Brussel, 22.3.2023

COM(2023) 166 final

2023/0085(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In maart 2022 heeft de Commissie voorgesteld het consumentenrecht van de Unie bij te werken om ervoor te zorgen dat consumenten worden beschermd en om hen in staat te stellen actief aan de groene transitie bij te dragen 1 . Dit voorstel voorziet in specifiekere regels (lex specialis) en vormt een aanvulling op de voorgestelde wijzigingen van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken 2 (lex generalis). Beide voorstellen zijn erop gericht een gemeenschappelijke reeks problemen aan te pakken door uitvoering te geven aan verschillende elementen van hetzelfde pakket beleidsmaatregelen waaraan de voorkeur wordt gegeven op basis van de effectbeoordeling die samen met het initiatief betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie 3 is gepubliceerd.

1.1.Motivering en doel van het voorstel

·De rol van de consument bij het versnellen van de groene transitie

Met de Europese Green Deal 4 heeft de Commissie zich ertoe verbonden ervoor te zorgen dat consumenten in staat worden gesteld beter geïnformeerde keuzes te maken en een actieve rol in de ecologische transitie te spelen. Meer bepaald bevat de Europese Green Deal een verbintenis om onjuiste milieuclaims aan te pakken door te waarborgen dat kopers betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie krijgen, zodat zij duurzamere keuzes kunnen maken en het risico op “greenwashing” wordt verkleind. Het aanpakken van greenwashing is vervolgens als prioriteit opgenomen in zowel het nieuwe actieplan voor de circulaire economie 5 als de nieuwe consumentenagenda 6 . In het onlangs vastgestelde industriële plan voor de Green Deal 7 wordt herhaald dat consumenten in staat moeten worden gesteld hun keuzes te maken op basis van transparante en betrouwbare informatie over de duurzaamheid en CO2-voetafdruk van producten en wordt benadrukt dat markttransparantie een instrument is dat de invoering van technologisch en ecologisch superieure nettonulproducten bevordert.

Het Europees Parlement en de Raad hebben de Commissie verzocht na te denken over verdere maatregelen op dit gebied. In december 2020 heeft de Raad in zijn conclusies over een circulair en groen herstel 8 zijn waardering uitgedrukt voor het voornemen van de Commissie om te waarborgen dat milieuclaims worden gestaafd op basis van de milieueffecten van een product gedurende de volledige levenscyclus ervan. In zijn resolutie over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie 9 heeft het Europees Parlement zich een groot voorstander getoond van het voornemen van de Commissie om voorstellen te doen om het gebruik van milieuclaims te reguleren door solide en geharmoniseerde berekeningsmethoden waarbij de volledige waardeketen in acht wordt genomen, in te voeren.

Consumenten willen beter worden geïnformeerd over de milieueffecten van hun consumptie en willen betere keuzes maken. De verzoeken van de Conferentie over de toekomst van Europa 10 omvatten onder meer een oproep tot het waarborgen van meer transparantie wat de duurzaamheid en milieuvoetafdruk van producten betreft, met name in voorstel 5 over duurzame consumptie, verpakking en productie en in voorstel 20 over de vaststelling van normen binnen en buiten de EU op het gebied van het milieubeleid. Het voorstel inzake milieuclaims is het antwoord van de Commissie op deze oproep 11 .

De voltooiing van het EU-wetgevingskader ter ondersteuning van duurzamere consumptie zal bijdragen tot de verwezenlijking van duurzameontwikkelingsdoelstelling 12.6 om bedrijven, met name grote en multinationale ondernemingen, aan te moedigen om duurzame praktijken in te voeren en informatie over duurzaamheid in hun verslaglegging op te nemen.

Verdere EU-maatregelen op dit gebied zullen ook een positief effect hebben op mondiale waardeketens die productieprocessen in derde landen omvatten. Deze maatregelen zullen bedrijven uit derde landen, en met name bedrijven die op de interne markt van de EU actief zijn, aanmoedigen om aan de groene transitie bij te dragen. Bovendien zal de multilaterale samenwerking met derde landen worden bevorderd, zodat zij een goed inzicht in het nieuwe regelgevingskader en de voordelen ervan krijgen. Daarnaast kunnen de hoofdstukken over duurzame ontwikkeling van de bilaterale en interregionale handelsovereenkomsten van de EU mogelijkheden voor samenwerking creëren in overeenstemming met de algemene doelstellingen van de EU om de duurzaamheidsdimensie van haar handelsbeleid te vergroten.

·Obstakels voor het bevorderen van het potentieel van groene markten in de EU door de positie van de consument te versterken

Ondanks de bereidheid van consumenten om in hun dagelijks leven aan een groenere en meer circulaire economie bij te dragen 12 , wordt hun actieve en doeltreffende rol in deze groene transitie belemmerd door obstakels voor het maken van ecologisch duurzame consumptiekeuzes op het punt van verkoop, met name een gebrek aan vertrouwen in de geloofwaardigheid van milieuclaims en de wildgroei aan misleidende handelspraktijken in verband met de ecologische duurzaamheid van producten.

Uit het bewijsmateriaal dat is verzameld ter ondersteuning van de effectbeoordeling3 bij het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, die ook is gebruikt voor het voorstel inzake groene claims vanaf de aanvangseffectbeoordeling 13 tot de openbare raadpleging 14 en een extra openbare raadpleging in 2020 15 , blijkt dat misleidende praktijken, zoals greenwashing en een gebrek aan transparantie en geloofwaardigheid van milieukeurmerken, voorkomen in verschillende stadia van het consumptietraject, namelijk in de reclame voor producten, bij de aankoop ervan en tijdens het gebruik ervan.

a) Consumenten worden geconfronteerd met onduidelijke of niet naar behoren gestaafde milieuclaims (“greenwashing”)

In het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie wordt een “milieuclaim” gedefinieerd als een boodschap of voorstelling, die niet verplicht is uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht, met inbegrip van tekst, beeldende, grafische of symbolische voorstellingen, in welke vorm ook, met inbegrip van labels, merknamen, bedrijfsnamen of productnamen, in de context van een commerciële communicatie, waarin gesteld of verondersteld wordt dat een product of handelaar een positief effect of geen effect op het milieu heeft, dan wel minder schadelijk voor het milieu is dan andere respectievelijke producten of handelaren, of dit effect in de loop der tijd is verbeterd1.

De Commissie heeft twee inventarissen van milieuclaims gemaakt, één in 2014 16 en één in 2020 17 . In de studies is een steekproef van 150 milieuclaims over uiteenlopende producten getoetst aan de beginselen van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken2, namelijk duidelijkheid, ondubbelzinnigheid, juistheid en verifieerbaarheid. Uit de studie van 2020 is gebleken dat een aanzienlijk deel van de milieuclaims (53,3 %) vage, misleidende of ongefundeerde informatie verschaft over de milieukenmerken van producten, en dit in de hele EU en voor een breed scala aan productcategorieën. In de inventaris van milieuclaims van 2020 is ook de staving van de claims geanalyseerd, waarbij werd gekeken naar de duidelijkheid, de juistheid en de mate waarin zij werden gestaafd met bewijsmateriaal dat kan worden geverifieerd. Uit de analyse is gebleken dat 40 % van de claims ongefundeerd was.

Die resultaten zijn bevestigd door een sweep die de autoriteiten van het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming in november 2020 hebben uitgevoerd 18 . Er werden 344 duurzaamheidsclaims beoordeeld en de autoriteiten waren van mening dat in meer dan de helft van de gevallen (57,5 %) de handelaar niet voldoende elementen verstrekte om de juistheid van de claim te kunnen beoordelen. In veel gevallen hadden de autoriteiten moeite om vast te stellen of de claim betrekking had op het gehele product of slechts op een onderdeel ervan (50 %), of de claim betrekking had op het bedrijf of slechts op bepaalde producten (36 %) en op welke stadia van de levenscyclus van de producten de claim betrekking had (75 %) 19 .

Bovendien waren de meeste geraadpleegde belanghebbenden, met de opmerkelijke uitzondering van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, het erover eens dat greenwashing een probleem is. Meer dan de helft van de geraadpleegde belanghebbenden had al te maken gekregen met misleidende claims en had minder vertrouwen in milieuverklaringen en logo’s die door bedrijven of particuliere entiteiten worden beheerd19. Bovendien gaven de meeste respondenten van de gerichte raadplegingen aan dat consumenten zich onvoldoende bewust zijn van de milieueffecten van producten, omdat die informatie niet wordt verstrekt of niet beschikbaar is 20 .

Over het algemeen is het vertrouwen van de consument in milieuclaims vrij gering. In de openbare raadpleging van 202015 was het publiek het niet eens met de stelling dat zij milieuverklaringen op producten vertrouwen (1,57/4,00) 21 . Het vertrouwen was groter voor claims over handelaren 22 , maar nog steeds laag (2,25/4,00).

b) Consumenten worden geconfronteerd met duurzaamheidskeurmerken die niet altijd transparant en geloofwaardig zijn

Milieukeurmerken zijn een soort milieuclaims. Keurmerken hebben de vorm van een betrouwbaarheidskeurmerk, een kwaliteitskeurmerk of een gelijkaardig keurmerk dat tot doel heeft een product, een proces of een onderneming te onderscheiden en te promoten met een verwijzing naar de milieuaspecten ervan. Die keurmerken zijn soms gebaseerd op een certificeringsregeling (regeling voor milieukeurmerken) in het kader waarvan wordt gecertificeerd dat een product, een proces of een onderneming aan de vereisten van de regeling voldoet en toezicht op de naleving wordt gehouden.

De milieukeurmerken die op de interne markt van de EU worden gebruikt, verschillen qua degelijkheid, toezicht en transparantie. Zij zijn namelijk aan verschillende governancemodellen onderworpen. Naar verwachting zal extra verwarring ontstaan als gevolg van een toenemend aantal milieukeurmerken die betrekking hebben op verschillende aspecten, verschillende operationele benaderingen toepassen en aan verschillende niveaus van toezicht zijn onderworpen (bv. de openheid van het ontwikkelingsproces of het niveau en de onafhankelijkheid van de controles en verificatie) 23 .

In het kader van de verkennende studie voor het verzamelen van gegevens over manieren om consumenten in staat te stellen een actieve rol te spelen bij de groene transitie24 is bij een beoordeling van 232 actieve milieukeuren in de EU ook gekeken naar de verificatie- en certificatieaspecten en geconcludeerd dat de verificatie van bijna de helft van de keurmerken zwak was of helemaal niet werd uitgevoerd. Bovendien zijn consumenten niet op de hoogte van het onderscheid tussen keurmerken die onder certificeringsregelingen van derden vallen en keurmerken op basis van “zelfcertificering”, d.w.z. keurmerken die niet door derden zijn geverifieerd.

In het kader van de raadpleging voor de aanvangseffectbeoordeling 24 en de gerichte raadplegingen werd ook de wildgroei aan duurzaamheidskeurmerken en -logo’s door belanghebbenden uit de meeste groepen belanghebbenden als een belangrijk en hardnekkig probleem in de hele EU aangemerkt. Ook in het kader van de openbare raadpleging heeft meer dan een kwart (27 %) van de respondenten “de wildgroei aan en/of het gebrek aan transparantie/begrip/betrouwbaarheid van duurzaamheidslogos/-keurmerken op producten en diensten” aangeduid als een relevant obstakel voor het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie15.

Dit grote aanbod aan keurmerken, in combinatie met de uiteenlopende governancemodellen ervan, houdt in dat producenten en detailhandelaren bij de keuze van een specifiek duurzaamheidskeurmerk verschillende strategieën kunnen toepassen. Dit leidt er ook zeer vaak toe dat bedrijven verschillende keurmerken weergeven om de duurzaamheid van hun producten aan te tonen. 34 % van de bedrijven heeft “de wildgroei aan en/of het gebrek aan transparantie/begrip/betrouwbaarheid van duurzaamheidslogos/-keurmerken” als obstakel aangemerkt15. Bedrijven die zich inspannen om zich aan betrouwbare regelingen voor milieukeurmerken te houden of die te ontwikkelen, worden dan ook benadeeld ten opzichte van bedrijven die onbetrouwbare milieukeurmerken gebruiken, aangezien consumenten vaak het verschil niet kennen. Dit probleem is nog groter geworden door de snelle opkomst van een aantal (particuliere/vrijwillige) regelingen voor milieukeurmerken op nationaal/lidstaatniveau, waardoor het voor de consument steeds moeilijker wordt om producten te vergelijken.

Uit de feedback van belanghebbenden blijkt dat er zeer sterke steun is voor maatregelen van de EU om een gemeenschappelijke benadering van het verstrekken van duurzaamheidsinformatie aan de consument tot stand te brengen, het gelijke speelveld voor bedrijven te versterken en de wildgroei aan keurmerken en misleidende milieuclaims op de eengemaakte markt te beperken14.

Bedrijven die echt duurzame producten aanbieden, worden benadeeld ten opzichte van bedrijven die dat niet doen. Zij riskeren ook onnodig hoge nalevingskosten, aangezien EU-landen verschillende nationale oplossingen voor de hierboven beschreven problemen aan het introduceren zijn 25 .

1.2.Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

·Het EU-initiatief om de positie van de consument voor de groene transitie te versterken

De richtlijn oneerlijke handelspraktijken heeft betrekking op misleidende praktijken en misleidende omissies en bevat algemene bepalingen die bij transacties tussen ondernemingen en consumenten kunnen worden toegepast op milieuclaims wanneer deze negatieve gevolgen voor de besluiten van consumenten over transacties hebben. Krachtens die richtlijn moeten de consumentenbeschermingsautoriteiten van de lidstaten deze praktijken per geval beoordelen aan de hand van de criteria voor besluiten over een transactie (beoordeling per geval) 26 . De richtlijn bevat ook een zwarte lijst van handelspraktijken 27 die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd zonder dat een beoordeling per geval nodig is. Niet-naleving van de voorschriften van de richtlijn wordt aangepakt naar aanleiding van een claim van een consument of op eigen initiatief van een bevoegde autoriteit.

Het voorstel tot wijziging van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken1 pakt voor een deel de in punt 1.1 aangehaalde problemen (“greenwashing” en niet-transparante duurzaamheidskeurmerken) aan. Het bevat een reeks maatregelen met betrekking tot milieuclaims die voortvloeien uit de voorkeursbeleidsopties, met inbegrip van de volgende maatregelen:

1)de lijst van productkenmerken waarover een handelaar een consument niet mag misleiden in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2005/29/EG wordt gewijzigd door invoeging van “effecten op maatschappelijk en milieugebied”, “duurzaamheid” en “repareerbaarheid”;

2)de lijst in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2005/29/EG van handelingen die als misleidend moeten worden beschouwd indien zij de gemiddelde consument ertoe brengen of kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, wordt gewijzigd door invoeging van “het beweren dat een milieuclaim geldt met betrekking tot toekomstige milieuprestaties zonder duidelijke, objectieve en verifieerbare verplichtingen en doelen, en zonder een onafhankelijk monitoringsysteem”;

3)de lijst van handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd in bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG wordt uitgebreid met vier praktijken die met greenwashing verband houden:

·weergeven van een duurzaamheidskeurmerk dat niet op een certificeringsregeling is gebaseerd of niet door overheidsinstanties is ingesteld;

·beweren dat een generieke milieuclaim geldt zonder dat de handelaar erkende voortreffelijke milieuprestaties kan aantonen die relevant zijn voor de claim;

·beweren dat een milieuclaim geldt voor het volledige product terwijl de claim slechts op een bepaald aspect van het product betrekking heeft;

·presenteren van voor alle producten in de toepasselijke productcategorie op de markt van de Unie wettelijk opgelegde vereisten als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de handelaar.

Het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie pakt zo een hele reeks praktijken, producten en verkoopmethoden op een meer algemene manier aan. Het voorziet in belangrijke waarborgen om de consument te beschermen tegen misleidende milieuclaims en onbetrouwbare keurmerken.

·Andere EU-handelingen die duurzame consumptie bevorderen door middel van milieu-informatie

Naast het kader voor consumentenbescherming bestaat er in de EU al een regelgevingskader voor het verstrekken van milieu-informatie dat vereisten omvat voor methoden om milieueffecten te meten en te berekenen, zoals de EU-methoden voor de certificering van koolstofverwijderingen die worden ontwikkeld in het kader van de verordening inzake de certificering van koolstofverwijderingen 28 (zodra deze is vastgesteld), en voor informatie en keurmerken betreffende de milieueffecten, -aspecten of -prestaties van een product of handelaar. Zo voorziet de richtlijn inzake ecologisch ontwerp 29 in een kader voor de vaststelling van verplichte voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten om betere energieprestaties en een circulair ontwerp alsook nieuwe bedrijfsmodellen te bevorderen. De Commissie heeft in maart 2022 ook een voorstel voor een nieuwe verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten 30 vastgesteld om de circulariteit, de energieprestaties, de milieueffecten en andere milieuduurzaamheidsaspecten voor specifieke prioritaire productgroepen aanzienlijk te verbeteren. Deze verordening zal het mogelijk maken om voor bijna alle categorieën fysieke goederen die in de EU in de handel worden gebracht prestatie- en informatievereisten vast te stellen. Andere voorstellen die de Commissie in het kader van het Actieplan voor een circulaire economie en het productbeleid heeft gedaan, omvatten ook informatievereisten, bijvoorbeeld de voorgestelde verordeningen inzake het verhandelen van bouwproducten 31 en inzake batterijen en afgedankte batterijen 32 .

Daarnaast bestaan er rechtshandelingen betreffende verplichte en vrijwillige keurmerken die op EU-niveau worden ontwikkeld, zoals de EU-milieukeur. De EU-milieukeur, die in 1992 werd ingevoerd, is het officiële vrijwillige keurmerk voor producten in de EU die uitmuntend presteren op milieugebied. De verordening betreffende de EU-milieukeur 33 bevat regels voor de invoering en toepassing van dit vrijwillige systeem. De gerelateerde EU-wetgeving betreffende keurmerken omvat ook het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) 34 en de verordeningen inzake het label voor biologische landbouw 35 , energie-etikettering 36 en de CE-markering 37 .

·Vervollediging van de reeks EU-regels inzake milieuclaims

Om het geconstateerde probleem van greenwashing en onbetrouwbare milieukeurmerken verder aan te pakken, zou het huidige kader baat hebben bij nadere vereisten inzake ongereglementeerde claims voor specifieke productgroepen of sectoren en voor specifieke milieueffecten of milieuaspecten. Dit voorstel betreffende de staving en het communiceren van milieuclaims vormt als lex specialis een aanvulling op de bestaande EU-regels inzake consumentenbescherming. Het voorstel zal het mogelijk maken de in de effectbeoordeling aangegeven voorkeursbeleidsopties, zoals beschreven in punt 3.2, volledig uit te voeren.

De belangrijkste doelstellingen van het voorstel inzake milieuclaims zijn derhalve de volgende:

het niveau van milieubescherming verhogen en bijdragen tot een snellere groene transitie naar een circulaire, schone en klimaatneutrale economie in de EU;

consumenten en bedrijven tegen greenwashing beschermen en consumenten in staat stellen aan de versnelling van de groene transitie bij te dragen door weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen op basis van geloofwaardige milieuclaims en keurmerken;

de rechtszekerheid met betrekking tot milieuclaims en het gelijke speelveld op de interne markt verbeteren, het concurrentievermogen bevorderen van marktdeelnemers die inspanningen leveren om de ecologische duurzaamheid van hun producten en activiteiten te vergroten, en mogelijkheden voor kostenbesparing creëren voor dergelijke marktdeelnemers die grensoverschrijdend handel drijven.

Het toepassingsgebied van dit voorstel, dat een lex specialis is, is afgestemd op de overeenkomstige lex generalis. De herziene richtlijn oneerlijke handelspraktijken is van toepassing op alle vrijwillige handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten vóór, gedurende en na een commerciële transactie met betrekking tot een product. Het toepassingsgebied van dit voorstel omvat de staving en het communiceren van vrijwillige milieuclaims.

