intensieve veeteeltbedrijven (inclusief pluimvee).

5.

Eerste bebossing en ontbossing met het oog op omschakeling naar een ander bodemgebruik.

6.

Intensieve aquacultuur van vis.

7.

Kerncentrales en andere kernreactoren (1), met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren (met uitzondering van onderzoekinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kilowatt).

8.

Aanleg van bovengrondse elektrische leidingen met een spanning van 220 kilovolt of meer en een lengte van 15 km of meer en andere projecten voor het transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen.

9.

Industriële installaties voor het transport van gas, stoom en warm water.

10.

Industriële installaties voor het transport van gas, stoom en warm water.

11.

Bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen en aardgas.

12.

Ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen.

13.

Industrieel briketteren van steenkool en bruinkool.

14.

Installaties voor de productie van hydro-elektrische energie.

15.

Installaties voor de winning van windenergie voor de energieproductie (windturbineparken).

16.

Installaties, voor zover niet opgenomen in bijlage I, ontworpen:

voor de productie of verrijking van splijtstoffen;

voor de verwerking van bestraalde splijtstoffen;

voor de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen;

uitsluitend voor de definitieve verwijdering van radioactief afval;

uitsluitend voor de (voor meer dan tien jaar geplande) opslag van bestraalde splijtstoffen op een andere plaats dan het productieterrein, of

voor de verwerking en opslag van radioactief afval.

17.

Steengroeven, dagbouwmijnen en turfwinning, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

18.

Ondergrondse mijnbouw, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

19.

Winning van mineralen door afbaggering van de zee- of rivierbodem.

20.

Diepboringen (met name geothermische boringen, boringen in verband met de opslag van kernafval, boringen voor watervoorziening), met uitzondering van boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit van de grond.

21.

Oppervlakte-installaties van bedrijven voor de winning van steenkool, aardolie, aardgas, ertsen en bitumineuze schisten.

22.

Geïntegreerde hoogovenbedrijven voor de productie van ruwijzer en staal, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

23.

Installaties voor de productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van continugieten.

24.

Installaties voor verwerking van ferrometalen (warmwalsen, smeden met hamers, het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal).

25.

Smelterijen van ferrometalen.

26.

Installaties voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

27.

Installaties voor het smelten, met inbegrip van het legeren, van non-ferrometalen, met uitzondering van edele metalen, inclusief terugwinningsproducten (affineren, vormgieten enz.), voor zover niet opgenomen in bijlage I.

28.

Installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en plastic materiaal door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé.

29.

Automobielfabrieken en -assemblagebedrijven en fabrieken van automobielmotoren.

30.

Scheepswerven.

31.

Installaties voor de bouw en reparatie van luchtvaartuigen.

32.

Spoorwegmaterieelfabrieken.

33.

Uitstampen door middel van springstoffen.

34.

Installaties voor het roosten en sinteren van ertsen.

35.

Cokesovenbedrijven (droge distillatie van steenkool).

36.

Installaties voor de vervaardiging van cement.

37.

Installaties voor de fabricage van glas, met inbegrip van glasvezels.

38.

Installaties voor het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels.

39.

Fabricage van keramische producten door middel van bakken, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein.

40.

Installaties voor de productie van chemicaliën of behandeling van tussenproducten, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

41.

Productie van bestrijdingsmiddelen en farmaceutische producten, verven en vernissen, elastomeren en peroxiden.

42.

Opslaginstallaties voor aardolie, petrochemische of chemische producten, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

43.

Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten.

44.

Conservenfabrieken voor dierlijke en plantaardige producten.

45.

Zuivelfabrieken.

46.

Bierbrouwerijen en mouterijen.

47.

Suikerwaren- en siroopfabrieken.

48.

Installaties voor het slachten van dieren.

49.

Zetmeelfabrieken.

50.

Vismeel- en visoliefabrieken.

51.

Suikerfabrieken.

52.

Industriële installaties voor de fabricage van pulp, papier en karton, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

53.

Installaties voor de voorbehandeling of het verven van vezels of textiel.

54.

Installaties voor het looien van huiden.

55.

Installaties voor het produceren en bewerken van celstof.

56.

Vervaardiging en behandeling van producten op basis van elastomeren.

57.

Installaties voor de vervaardiging van kunstmatige minerale vezels.

58.

Installaties voor de terugwinning of vernietiging van explosieve stoffen.

59.

Installaties voor de productie van asbest en de fabricage van asbestproducten, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

60.

Vilderijen.

61.

Testbanken voor motoren, turbines of reactoren.

62.

Permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen.

63.

Pijpleidingen voor gas of olie, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

64.

Pijpleidingen voor chemicaliën met een diameter van meer dan 800 mm en lengte van meer dan 40 km.

65.

Aanleg van spoorwegen en faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen en van overladingsstations, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

66.

