Aanbeveling over procedurele rechten van verdachten en beklaagden in voorlopige hechtenis en over materiële detentieomstandigheden

 

SAMENVATTING VAN:

Aanbeveling (EU) 2023/681 betreffende procedurele rechten van verdachten en beklaagden die onderworpen zijn aan voorlopige hechtenis en betreffende materiële detentieomstandigheden

WAT IS HET DOEL VAN DE AANBEVELING?

De aanbeveling is bedoeld als leidraad voor de lidstaten van de Europese Unie (EU) om de rechten van verdachten en beklaagden die in voorlopige hechtenis worden genomen te versterken, zowel wat betreft hun procedurele rechten als wat betreft de materiële detentieomstandigheden, om ervoor te zorgen dat mensen die van hun vrijheid worden beroofd waardig en met eerbiediging van hun grondrechten worden behandeld.

KERNPUNTEN

Procedurele rechten

EU-richtlijnen bestrijken al een aantal elementen van procedurele rechten, waaronder:

Deze aanbeveling vult deze richtlijnen aan, samen met de aanbeveling van de Commissie over procedurele waarborgen voor kwetsbare personen die verdacht of beschuldigd worden in strafzaken (zie de samenvatting).

Algemene beginselen

De aanbeveling bevat vier belangrijke beginselen:

Procedurele rechten van verdachten en beklaagden

De aanbeveling stelt minimumnormen vast voor personen die in voorlopige hechtenis zitten met betrekking tot verschillende aspecten, waaronder:

Materiële detentieomstandigheden

De aanbeveling bevat ook minimumnormen voor detentieomstandigheden, waaronder:

Verslaglegging

Achtergrond

Zie voor meer informatie:

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Aanbeveling (EU) 2023/681 van de Commissie van 8 december 2022 betreffende procedurele rechten van verdachten en beklaagden die onderworpen zijn aan voorlopige hechtenis en betreffende materiële detentieomstandigheden (PB L 86 van 24.3.2023, blz. 44-57)

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Non-paper van de diensten van de Commissie in het kader van de goedkeuring van de aanbeveling betreffende procedurele rechten van verdachten en beklaagden in voorlopige hechtenis en betreffende materiële detentieomstandigheden, Raad van de Europese Unie, 2 december 2022.

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie — Titel I — Gemeenschappelijke bepalingen — Artikel 2 (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 17)

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 389-405)

Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1-8)

Achtereenvolgende wijzigingen in Richtlijn (EU) 2016/1919 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1-20)

Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 1-11)

Aanbeveling van de Commissie van 27 november 2013 betreffende procedurele waarborgen voor kwetsbare personen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB C 378 van 24.12.2013, blz. 8-10)

Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1-12)

Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1-10)

Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1-7)

Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 27-46)

Zie de geconsolideerde versie.

Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten — Verklaringen van sommige lidstaten bij de aanneming van het kaderbesluit (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1-20)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 16.05.2023