Het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie betreft duurzaamheidskeurmerken die betrekking hebben op maatschappelijke of milieuaspecten of beide. Dit voorstel is echter beperkt tot milieukeurmerken, d.w.z. keurmerken die hoofdzakelijk betrekking hebben op de milieuaspecten van een product of handelaar.

Zoals reeds vermeld is het voorstel inzake milieuclaims bedoeld als vangnet voor alle sectoren waarin milieuclaims of -keurmerken niet gereguleerd zijn op EU-niveau. Het is er niet op gericht bestaande of toekomstige sectorale regels te wijzigen. Integendeel, de vereisten inzake de beoordeling en het communiceren die in andere wetgeving van de Unie zijn vastgesteld, zullen voorrang hebben op de vereisten van het voorstel en moeten dus worden gebruikt voor de staving en het communiceren van milieuclaims op die specifieke gebieden.

1.3.Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel inzake milieuclaims ondersteunt de doelstellingen van de Europese Green Deal en draagt bij aan de bestrijding van de driedubbele crisis van klimaatverandering, verontreiniging en biodiversiteitsverlies. Het draagt bij aan de strijd tegen greenwashing die als prioriteit is aangeduid in het nieuwe actieplan voor de circulaire economie5 en de nieuwe consumentenagenda6 van de Commissie. Het voorstel zal ook overkoepelende strategieën, zoals het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te dringen 38 en de biodiversiteitsstrategie voor 2030 39 , versterken en een aanvulling vormen op strategieën die gericht zijn op specifieke sectoren, zoals de “van boer tot bord”-strategie 40 , of op specifieke problemen, zoals de oproep om de efficiëntie en het hergebruik van water te verbeteren in de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering 41 .

Zoals beschreven, wordt met dit voorstel voor een richtlijn inzake milieuclaims samen met het voorstel tot wijziging van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken een samenhangend beleidskader gecreëerd om bij te dragen tot de groene transitie in de Unie door consumptiepatronen duurzamer te maken. Deze voorstellen hebben tot doel bij te dragen tot een groenere interne markt door de verkleining van de ecologische voetafdruk van in de Unie geconsumeerde producten te bevorderen. Zij zullen ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van de Europese klimaatwet om de broeikasgasemissies en -verwijderingen in de Unie uiterlijk in 2050 in evenwicht te brengen door claims in verband met broeikasgasemissiereducties en klimaatneutraliteit aan te pakken.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1Rechtsgrondslag

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat van toepassing is op maatregelen die tot doel hebben de interne markt tot stand te brengen of de werking ervan te waarborgen en die uitgaan van een hoog niveau van milieubescherming.

Uiteenlopende door nationale wetgeving of privé-initiatieven opgelegde vereisten voor milieuclaims vormen een onnodige belasting voor bedrijven bij grensoverschrijdende handel, aangezien zij in elk land aan andere vereisten moeten voldoen. Dit heeft gevolgen voor hun vermogen om op de interne markt actief te zijn en de voordelen ervan te benutten. Tegelijkertijd is het voor marktdeelnemers moeilijk om betrouwbare milieuclaims te herkennen en de best mogelijke aankoopbeslissingen te nemen op de interne markt.

Het voorstel heeft dan ook tot doel een goede werking van de interne markt te waarborgen voor marktdeelnemers erop die actief zijn en voor consumenten die zich op milieuclaims verlaten. De in deze richtlijn voorgestelde maatregelen zullen het niveau van milieubescherming verhogen en zullen leiden tot verdere harmonisatie met betrekking tot de regulering van milieuclaims en voorkomen dat de markt versnipperd raakt als gevolg van uiteenlopende nationale benaderingen die bij gebrek aan regels op EU-niveau zijn ingevoerd of zouden worden ingevoerd.

De internemarktdimensie van het halen van de milieudoelstelling is doorslaggevend. Artikel 114 is bijgevolg de gepaste rechtsgrondslag.

2.2Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De invoering van een gemeenschappelijke reeks regels binnen de interne markt van de EU is van essentieel belang om een gelijk speelveld voor marktdeelnemers te waarborgen. Als de lidstaten afzonderlijk zouden optreden, zou het niveau van milieubescherming achterblijven en bestaat het risico dat concurrerende systemen, gebaseerd op verschillende methoden en benaderingen, worden gebruikt.

In het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie wordt niet gespecificeerd wat bedrijven moeten doen om hun milieuclaims naar behoren te staven. Dit kan leiden tot sterk uiteenlopende benaderingen in de EU om claims te staven. Daardoor zou de interne markt worden gefragmenteerd doordat de mededingingsvoorwaarden worden verstoord en de claims bij iedere overgang van de binnengrenzen moeten worden aangepast. Dit leidt weer tot rechtsonzekerheid, hogere nalevingskosten en oneerlijke concurrentie op de eengemaakte markt, en ondermijnt de efficiënte werking van de markt.

De EU bevindt zich in een goede positie om verdere harmonisatie van methodologische vereisten voor de beoordeling van de milieueffecten van producten, diensten en organisaties op de eengemaakte markt te bevorderen, op basis van de ervaringen van de lidstaten en particuliere initiatieven op dit gebied. De EU kan een belangrijke meerwaarde bieden, en verdere coördinatie zou leiden tot kostenbesparingen voor overheden en de particuliere sector.

Uit de feedback van belanghebbenden blijkt dat er zeer sterke steun is voor maatregelen van de EU om een gemeenschappelijke benadering van het verstrekken van duurzaamheidsinformatie aan de consument tot stand te brengen, en de wildgroei aan keurmerken en misleidende milieuclaims te beperken. Als de lidstaten afzonderlijk en zonder richtinggevend kader zouden optreden, bestaat er een groot risico dat veel concurrerende systemen uiteindelijk leiden tot een versnipperde interne markt, met name voor grensoverschrijdende diensten (bijvoorbeeld digitale diensten).

Optreden van de EU is gerechtvaardigd en noodzakelijk, omdat een geharmoniseerde en goed functionerende interne EU-markt voor milieuclaims het niveau van milieubescherming zou verhogen en een gelijk speelveld zou creëren voor bedrijven die in de EU actief zijn. Ook worden met het voorstel de problemen verlicht waarmee nationale autoriteiten worden geconfronteerd bij de handhaving van de bestaande, op beginselen gebaseerde bepalingen van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken op complexe gebieden als misleidende milieuclaims. Verdere coördinatie van de EU levert kostenbesparingen op, zowel voor overheden als voor particulieren, en versterkt het hefboomeffect op gerelateerde mondiale processen, met inbegrip van mondiale waardeketens.

2.3Evenredigheid

De maatregelen van het voorstel gaan niet verder dan wat nodig is om consumenten in staat te stellen op basis van betrouwbare en geverifieerde informatie weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen, en duurzame consumptie te bevorderen.

De evenredigheid van de algemene criteria voor milieuclaims die worden gebruikt bij marketing aan consumenten, wordt gewaarborgd door de invoering van eenvormige vereisten die bedrijven moeten naleven wanneer zij dergelijke claims doen. Dit voorstel vereist geen specifieke beoordelingsmethode voor de staving van specifieke milieuclaims en berust op algemene vereisten die betrouwbare informatie voor consumenten opleveren. Het voorstel voorziet de bevoegde nationale instanties ook van eenvormige criteria. Die criteria zullen hen helpen de eerlijkheid van milieuclaims te beoordelen, doordat zij een hoge mate van rechtszekerheid bieden en handhavingsactiviteiten vergemakkelijken. Het voorstel vloeit ook voort uit een grondige afweging van de input van belanghebbenden, met name van bedrijven, waaronder kmo’s.

De evenredigheid van de vereisten inzake milieukeuren heeft betrekking op de eerlijkheid van de wijze waarop die worden getoond bij marketing aan de consument. Er wordt slechts een beperkt aantal eenvormige vereisten gesteld om de transparantie en geloofwaardigheid van dergelijke keurmerken voor gebruikers te waarborgen. Deze eenvormige vereisten zorgen ervoor dat entiteiten die milieukeurmerken voeren en bedrijven die deze keurmerken aanvragen, geen onevenredige kosten hoeven te dragen. Tegelijkertijd wordt bedrijven daarmee een hoge mate van rechtszekerheid geboden. Door de bevoegde nationale instanties eenvormige criteria te bieden om te beoordelen of milieukeurmerken eerlijk worden gebruikt, worden met deze maatregel ook de handhavingsactiviteiten vergemakkelijkt en wordt een hoog niveau van consumentenbescherming nagestreefd.

2.4Keuze van het instrument

Het voorstel is een op zichzelf staand rechtsinstrument en dient niet tot wijziging van bestaande wetgeving. Het biedt een kader voor de staving van vrijwillige milieuclaims. Aangezien het doel is de consumentenbescherming te waarborgen op een gebied dat door middel van richtlijnen is gereguleerd, sluit deze rechtsvorm beter aan bij het bestaande rechtskader van de Unie en de lidstaten, en bij de handhavingsmechanismen die door de lidstaten zijn ingesteld. Daarom wordt een richtlijn het meest geschikte instrument geacht.

3.Resultaten van de raadpleging van belanghebbenden en de effectbeoordeling, eerbiediging van de beginselen van betere regelgeving en de grondrechten

3.1. Raadpleging van belanghebbenden

Bij de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie belanghebbenden geraadpleegd door middel van:

verschillende openbare raadplegingen in het kader van het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie15, 42 ;

een openbare raadpleging over het beleidskader voor producten voor een circulaire economie, met een onderdeel over mogelijke toekomstige beleidsopties op basis van de milieuvoetafdrukmethoden (van 29 november 2018 tot en met 24 januari 2019) 43 . Van de 291 respondenten gaven sommigen aan dat bedrijven vrij moeten kunnen kiezen hoe zij milieu-informatie genereren, op voorwaarde dat zij voldoen aan minimumcriteria om greenwashing te voorkomen. De respondenten wezen ook op de behoefte aan flexibiliteit met betrekking tot het communicatiemiddel: het mag niet verplicht zijn om een etiket of QR-code te gebruiken om informatie te verstrekken, aangezien het soort informatie en de mate van detail afhankelijk kunnen zijn van de doelgroep. De respondenten wezen ook op de noodzaak om een kmo-instrument of steun van de Europese Commissie voor de uitvoering aan te bieden;

gerichte onlineraadplegingen gericht op de belangrijkste belanghebbenden met betrekking tot de milieuvoetafdrukmethoden (van 12 november 2018 tot en met 18 december 2018), met 124 respondenten 44 ;

een openbare raadpleging over de initiatief betreffende groene claims, van 27 augustus tot en met 3 december 2020, waar 362 antwoorden op zijn ontvangen.

·Sommige ondernemersorganisaties stelden voor gebruik te maken van onafhankelijke certificerings- of verificatieorganisaties die overeenkomstig ISO 14025 opereren.

·Grote ondernemingen benadrukten dat het EU-kader flexibiliteit moet bieden met betrekking tot het communicatiemiddel dat wordt gebruikt om claims te doen.

·Milieu-ngo’s verklaarden dat samengevoegde milieuscores in geen geval een manier mogen zijn om wisselwerkingen te verhullen en moeten worden vermeden.

·Consumenten-ngo’s gaven ook aan dat milieuclaims kunnen worden gestaafd met bestaande instrumenten zoals milieukeurmerken van type 1, Eco Lighthouse, EMAS en ISO 14001.

·Enkele vertegenwoordigers van overheidsinstanties vonden dat het mogelijk zou moeten zijn om claims te staven met “officiële” milieukeurmerken zoals de Nordic Swan en de EU-milieukeur. Overheidsinstanties hadden een lichte voorkeur voor onafhankelijke certificering en verificatie.

·Wat burgers betreft, verdient onafhankelijke certificering/verificatie door geaccrediteerde organisaties de voorkeur;

een workshop voor belanghebbenden met verschillende sessies in november 2020, gewijd aan algemene feedback, feedback over communicatiemogelijkheden, over praktische uitdagingen voor bedrijven bij het staven van milieuclaims, over de betrouwbaarheid van informatie en over de gevolgen voor milieukeuren, met gemiddeld 200 deelnemende belanghebbenden per sessie 45 . De workshops bevestigden dat greenwashing moet worden aangepakt en dat er behoefte is aan een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau. Verscheidene belanghebbenden wezen erop dat het gebruik van de EU-milieukeur en andere betrouwbare milieukeuren van type I moet worden voortgezet.

3.2Effectbeoordeling

3.2.1.Probleemomschrijving en voorkeursoptie

Dit voorstel is gebaseerd op de effectbeoordeling die samen met het voorstel van de Commissie betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie 46 is gepubliceerd. De Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie heeft op 5 februari 2021 eerst een negatief advies met uitvoerige opmerkingen uitgebracht. Na een ingrijpende herziening van het oorspronkelijke ontwerp heeft die raad op 17 september 2021 een positief advies met nadere opmerkingen uitgebracht 47 . In bijlage I bij de effectbeoordeling wordt uitgelegd hoe gevolg is gegeven aan de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing.

In de effectbeoordeling worden twee problemen gesignaleerd, die in een aantal subproblemen kunnen worden onderverdeeld. Dit voorstel is gericht op één van de twee problemen en twee van de subproblemen daarvan:

probleem 2: consumenten worden geconfronteerd met misleidende handelspraktijken ten aanzien van de duurzaamheid van producten;

subprobleem 2.2: consumenten worden geconfronteerd met onduidelijke of slecht gestaafde milieuclaims (“greenwashing”) van bedrijven;

subprobleem 2.3: consumenten worden geconfronteerd met duurzaamheidskeurmerken die niet altijd transparant en geloofwaardig zijn 48 .

Voor elk afzonderlijk subprobleem is een aantal beleidsopties overwogen. De richtlijn oneerlijke handelspraktijken en de wijziging daarvan zijn bedoeld als lex generalis. Daarom is besloten om sommige elementen van de voorkeursbeleidsopties die in de effectbeoordeling zijn geselecteerd om subproblemen 2.2 en 2.3 aan te pakken, niet uit te voeren via het initiatief betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, maar via een specifieke en complementaire lex specialis: een voorstel inzake milieuclaims.

Op basis van een analyse aan de hand van meerdere criteria, een kosten-batenanalyse en een kwalitatieve beoordeling van de evenredigheid van de verschillende overwogen opties, werd een combinatie van twee voorkeursbeleidsopties 49 voorgesteld voor het aanpakken van deze problemen:

1) een verbod op milieuclaims die niet aan een reeks minimumcriteria voldoen 50 (om subprobleem 2.2 aan te pakken).

De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten worden beschermd tegen “greenwashing”, aangezien degenen die dergelijke claims doen, aan een zekere norm zullen moeten voldoen. Zij zou ook de handhaving door consumentenbeschermingsautoriteiten vergemakkelijken;

2) een verbod op duurzaamheidskeurmerken die niet aan minimumvereisten inzake transparantie en geloofwaardigheid voldoen 51 (om subprobleem 2.3 aan te pakken).

De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten worden beschermd tegen misleiding door dergelijke keurmerken en middelen.

Bovendien zijn tijdens de voorbereiding van dit initiatief de volgende aanvullende maatregelen aangewezen om de doeltreffendheid en efficiëntie van de EU-regels inzake milieuclaims te vergroten:

vaststelling van een verificatiemechanisme om de uitvoering en handhaving te vergemakkelijken van het waarborgen dat minimumcriteria voor de staving van claims worden nageleefd, dat een gelijk speelveld op de EU-markt wordt gecreëerd en dat ondernemingen op de interne markt meer rechtszekerheid en minder lasten hebben;

beperking van het gebruik van geaggregeerde scores voor milieueffecten tot milieuclaims, met inbegrip van keurmerken, die op EU-niveau zijn vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de lessen die zijn getrokken uit de werkzaamheden met betrekking tot een gemeenschappelijke gestandaardiseerde methode op EU-niveau in de praktijk worden gebracht (zie onderstaand kader);

voorzien in de mogelijkheid om micro-ondernemingen uit te sluiten van de vereisten inzake staving en de bijbehorende communicatievoorschriften om onevenredige gevolgen voor de kleinste handelaren te voorkomen;

doeltreffende beperking van de wildgroei aan milieukeurmerken en sturing van de inspanningen op het vergroten van het gebruik van bestaande overheidsregelingen en op de ontwikkeling van etiketteringsvoorschriften op EU-niveau voor de interne markt;

alleen de lidstaten mogen de invoering van nieuwe particuliere regelingen goedkeuren, en alleen indien deze een toegevoegde waarde hebben;

een verbod op de invoering van nieuwe overheidsregelingen op nationaal of regionaal niveau. Nieuwe overheidsregelingen mogen alleen op EU-niveau worden ontwikkeld.

Lessen die zijn getrokken uit de werkzaamheden met betrekking tot een standaardmethode om claims over milieueffecten te staven

Bij de voorbereiding van een initiatief inzake groene claims is de Europese Commissie begonnen met werkzaamheden en raadplegingen over de mogelijkheid om een standaardmethode te gebruiken om milieuclaims te staven. Deze werkzaamheden waren gericht op het gebruik van EU-methoden voor de ecologische voetafdruk van producten en organisaties om milieuclaims te staven. Met deze methoden 52 kunnen, afhankelijk van de productcategorie, de milieuprestaties van een product of organisatie in de hele waardeketen worden gemeten, van de winning van grondstoffen tot het einde van de levensduur. De milieuvoetafdrukmethoden zijn bedoeld om te voorzien in robuuste en hoogwaardige methoden die in volledige transparantie met de belanghebbenden zijn ontwikkeld en wetenschappelijk zijn onderbouwd.

Bij de voorbereidende werkzaamheden heeft de Commissie als een van deze opties overwogen om een EU-rechtskader vast te stellen op grond waarvan ondernemingen die claims doen met betrekking tot de effecten die onder de milieuvoetafdrukmethoden 53 vallen, deze door middel van die methoden moeten staven. Hoewel de milieuvoetafdrukmethoden nuttig zijn voor bedrijven om vast te stellen op welke gebieden zij hun milieueffecten en prestaties moeten verbeteren en bepaalde claims over verschillende productcategorieën adequaat kunnen staven, bestrijken de methoden echter nog niet alle relevante effectcategorieën voor alle productsoorten (bv. wat betreft de mariene visserij: de duurzaamheid van het doelvisbestand; wat betreft levensmiddelen en landbouwproducten: de biodiversiteit en natuurbescherming op het niveau van het landbouwbedrijf, alsook verschillende landbouwpraktijken; wat betreft textiel: het vrijkomen van microplastics) en kan dit derhalve een onvolledig beeld geven van de milieukenmerken van een product in de context van groene claims. Daarnaast worden ook veel milieuclaims gedaan met betrekking tot milieuaspecten (bv. duurzaamheid, herbruikbaarheid, repareerbaarheid, recyclebaarheid, gerecyclede inhoud, gebruik van natuurlijke inhoud) waarvoor de milieuvoetafdrukmethoden niet geschikt zijn als enige staving. De aanpak van het zeer brede en snel veranderende gebied van milieuclaims door middel van één methode heeft zijn beperkingen. Het voorschrijven van één bepaalde methode zoals de milieuvoetafdruk als standaardmethode voor de staving van alle milieuclaims zou niet passend zijn en zou het risico inhouden dat ondernemingen niet kunnen communiceren over relevante milieuaspecten of -prestaties met betrekking tot hun producten of activiteiten.

Om deze redenen en op basis van de resultaten van de raadpleging, een interne beoordeling van de gevolgen voor de lasten voor ondernemingen en verdere uitwisselingen met belanghebbenden is de optie om één standaardmethode te gebruiken om milieuclaims te staven, niet overwogen. In plaats daarvan wordt een flexibelere aanpak passend geacht, die is gebaseerd op de voorkeursoptie uit de effectbeoordeling van het initiatief betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie.