Aanleg van tramlijnen, boven- en ondergrondse spoorwegen, zweefspoor en dergelijke bijzondere constructies, welke uitsluitend of overwegend voor personenvervoer zijn bestemd.

67.

Aanleg van wegen inclusief verlegging en/of verbreding van bestaande wegen, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

68.

Aanleg van havens en haveninstallaties, met inbegrip van visserijhavens, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

69.

Aanleg van waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

70.

Zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

71.

Werken inzake kanalisering en ter beperking van overstromingen (flood-relief werken)

72.

Bouw van vliegvelden (2), voor zover niet opgenomen in bijlage I.

73.

Afvalverwijderingsinstallaties (inclusief vuilstorting), voor zover niet opgenomen in bijlage I.

74.

Installaties voor de verbranding of chemische behandeling van niet-gevaarlijk afval.

75.

Opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken.

76.

Slibstortplaatsen.

77.

Werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

78.

Projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden.

79.

Rioolwaterzuiveringsinstallaties.

80.

Stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of het op lange termijn of permanent opslaan van water, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

81.

Kustwerken om erosie te bestrijden en maritieme werken die de kust kunnen wijzigen door de aanleg van onder meer dijken, pieren, havenhoofden, en andere kustverdedigingswerken.

82.

Aanleg van aquaducten over lange afstand.

83.

Skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen en bijbehorende voorzieningen.

84.

Jachthavens.

85.

Vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen.

86.

Permanente kampeer- en caravanterreinen.

87.

Themaparken.

88.

Industrieterreinontwikkeling.

89.

Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen.

90.

Landwinning uit zee.


(1)  Voor de toepassing van dit protocol houden kerncentrales en andere kernreactoren op zulke installaties te zijn wanneer alle splijtstoffen en ander radioactief besmette elementen permanent van de plaats van installatie zijn verwijderd.

(2)  In dit protocol worden onder „vliegvelden” verstaan die vliegvelden die beantwoorden aan de definitie van het Verdrag van Chicago van 1944 tot oprichting van de internationale Burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14).

BIJLAGE III

Criteria voor het bepalen van de waarschijnlijke significante milieu-, inclusief gezondheidseffecten bedoeld in artikel 5, lid 1

1.

De relevantie van het plan of programma voor de integratie van milieu-, inclusief gezondheidsoverwegingen, met name met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling.

2.

De mate waarin het plan of programma een kader vaststelt voor projecten en andere activiteiten, hetzij met betrekking tot ligging, aard, omvang en operationele voorwaarden hetzij door de toewijzing van hulpbronnen.

3.

De mate waarin het plan of programma andere plannen en programma’s, met inbegrip van die welke onderdeel zijn van een hiërarchisch geheel, beïnvloedt.

4.

Milieu-, inclusief gezondheidsproblemen die relevant zijn voor het plan of programma.

5.

De aard van de milieu-, inclusief gezondheidseffecten zoals waarschijnlijkheid, duur, frequentie, omkeerbaarheid, grootte en reikwijdte (zoals geografisch gebied of omvang van de bevolking die kan worden getroffen).

6.

De risico’s voor het milieu, inclusief de gezondheid.

7.

De grensoverschrijdende aard van de effecten.

8.

De mate waarin het plan of programma waardevolle of kwetsbare gebieden zal treffen, inclusief landschappen met een erkende nationale of internationale beschermingsstatus.

BIJLAGE IV

In artikel 7, lid 2, bedoelde informatie

1.

De inhoud en de hoofddoelstellingen van het plan of programma en het verband ervan met andere plannen of programma’s.

2.

De relevante aspecten van de huidige toestand van het milieu, inclusief de gezondheid, en de waarschijnlijke ontwikkeling ervan mocht het plan of programma niet worden uitgevoerd.

3.

De kenmerken van het milieu, inclusief de gezondheid, in gebieden die significant kunnen worden getroffen.

4.

De milieu-, inclusief gezondheidsproblemen die relevant zijn voor het plan of programma.

5.

De op internationaal, nationaal en andere niveaus vastgestelde milieu-, inclusief gezondheidsdoelstellingen die relevant zijn voor het plan of programma, en de wijze waarop met deze doelstellingen en andere milieu-, inclusief gezondheidsoverwegingen rekening is gehouden bij de opstelling ervan.

6.

De waarschijnlijke significante milieu-, inclusief gezondheidseffecten (1) zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 7.

7.

Maatregelen ter preventie, vermindering of mitigering van significante negatieve effecten op het milieu, inclusief de gezondheid, die kunnen voortvloeien uit de uitvoering van het plan of programma.

8.

Een schets van de redenen voor de selectie van de behandelde alternatieven en een beschrijving van de wijze waarop de rapportage is uitgevoerd, met inbegrip van de moeilijkheden die bij het verstrekken van de op te nemen informatie zijn ondervonden zoals technische tekortkomingen of gebrek aan kennis.

