28.1.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 25/5 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 november 2011 — Europese Commissie/Italiaanse Republiek
(Zaak C-496/09) (1)
(Niet-nakoming - Arrest van het Hof tot vaststelling van niet-nakoming - Niet-uitvoering - Artikel 228 EG - Financiële sancties)
(2012/C 25/07)
Procestaal: Italiaans
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Pignataro, E. Righini en B. Stromsky, gemachtigden)
Verwerende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri, gemachtigde, F. Arena en S. Fiorentino, avvocati dello Stato)
Voorwerp
Niet-nakoming — Artikel 228 EG — Niet-uitvoering van arrest van Hof van 1 april 2004 in zaak C-99/02 — Verzoek om oplegging van dwangsom
Dictum
1) |
Door op de datum waarop de termijn verstreek die in het met redenen omkleed advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 2008 overeenkomstig artikel 228 EG was gesteld, niet alle maatregelen te hebben getroffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van 1 april 2004, Commissie/Italië (C-99/02), betreffende de terugvordering bij de begunstigden van de steun die onrechtmatig en met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar was verklaard bij beschikking 2000/128/EG van de Commissie van 11 mei 1999 betreffende de steun verleend door Italië voor maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid, is de Italiaanse Republiek de krachtens deze beschikking en artikel 228, lid 1, EG op haar rustende verplichtingen niet nagekomen. |
2) |
De Italiaanse Republiek wordt veroordeeld om aan de Europese Commissie op de rekening „Eigen middelen van de Europese Unie” een dwangsom te betalen waarvan het bedrag wordt berekend door het basisbedrag van 30 miljoen EUR te vermenigvuldigen met het percentage van de onrechtmatige steun waarvan de terugvordering nog niet heeft plaatsgevonden of niet is bewezen aan het einde van de betrokken periode, ten opzichte van het totaalbedrag dat nog niet is teruggevorderd op de datum van uitspraak van het onderhavige arrest, per halfjaar vertraging bij het treffen van de maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van 1 april 2004, Commissie/Italië (C-99/02), vanaf het onderhavige arrest tot de uitvoering van bovengenoemd arrest van 1 april 2004. |
3) |
De Italiaanse Republiek wordt veroordeeld om aan de Europese Commissie op de rekening „Eigen middelen van de Europese Unie” een forfaitaire som van 30 miljoen EUR te betalen. |
4) |
De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten. |