3.2.2.Effecten van de voorkeursoptie

De voorkeursoptie die voortvloeit uit de kosten-batenanalyse van de effectbeoordeling is omgezet in verschillende bepalingen, zowel in het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie als in het voorstel inzake milieuclaims. De hieronder vermelde effecten hebben betrekking op de voorkeursoptie als geheel en omvatten derhalve bepalingen uit beide voorstellen.

Het voorstel bevat maatregelen die relevant zijn voor het “one in, one out”-beginsel dat de Commissie hanteert om de administratieve lasten te verminderen en maatregelen die eerder zijn gerapporteerd en in aanmerking zijn genomen in de effectbeoordeling bij het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie.

·Verwachte effecten van het vastgestelde toepassingsgebied

In het voorstel worden minimumvereisten ingevoerd voor de staving en het communiceren van milieuclaims die onderworpen zijn aan verificatie door derden voordat de claim in een commerciële boodschap wordt gebruikt. Hoewel deze maatregel naar verwachting een einde zal maken aan misleidende of valse claims en zal bijdragen tot een goede handhaving, zal deze extra kosten met zich meebrengen voor handelaren die dergelijke claims willen doen. Het effect op kleinere ondernemingen zal naar verwachting verhoudingsgewijs groter zijn dan op grotere ondernemingen. Daarom, en om ervoor te zorgen dat de kleinste bedrijven (bv. kleine familiebedrijven die rechtstreeks aan consumenten verkopen) niet onevenredig worden getroffen door deze extra administratieve kosten, worden micro-ondernemingen (minder dan tien werknemers en een jaaromzet van maximaal 2 miljoen EUR 54 ) in het voorstel vrijgesteld van de verplichtingen daarvan met betrekking tot de stavings- en communicatievereisten in verband met de beoordeling van de staving. Indien die kleinste ondernemingen echter een conformiteitscertificaat van de milieuclaim willen ontvangen dat in de hele Unie wordt erkend, moeten zij aan alle vereisten van dit voorstel voldoen.

Alle handelaren, met inbegrip van de kleinste ondernemingen, blijven echter onder het toepassingsgebied van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken vallen. Dit betekent dat de algemene regels inzake milieuclaims van toepassing blijven en dat de consumenten die door oneerlijke handelspraktijken worden getroffen, nog steeds klachten kunnen indienen bij de bevoegde autoriteiten en verhaal kunnen halen bij nationale en EU-rechtbanken.

Bovendien moeten de lidstaten overeenkomstig het voorstel passende maatregelen nemen om kleine en middelgrote ondernemingen te helpen de vereisten van het voorstel na te leven. Aangezien de toegang tot maatregelen als financiële, organisatorische en technische ondersteuning wordt vergemakkelijkt, zullen deze bedrijven naar verwachting worden aangemoedigd deel te nemen aan de groene transitie.

·Verwachte effecten van de vereisten inzake de staving van claims

Door claims te verbieden die niet aan de minimumcriteria voldoen, zal deze maatregel bijdragen tot de verbetering van de betrouwbaarheid van de aan de consument verstrekte informatie en dus een positief effect hebben op de besluitvorming van de consument, waardoor de keuze van producten met betere milieuprestaties wordt vergemakkelijkt en aldus het welzijn van de consument wordt vergroot. Aangezien bepaalde consumenten producten kopen die daadwerkelijk beter zijn voor het milieu, wordt verwacht dat de effecten op het milieu zeer positief zullen zijn.

Wat de gevolgen voor bedrijven betreft, moeten claims die niet aan de minimumcriteria voldoen, worden verwijderd. Het verwijderen van de claims zal aanpassingen van onder andere productverpakkingen en flyers vergen, maar dit zullen eenmalige aanpassingskosten zijn 55 .

Bovendien zullen bedrijven de kosten van de staving van de claims moeten dragen. Deze kosten hangen in grote mate af van het type milieuclaim dat het bedrijf vrijwillig wil doen en van het aantal producten waarvoor het bedrijf dat wil doen. Claims met betrekking tot de milieueffecten van een product gedurende de hele levenscyclus (bv. vermindering van broeikasgasemissies in de hele levenscyclus en waardeketen ervan) vereisen aanzienlijk hogere investeringen dan claims die gericht zijn op een specifiek milieuaspect (bv. gerecycled materiaal in de verpakking). Afhankelijk van de aard en de complexiteit van de claim kunnen de kosten voor het staven daarvan aanzienlijk verschillen. Zo worden de kosten voor de staving van een eenvoudige claim, bijvoorbeeld over materialen die bij de productie worden gebruikt, geraamd op 500 EUR 56 . Als een bedrijf bijvoorbeeld besluit een claim in te dienen over de milieuvoetafdruk van een van zijn producten en ervoor kiest een studie uit te voeren met behulp van de milieuvoetafdrukmethode van het product, zou dit ongeveer 8 000 EUR kosten (dit kan dalen tot 4 000 EUR als er regels voor de milieuvoetafdruk van een product bestaan). Als de gekozen claim bijvoorbeeld betrekking heeft op de voetafdruk van de organisatie zelf, kan het gebruik van de methode voor de milieuvoetafdruk van een organisatie om de claim te staven 54 000 EUR kosten (indien er geen sectorale regels bestaan) 57 .

Het blijft echter aan bedrijven om milieuclaims al dan niet op te nemen in hun vrijwillige commerciële communicatie. Dit betekent dat de bedrijven controle hebben over hun kosten door de reikwijdte van de claim (indien van toepassing) te bepalen, rekening houdend met het verwachte rendement. Kortom, de kosten van de staving zijn vrijwillig van aard voor bedrijven, aangezien zij deel uitmaken van hun marketingstrategie, waardoor de totale kosten voor de markt van de Unie moeilijk betrouwbaar zijn in te schatten.

Wat de handhavingskosten en andere kosten betreft, zullen de bevoegde autoriteiten moeten beoordelen in hoeverre de specifieke claim voldoet aan de criteria van deze optie, d.w.z. of het bedrijf dat de claim doet in het bezit is van een door een geaccrediteerde verificateur afgegeven conformiteitscertificaat. Een aantal van de ondervraagde consumentenbeschermingsinstanties gaf echter aan dat de optie tot besparingen zou kunnen leiden, aangezien er minder middelen nodig zijn om hun beoordeling van greenwashing te staven.

·Verwachte effecten van de vereisten inzake het communiceren van claims

De regels inzake communicatie zullen naar verwachting leiden tot duidelijkere en transparantere claims en zo het welzijn van de consument vergroten. Wat de kosten voor het bedrijfsleven betreft, zullen de extra kosten voor de naleving van de communicatievereisten, zodra de beoordeling ter staving van de claim is uitgevoerd, verwaarloosbaar zijn en grotendeels al bij de staving zijn gemaakt.

·Verwachte effecten van de vereisten inzake regelingen voor keurmerken

De invoering van minimumcriteria voor alle milieukeurmerken zal de transparantie en geloofwaardigheid van keurmerken vergroten (en de huidige wildgroei aan deze keurmerken vertragen of zelfs omkeren) en zal de kwaliteit van de besluitvorming van de consument verbeteren. De consument wordt ervan verzekerd dat producten met een duurzaamheidskeurmerk voldoen aan de minimumeisen inzake transparantie en geloofwaardigheid, waardoor het vertrouwen van de consument en het begrip van de keurmerken worden vergroot. Deze aanvullende eisen inzake de governance van de regelingen voor keurmerken zullen naar verwachting het aantal keurmerken verminderen, aangezien niet-robuuste regelingen zullen wegvallen. Er zij op gewezen dat de voorwaarden voor deelname aan regelingen voor milieukeurmerken voor kleine en middelgrote ondernemingen in verhouding staan tot de omvang en de omzet van die bedrijven.

De invoering van minimumcriteria voor de beoordeling van de eerlijkheid van duurzaamheidskeurmerken, zoals voorzien in optie 2.3.B, zal naar verwachting het welzijn van de consument ten goede komen. Wat de gevolgen voor bedrijven betreft, zal deze maatregel naar verwachting bijdragen tot een gelijk speelveld voor producten met keurmerken, aangezien alle producten aan dezelfde minimumcriteria moeten voldoen. Bovendien zal de maatregel bijdragen tot een gelijk speelveld voor organisaties die keurmerken beheren.

Daarnaast zal deze maatregel naar verwachting bijdragen tot het wegnemen van belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel door te vermijden dat lidstaten de wildgroei aan keurmerken of logo’s die niet transparant of onbetrouwbaar zijn, op niet-geharmoniseerde wijze op nationaal niveau aanpakken. Dit zal leiden tot minder rechtsonzekerheid en zal de kosten voor bedrijven verlagen, aangezien deze zich binnen de interne markt aan soortgelijke regels zullen moeten houden.

Er worden enkele administratieve kosten verwacht voor de entiteiten die de keurmerken of logo’s beheren 58 . Deze entiteiten zullen ook te maken krijgen met aanzienlijke nalevingskosten als gevolg van het aanbrengen van de nodige wijzigingen in hun interne processen, met inbegrip van het uitvoeren van certificeringen door derden voor elke aanvraag (als zij dat niet al doen in het basisscenario). De kosten voor entiteiten die de keurmerken beheren, zoals gekwantificeerd in de effectbeoordeling, worden doorberekend aan de fabrikanten en verkopers die het keurmerk aanvragen.

Wat de indirecte kosten betreft, zullen de kosten voor het aanvragen van keurmerken naar verwachting stijgen. Anderzijds zou de toegenomen harmonisatie ertoe kunnen leiden dat geen verschillende keurmerken meer hoeven te worden aangevraagd.

De in de effectbeoordeling geraamde handhavingskosten voor overheidsdiensten zullen naar verwachting niet significant zijn, aangezien alle relevante informatie overeenkomstig de minimumcriteria online moet worden verstrekt en de keurmerken door derden moeten worden geverifieerd.

Verdere maatregelen op het gebied van keurmerken, die in aanvulling op de effectbeoordeling worden ontwikkeld, zullen een krachtige ondersteuning bieden voor de verwezenlijking van de doelstelling om een einde te maken aan de wildgroei aan regelingen voor milieukeurmerken in de EU en daarmee de werking van de interne markt te verbeteren. Door een einde te maken aan nieuwe overheidsregelingen, zullen regionale en nationale autoriteiten geen keurmerken en etiketteringsregelingen kunnen ontwikkelen die kort na de invoering van een gelijkwaardig keurmerk op EU-niveau moeten worden herzien of afgeschaft. De periode tussen de vaststelling van deze maatregel en de uitvoering ervan biedt tijd voor planning en voorkomt deze extra kosten voor overheidsinstanties. De ontwikkeling van keurmerken op EU-niveau voor dezelfde productgroepen zal ook zorgen voor een efficiënter gebruik van middelen dan wanneer deze op nationaal niveau zouden worden ontwikkeld.

Ook de ongecontroleerde invoering van nieuwe regelingen voor keurmerken die door particuliere marktdeelnemers zijn ontwikkeld, zal worden beperkt. De autoriteiten van de lidstaten zullen de ontwikkeling van dergelijke regelingen moeten valideren op basis van hun toegevoegde waarde. Dit zal naar verwachting bijdragen tot het terugdringen van de wildgroei aan regelingen. De administratieve kosten voor overheidsinstanties voor de ontwikkeling en uitvoering van de validatieprocedure zijn moeilijk in te schatten omdat er geen zekerheid is over het mogelijke aantal aanvragen. Deze maatregel brengt naar verwachting administratieve kosten voor bedrijven met zich mee voor het indienen van de informatie bij hun verzoek aan de autoriteiten van de lidstaten om een particuliere keurmerkregeling te ontwikkelen. Deze administratieve kosten zijn nog niet gerapporteerd en zijn relevant voor de toepassing van het “one in, one out”-beginsel om de administratieve lasten te verminderen. De kosten zullen naar verwachting echter niet aanzienlijk zijn, aangezien naar verwachting relatief weinig informatie zal worden ingediend, aangezien beperkingen op de invoering van dergelijke regelingen, als gevolg van de tijd tussen de datum van indiening van dit voorstel en de datum van omzetting (naar verwachting ongeveer vier jaar), vooraf zal worden aangekondigd.

Het beperken van de mogelijkheid om op keurmerken een beoordeling of score op basis van een geaggregeerde indicator van milieueffecten aan te geven tot keurmerken die op EU-niveau zijn ontwikkeld, heeft tot doel verwarring bij de consument, onjuiste informatie en een algemene wildgroei aan keurmerken terug te dringen. Het risico bestaat dat de aard van een geaggregeerde indicator kan worden gebruikt om de negatieve effecten van bepaalde parameters van het product te verbloemen met positievere effecten van andere parameters en om de consument misleidende informatie te verstrekken over de belangrijkste daadwerkelijke effecten van het product. Het is van essentieel belang om nieuwe potentiële regelingen met geaggregeerde scores op regionale of nationale schaal tegen te houden, teneinde te zorgen voor harmonisatie op de interne markt. Bovendien zijn dergelijke keurmerken doorgaans gebaseerd op verschillende methoden voor dezelfde productgroep, wat ertoe kan leiden dat hetzelfde product naargelang de regeling een verschillende score krijgt.

·Verwachte effecten van voorafgaande verificatie

Voorafgaande verificatie door onafhankelijke geaccrediteerde instanties zal de handhaving van de vereisten van het voorstel vergemakkelijken en ondersteunen zonder de middelen van de bevoegde autoriteiten buitensporig onder druk te zetten. Met het conformiteitscertificaat kunnen de lokale bevoegde autoriteiten de betrouwbaarheid van een claim op de markt gemakkelijk controleren. Klachten over claims waarvoor een geldig conformiteitscertificaat is afgegeven, kunnen sneller worden behandeld, wat zou kunnen bijdragen tot kostenbesparingen voor handhaving in vergelijking met ongewijzigd beleid.

Bedrijven die milieuclaims doen, zouden baat hebben bij het certificeringsproces van claims, omdat het in de hele EU erkende conformiteitscertificaat rechtszekerheid zou bieden en slechts één certificering binnen de EU zou vereisen, waardoor het certificeringsproces goedkoper en gemakkelijker wordt voor entiteiten die op de interne markt handel drijven.

Wat betreft administratieve kosten voor bedrijven, moeten bedrijven vooraf een conformiteitscertificaat bij een verificateur aanvragen voordat zij een milieuclaim doen. Deze administratieve kosten zullen afhangen van de omvang van elke vrijwillige claim en het verwachte aantal claims, waardoor de totale kosten voor de markt van de Unie moeilijk op betrouwbare wijze kunnen worden geraamd. Daarom zijn deze kosten nog niet gerapporteerd, ondanks dat zij relevant voor de toepassing van het “one in, one out”-beginsel om de administratieve lasten te verminderen.

·Verwachte vooruitgang in de richting van de relevante duurzameontwikkelingsdoelstellingen

Met betrekking tot SDG 12 (verantwoorde consumptie- en productie), zal de uitvoering van de voorkeursoptie in dit voorstel en in het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, naar verwachting leiden tot een toename van de aankoop van producten die de consument niet misleiden ten aanzien van hun milieueffecten. De initiatieven zullen consumenten naar verwachting beter beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken zoals greenwashing of niet-transparante vrijwillige duurzaamheidskeurmerken, die niet verenigbaar zijn met de groene transitie. Wat SDG 13 (klimaatactie) betreft, zullen de initiatieven naar verwachting leiden tot een besparing van 57 Mt CO2-equivalent over een periode van 15 jaar 59 .

3.3.Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel is een nieuw initiatief ter aanvulling van de algemene richtlijnen inzake consumentenrechten en met name, als lex specialis, het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie. Het voorstel heeft direct tot doel de regeldruk te verminderen door de werking van de interne markt voor groene producten en bedrijven te versterken en door minimumcriteria voor milieuclaims vast te stellen. Het zal het risico op juridische versnippering van de interne markt verminderen en de rechtszekerheid vergroten. Naar verwachting zal dit vervolgens leiden tot kostenbesparingen voor bedrijven die dergelijke claims willen doen en voor de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van het consumentenrecht. Bovendien voorziet het voorstel in een herziening zes jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn, om te beoordelen of de doelstellingen ervan zijn verwezenlijkt en of verdere harmonisatie nodig is met betrekking tot de staving en het communiceren van milieuclaims teneinde deze doelstellingen op een efficiëntere manier te verwezenlijken. Het voorstel heeft betrekking op milieuclaims in zowel de fysieke als de digitale omgeving en wordt dus geacht klaar te zijn voor het digitale tijdperk.

3.4.Grondrechten

Het voorstel is in overeenstemming met artikel 38 van het Handvest van de grondrechten, op basis waarvan de EU zorg moet dragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming. Hiervoor wordt gezorgd door de betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid van milieuclaims te waarborgen en door greenwashing en het gebruik van onbetrouwbare en niet-transparante milieuclaims en -keurmerken aan te pakken. Het voorstel zal het recht op een hoog niveau van milieubescherming en een verbetering van de kwaliteit van het milieu, zoals neergelegd in artikel 37 van het Handvest, versterken. Door greenwashing te bestrijden, zal het voorstel daarnaast zorgen voor een gelijk speelveld voor bedrijven die hun groene kenmerken ten gelde willen maken, en derhalve de vrijheid van ondernemerschap waarborgen in overeenstemming met het recht van de Unie en de nationale wetgeving en praktijken.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor het initiatief is tot 2027 (d.w.z. onder het huidige MFK) een begroting van in totaal ongeveer 25 miljoen EUR nodig.

Zoals uiteengezet in het financieel memorandum, zal het initiatief personeelsuitgaven en administratieve uitgaven voor de uitvoering van de richtlijn en de opstelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen met zich meebrengen.

Ook zijn kredieten nodig, die volledig zullen worden gefinancierd door herschikking van de middelen voor het LIFE-programma. Zoals uiteengezet in de tabellen in deel 3 van het financieel memorandum, dekt dit bedrag de verwerving van de datasets betreffende de milieuvoetafdruk en andere datasets die nodig zijn om bedrijven, met name kmo’s, te ondersteunen bij de naleving het voorstel inzake milieuclaims. Openbare toegang tot deze informatie voor kmo’s, grotere ondernemingen, overheidsinstanties en andere belanghebbenden zal de kosten voor de ontwikkeling en versterking van hun eigen methoden, en eventueel die voor de gebruikers van de ontwikkelde methodologieën, helpen verlagen. De toegang tot datasets betreffende de milieuvoetafdruk zal ook de uitvoering ondersteunen van andere EU-beleidsmaatregelen inzake milieuduurzaamheid en het helpen van de consument bij het maken van de juiste keuzes, zoals het voorstel voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten. De verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten voorziet in de mogelijkheid om verplichte informatievereisten vast te stellen, die ook aan etiketteringsvoorschriften kunnen worden gekoppeld, en zal leiden tot betere informatiestromen door middel van digitale productpaspoorten. De datasets betreffende de milieuvoetafdruk zullen de berekening en vaststelling van informatie- en prestatievereisten in gedelegeerde handelingen in verband met die verordening duurzame producten, bijvoorbeeld met betrekking tot de koolstof- en milieuvoetafdruk, ondersteunen op basis van een geharmoniseerde reeks hoogwaardige secundaire gegevens. Samen zullen deze gegevens en wetenschappelijk onderbouwd beleid leiden tot een beter geïnformeerde consument die vertrouwen kan hebben in de door bedrijven verstrekte milieu-informatie.

5.OVERIGE ELEMENTEN — Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal uiterlijk zes jaar na de vaststelling van deze richtlijn bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin wordt beoordeeld of de doelstellingen van deze richtlijn worden bereikt. De lidstaten zullen de toepassing van deze richtlijn regelmatig moeten monitoren op basis van een overzicht van milieuclaims die bij de handhavingsautoriteiten zijn aangemeld. De lidstaten zullen die informatie jaarlijks aan de Commissie moeten verstrekken. Het Europees Milieuagentschap zal om de twee jaar een verslag met een beoordeling per lidstaat van de ontwikkeling van milieuclaims en regelingen voor keurmerken moeten publiceren.