9.

Voorgenomen maatregelen voor het monitoren van de milieu-, inclusief gezondheidseffecten van de uitvoering van het plan of programma.

10.

De waarschijnlijke significante grensoverschrijdende milieu-, inclusief gezondheidseffecten.

11.

Een niet-technische samenvatting van de verstrekte informatie.


(1)  Hieronder dienen secundaire, cumulatieve, synergetische, kortetermijn-, middellangetermijn- en langetermijn-, permanente en tijdelijke, positieve en negatieve effecten te vallen.

BIJLAGE V

In artikel 8, lid 5, bedoelde informatie

1.

Het voorgestelde plan of programma en de aard ervan.

2.

De voor de aanneming ervan verantwoordelijke instantie.

3.

De beoogde procedure, inclusief:

a)

de aanvang van de procedure;

b)

de gelegenheden tot inspraak voor het publiek;

c)

tijd en plaats van de voorgenomen hoorzittingen;

d)

de instantie waar relevante informatie verkrijgbaar is en waar relevante informatie is gedeponeerd om door het publiek te kunnen worden bestudeerd;

e)

de instantie waaraan commentaar of vragen kunnen worden voorgelegd en het tijdschema voor de toezending van commentaar of vragen; en

f)

welke voor het voorgestelde plan of programma relevante milieu-, inclusief gezondheidsinformatie beschikbaar is.

4.

Of het plan of programma aan een grensoverschrijdende rapportageprocedure kan worden onderworpen.


19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/50


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 november 2008

houdende benoeming van twee Duitse plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s

(2008/872/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Duitse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG (1) aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010.

(2)

In het Comité van de Regio’s zijn twee zetels van plaatsvervanger vrijgekomen door het aflopen van de ambtstermijn van de heer Stefan KRAXNER en mevrouw Ulrike KUHLO,

BESLUIT:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s worden de volgende personen tot plaatsvervanger benoemd voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2010:

de heer Roland HEINTZE, Mitglied der Hamburger Bürgerschaft,

de heer Roland RIESE, Mitglied des Niedersächsischen Landtages.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 18 november 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


OVEREENKOMSTEN

Raad

19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/51


Informatie betreffende de inwerkingtreding van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba betreffende de sluiting van de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT

De bovengenoemde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cuba (PB L 308 van 19.11.2008) zal op 24 december 2008 in werking treden.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

19.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/52


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2008/873/GBVB VAN DE RAAD

van 18 november 2008

tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 13 december 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/852/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1) vastgesteld teneinde de maatregelen uit te voeren die bij Resolutie 1572(2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tegen Ivoorkust zijn getroffen.

(2)

De Raad heeft op 23 januari 2006 Gemeenschappelijk Standpunt 2006/30/GBVB (2) vastgesteld, waarbij de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust waarin Gemeenschappelijk Standpunt 2004/852/GBVB voorziet, met twaalf maanden zijn verlengd en met de bij punt 6 van Resolutie 1643(2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties opgelegde maatregelen zijn aangevuld. De Raad heeft op 12 februari 2007 Gemeenschappelijk Standpunt 2007/92/GBVB (3) vastgesteld tot verlenging van die beperkende maatregelen tot en met 31 oktober 2007.

(3)

De Raad heeft op 22 november 2007 Gemeenschappelijk Standpunt 2007/761/GBVB (4) vastgesteld, waarbij de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust waarin Gemeenschappelijk Standpunt 2004/852/GBVB voorziet, zijn verlengd tot en met 31 oktober 2008.

(4)

Na een evaluatie van de bij de Resoluties 1572(2004) en 1643(2005) van de VN-Veiligheidsraad opgelegde maatregelen heeft de VN-Veiligheidsraad op 29 oktober 2008 Resolutie 1842(2008) aangenomen, waarbij de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust tot en met 31 oktober 2009 worden verlengd.

(5)

De bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/852/GBVB en bij Gemeenschappelijk Standpunt 2006/30/GBVB opgelegde maatregelen dienen derhalve, ter uitvoering van Resolutie 1842(2008) van de VN-Veiligheidsraad, met ingang van 1 november 2008 te worden verlengd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

De maatregelen uit hoofde van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/852/GBVB en van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/30/GBVB worden verlengd met ingang van 1 november 2008.

Artikel 2

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de datum waarop het wordt vastgesteld. Het wordt zo nodig gewijzigd of ingetrokken op basis van door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties genomen besluiten.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 18 november 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB L 368 van 15.12.2004, blz. 50.

(2)  PB L 19 van 24.1.2006, blz. 36.

(3)  PB L 41 van 13.2.2007, blz. 16.

(4)  PB L 305 van 23.11.2007, blz. 61.