6.Artikelsgewijze toelichting

6.1.Toepassingsgebied van het voorstel

In artikel 1 wordt het toepassingsgebied vastgesteld. Het voorstel bevat de minimumvereisten voor de staving en het communiceren van vrijwillige milieuclaims en milieukeurmerken in het kader van handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten en laat de andere wetgeving van de Unie inzake voorwaarden voor milieuclaims met betrekking tot bepaalde producten of sectoren (zoals beschreven in punt 1.2) onverlet.

6.2.Vereisten voor de staving van milieuclaims

Artikel 3 van het voorstel betreft elementen die niet in de wetgeving inzake consumentenbescherming zijn geïntegreerd, met name wat de staving van claims betreft, en voorziet in sommige gevallen in aanvullende verduidelijkingen. Overeenkomstig het voorstel moet de staving van uitdrukkelijke milieuclaims gebaseerd zijn op een beoordeling die voldoet aan de geselecteerde minimumcriteria om te voorkomen dat claims misleidend zijn, en meer bepaald dat de onderliggende beoordeling:

gebaseerd moet zijn op erkend wetenschappelijk bewijs en de meest recente technische kennis;

het belang van effecten, aspecten en prestaties vanuit het oogpunt van de levenscyclus moet aantonen;

rekening moet houden met alle belangrijke aspecten en effecten voor de beoordeling van de prestaties;

moet aantonen of de claim accuraat is voor het gehele product of alleen voor delen ervan (voor de gehele levenscyclus of alleen voor bepaalde fasen ervan, voor alle activiteiten van de handelaar of slechts voor een deel ervan);

moet aantonen dat de claim niet gelijkstaat aan wettelijke vereisten;

informatie moet verstrekken betreffende de vraag of het product vanuit milieuoogpunt aanzienlijk beter presteert dan wat gebruikelijk is;

moet bepalen of een positief resultaat op een bepaald vlak tot een aanzienlijke verslechtering van een ander effect leidt;

moet vereisen dat compensaties voor broeikasgassen op transparante wijze worden gerapporteerd;

nauwkeurige primaire of secundaire informatie moet omvatten.

Micro-ondernemingen (ondernemingen met minder dan tien werknemers en een jaaromzet van maximaal 2 miljoen EUR 60 ) zijn vrijgesteld van de vereisten van dit artikel, tenzij zij voor een milieuclaim een conformiteitscertificaat wensen te ontvangen, in welk geval zij aan deze vereisten moeten voldoen.

Daarnaast bevat artikel 4 nadere vereisten voor vergelijkende claims (d.w.z. claims die stellen of impliceren dat een product of een handelaar minder of meer milieueffecten heeft of met betrekking tot milieuaspecten beter of slechter presteert dan andere producten of handelaren). Die vereisten zijn de volgende:

·er moet gelijkwaardige informatie worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, ‑aspecten of prestaties van de producten die worden vergeleken;

·er moeten gegevens worden gebruikt die op gelijkwaardige wijze zijn gegenereerd of verkregen voor de producten of handelaren die worden vergeleken;

·de dekking van de stadia van de waardeketen moet gelijkwaardig zijn voor de producten en handelaren die worden vergeleken en moet ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de belangrijkste stadia voor de producten en handelaren die worden vergeleken;

·de dekking van de milieueffecten, ‑aspecten of prestaties moet gelijkwaardig zijn voor de producten en handelaren die worden vergeleken en moet ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de belangrijkste milieueffecten, ‑aspecten en prestaties voor alle producten en handelaren die worden vergeleken;

·de voor de vergelijking gebruikte hypothesen moeten consistent zijn voor de producten en handelaren die worden vergeleken;

·voor vergelijkende claims betreffende een verbetering van de effecten (ten opzichte van een eerdere versie van een product) moet worden toegelicht welk effect de verbetering op andere aspecten en effecten heeft en moet het referentiejaar worden vermeld.

Voor verschillende soorten claims zullen verschillende stavingsniveaus vereist zijn. Het voorstel schrijft niet één bepaalde methode voor en vereist niet dat voor elke soort claim een volledige levenscyclusanalyse wordt uitgevoerd. Bij de beoordeling ter staving van uitdrukkelijke milieuclaims moet rekening worden gehouden met de levenscyclus van het product of met alle activiteiten van de handelaar zodat de relevante effecten waarop de claim betrekking heeft, kunnen worden bepaald en zodat de handelaar kan vermijden dat relevante milieuaspecten buiten beschouwing worden gelaten. Dit is ook noodzakelijk om na te gaan of de in de claim vermelde voordelen leiden tot een overdracht van effecten naar andere stadia van de levenscyclus of tot een aanzienlijke toename van andere milieueffecten.

Opdat de beoordeling als robuust kan worden beschouwd, moet zij primaire, bedrijfsspecifieke gegevens omvatten over relevante aspecten die in aanzienlijke mate bijdragen tot de milieuprestaties van het product of de handelaar waarnaar in de claim wordt verwezen. In sommige landen beginnen consumentenbeschermingsautoriteiten productspecifieke milieuclaims in twijfel te trekken als voor de staving geen primaire gegevens zijn gebruikt. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van de relevantie en degelijkheid van de informatie die voor de staving van claims wordt gebruikt en de inspanningen die met betrekking tot de toegankelijkheid van primaire informatie nodig zijn om die primaire informatie te verzamelen. Bij het verplicht stellen van het gebruik van primaire informatie moet rekening worden gehouden met de mate waarin de handelaar die de claim doet, het desbetreffende proces kan beïnvloeden en met de (on)beschikbaarheid van primaire informatie. Ook moet in aanmerking worden genomen of de processen worden beheerd door de handelaar die de claim doet en, als dat niet het geval is, of de handelaar toegang heeft tot primaire informatie over het proces. Als het proces niet wordt beheerd door de handelaar die de claim doet en er geen primaire informatie beschikbaar is, moet het bovendien toegestaan zijn om ook voor processen die in aanzienlijke mate tot de milieuprestaties van het product of de handelaar bijdragen secundaire informatie te gebruiken. In elk geval moeten zowel primaire gegevens als secundaire gegevens, d.w.z. gemiddelde gegevens, van een hoog kwaliteits- en nauwkeurigheidsniveau zijn.

Het wordt passend geacht klimaatgerelateerde claims op basis van compensaties op een transparantere manier aan te pakken. Daarom schrijft het voorstel voor dat, wat klimaatgerelateerde claims betreft, alle door handelaren gebruikte compensaties voor broeikasgasemissies afzonderlijk van broeikasgasemissies moeten worden gerapporteerd als aanvullende milieu-informatie, wat ook de aanpak is die in de milieuvoetafdrukmethode voor producten/organisaties wordt gevolgd. Die informatie moet ook specificeren of die compensaties betrekking hebben op emissiereducties of op emissieverwijderingen en waarborgen dat de compensaties een hoog integriteitsniveau hebben en correct zijn berekend, zodat de geclaimde impact op het klimaat op coherente en transparante wijze wordt weergegeven.

Micro-ondernemingen zijn vrijgesteld van de vereisten van dit artikel, tenzij zij voor een milieuclaim een conformiteitscertificaat wensen te ontvangen, in welk geval zij aan deze vereisten moeten voldoen.

De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de vereisten inzake de staving van bepaalde soorten claims. Die gedelegeerde handelingen moeten in principe worden opgesteld in het licht van de resultaten van de monitoring van de evolutie van milieuclaims die op de markt worden gebruikt, zodat prioriteit kan worden gegeven aan claims die misleidend zijn voor de consument. Voor bepaalde soorten claims kan het echter noodzakelijk zijn dat de Commissie al eerder optreedt.

6.3.Vereisten voor het communiceren van milieuclaims

De bepalingen van artikel 5 zijn een antwoord op het gebrek aan betrouwbare informatie over de milieukenmerken van producten 61 voor handelaren die een milieuclaim doen. Deze vereisten ondersteunen ook de doelstelling dat milieuclaims worden gedaan met betrekking tot producten of handelaren die milieuvoordelen bieden ten opzichte van de gangbare praktijk.

In het voorstel wordt met name bepaald dat claims die worden gecommuniceerd:

·alleen betrekking mogen hebben op milieueffecten, ‑aspecten of prestaties die overeenkomstig de stavingsvereisten van dit voorstel zijn beoordeeld en die als significant voor het betrokken product of de betrokken handelaar zijn aangemerkt;

·indien dat relevant is voor de claim die wordt gedaan, informatie moeten bevatten over de wijze waarop consumenten het product kunnen gebruiken om de milieueffecten ervan te verkleinen;

·vergezeld moeten gaan van informatie over de staving ervan (met inbegrip van informatie over het product of de activiteiten van de handelaar; de aspecten, effecten of prestaties waarop de claim betrekking heeft; andere erkende internationale normen, indien van toepassing; onderliggende studies en berekeningen; de wijze waarop de verbeteringen waarop de claim betrekking heeft, worden gerealiseerd; het conformiteitscertificaat en de contactgegevens van de verificateur).

Micro-ondernemingen zijn vrijgesteld van de vereisten van dit artikel wat het verstrekken van informatie over de staving betreft, tenzij zij voor een milieuclaim een conformiteitscertificaat wensen te ontvangen, in welk geval zij aan deze vereisten moeten voldoen.

De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen om de vereisten inzake het communiceren van bepaalde soorten claims aan te vullen indien dit noodzakelijk is ter aanvulling van de aanvullende regels inzake staving die krachtens artikel 3 zijn vastgesteld. Verder wordt in artikel 6 bepaald dat vergelijkende claims over de verbetering van een milieueffect van een product in vergelijking met een ander product van dezelfde handelaar, of een product dat de handelaar niet langer aan consumenten verkoopt, gebaseerd moeten zijn op bewijs dat de verbetering aanzienlijk is en in de afgelopen vijf jaar is verwezenlijkt.

6.4.Bepalingen inzake milieukeurmerken en regelingen voor milieukeurmerken

Deze vereisten moeten worden gezien als een aanvulling op de vereisten inzake het weergeven van een duurzaamheidskeurmerk die zijn vastgesteld in het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie en in de richtsnoeren van de Commissie betreffende de uitlegging en toepassing van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken 62 .

Naast de vereisten inzake de staving en het communiceren die voor alle soorten claims gelden, bouwt dit voorstel voort op de vereisten van het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument 63 door milieukeurmerken die op zelfcertificering zijn gebaseerd 64 te verbieden, en voorziet het in extra waarborgen om de kwaliteit van regelingen voor milieukeurmerken te verbeteren door middel van de volgende vereisten inzake transparantie en geloofwaardigheid (overeenkomstig de beleidsoptie uit de effectbeoordeling).

Artikel 7 waarborgt dat keurmerken aan de reeds in de voorgaande artikelen vastgestelde vereisten voldoen en overeenkomstig artikel 11 worden geverifieerd.

Gezien de wildgroei aan milieukeurmerken en de daaruit voortvloeiende verwarring bij de consument, de versnippering van de markt en de toegenomen lasten als gevolg van de naleving van de uiteenlopende vereisten in de lidstaten, moeten ambitieuze maatregelen worden genomen die zowel de consument als bedrijven ten goede komen. Daarom werd het in de loop van het besluitvormingsproces passend geacht dat het voorstel inzake milieuclaims, bovenop de bepalingen die zijn beoordeeld in de effectbeoordeling bij dit voorstel en het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, voorziet in aanvullende bepalingen om de toename van het aantal milieukeurmerken tegen te gaan, met name in een verbod op keurmerken die een rating of score geven die gebaseerd is op een geaggregeerde indicator die een cumulatief milieueffect weergeeft, tenzij die keurmerken op EU-niveau zijn ingesteld.

Artikel 8 bevat nadere vereisten voor regelingen voor milieukeurmerken. Die vereisten zijn relatief vergelijkbaar met de governancecriteria van een aantal bekende en gerenommeerde publieke en particuliere regelingen voor duurzaamheidskeurmerken, en omvatten:

·vereisten inzake de transparantie en toegankelijkheid van informatie over de eigendom, het besluitvormingsorgaan en de doelstellingen;

·de vereiste dat de criteria die aan de toekenning van keurmerken ten grondslag liggen, door deskundigen zijn ontwikkeld en door belanghebbenden zijn geëvalueerd;

·het bestaan van een mechanisme voor de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen;

·procedures voor het aanpakken van niet-naleving en de mogelijkheid om keurmerken in te trekken of te schorsen in geval van aanhoudende en flagrante niet-naleving.

Om dezelfde redenen als hierboven vermeld met betrekking tot de wildgroei aan milieukeurmerken en de daaruit voortvloeiende verwarring bij de consument, bevat artikel 8 ook aanvullende bepalingen om de wildgroei aan regelingen voor milieukeurmerken tegen te gaan, met name:

·een verbod op het invoeren van nieuwe nationale of regionale regelingen van overheidsinstanties;

·een procedure voor de validering van nieuwe regelingen die door particuliere exploitanten in de EU en derde landen zijn ingesteld en die door de nationale autoriteiten moeten worden beoordeeld en alleen mogen worden gevalideerd als zij een meerwaarde bieden wat betreft hun milieuambitie, hun dekking van milieueffecten, productgroepen of sectoren en hun vermogen om de groene transitie van kmo’s te ondersteunen in vergelijking met de bestaande regelingen op regionaal, nationaal of Unieniveau.

Nieuwe overheidsregelingen uit derde landen die men op de markt van de Unie wil gebruiken, moeten voldoen aan de vereisten van dit voorstel en moeten vooraf worden aangemeld en door de Commissie worden goedgekeurd om ervoor te zorgen dat die regelingen een meerwaarde hebben wat betreft hun milieuambitie en dekking van milieueffecten, productgroepen of sectoren.

Artikel 9 bevat de vereisten voor de evaluatie van milieuclaims door handelaren.

6.5.Voorafgaande verificatie van milieuclaims en regelingen voor keurmerken

In artikel 10 wordt uiteengezet op welke manier de staving en het communiceren van milieuclaims en milieukeurmerken door derden moet worden geverifieerd en gecertificeerd met het oog op de naleving van de vereisten van deze richtlijn voordat de claim in een commerciële boodschap wordt gebruikt. Die voorafgaande verificatie van claims die zijn ingediend door de onderneming die er gebruik van wil maken, wordt verricht door een officieel geaccrediteerde instantie (“de verificateur”). Deze maatregel zal ervoor zorgen dat de betrouwbaarheid van elke claim waaraan de consument wordt blootgesteld, is geverifieerd. Het voorstel bevat ook gedetailleerde vereisten waaraan verificateurs moeten voldoen om door de lidstaten te kunnen worden geaccrediteerd.

Zodra de verificatie van een ingediende claim is voltooid, geeft de verificateur al dan niet een conformiteitscertificaat af. Dit certificaat zal in de hele EU worden erkend, door de lidstaten worden gedeeld via het Informatiesysteem interne markt 65 en bedrijven in staat stellen de claim in de hele interne markt te gebruiken in commerciële boodschappen aan de consument. Het conformiteitscertificaat voor claims zal bedrijven de zekerheid bieden dat hun gecertificeerde claim niet zal worden betwist door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat. Deze procedure zal ook van toepassing zijn op de verificatie van regelingen voor keurmerken wat betreft de naleving van de bepalingen inzake governance. De Commissie zal de bevoegdheid krijgen om een uitvoeringshandeling vast te stellen waarin het formaat van het conformiteitscertificaat voor claims wordt gespecificeerd.

In artikel 11 wordt bepaald dat de verificateur een officieel geaccrediteerde 66 onafhankelijke instantie moet zijn die geen belangenconflicten heeft, zodat een onafhankelijk oordeel wordt gewaarborgd, en die de grootste mate van beroepsintegriteit heeft. De verificateur moet beschikken over de nodige deskundigheid, uitrusting en infrastructuur om de verificaties te verrichten en over voldoende gekwalificeerd personeel dat zich aan het beroepsgeheim houdt.

6.6.Kleine en middelgrote ondernemingen

Gezien de context van programma’s waarvan kleine en middelgrote ondernemingen kunnen profiteren, zorgt artikel 12 ervoor dat met dergelijke initiatieven rekening wordt gehouden en dat passende maatregelen worden genomen om kmo’s te helpen, onder andere wat betreft financiële steun, toegang tot financiering, gespecialiseerde opleidingen voor managers en personeel en organisatorische en technische bijstand.

6.7.Handhaving van de bepalingen

In artikel 13 wordt bepaald dat elke lidstaat één of meer geschikte bevoegde autoriteiten moet aanwijzen die verantwoordelijk zullen zijn voor de handhaving van de bepalingen van dit voorstel. Aangezien de mechanismen voor consumentenbescherming van lidstaat tot lidstaat verschillen, is het beter dat de lidstaten zelf de meest efficiënte bevoegde autoriteit aanwijzen voor de handhaving, die ook inspecties, sancties en gerechtelijke stappen omvat. Op die manier laat het voorstel de lidstaten de mogelijkheid om voor de bestaande mechanismen in het kader van de wetgeving inzake consumentenbescherming te kiezen.

Indien op hun grondgebied meer dan één bevoegde autoriteit wordt aangewezen, moeten de lidstaten met het oog op de efficiëntie de taken van elke bevoegde autoriteit verduidelijken en geschikte communicatie- en coördinatiemechanismen opzetten.

Artikel 14 omschrijft de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot het verrichten van onderzoek en het handhaven van de vereisten. Het gaat onder meer om de bevoegdheid om relevante informatie met betrekking tot een inbreuk in te zien, om toegang te eisen tot relevante informatie om vast te stellen of er sprake is van een inbreuk, om onderzoeken of procedures in te stellen, om handelaren te verplichten remedies toe te passen en maatregelen te nemen om een einde te maken aan een inbreuk, om in voorkomend geval stakingsbevelen vast te stellen en om sancties op te leggen.

In artikel 15 wordt bepaald dat de bevoegde autoriteiten ook verantwoordelijk zijn voor de monitoring van de naleving van het voorstel wat de interne markt betreft. De bevoegde autoriteiten moeten regelmatig controles van claims en regelingen voor keurmerken uitvoeren (op basis van openbaar toegankelijke verslagen) en moeten claims en regelingen voor keurmerken die een risico op inbreuken inhouden, evalueren. In artikel 16 worden de mechanismen voor de behandeling van klachten en de vereisten met betrekking tot de toegang tot de rechter beschreven.

Wat het aanpakken van inbreuken betreft, bevat artikel 17 een reeks verplichtingen die de lidstaten moeten naleven bij de vaststelling van hun sanctieregeling. De sanctie moet afhangen van de aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk, het opzettelijke of nalatige karakter van de inbreuk, de financiële draagkracht van de verantwoordelijke partij, de uit de inbreuk voortvloeiende economische voordelen en eventuele eerdere inbreuken of andere verzwarende factoren. Er moet ook rekening worden gehouden met de sancties die reeds voor dezelfde inbreuk in andere lidstaten zijn opgelegd.

Artikel 18 regelt de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie. Artikel 19 betreft de comitéprocedure.

Artikel 20 bevat de vereisten voor de monitoring, die gebaseerd moet zijn op een door de lidstaten verstrekt overzicht van onjuiste milieuclaims en -keurmerken. Het EEA zal om de twee jaar een verslag publiceren met een beoordeling van de ontwikkeling van milieuclaims in elke lidstaat afzonderlijk en in de Unie als geheel. De bepalingen voorzien ook in een evaluatie van de richtlijn.    

2023/0085 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 67 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Beweren “groen” en duurzaam te zijn, is een concurrentiefactor geworden, aangezien groene producten een grotere groei laten optekenen dan standaardproducten. Als goederen en diensten die op de interne markt worden aangeboden en gekocht, niet zo milieuvriendelijk zijn als wordt beweerd, wordt de consument misleid, de groene transitie belemmerd en de vermindering van negatieve milieueffecten verhinderd. Het potentieel van groene markten wordt niet volledig benut. Uiteenlopende door nationale wetgeving of privé-initiatieven opgelegde vereisten voor milieuclaims vormen een belasting voor bedrijven bij grensoverschrijdende handel, aangezien zij in elke lidstaat aan andere vereisten moeten voldoen. Dit heeft gevolgen voor hun vermogen om op de interne markt actief te zijn en de voordelen ervan te benutten. Tegelijkertijd is het voor marktdeelnemers moeilijk om betrouwbare milieuclaims te herkennen en de best mogelijke aankoopbeslissingen te nemen op de interne markt. Door een wildgroei aan keurmerken en berekeningsmethoden op de markt is het voor consumenten, bedrijven, investeerders en belanghebbenden moeilijk om te achterhalen of claims betrouwbaar zijn.

(2)Als milieuclaims niet betrouwbaar, vergelijkbaar en verifieerbaar zijn, kunnen consumenten en andere marktdeelnemers hun aankoopbeslissingen niet ten volle inzetten om betere milieuprestaties te belonen. Evenzo belemmert het gebrek aan betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie stimulansen voor het optimaliseren van milieuprestaties, wat doorgaans gepaard gaat met efficiëntiewinsten en kostenbesparingen voor bedrijven in de hele toeleveringsketen. Deze gevolgen worden nog verergerd door het ontbreken van een gemeenschappelijke referentie op de interne markt en de daaruit voortvloeiende verwarring.

(3)Voor gebruikers (consumenten, bedrijven, investeerders, overheidsdiensten, ngo’s) van in milieuclaims vervatte milieu-informatie leidt het ontbreken van betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid tot een gebrek aan vertrouwen in milieu-informatie en verwarring bij het interpreteren van heterogene, tegenstrijdige boodschappen. Dit is nadelig voor consumenten en andere marktdeelnemers, aangezien zij mogelijk op basis van misleidende informatie voor een product of zakelijke transactie kiezen in plaats van voor een alternatief.

(4)De regulering van milieuclaims moet derhalve verder worden geharmoniseerd. Een dergelijke harmonisatie zal de markt voor duurzamere producten en handelaren versterken door marktversnippering als gevolg van uiteenlopende nationale benaderingen te voorkomen. Dit zal ook voor een maatstaf zorgen die de wereldwijde transitie naar een rechtvaardige, klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie kan stimuleren 68 .

(5)Gedetailleerde regels van de Unie inzake de staving van uitdrukkelijke milieuclaims, die gelden voor ondernemingen die op de markt van de Unie actief zijn op het gebied van de communicatie van bedrijven naar consumenten toe, zullen tot de groene transitie naar een circulaire, klimaatneutrale en schone economie in de Unie bijdragen door consumenten in staat te stellen weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen en zullen bijdragen tot het creëren van een gelijk speelveld voor marktdeelnemers die dergelijke claims doen.

(6)Een regelgevingskader voor milieuclaims is een van de maatregelen die de Commissie voorstelt voor de uitvoering van de Europese Green Deal 69 , waarin wordt erkend dat betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie belangrijk is om kopers in staat te stellen duurzamere beslissingen te nemen en het risico op “greenwashing” verkleint en waarin verbintenissen zijn opgenomen om de regelgevende en niet-regelgevende inspanningen op te voeren om valse milieuclaims aan te pakken. In combinatie met andere toepasselijke regelgevingskaders van de Unie, waaronder het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie 70 en tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad 71 , waarop dit voorstel een aanvulling is, wordt een duidelijke regeling vastgesteld voor milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken.

(7)Deze richtlijn maakt deel uit van een reeks onderling samenhangende initiatieven om een sterk en coherent productbeleidskader tot stand te brengen waarmee ecologisch duurzame producten en bedrijfsmodellen de norm in plaats van de uitzondering worden en om consumptiepatronen zodanig te veranderen dat afvalproductie al bij voorbaat wordt vermeden. De richtlijn wordt door middel van het voorstel voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten 72 aangevuld met onder meer interventies wat betreft het circulaire ontwerp van producten, het bevorderen van nieuwe bedrijfsmodellen en het vaststellen van minimumvereisten om te voorkomen dat producten die schadelijk zijn voor het milieu, in de EU in de handel worden gebracht.

(8)Er moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van afzonderlijke economische sectoren en deze richtlijn moet derhalve van toepassing zijn op vrijwillige uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken die niet door een andere handeling van de Unie worden geregeld wat betreft de staving, het communiceren of de verificatie ervan. Deze richtlijn mag derhalve niet van toepassing zijn op uitdrukkelijke milieuclaims waarvoor in de wetgeving van de Unie specifieke regels zijn vastgesteld, onder meer inzake methodologische kaders, beoordelings- of registratieregels voor het meten en berekenen van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van producten of handelaren, of het verstrekken van verplichte en niet-verplichte informatie aan consumenten over de milieuprestaties van producten en handelaren of van duurzaamheidsinformatie door middel van boodschappen of voorstellingen die op grond van de regels van de Unie verplicht of vrijwillig kunnen zijn.

(9)In het kader van de Europese Green Deal, de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie, en in overeenstemming met de doelstelling om tegen 2030 25 % van de landbouwgrond in de EU voor biologische landbouw te gebruiken en een aanzienlijke toename van de biologische aquacultuur te bereiken en met het actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie (COM(2021141), moeten de biologische landbouw en de biologische productie verder worden ontwikkeld. Wat Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad 73 betreft, mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op milieuclaims betreffende gecertificeerde biologische producten die op basis van die verordening worden gestaafd, bijvoorbeeld in verband met het gebruik van pesticiden, meststoffen en antimicrobiële middelen of met de positieve effecten van biologische landbouw op de biodiversiteit, de bodem of het water 74 . Dit heeft ook positieve gevolgen voor de biodiversiteit, creëert banen en trekt jonge landbouwers aan. De consument erkent de waarde ervan. Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 mogen de termen “bio” en “eco” en afleidingen daarvan, alleen of in combinatie, in de Unie uitsluitend voor onder het toepassingsgebied van die verordening vallende producten, ingrediënten daarvan of voedermiddelen worden gebruikt wanneer zij overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 zijn geproduceerd. Om bijvoorbeeld katoen “eco” te mogen noemen, moet het als biologisch worden gecertificeerd, aangezien het binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848 valt. Als daarentegen een wasmiddel voor vaatwasmachines “eco” wordt genoemd, valt dit niet binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848, maar wordt dit door Richtlijn 2005/29/EG geregeld.

(10)Deze richtlijn is ook niet van toepassing op duurzaamheidsinformatie door middel van boodschappen of voorstellingen die op grond van de regels voor financiële diensten op nationaal of Unieniveau verplicht of vrijwillig kunnen zijn, zoals regels in verband met bankdiensten, kredietverstrekking, verzekering en herverzekering, individuele en bedrijfspensioenen, effecten, beleggingsfondsen, beleggingsondernemingen, betalingen, vermogensbeheer en beleggingsadvies, met inbegrip van de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36 van het Europees Parlement en de Raad 75 vermelde diensten, alsook afwikkelings- en clearingactiviteiten en advies-, bemiddelings- en andere ondersteunende financiële diensten, met inbegrip van normen of certificeringsregelingen die met dergelijke financiële diensten verband houden.

(11)Daarnaast mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op milieu-informatie die wordt gerapporteerd door ondernemingen die op verplichte of vrijwillige basis Europese duurzaamheidsrapporteringsstandaarden toepassen overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU 76 , noch op duurzaamheidsinformatie die op vrijwillige basis wordt gerapporteerd door ondernemingen zoals omschreven in artikel 3, lid 1, 2 of 3, van die richtlijn indien die informatie wordt gerapporteerd overeenkomstig de in artikel 29 ter of artikel 29 quater van Richtlijn 2013/34/EU bedoelde standaarden of overeenkomstig andere internationale, Europese of nationale duurzaamheidsrapporteringsstandaarden of richtsnoeren.

(12)Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op aanbiedingen om goederen aan te kopen of diensten te ontvangen, op voorwaarde dat aan door de verkoper of dienstverlener vastgestelde milieucriteria wordt voldaan, noch op aanbiedingen waarbij de consument gunstigere contractuele voorwaarden of prijzen geniet als hij aan dergelijke criteria voldoet, bijvoorbeeld zogenaamde groene leningen, verzekeringen voor groene woningen of financiële diensten met gelijkaardige beloningen voor milieuvriendelijke acties of milieuvriendelijk gedrag.

(13)Indien in toekomstige wetgeving van de Unie regels worden vastgesteld voor milieuclaims of milieukeurmerken of voor de beoordeling of het communiceren van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van bepaalde producten of handelaren in specifieke sectoren, zoals in het aangekondigde initiatief CountEmissions EU, het toekomstige voorstel van de Commissie voor een wetgevingskader voor een duurzaam voedselsysteem in de Unie, de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten 77 of Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad 78 , moeten die regels op de desbetreffende uitdrukkelijke milieuclaims worden toegepast in plaats van de regels van deze richtlijn.

(14)Het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie en tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG bevat een aantal specifieke vereisten voor milieuclaims en voorziet in een verbod op generieke milieuclaims die niet gebaseerd zijn op erkende voortreffelijke milieuprestaties die relevant zijn voor de claim. Voorbeelden van dergelijke generieke milieuclaims zijn “milieubewust”, “eco”, “groen”, “natuurvriendelijk”, “ecologisch” en “ecologisch verantwoord”. Deze richtlijn moet de vereisten van dat voorstel aanvullen met betrekking tot specifieke aspecten van en vereisten voor uitdrukkelijke milieuclaims wat betreft de staving, het communiceren en de verificatie ervan. De vereisten van deze richtlijn moeten van toepassing zijn op specifieke aspecten van uitdrukkelijke milieuclaims en zullen in geval van strijdigheid boven de bepalingen van Richtlijn 2005/29/EG prevaleren met betrekking tot die aspecten, zoals bepaald in artikel 3, lid 4, van die richtlijn.

(15)Om ervoor te zorgen dat de consument betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie krijgt die hem in staat stelt ecologisch duurzamere beslissingen te nemen en om het risico op “greenwashing” te beperken, moeten vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims worden vastgesteld. Die staving moet rekening houden met internationaal erkende wetenschappelijke methoden voor het identificeren en meten van milieueffecten, milieuaspecten en milieuprestaties van producten of handelaren en moet resulteren in betrouwbare, transparante, vergelijkbare en verifieerbare informatie voor de consument.

(16)Bij de beoordeling ter staving van uitdrukkelijke milieuclaims moet rekening worden gehouden met de levenscyclus van het product of met alle activiteiten van de handelaar en mogen geen relevante milieuaspecten of milieueffecten buiten beschouwing worden gelaten. De geclaimde voordelen mogen niet leiden tot een ongerechtvaardigde overdracht van negatieve effecten naar andere stadia van de levenscyclus van een product of van de activiteiten van een handelaar of tot het ontstaan of vergroten van andere negatieve milieueffecten.

(17)De beoordeling ter staving van een uitdrukkelijke milieuclaim moet het mogelijk maken de milieueffecten en milieuaspecten van het product of de handelaar te identificeren die gezamenlijk in aanzienlijke mate bijdragen tot de algehele milieuprestaties van het product of de handelaar (“relevante milieueffecten” en “relevante milieuaspecten”). Aanwijzingen voor de relevantie van milieueffecten en milieuaspecten kunnen afkomstig zijn uit beoordelingen waarin rekening wordt gehouden met de levenscyclus, met inbegrip van studies op basis van milieuvoetafdrukmethoden, mits deze volledig zijn wat betreft de effecten die relevant zijn voor de productcategorie en geen belangrijke milieueffecten buiten beschouwing laten. Zo moeten in de aanbeveling van de Commissie betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden 79 de vastgestelde relevantste effectcategorieën samen bijdragen tot ten minste 80 % van de enkele totale score. Deze aanwijzingen voor de relevantie van milieueffecten of milieuaspecten kunnen ook voortkomen uit de criteria voor verschillende milieukeuren van type I, zoals de EU-milieukeur, uit de criteria van de Unie voor groene overheidsopdrachten, uit vereisten die in de taxonomieverordening 80 zijn vastgesteld, uit productspecifieke regels die in het kader van Verordening .../... van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten 81 zijn vastgesteld of uit andere relevante Unieregels.

(18)Overeenkomstig Richtlijn 2005/29/EG, zoals gewijzigd bij het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, mag een handelaar wettelijk opgelegde vereisten voor producten binnen een bepaalde productcategorie niet als een onderscheidend kenmerk van zijn aanbod voorstellen of reclame maken over voordelen voor de consument die binnen de relevante markt als een gangbare praktijk worden beschouwd. De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet het daarom mogelijk maken om de milieuprestaties van een product of handelaar te vergelijken met de gangbare praktijk voor producten in de desbetreffende productgroep, zoals levensmiddelen, of in de desbetreffende sector. Dit is noodzakelijk om te kunnen beoordelen of de uitdrukkelijke milieuclaims met betrekking tot een bepaald product of een bepaalde handelaar kunnen worden gedaan in overeenstemming met de functie van een milieuclaim, die erin bestaat aan te tonen dat een product of handelaar een positief of geen effect op het milieu heeft of dat een product of handelaar minder schadelijk voor het milieu is dan andere producten of handelaren. De gangbare praktijk kan gelijkwaardig zijn aan de wettelijke minimumvereisten die van toepassing zijn op het specifieke milieuaspect of de specifieke milieuprestaties, bijvoorbeeld met betrekking tot de productsamenstelling, het verplichte gehalte aan gerecycled materiaal of de verwerking aan het einde van de levensduur. Indien de meeste producten binnen een productgroep of de meeste handelaren binnen een sector echter beter presteren dan die wettelijke vereisten, mogen de wettelijke minimumvereisten niet als de gangbare praktijk worden beschouwd.

(19)Het zou misleidend zijn voor de consument als in een uitdrukkelijke milieuclaim op de voordelen met betrekking tot milieueffecten of milieuaspecten wordt gewezen, terwijl niet wordt vermeld dat het verwezenlijken van die voordelen een negatieve invloed op andere milieueffecten of milieuaspecten heeft. De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet daarom waarborgen dat de onderlinge verbanden tussen de relevante milieueffecten en tussen de milieuaspecten en milieueffecten kunnen worden vastgesteld, net als mogelijke wisselwerkingen. Bij de beoordeling ter staving van uitdrukkelijke milieuclaims moet worden gekeken naar verbeteringen op het gebied van milieueffecten of milieuaspecten die leiden tot het soort wisselwerkingen dat de prestaties met betrekking tot andere milieueffecten of milieuaspecten aanzienlijk verslechtert, bijvoorbeeld besparingen op het waterverbruik die een aanzienlijke toename van broeikasgasemissies tot gevolg hebben, of die leiden tot een aanzienlijke toename van hetzelfde milieueffect in een andere fase van de levenscyclus van het product, bijvoorbeeld CO2-besparingen in de productiefase die een aanzienlijke toename van de CO2-emissies in de gebruiksfase tot gevolg hebben. Zo kan een claim over de positieve effecten van een efficiënt gebruik van hulpbronnen bij intensieve landbouwpraktijken consumenten misleiden wat betreft wisselwerkingen met betrekking tot effecten op de biodiversiteit, ecosystemen of het dierenwelzijn. Een milieuclaim over textiel dat polymeren uit gerecyclede petflessen bevat, kan de consument ook misleiden wat betreft de milieuvoordelen van dat aspect als het gebruik van die gerecyclede polymeren ten koste gaat van de toepassing van de gesloten recyclingkringloop voor materialen die met levensmiddelen in contact komen, wat vanuit het oogpunt van circulariteit gunstiger wordt geacht.

(20)Om als degelijk te kunnen worden beschouwd, moet een milieuclaim een zo nauwkeurig mogelijk beeld van de milieuprestaties van het specifieke product of de specifieke handelaar geven. De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet daarom primaire, bedrijfsspecifieke gegevens omvatten over relevante aspecten die in aanzienlijke mate bijdragen tot de milieuprestaties van het product of de handelaar waarnaar in de claim wordt verwezen. Er moet een goed evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van de relevantie en degelijkheid van de informatie waarmee milieuclaims worden gestaafd en de inspanningen die nodig zijn om primaire informatie te verzamelen. De verplichting om primaire informatie te gebruiken moet worden gezien in het licht van de invloed van de handelaar die de claim doet op het desbetreffende proces en van de beschikbaarheid van primaire informatie. Als het proces niet wordt beheerd door de handelaar die de claim doet en er geen primaire informatie beschikbaar is, moet het mogelijk zijn om ook voor processen die in aanzienlijke mate tot de milieuprestaties van het product of de handelaar bijdragen nauwkeurige secundaire informatie te gebruiken. Dit is met name van belang om kmo’s niet te benadelen en om de inspanningen die nodig zijn om primaire gegevens te verzamelen op een evenredig niveau te houden. Bovendien zijn de relevante milieuaspecten voor elk type milieuclaim anders. Zo zijn voor claims over gerecycled of biogebaseerd materiaal primaire gegevens over de samenstelling van het product vereist. Voor claims dat een product in een bepaalde fase van de levenscyclus minder vervuilend is, moet de informatie over emissies en milieueffecten in verband met die levenscyclusfase ook primaire gegevens omvatten. Zowel primaire gegevens als secundaire gegevens, d.w.z. gemiddelde gegevens, moeten van een hoog kwaliteits- en nauwkeurigheidsniveau zijn.

(21)Klimaatgerelateerde claims zijn bijzonder gevoelig gebleken voor onduidelijkheid en dubbelzinnigheid en zijn vaak misleiden voor de consument. Dit is met name het geval voor milieuclaims dat producten of entiteiten “klimaatneutraal”, “koolstofneutraal” of “100 % CO2-gecompenseerd” zijn of tegen een bepaald jaar “nettonul” zullen zijn en voor gelijkaardige claims. Dergelijke claims zijn vaak gebaseerd op de “compensatie” van broeikasgasemissies door middel van “koolstofkredieten” die buiten de waardeketen van de onderneming worden gegenereerd, bijvoorbeeld in het kader van bosbouwprojecten of projecten op het gebied van hernieuwbare energie. De methoden die aan de compensaties ten grondslag liggen, lopen sterk uiteen en zijn niet altijd transparant, nauwkeurig of consistent. Dit leidt tot aanzienlijke risico’s op overschatting en dubbeltelling van vermeden of verminderde emissies wegens een gebrek aan additionaliteit, permanentie, ambitieuze en dynamische referentiescenario’s voor compensatiekredieten die afwijken van de gebruikelijke gang van zaken, en nauwkeurige boekhoudkundige verwerking. Deze factoren leiden tot compensatiekredieten met een lage milieu-integriteit en geloofwaardigheid die consumenten misleiden wanneer zij in uitdrukkelijke milieuclaims worden gebruikt. Compensatie kan handelaren ook beletten emissiereducties in hun eigen activiteiten en waardeketens na te streven. Om een toereikende bijdrage aan de wereldwijde doelstellingen voor de beperking van de klimaatverandering te leveren, moeten handelaren prioriteit geven aan effectieve emissiereducties in hun eigen activiteiten en waardeketens in plaats van gebruik te maken van compensaties Eventuele resterende emissies zullen per sectorspecifiek emissietraject verschillen in overeenstemming met de wereldwijde klimaatdoelstellingen en zullen door middel van de verbetering van verwijderingen moeten worden aangepakt. Als toch compensaties worden gebruikt, wordt het passend geacht klimaatgerelateerde claims op basis van compensaties, met inbegrip van claims over toekomstige milieuprestaties, op transparante wijze aan te pakken. Daarom moet bij de staving van claims met betrekking tot het klimaat rekening worden gehouden met alle compensaties voor broeikasgasemissies die door handelaren worden gebruikt, los van de broeikasgasemissies van de handelaar of het product. Daarnaast moet in deze informatie ook worden gespecificeerd welk aandeel van de totale emissies door middel van compensaties wordt aangepakt, of deze compensaties betrekking hebben op emissiereducties of op een verbetering van de verwijderingen, en welke methode is toegepast. Klimaatgerelateerde claims die het gebruik van compensaties omvatten, moeten worden gestaafd met methoden die de integriteit en correcte boekhoudkundige verwerking van deze compensaties waarborgen en dus een coherente en transparante afspiegeling van de gevolgen voor het klimaat bieden.

(22)Handelaren zijn er steeds meer toe geneigd milieuclaims over de toekomstige milieuprestaties van een product of handelaar te doen, onder meer door zich aan te sluiten bij initiatieven ter bevordering van praktijken die aan een verminderd milieueffect of meer circulariteit kunnen bijdragen. Die claims moeten worden gestaafd volgens de regels die op alle uitdrukkelijke milieuclaims van toepassing zijn.

(23)De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet wetenschappelijk onderbouwd zijn, en als bepaalde milieueffecten of milieuaspecten buiten beschouwing worden gelaten, moet dat een weloverwogen beslissing zijn.

(24)Milieuvoetafdrukmethoden kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de staving van uitdrukkelijke milieuclaims over specifieke milieueffecten met betrekking tot de levenscyclus waarop de methoden betrekking hebben, mits deze volledig zijn wat betreft de effecten die relevant zijn voor de productcategorie en geen belangrijke milieueffecten buiten beschouwing laten. De methoden hebben betrekking op 16 milieueffecten, waaronder klimaatverandering en effecten in verband met water, lucht, bodem, hulpbronnen, landgebruik en toxiciteit.

(25)Het feit dat een aanzienlijk milieueffect van een product onder geen van de 16 effectcategorieën van de milieuvoetafdrukmethoden valt, mag geen reden zijn om dat effect buiten beschouwing te laten. Een marktdeelnemer die een uitdrukkelijke milieuclaim over een dergelijke productgroep doet, moet een zorgvuldigheidsplicht hebben om bewijsmateriaal ter staving van die claim te vinden. Zo moet een marktdeelnemer die een uitdrukkelijke milieuclaim over een visserijproduct zoals gedefinieerd in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad 82 doet, een zorgvuldigheidsplicht hebben om bewijs te vinden waaruit de duurzaamheid van het betrokken visbestand blijkt. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de evaluaties van bestanden door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee en soortgelijke instanties.

(26)Daarnaast bestaat er nog geen betrouwbare methode voor de beoordeling van milieueffecten met betrekking tot de levenscyclus wat het vrijkomen van microplastics betreft. Indien het vrijkomen van microplastics echter bijdraagt aan aanzienlijke milieueffecten die niet het voorwerp van een claim zijn, mag het niet toegelaten zijn dat een handelaar die een claim over een ander aspect doet, dit negeert, maar moet die handelaar verplicht worden rekening te houden met de beschikbare informatie en de beoordeling bij te werken zodra er algemeen erkend wetenschappelijk bewijs beschikbaar is.

(27)Consumenten kunnen ook worden misleid door uitdrukkelijke milieuclaims die stellen of impliceren dat een product of een handelaar minder of meer milieueffecten of betere of slechtere milieuprestaties dan andere producten of handelaren heeft (“vergelijkende milieuclaims”). Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad 83 , moet ervoor worden gezorgd dat vergelijkende milieuclaims op passende wijze kunnen worden vergeleken, zodat de consument toegang heeft tot betrouwbare informatie. Als bijvoorbeeld indicatoren voor dezelfde milieuaspecten worden gekozen, maar verschillende formules worden gebruikt om die indicatoren te kwantificeren, is het niet mogelijk om een vergelijking te maken en bestaat het risico dat de consument wordt misleid. Als twee handelaren een milieuclaim met betrekking tot klimaatverandering doen en één handelaar alleen met rechtstreekse milieueffecten rekening houdt terwijl de andere zowel met rechtstreekse als met onrechtstreekse milieueffecten rekening houdt, is het niet mogelijk om deze resultaten te vergelijken. Ook als wordt beslist om slechts voor bepaalde fasen van de levenscyclus van een product een vergelijking te maken, kan dit tot misleidende claims leiden als die beslissing niet transparant wordt gemaakt. Bij een vergelijkende milieuclaim moet ervoor worden gezorgd dat ook voor producten met zeer verschillende grondstoffen, gebruiksdoeleinden en productieketens, zoals biogebaseerde kunststoffen en kunststoffen op basis van fossiele grondstoffen, rekening wordt gehouden met de meest relevante fasen van de levenscyclus van alle producten. Landbouw en bosbouw zijn bijvoorbeeld relevant voor biogebaseerde kunststoffen, terwijl aardoliewinning relevant is voor kunststoffen op basis van fossiele grondstoffen; de vraag of een relevant aandeel van het product uiteindelijk op een stortplaats terechtkomt is zeer relevant voor kunststoffen die goed biologisch afbreekbaar zijn onder stortplaatsomstandigheden, maar is mogelijk minder relevant voor kunststoffen die niet biologisch afbreekbaar zijn onder die omstandigheden.

(28)Bij het vaststellen van de vereisten voor de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, onder meer door middel van door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen, moet rekening worden gehouden met de moeilijkheden die handelaren kunnen ondervinden bij het verzamelen van informatie van actoren in de hele waardeketen of over de volledige levenscyclus van het product, met name voor diensten of wanneer er onvoldoende wetenschappelijk bewijs voorhanden is. Dit is bijvoorbeeld belangrijk voor diensten zoals elektronischecommunicatiediensten, waarvan de reikwijdte en de systeemgrenzen, zoals het begin en het einde van de levenscyclus, moeilijk te bepalen kunnen zijn, vooral wanneer de toeleveringsketens complex en onstabiel zijn, bijvoorbeeld als veel apparatuur of onderdelen door een groot aantal ondernemingen buiten de EU worden vervaardigd, waardoor duurzaamheidsinformatie mogelijk niet gemakkelijk toegankelijk is voor betrokken EU-handelaren.

(29)Voor sommige sectoren of voor bepaalde producten of handelaren kan het vermoeden bestaan dat de milieueffecten of milieuaspecten ervan aanzienlijk zijn, maar is er mogelijk nog geen erkende wetenschappelijke methode om die milieueffecten en milieuaspecten volledig te beoordelen. Terwijl inspanningen worden geleverd om methoden te ontwikkelen en bewijsmateriaal te verzamelen om de respectieve milieueffecten of milieuaspecten van die sectoren, handelaren of producten te kunnen beoordelen, moeten handelaren in het bovengenoemde geval hun duurzaamheidsinspanningen kunnen presenteren door middel van duurzaamheidsrapportering en op feiten gebaseerde rapportering over de prestaties van hun bedrijf en de inspanningen die hun bedrijf levert om de energieconsumptie te verlagen, onder andere op hun website. Dankzij deze flexibiliteit zouden de stimulansen voor die sectoren of handelaren om hun werkzaamheden voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke milieubeoordelingen overeenkomstig deze richtlijn voort te zetten, worden behouden en bevorderd, terwijl de nodige tijd wordt geboden om die werkzaamheden te voltooien.

(30)Hoewel oneerlijke handelspraktijken, waaronder misleidende milieuclaims, krachtens Richtlijn 2005/29/EG 84 voor alle handelaren verboden zijn, zou de administratieve last van de staving en verificatie van milieuclaims onevenredig groot kunnen zijn voor de kleinste ondernemingen en moet die worden vermeden. Micro-ondernemingen moeten daarom van de vereisten inzake staving van de artikelen 3 en 4 worden vrijgesteld, tenzij die ondernemingen een conformiteitscertificaat voor uitdrukkelijke milieuclaims wensen te verkrijgen dat door alle bevoegde autoriteiten in de Unie wordt erkend.

(31)Om tegemoet te komen aan zowel de behoeften van handelaren wat betreft dynamische marketingstrategieën als aan de behoeften van de consument wat betreft meer gedetailleerde en nauwkeurigere milieu-informatie, kan de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen om de bepalingen inzake de staving van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door de criteria voor die staving met betrekking tot bepaalde claims (bv. claims in verband met het klimaat, met inbegrip van claims over compensaties, “klimaatneutraliteit” of dergelijke, en claims over de recyclebaarheid en het gehalte aan gerecycled materiaal) nader te specificeren. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om verdere regels voor het meten en berekenen van de milieueffecten, milieuaspecten en milieuprestaties vast te stellen door te bepalen welke activiteiten, processen, materialen, emissies of gebruiksdoeleinden van een product of handelaar in aanzienlijke mate bijdragen of niet kunnen bijdragen tot de desbetreffende milieueffecten en milieuaspecten; door te bepalen voor welke milieuaspecten en milieueffecten primaire informatie moet worden gebruikt; en door de criteria voor de beoordeling van de juistheid van primaire en secundaire informatie vast te stellen. Hoewel de Commissie in de meeste gevallen pas zou beslissen of het nodig is om die regels vast te stellen nadat de resultaten van de monitoring van de evolutie van milieuclaims op de markt van de Unie beschikbaar zijn, kan het voor sommige soorten claims nodig zijn dat de Commissie al aanvullende regels vaststelt voordat de resultaten van die monitoring beschikbaar zijn. In het geval van claims in verband met het klimaat kan het bijvoorbeeld nodig zijn dergelijke aanvullende handelingen vast te stellen om de bepalingen inzake de staving van claims op basis van compensaties in de praktijk toepasbaar te maken.

(32)Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie bevat richtsnoeren voor het meten van de milieuprestatie van specifieke producten of organisaties gedurende hun levenscyclus en voor de ontwikkeling van regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie (PEFCR’s) en regels voor de milieuvoetafdruk van een organisatiesector (OEFSR’s) die het mogelijk maken producten met een benchmark te vergelijken. Dergelijke regels per categorie voor specifieke producten of handelaren kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de staving van claims overeenkomstig de vereisten van deze richtlijn. De Commissie moet daarom de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen om in regels voor productgroepen of specifieke sectoren te voorzien als dit een toegevoegde waarde heeft. Indien de milieuvoetafdrukmethode voor producten echter een voor een productgroep relevante effectcategorie nog niet omvat, mogen de PEFCR’s pas worden vastgesteld nadat deze nieuwe relevante milieueffectcategorieën zijn toegevoegd. Wat de mariene visserij betreft, moeten de PEFCR’s bijvoorbeeld de visserijspecifieke milieueffectcategorieën omvatten, met name de duurzaamheid van het doelbestand. Wat ruimtevaart betreft, moeten de PEFCR’s de defensie- en ruimtevaartspecifieke milieueffectcategorieën omvatten, waaronder het gebruik van omloopbanen. Wat levensmiddelen en landbouwproducten betreft, moeten bijvoorbeeld ook biodiversiteit en natuurbescherming evenals landbouwpraktijken, met inbegrip van de positieve externe effecten van extensieve landbouw en dierenwelzijn, worden geïntegreerd voordat de vaststelling van PEFCR’s kan worden overwogen. Wat textiel betreft, moeten de PEFCR’s bijvoorbeeld het vrijkomen van microplastics omvatten voordat de vaststelling van PEFCR’s kan worden overwogen.

(33)Aangezien Richtlijn 2005/29/EG reeds van toepassing is op misleidende milieuclaims, kunnen de nationale rechterlijke en administratieve instanties dergelijke claims tegenhouden en verbieden. Om aan Richtlijn 2005/29/EG te voldoen, mogen milieuclaims bijvoorbeeld alleen betrekking hebben op aspecten die significant zijn wat de milieueffecten van een product of handelaar betreft. Milieuclaims moeten ook duidelijk en ondubbelzinnig zijn wat betreft de aspecten van het product of de handelaar waarop zij betrekking hebben en mogen geen belangrijke informatie over de milieuprestaties van het product of de handelaar die de consument nodig heeft om weloverwogen keuzes te kunnen maken, weglaten of verbergen. De formulering, afbeeldingen en algemene presentatie van het product, met inbegrip van de lay-out, de kleurenkeuze, afbeeldingen, foto’s, geluiden, symbolen of etiketten, die voor de milieuclaim worden gebruikt, moeten een waarheidsgetrouw en nauwkeurig beeld van de schaal van het behaalde milieuvoordeel geven en mogen het behaalde milieuvoordeel niet overdrijven.

(34)Wanneer een uitdrukkelijke milieuclaim betrekking heeft op een eindproduct en zich tijdens de gebruiksfase ervan relevante milieueffecten of milieuaspecten voordoen en de consument die milieueffecten of milieuaspecten kan beïnvloeden door middel van passend gedrag, zoals correcte afvalsortering of het effect van gebruikspatronen op de levensduur van het product, moet in de claim ook worden uitgelegd hoe de consument door middel van zijn gedrag een positieve bijdrage aan de bescherming van het milieu kan leveren.

(35)Om het voor de consument gemakkelijker te maken om voor duurzame producten te kiezen en om handelaren ertoe aan te zetten hun milieueffecten te verkleinen, moet de claim, als deze betrekking heeft op toekomstige milieuprestaties, in de eerste plaats gebaseerd zijn op verbeteringen binnen de eigen activiteiten en waardeketens van de handelaar in plaats van op compensaties voor broeikasgasemissies of andere milieueffecten.

(36)De consument moet op eenvoudige wijze toegang hebben tot de informatie over het product of de handelaar waarop de uitdrukkelijke milieuclaim betrekking heeft, alsook tot de informatie die voor de staving van de claim wordt gebruikt. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de behoeften van oudere consumenten. Handelaren moeten die informatie daarom in fysieke vorm verstrekken of moeten een weblink, QR-code of gelijkaardige verwijzing verstrekken naar een website die meer gedetailleerde informatie over de staving van de uitdrukkelijke milieuclaim bevat in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waarin de claim wordt gedaan. Om de handhaving van deze richtlijn te vergemakkelijken, moet de weblink, QR-code of gelijkaardige verwijzing ook op eenvoudige wijze toegang bieden tot het conformiteitscertificaat betreffende de staving van de uitdrukkelijke milieuclaim en tot de contactgegevens van de verificateur die dat certificaat heeft opgesteld.

(37)Om eventuele onevenredige gevolgen voor micro-ondernemingen te vermijden, moeten de kleinste ondernemingen worden vrijgesteld van de vereisten van artikel 5 in verband met informatie over de staving van uitdrukkelijke milieuclaims, tenzij die ondernemingen een conformiteitscertificaat voor een uitdrukkelijke milieuclaim wensen te verkrijgen dat door alle bevoegde autoriteiten in de Unie wordt erkend.

(38)Wanneer de Commissie gedelegeerde handelingen ter aanvulling van de bepalingen betreffende de staving van uitdrukkelijke milieuclaims vaststelt, kan het nodig zijn om ook de bepalingen betreffende het communiceren van dergelijke claims aan te vullen. Als bijvoorbeeld specifieke op de levenscyclus gebaseerde regels betreffende de staving van uitdrukkelijke milieuclaims worden vastgesteld voor bepaalde productgroepen of sectoren, kan het nodig zijn om ook aanvullende regels vast te stellen betreffende de presentatie van de milieueffecten die op basis van de regels zijn beoordeeld door te eisen dat naast de geaggregeerde indicator van de milieuprestaties in het algemeen ook drie belangrijke milieueffecten worden gepresenteerd. Daartoe moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de bepalingen inzake het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims.

(39)Momenteel worden op de markt van de Unie meer dan 200 milieukeurmerken gebruikt. Zij vertonen grote verschillen qua werkwijze, bijvoorbeeld wat betreft de transparantie en volledigheid van de gebruikte normen of methoden, de frequentie van herzieningen of het niveau van controle of verificatie. Deze verschillen hebben gevolgen voor de betrouwbaarheid van de door middel van het milieukeurmerk gecommuniceerde informatie. Terwijl claims op basis van het milieukeurmerk van de EU of de nationale equivalenten daarvan een solide wetenschappelijke basis hebben, voldoen aan op transparante wijze ontwikkelde criteria, moeten worden getest, door een derde partij moeten worden geverifieerd, en regelmatig worden gemonitord, zijn er aanwijzingen dat veel milieukeurmerken die momenteel op de markt van de Unie worden gebruikt, misleidend zijn. Veel milieukeurmerken hebben met name geen toereikende verificatieprocedures. Uitdrukkelijke milieuclaims die door middel van een milieukeurmerk worden gedaan, moeten daarom op een certificeringsregeling zijn gebaseerd.

(40)Als een milieukeurmerk een commerciële boodschap aan de consument omvat die suggereert of de indruk wekt dat een product een positief of geen effect op het milieu heeft, of minder schadelijk voor het milieu is dan concurrerende producten zonder het milieukeurmerk, moet dat milieukeurmerk ook als een uitdrukkelijke milieuclaim worden beschouwd. De inhoud van een dergelijk milieukeurmerk is derhalve onderworpen aan de vereisten inzake de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims.

(41)Milieukeurmerken zijn er vaak op gericht consumenten een geaggregeerde score te verstrekken die het cumulatieve milieueffect van producten of handelaren weergeeft, zodat producten of handelaren rechtstreeks met elkaar kunnen worden vergeleken. Een dergelijke geaggregeerde score houdt echter het risico in dat de consument wordt misleid, aangezien de geaggregeerde indicator negatieve milieueffecten van bepaalde aspecten van het product kan afzwakken met behulp van positievere milieueffecten van andere aspecten van het product. Bovendien verschillen dergelijke keurmerken, wanneer zij door verschillende exploitanten worden ontwikkeld, doorgaans wat betreft de specifieke methoden die aan de geaggregeerde score ten grondslag liggen, bijvoorbeeld wat betreft de milieueffecten waarmee rekening wordt gehouden of de weging die aan die milieueffecten wordt toegekend. Dit kan ertoe leiden dat hetzelfde product naargelang de regeling een andere score of rating krijgt. Dit probleem bestaat zowel voor regelingen die in de Unie zijn opgericht als voor regelingen uit derde landen. Dit draagt bij tot de versnippering van de interne markt, dreigt kleinere bedrijven te benadelen en misleidt de consument waarschijnlijk nog meer, waardoor het vertrouwen in milieukeurmerken wordt ondermijnd. Om dit risico te vermijden en om voor meer harmonisatie binnen de eengemaakte markt te zorgen, mogen uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, op basis van een geaggregeerde score die een cumulatief milieueffect van een product of handelaar weergeeft, alleen als naar behoren gestaafd worden beschouwd als die geaggregeerde score is verkregen volgens de regels van de Unie, met inbegrip van de gedelegeerde handelingen die de Commissie krachtens deze richtlijn mag vaststellen, zodat de regelingen voor alle producten of per specifieke productgroep in de hele Unie geharmoniseerd zijn op basis van één enkele methode om de coherentie en vergelijkbaarheid te waarborgen.

(42)Overeenkomstig het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie en tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG is het weergeven van een duurzaamheidskeurmerk dat niet op een certificeringsregeling is gebaseerd of niet door overheidsinstanties is ingesteld, in alle gevallen een oneerlijke handelspraktijk. Dit betekent dat “zelfgecertificeerde” duurzaamheidskeurmerken, waarvoor geen verificatie door derden en regelmatige monitoring wordt verricht wat de naleving van de onderliggende vereisten van het duurzaamheidskeurmerk betreft, verboden zijn.

(43)Om misleidende uitdrukkelijke milieuclaims in de vorm van milieukeurmerken tegen te gaan en het vertrouwen van de consument in milieukeurmerken te vergroten, moeten in deze richtlijn, ter aanvulling van de voorschriften van het genoemde voorstel tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG, governancecriteria worden vastgesteld waaraan alle regelingen voor milieukeurmerken moeten voldoen.

(44)Om een verdere toename van het aantal nationale en regionale officieel erkende EN ISO 14024 type I-milieukeurregelingen en andere milieukeurregelingen te voorkomen en om voor meer harmonisatie op de interne markt te zorgen, mogen nieuwe nationale of regionale regelingen voor milieukeurmerken alleen in overeenstemming met het recht van de Unie worden ontwikkeld. Niettemin kunnen de lidstaten de Commissie verzoeken te overwegen om op het niveau van de Unie overheidsregelingen voor keurmerken te ontwikkelen voor productgroepen of sectoren waarvoor dergelijke keurmerken nog niet bestaan in het Unierecht en waarvoor harmonisatie een meerwaarde zou bieden om de duurzaamheids- en internemarktdoelstellingen op efficiënte wijze te verwezenlijken.

(45)Om onnodige belemmeringen voor de internationale handel te vermijden en een gelijke behandeling met de in de Unie ingestelde overheidsregelingen te waarborgen, moeten overheidsinstanties van derde landen die een nieuwe regeling voor een milieukeurmerk opzetten, de Commissie kunnen verzoeken om goedkeuring van het gebruik van het keurmerk op de markt van de Unie. Deze goedkeuring mag alleen worden verleend als de regeling bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn, een meerwaarde biedt wat betreft milieuambitie en dekking van milieueffecten, productgroepen of sectoren, en aan alle vereisten van deze richtlijn voldoet.

(46)Door particuliere exploitanten ingestelde regelingen voor milieukeurmerken, kunnen, als zij te talrijk zijn en qua reikwijdte overlappen, tot verwarring bij de consument leiden of het vertrouwen in milieukeurmerken ondermijnen. De lidstaten mogen nieuwe regelingen voor milieukeurmerken van particuliere exploitanten daarom alleen toelaten als die regelingen in vergelijking met de bestaande nationale of regionale regelingen een aanzienlijke meerwaarde bieden wat betreft de milieuambitie van de criteria voor de toekenning van het keurmerk, de dekking van relevante milieueffecten en de volledigheid van de onderliggende beoordeling. De lidstaten moeten een procedure opzetten voor de goedkeuring van nieuwe regelingen voor milieukeurmerken op basis van een door een onafhankelijke verificateur opgesteld conformiteitscertificaat. Dit moet zowel van toepassing zijn op in de Unie ingestelde regelingen als op regelingen uit derde landen.

(47)Om rechtszekerheid te bieden en de handhaving van de bepalingen inzake nieuwe op nationaal of regionaal niveau officieel erkende regelingen voor milieukeurmerken en nieuwe particuliere regelingen voor keurmerken te vergemakkelijken, moet de Commissie een lijst publiceren van de regelingen waarvan het gebruik op de markt van de Unie toegestaan blijft of wordt goedgekeurd.

(48)Om te zorgen voor een geharmoniseerde aanpak door de lidstaten van de beoordeling en goedkeuring van door particuliere exploitanten ontwikkelde regelingen voor milieukeurmerken en om een procedure vast te stellen voor de goedkeuring door de Commissie van door overheidsinstanties van derde landen ingestelde regelingen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om gemeenschappelijke regels vast te stellen met gedetailleerde vereisten betreffende de goedkeuring van dergelijke regelingen voor milieukeurmerken, het formaat en de inhoud van ondersteunende documenten, en regels voor de goedkeuringsprocedure voor dergelijke regelingen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 85 .

(49)Het is van essentieel belang dat uitdrukkelijke milieuclaims een juiste afspiegeling vormen van de milieuprestaties en milieueffecten waarop de claim betrekking heeft en rekening houden met de meest recente wetenschappelijke gegevens. De lidstaten moeten er daarom voor zorgen dat de handelaar die de claim doet, de staving en het communiceren van de claim ten minste om de vijf jaar herziet en bijwerkt om de naleving van de vereisten van deze richtlijn te waarborgen.

(50)Om ervoor te zorgen dat uitdrukkelijke milieuclaims betrouwbaar zijn, moeten de lidstaten een procedure opzetten om te verifiëren of de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, of de regelingen voor milieukeurmerken aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

(51)Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn efficiënter te controleren en om zo veel mogelijk te voorkomen dat ongestaafde uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, op de markt verschijnen, moeten verificateurs die aan de geharmoniseerde vereisten van deze richtlijn voldoen, controleren dat de informatie die wordt gebruikt voor zowel de staving als het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, aan de eisen van deze richtlijn voldoet. Om misleiding van de consument te voorkomen, moet de verificatie in elk geval plaatsvinden voordat milieuclaims openbaar worden gemaakt of milieukeurmerken worden aangebracht. De verificateur kan, indien dat passend is, verschillende manieren aangeven waarop een uitdrukkelijke milieuclaim kan worden gecommuniceerd in overeenstemming met de vereisten van deze richtlijn, zodat het niet nodig is om een claim steeds te hercertificeren als de manier van communiceren enigszins wordt aangepast zonder afbreuk te doen aan de naleving van de vereisten van deze richtlijn. Om handelaren te helpen de regels inzake de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, na te leven, moet bij de verificatie rekening worden gehouden met de aard en de inhoud van de claim of het milieukeurmerk, met inbegrip van de vraag of zij oneerlijk lijken te zijn in het licht van Richtlijn 2005/29/EG.

(52)Om handelaren op de hele interne markt rechtszekerheid te bieden met betrekking tot de conformiteit van uitdrukkelijke milieuclaims met de vereisten van deze richtlijn, moet het conformiteitscertificaat in de hele Unie door de bevoegde autoriteiten worden erkend. Micro-ondernemingen moeten een dergelijk certificaat kunnen aanvragen als zij hun claims in overeenstemming met de vereisten van deze richtlijn willen laten certificeren om in de hele Unie voordeel te halen uit de erkenning van het certificaat. Het conformiteitscertificaat moet de beoordeling van een milieuclaim door de overheidsinstanties of rechtbanken die Richtlijn 2005/29/EG handhaven, echter onverlet laten.

(53)Om eenvormige voorwaarden voor de bepalingen inzake de verificatie van uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken te waarborgen en om de handhaving van de bepalingen inzake verificatie van deze richtlijn te vergemakkelijken, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een gemeenschappelijk formulier voor conformiteitscertificaten en de technische middelen voor de afgifte van dergelijke certificaten vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 86 .

(54)Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) moeten kunnen profiteren van de kansen die de markt voor duurzamere producten biedt, maar zij kunnen worden geconfronteerd met verhoudingsgewijs hogere kosten en moeilijkheden in verband met bepaalde vereisten inzake de staving en verificatie van uitdrukkelijke milieuclaims. De lidstaten moeten relevante informatie verstrekken, de verschillende manieren om aan de vereisten van deze richtlijn te voldoen onder de aandacht brengen, zorgen voor gerichte en gespecialiseerde opleiding en, onder andere op financieel gebied, specifieke hulp en ondersteuning bieden aan kmo’s die uitdrukkelijke milieuclaims over hun producten of activiteiten willen doen. De lidstaten moeten deze maatregelen nemen in overeenstemming met de geldende staatssteunregels.

(55)Om op de markt van de Unie te zorgen voor een gelijk speelveld waarop claims over de milieuprestaties van een product of handelaar op betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie gebaseerd zijn, moeten gemeenschappelijke regels voor handhaving en naleving worden vastgesteld.

(56)Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van deze richtlijn worden verwezenlijkt en dat de vereisten ervan doeltreffend worden gehandhaafd, moeten de lidstaten bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en handhaving van deze richtlijn. Gezien de nauwe samenhang tussen de artikelen 5 en 6 van deze richtlijn en de bepalingen van Richtlijn 2005/29/EG, moeten de lidstaten voor de handhaving van die artikelen echter de bevoegde autoriteiten kunnen aanwijzen die ook voor de handhaving van Richtlijn 2005/29/EG verantwoordelijk zijn. Omwille van de consistentie moeten de lidstaten in dat geval gebruik kunnen maken van de handhavingsmiddelen en -bevoegdheden die zij overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2005/29/EG hebben vastgesteld, in afwijking van de handhavingsregels van deze richtlijn. In gevallen waarin er op hun grondgebied meer dan één aangewezen bevoegde autoriteit is en om de doeltreffende uitoefening van de taken van de bevoegde autoriteiten te waarborgen, moeten de lidstaten zorgen voor nauwe samenwerking tussen alle aangewezen bevoegde autoriteiten.

(57)Onverminderd de bevoegdheden die reeds bij Verordening (EU) 2017/2394 87 aan consumentenbeschermingsautoriteiten zijn toegekend, moeten de bevoegde autoriteiten beschikken over een minimum aan onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze richtlijn te kunnen waarborgen, sneller en efficiënter met elkaar te kunnen samenwerken en marktdeelnemers ervan te kunnen weerhouden inbreuk op deze richtlijn te maken. Deze bevoegdheden moeten toereikend zijn om uitdagingen met betrekking tot handhaving op het gebied van elektronische handel en de digitale omgeving doeltreffend aan te pakken en om te voorkomen dat marktdeelnemers die zich niet aan de wet houden, gebruikmaken van tekortkomingen in het handhavingssysteem door zich in lidstaten te vestigen waar de bevoegde autoriteiten mogelijk niet over voldoende middelen beschikken om onrechtmatige praktijken aan te pakken.

(58)De bevoegde autoriteiten moeten in het kader van hun onderzoek alle feiten en omstandigheden van de zaak als bewijsmateriaal kunnen gebruiken.

(59)Om de aanwezigheid van misleidende en ongestaafde uitdrukkelijke milieuclaims op de markt van de Unie te voorkomen, moeten de bevoegde autoriteiten de uitdrukkelijke milieuclaims die worden gedaan en de regelingen voor milieukeurmerken die worden toegepast, regelmatig controleren om na te gaan of zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

(60)Als de bevoegde autoriteiten een inbreuk op de vereisten van deze richtlijn vaststellen, moeten zij een evaluatie verrichten en op basis van de resultaten daarvan de handelaar van de geconstateerde inbreuk in kennis stellen en eisen dat de handelaar corrigerende maatregelen neemt. Om de misleidende gevolgen voor de consument van een niet-conforme uitdrukkelijke milieuclaim of niet-conforme regeling voor milieukeurmerken tot een minimum te beperken, moeten de bevoegde autoriteiten de handelaar verplichten om snel doeltreffende maatregelen te nemen om die inbreuk te verhelpen. De vereiste corrigerende maatregelen moeten in verhouding staan tot de geconstateerde inbreuk en de verwachte schadelijke gevolgen ervan voor de consument.

(61)Wanneer een inbreuk niet beperkt is tot hun nationale grondgebied en de uitdrukkelijke milieuclaim tussen handelaren is doorgegeven, moeten de bevoegde autoriteiten de andere lidstaten in kennis stellen van de resultaten van hun evaluatie en van alle maatregelen die zij van de verantwoordelijke handelaar hebben vereist.

(62)De bevoegde autoriteiten moeten uitdrukkelijke milieuclaims die op de markt van de Unie worden gedaan ook controleren op basis van relevante informatie waarover zij beschikken, waaronder concrete aanwijzingen van derden. Derden die een klacht indienen, moeten kunnen aantonen dat zij voldoende belang hebben of kunnen stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht.

(63)Om ervoor te zorgen dat de niet-naleving van de vereisten van deze richtlijn door handelaren op doeltreffende wijze wordt ontmoedigd, moeten de lidstaten regels inzake sancties voor inbreuken op deze richtlijn vaststellen en ervoor zorgen dat die regels worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Om een consistentere toepassing van sancties mogelijk te maken, moeten gemeenschappelijke, niet-limitatieve criteria worden vastgesteld voor het bepalen van de soorten sancties die in geval van inbreuken moeten worden opgelegd en voor het bepalen van de hoogte van die sancties. Die criteria moeten onder meer de aard en de ernst van de inbreuk omvatten, alsook de uit de inbreuk voortvloeiende economische voordelen, zodat de verantwoordelijken die voordelen worden ontnomen.

(64)Wanneer zij sancties en maatregelen voor inbreuken vaststellen, moeten de lidstaten er, rekening houdend met de ernst van de inbreuk, voor zorgen dat het niveau van de geldboeten handelaren die de regels niet naleven, daadwerkelijk het economische voordeel ontneemt dat het gebruik van de misleidende of ongestaafde uitdrukkelijke milieuclaim of niet-conforme regeling voor milieukeurmerken heeft opgeleverd, ook in geval van herhaalde inbreuken. De maatregelen met betrekking tot inbreuken waarin de lidstaten voorzien, moeten daarom ook de inbeslagneming van het desbetreffende product bij de handelaar of van de inkomsten uit de met de inbreuk verband houdende transacties of een tijdelijke uitsluiting of een tijdelijk verbod op het in de Unie in de handel brengen van producten of aanbieden van diensten omvatten. De ernst van de inbreuk moet het belangrijkste criterium zijn bij het bepalen van de door de handhavingsautoriteiten te nemen maatregelen. In geval van wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie die het voorwerp van een gecoördineerd onderzoek en handhavingsmaatregelen overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2394 88 zijn, moet het maximumbedrag van boetes afschrikkend zijn en ten minste 4 % van de totale jaaromzet van de handelaar in de betrokken lidstaat of lidstaten bedragen.

(65)Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 290 VWEU is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, tot passende raadpleging overgaat in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 89 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(66)Om na te gaan in hoeverre de wetgeving de door haar nagestreefde doelstellingen bereikt, moet de Commissie deze richtlijn evalueren en aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de belangrijkste bevindingen. Met het oog op de evaluatie van deze richtlijn moeten de lidstaten regelmatig informatie over de toepassing van deze richtlijn verzamelen en die jaarlijks bij de Commissie indienen.

(67)Wanneer de Commissie het op basis van de resultaten van de monitoring en evaluatie van deze richtlijn passend acht een herziening van deze richtlijn voor te stellen, moet ook worden nagedacht over de haalbaarheid en geschiktheid van verdere bepalingen inzake het verplicht stellen van een gemeenschappelijke methode voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims, de uitbreiding van het verbod op milieuclaims voor producten die gevaarlijke stoffen bevatten, tenzij het gebruik ervan essentieel wordt geacht voor de samenleving, of verdere harmonisatie van de vereisten inzake de staving van specifieke milieuclaims over milieuaspecten of milieueffecten.

(68)Het gebruik van de schadelijkste stoffen, en met name het gebruik ervan in consumentenproducten, moet in de Unie uiteindelijk worden uitgefaseerd om ernstige schade aan de gezondheid van de mens en aan het milieu te vermijden en te voorkomen. Krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad 90 mogen vermeldingen zoals “niet toxisch”, “onschadelijk”, “niet vervuilend”, “milieuvriendelijk” of andere vermeldingen die aangeven dat een stof of mengsel niet gevaarlijk is, dan wel vermeldingen die niet stroken met de indeling van die stof of dat mengsel, niet worden aangebracht op het etiket van mengsels en stoffen die gevaarlijke chemische stoffen bevatten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat aan die verplichting wordt voldaan. Zoals toegezegd in de strategie voor duurzame chemische stoffen zal de Commissie criteria voor essentiële gebruiksdoeleinden vaststellen als leidraad voor de toepassing ervan in alle relevante wetgeving van de Unie.

(69)Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt voor marktdeelnemers die op de interne markt actief zijn en voor consumenten die zich op milieuclaims verlaten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(70)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 91 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(71)De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad 92 moet worden gewijzigd om een verwijzing naar deze richtlijn toe te voegen ter bevordering van de administratieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten via het Informatiesysteem interne markt.

(72)De bijlage bij Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad 93 moet worden gewijzigd om een verwijzing naar deze richtlijn toe te voegen ter bevordering van de grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van deze richtlijn.

(73)Bijlage I bij Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad 94 moet worden gewijzigd om een verwijzing naar deze richtlijn toe te voegen ter bescherming van de collectieve consumentenbelangen waarin deze richtlijn voorziet,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.Deze richtlijn is van toepassing op uitdrukkelijke milieuclaims die handelaren in het kader van handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten over producten of over handelaren doen.

2.Deze richtlijn is niet van toepassing op regelingen voor milieukeurmerken en uitdrukkelijke milieuclaims die worden gereguleerd of gestaafd door regels die zijn vastgesteld in:

a)Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad 95 ;

b)Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad 96 ;

c)Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad 97 ;

d)Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad 98 ;

e)Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad 99 ;

f)Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad 100 ;

g)Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad 101 ;

h)Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad 102 ;

i)Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad 103 ;

j)Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad 104 ;

k)Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad 105 ;

l)Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad 106 ;

m)Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad 107 ;

n)Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad 108 ;

o)Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad 109 en andere regels, normen of richtsnoeren op nationaal, internationaal of Unieniveau voor financiële diensten, financiële instrumenten en financiële producten;

p)andere bestaande of toekomstige regels van de Unie die de voorwaarden bepalen waaronder bepaalde uitdrukkelijke milieuclaims over bepaalde producten of handelaren mogen of moeten worden gedaan of die de voorschriften voor de beoordeling of het communiceren van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van bepaalde producten of handelaren of de voorwaarden voor regelingen voor milieukeurmerken bevatten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)“milieuclaim”: een milieuclaim zoals gedefinieerd in artikel 2, punt o), van Richtlijn 2005/29/EG;

2)“uitdrukkelijke milieuclaim”: een milieuclaim in tekstvorm of opgenomen in een milieukeurmerk;

3)“handelaar”: een handelaar zoals gedefinieerd in artikel 2, punt b), van Richtlijn 2005/29/EG;

4)“product”: een product zoals gedefinieerd in artikel 2, punt c), van Richtlijn 2005/29/EG;

5)“consument”: een consument zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 2005/29/EG;

6)“handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten”: handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt d), van Richtlijn 2005/29/EG;

7)“duurzaamheidskeurmerk”: een duurzaamheidskeurmerk zoals gedefinieerd in artikel 2, punt r), van Richtlijn 2005/29/EG;

8)“milieukeurmerk”: een duurzaamheidskeurmerk dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op de milieuaspecten van een product, proces of handelaar;

9)“productgroep”: een reeks producten die soortgelijke doeleinden hebben of vergelijkbaar zijn in termen van gebruik of vergelijkbare functionele eigenschappen hebben;

10)“certificeringsregeling”: een certificeringsregeling zoals gedefinieerd in artikel 2, punt s), van Richtlijn 2005/29/EG;

11)“verificatie”: het conformiteitsbeoordelingsproces dat door een verificateur wordt uitgevoerd om te verifiëren of de staving en het communiceren van de uitdrukkelijke milieuclaims in overeenstemming zijn met de vereisten van deze richtlijn dan wel of regelingen voor milieukeurmerken aan deze verordening voldoen;

12)“waardeketen”: alle activiteiten en processen die deel uitmaken van de levenscyclus van een product of de activiteit van een handelaar, met inbegrip van herproductie;

13)“levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling met elkaar verbonden stadia gedurende de levensduur van een product, te weten de verwerving van grondstoffen of de opwekking daarvan uit natuurlijke hulpbronnen, de voorbehandeling, de vervaardiging, de opslag, de distributie, de installatie, het gebruik, het onderhoud, de reparatie, het upgraden, het opknappen alsook het hergebruik, en het einde van de levensduur;

14)“primaire informatie”: informatie die rechtstreeks door de handelaar wordt gemeten of verzameld in een of meer inrichtingen die representatief zijn voor de activiteiten van de handelaar;

15)“secundaire informatie”: informatie die gebaseerd is op andere bronnen dan primaire informatie, waaronder literatuuronderzoek, technische studies en octrooien;

16)“publiek”: een of meer natuurlijke of rechtspersonen en hun verenigingen, handelaren of groepen;

17)“milieuprestaties”: de prestaties van een bepaald product, een bepaalde productgroep, een bepaalde handelaar of een bepaalde sector wat betreft de milieuaspecten of milieueffecten van dat product of die productgroep of van de activiteiten van die handelaar of die sector;

18)“milieuaspect”: een element van de activiteiten van een handelaar of sector of van producten of productgroepen dat een uitwerking heeft of kan hebben op het milieu;

19)“milieueffect”: elke positieve of negatieve verandering in het milieu die geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door de activiteiten van een handelaar of sector of door een product of productgroep tijdens de levenscyclus ervan.

Artikel 3

Staving van uitdrukkelijke milieuclaims

1.De lidstaten zorgen ervoor dat handelaren een beoordeling uitvoeren om uitdrukkelijke milieuclaims te staven. Die beoordeling moet:

specificeren of de claim betrekking heeft op het volledige product, een deel van het product of bepaalde aspecten van het product dan wel op alle activiteiten van een handelaar of een bepaald deel of aspect van die activiteiten, naargelang de claim;

gebaseerd zijn op algemeen erkend wetenschappelijk bewijs, gebruikmaken van nauwkeurige informatie en rekening houden met relevante internationale normen;

aantonen dat de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, significant zijn vanuit het oogpunt van de levenscyclus;

indien een claim over milieuprestaties wordt gedaan, rekening houden met alle milieuaspecten of milieueffecten die van belang zijn voor de beoordeling van de milieuprestaties;

aantonen dat de claim niet gelijkstaat aan wettelijke vereisten voor producten binnen de productgroep of voor handelaren binnen de sector;

aangeven of het product of de handelaar waarop de claim betrekking heeft, aanzienlijk beter presteert wat betreft de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, dan wat gebruikelijk is voor producten in de desbetreffende productgroep of handelaren in de desbetreffende sector;

nagaan of de verbetering van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, ernstige schade veroorzaakt in verband met de milieueffecten op de klimaatverandering, het verbruik van hulpbronnen en de circulariteit, het duurzame gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen, de verontreiniging, de biodiversiteit, het dierenwelzijn en ecosystemen;

de compensaties voor broeikasgasemissies scheiden van de broeikasgasemissies om aanvullende milieu-informatie te verstrekken, specificeren of die compensaties betrekking hebben op emissiereducties of op emissieverwijderingen, en beschrijven in welke zin die compensaties een hoog integriteitsniveau hebben en hoe zij correct zijn berekend om de geclaimde impact op het klimaat weer te geven;

primaire informatie omvatten die voor de handelaar beschikbaar is betreffende de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft;

indien er geen primaire informatie beschikbaar is, relevante secundaire informatie betreffende milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties omvatten die representatief is voor de specifieke waardeketen van het product of de handelaar waarop de claim betrekking heeft.

2.Indien wordt aangetoond dat er aanzienlijke milieueffecten bestaan waarop de claim geen betrekking heeft, maar er geen algemeen erkend wetenschappelijk bewijs beschikbaar is om de in lid 1, punt c), bedoelde beoordeling te kunnen uitvoeren, houdt de handelaar die de claim over een ander aspect doet rekening met de beschikbare informatie en werkt hij indien nodig de beoordeling overeenkomstig lid 1 bij zodra er algemeen erkend wetenschappelijk bewijs beschikbaar is.

3.De in de leden 1 en 2 vastgestelde vereisten zijn niet van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 110 , tenzij zij om verificatie verzoeken om overeenkomstig artikel 10 een conformiteitscertificaat te verkrijgen.

4.Indien uit de in artikel 20 bedoelde regelmatige monitoring van de evolutie van milieuclaims blijkt dat er voor specifieke claims verschillen zijn in de toepassing van de in lid 1 vastgestelde vereisten en dat deze verschillen de goede werking van de interne markt belemmeren, of indien de Commissie vaststelt dat het gebrek aan vereisten voor specifieke claims tot wijdverbreide misleiding van de consument leidt, kan de Commissie overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vaststellen om de in lid 1 vastgestelde vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door:

de regels voor de beoordeling van de milieuaspecten, milieueffecten en milieuprestaties vast te stellen, onder andere door te bepalen welke activiteiten, processen, materialen, emissies of gebruiksdoeleinden van een product in aanzienlijke mate bijdragen of niet kunnen bijdragen tot de desbetreffende milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties;

te bepalen voor welke milieuaspecten of milieueffecten primaire informatie moet worden verstrekt en de criteria voor de beoordeling van de juistheid van de primaire en secundaire informatie vast te stellen, of

specifieke regels in verband met de levenscyclus vast te stellen voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims voor bepaalde productgroepen en sectoren.

5.Wanneer de Commissie overeenkomstig het vorige lid de vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims specificeert, houdt zij rekening met de wetenschappelijke of andere beschikbare technische informatie, met inbegrip van relevant internationale normen, en neemt zij in voorkomend geval het volgende in overweging:

a)de specifieke kenmerken van de sectoren en producten die een specifieke methodologische aanpak vereisen;

b)de potentiële bijdrage van specifieke productgroepen of sectoren aan de verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie;

alle uit de wetgeving van de Unie afgeleide relevante informatie;

hoe toegankelijk informatie en gegevens voor de beoordeling zijn en hoe gemakkelijk kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) van deze informatie en gegevens gebruik kunnen maken.

Artikel 4

Staving van vergelijkende uitdrukkelijke milieuclaims

1.De staving van uitdrukkelijke milieuclaims die stellen of impliceren dat een product of een handelaar minder milieueffecten of betere milieuprestaties dan andere producten of handelaren heeft (“vergelijkende milieuclaims”), moet naast de vereisten van artikel 3 ook aan de volgende vereisten voldoen:

de informatie en gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van de producten of handelaren waarmee wordt vergeleken, staan gelijk aan de informatie en gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van het product of de handelaar waarop de claim betrekking heeft;

de gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van de producten of handelaren, worden op gelijkwaardige wijze gegenereerd of verkregen als de gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van de producten of handelaren waarmee wordt vergeleken;

de dekking van de stadia van de waardeketen is gelijkwaardig voor de producten en handelaren die worden vergeleken en zorgt ervoor dat de belangrijkste stadia voor alle producten en handelaren in aanmerking worden genomen;

de dekking van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties is gelijkwaardig voor de producten en handelaren die worden vergeleken en zorgt ervoor dat de belangrijkste milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties voor alle producten en handelaren in aanmerking worden genomen;

de voor de vergelijking gebruikte hypothesen worden op gelijkwaardige wijze vastgesteld voor de producten en handelaren die worden vergeleken.

2.Wanneer een vergelijkende milieuclaim verband houdt met een verbetering van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van een product waarop de claim betrekking heeft ten opzichte van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van een ander product van dezelfde handelaar, een concurrerende handelaar die niet langer op de markt actief is of een handelaar die niet langer aan consumenten verkoopt, moet in de staving van die claim worden uitgelegd welke gevolgen die verbetering heeft voor andere relevante milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van het product waarop de claim betrekking heeft en duidelijk worden vermeld wat het referentiejaar voor de vergelijking is.

3.De in dit artikel vastgestelde vereisten zijn niet van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 111 , tenzij zij om verificatie verzoeken om overeenkomstig artikel 10 een conformiteitscertificaat te verkrijgen.

Artikel 5

Communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een handelaar verplicht is een uitdrukkelijke milieuclaim te communiceren overeenkomstig de vereisten van dit artikel.

2.Uitdrukkelijke milieuclaims mogen alleen betrekking hebben op milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties die overeenkomstig de vereisten van de artikelen 3, 4 en 5 worden gestaafd en die overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt c) of d), als significant voor het betrokken product of de betrokken handelaar zijn aangemerkt.

3.Wanneer de uitdrukkelijke milieuclaim verband houdt met een eindproduct en de gebruiksfase tot de meest relevante fasen van de levenscyclus van dat product behoort, bevat de claim informatie over de wijze waarop de consument het product moet gebruiken om de verwachte milieuprestaties van dat product te bereiken. Die informatie wordt samen met de claim verstrekt.

4.Wanneer de uitdrukkelijke milieuclaim verband houdt met de toekomstige milieuprestaties van een product of handelaar, moet de claim een tijdsgebonden verbintenis betreffende verbeteringen binnen de eigen activiteiten en waardeketens omvatten.

5.Uitdrukkelijke milieuclaims over de cumulatieve milieueffecten van een product of handelaar op basis van een geaggregeerde indicator van milieueffecten kunnen alleen worden gedaan op basis van in het Unierecht vastgestelde regels voor de berekening van een dergelijke geaggregeerde indicator.

6.Informatie over het product of de handelaar waarop de uitdrukkelijke milieuclaim betrekking heeft en over de staving wordt samen met de claim in fysieke vorm of als weblink, als QR-code of in een gelijkaardige vorm verstrekt.

Die informatie omvat ten minste het volgende:

de milieuaspecten, milieueffecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft;

de relevante normen van de Unie of de relevante internationale normen, in voorkomend geval;

de onderliggende studies of berekeningen die zijn gebruikt voor de beoordeling, meting en monitoring van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, zonder de resultaten van die studies of berekeningen buiten beschouwing te laten, en een toelichting bij het toepassingsgebied, de hypothesen en de beperkingen van die studies of berekeningen, tenzij die informatie een bedrijfsgeheim in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/943 112 is;

een korte toelichting op de wijze waarop de verbeteringen waarop de claim betrekking heeft, worden gerealiseerd;

het in artikel 10 bedoelde conformiteitscertificaat betreffende de staving van de claim en de contactgegevens van de verificateur die het conformiteitscertificaat heeft opgesteld;

voor uitdrukkelijke milieuclaims met betrekking tot het klimaat die gebaseerd zijn op compensaties voor broeikasgasemissies, informatie over de mate waarin zij afhankelijk zijn van compensaties en over de vraag of deze betrekking hebben op emissiereducties of emissieverwijderingen;

een samenvatting van de beoordeling, met inbegrip van de in dit lid vermelde elementen, die duidelijk en begrijpelijk is voor de consumenten die tot de doelgroep van de claim behoren en die wordt verstrekt in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waar de claim wordt gedaan.

7.De in de leden 2, 3 en 6 vastgestelde vereisten zijn niet van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie, tenzij zij om verificatie verzoeken om overeenkomstig artikel 10 een conformiteitscertificaat te verkrijgen.

8.Wanneer de staving van bepaalde milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties onderworpen is aan de regels die zijn vastgesteld in de in artikel 3, lid 4, punten a) en c), bedoelde gedelegeerde handelingen, kan de Commissie overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vaststellen om de in artikel 5 vastgestelde vereisten voor het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door nader te bepalen welke informatie over die milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties kan of moet worden meegedeeld, om ervoor te zorgen dat de consumenten niet worden misleid.

Artikel 6

Communiceren van vergelijkende milieuclaims

Vergelijkende milieuclaims mogen geen verband houden met een verbetering van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van het product waarop de claim betrekking heeft ten opzichte van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van een ander product van dezelfde handelaar, een concurrerende handelaar die niet langer op de markt actief is of een handelaar die niet langer aan consumenten verkoopt, tenzij zij gebaseerd zijn op bewijs dat de verbetering aanzienlijk is en in de afgelopen vijf jaar is verwezenlijkt.

Artikel 7

Milieukeurmerken

1.De lidstaten zorgen ervoor dat milieukeurmerken aan de voorschriften van de artikelen 3 tot en met 6 voldoen en overeenkomstig artikel 10 worden geverifieerd.

2.Alleen milieukeurmerken die zijn toegekend in het kader van regelingen voor milieukeurmerken die op grond van het recht van de Unie zijn ingesteld, mogen een rating of score van een product of handelaar geven die gebaseerd is op een geaggregeerde indicator van de milieueffecten van een product of handelaar.

Artikel 8

Vereisten voor regelingen voor milieukeurmerken

1.Een regeling voor milieukeurmerken is een certificeringsregeling om te bevestigen dat een product, een proces of een handelaar aan de vereisten van een milieukeurmerk voldoet.

2.Regelingen voor milieukeurmerken moeten aan de volgende vereisten voldoen:

de informatie over de eigendom en de besluitvormingsorganen van de regeling voor milieukeurmerken is transparant, gratis toegankelijk, gemakkelijk te begrijpen en voldoende gedetailleerd;

de informatie over de doelstellingen van de regeling voor milieukeurmerken en de vereisten en procedures voor de monitoring van de conformiteit van de regeling voor milieukeurmerken zijn transparant, gratis toegankelijk, gemakkelijk te begrijpen en voldoende gedetailleerd;

de voorwaarden voor toetreding tot de regeling voor milieukeurmerken staan in verhouding tot de omvang en de omzet van ondernemingen, zodat kleine en middelgrote ondernemingen niet worden uitgesloten;

de vereisten voor de regeling voor milieukeurmerken zijn ontwikkeld door deskundigen die de wetenschappelijke degelijkheid ervan kunnen waarborgen en zijn ter raadpleging voorgelegd aan een heterogene groep belanghebbenden die ze heeft geëvalueerd en de relevantie ervan vanuit maatschappelijk oogpunt heeft gewaarborgd;

de regeling voor milieukeurmerken beschikt over een mechanisme voor de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen;

de regeling voor milieukeurmerken beschikt over procedures voor het aanpakken van niet-naleving en voorziet in de intrekking of schorsing van het milieukeurmerk in geval van aanhoudende en flagrante niet-naleving van de vereisten van de regeling.

3.Vanaf [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen] worden door de overheidsinstanties van de lidstaten geen nieuwe nationale of regionale regelingen voor milieukeurmerken ingesteld. Nationale of regionale regelingen voor milieukeurmerken die voor die datum zijn ingesteld, mogen echter milieukeurmerken blijven toekennen op de markt van de Unie, mits zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

Vanaf de in de eerste alinea genoemde datum mogen regelingen voor milieukeurmerken alleen uit hoofde van het Unierecht worden ingesteld.

4.Vanaf [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen] moeten alle nieuwe door overheidsinstanties van derde landen ingestelde regelingen voor milieukeurmerken die milieukeurmerken toekennen die op de markt van de Unie zullen worden gebruikt, door de Commissie worden goedgekeurd voordat zij de markt van de Unie mogen binnenkomen, om ervoor te zorgen dat die keurmerken een meerwaarde bieden wat betreft hun milieuambitie, met name wat betreft de dekking van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties of van een bepaalde productgroep of sector, in vergelijking met de in lid 3 bedoelde bestaande regelingen op regionaal, nationaal of Unieniveau, en dat zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. Regelingen voor milieukeurmerken die voor die datum door overheidsinstanties van derde landen zijn ingesteld, mogen milieukeurmerken blijven toekennen die op de markt van de Unie zullen worden gebruikt, mits zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

5.De lidstaten zorgen ervoor dat regelingen voor milieukeurmerken die door particuliere exploitanten zijn ingesteld na [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen], alleen worden goedgekeurd als die regelingen een meerwaarde bieden wat betreft hun milieuambitie, met name wat betreft de dekking van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties of van een bepaalde productgroep of sector en hun vermogen om de groene transitie van kmo’s te ondersteunen, in vergelijking met de in lid 3 bedoelde bestaande regelingen op regionaal, nationaal of Unieniveau, en zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

Deze procedure voor de goedkeuring van nieuwe regelingen voor milieukeurmerken is van toepassing op regelingen die door particuliere exploitanten in de Unie en in derde landen zijn ingesteld.

De lidstaten stellen de Commissie van de goedkeuring van nieuwe particuliere regelingen in kennis.

6.Om de in de leden 4 en 5 bedoelde goedkeuringen te verkrijgen, verstrekken exploitanten van nieuwe regelingen voor milieukeurmerken bewijsstukken die de volgende informatie bevatten:

de beginselen die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de regeling;

de voorgestelde reikwijdte van de regeling;

het bewijs dat de regeling een meerwaarde zal bieden, zoals beschreven in lid 4 voor regelingen voor milieukeurmerken die door overheidsinstanties in derde landen zijn ingesteld of in lid 5 voor regelingen voor milieukeurmerken die door particuliere exploitanten zijn ingesteld;

een voorstel voor ontwerpcriteria en de methode voor de ontwikkeling en toekenning van het milieukeurmerk en de verwachte effecten op de markt;

een gedetailleerde beschrijving van de eigendom en de besluitvormingsorganen van de regeling voor milieukeurmerken.

De in de eerste alinea bedoelde documenten worden bij de Commissie ingediend in het geval van de in lid 4 bedoelde regelingen of bij de autoriteiten van de lidstaten in het geval van de in lid 5 bedoelde regelingen, samen met het overeenkomstig artikel 10 opgestelde conformiteitscertificaat voor regelingen voor milieukeurmerken.

7.De Commissie publiceert een lijst van officieel erkende milieukeurmerken die na [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen] op de mark van de Unie mogen worden gebruikt overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 en zorgt ervoor dat die lijst actueel is.

8.Om een uniforme toepassing in de hele Unie te waarborgen, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast om:

gedetailleerde vereisten vast te stellen voor de goedkeuring van regelingen voor milieukeurmerken op grond van de in de leden 4 en 5 bedoelde criteria;

het formaat en de inhoud van de in lid 6 bedoelde bewijsstukken te specificeren;

gedetailleerde regels vast te stellen voor de procedure voor de in lid 4 bedoelde goedkeuring.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 19 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 9

Evaluatie van de staving van uitdrukkelijke milieuclaims

De lidstaten zorgen ervoor dat handelaren de informatie die voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims wordt gebruikt, uiterlijk vijf jaar na de datum waarop de in artikel 5, lid 6, bedoelde informatie is verstrekt, evalueren en bijwerken wanneer er omstandigheden zijn die van invloed kunnen zijn op de juistheid van een claim. Bij de evaluatie herziet de handelaar de gebruikte onderliggende informatie om ervoor te zorgen dat de vereisten van de artikelen 3 en 4 volledig worden nageleefd.

De bijgewerkte uitdrukkelijke milieuclaim wordt overeenkomstig artikel 10 geverifieerd.

Artikel10

Verificatie en certificering van de staving en het communiceren van milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken

1.De lidstaten stellen procedures vast om de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims te verifiëren aan de hand van de vereisten van de artikelen 3 tot en met 7.

2.De lidstaten stellen procedures vast om te verifiëren of regelingen voor milieukeurmerken aan de vereisten van artikel 8 voldoen.

3.De verificatie- en certificeringsvereisten zijn alleen van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie zijn indien die handelaren daarom verzoeken.

4.De verificatie wordt door een verificateur die aan de vereisten van artikel 11 voldoet, uitgevoerd overeenkomstig de in de leden 1 en 2 bedoelde procedures voordat een handelaar de milieuclaim openbaar maakt of het milieukeurmerk aanbrengt.

5.De verificateur houdt voor de verificatie rekening met de aard en inhoud van de uitdrukkelijke milieuclaim of het milieukeurmerk.

6.Na voltooiing van de verificatie stelt de verificateur in voorkomend geval een conformiteitscertificaat op waarin wordt bevestigd dat de uitdrukkelijke milieuclaim of het milieukeurmerk aan de vereisten van deze richtlijn voldoet.

7.Het conformiteitscertificaat wordt erkend door de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en de handhaving van deze richtlijn. De lidstaten delen de lijst van conformiteitscertificaten mee via het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 ingestelde Informatiesysteem interne markt.

8.Het conformiteitscertificaat laat de beoordeling van de milieuclaim door nationale autoriteiten of rechtbanken overeenkomstig Richtlijn 2005/29/EG onverlet.

9.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met details betreffende de vorm van het in lid 5 bedoelde conformiteitscertificaat en de technische middelen voor de afgifte ervan. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 19 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 11

Verificateur

1.De verificateur is een externe conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 113 is geaccrediteerd.

2.De accreditatie omvat met name de evaluatie van de naleving van de vereisten van lid 3.

3.De verificateur moet aan de volgende vereisten voldoen:

a)de verificateur is onafhankelijk van het product waarop de milieuclaim is aangebracht of de handelaar waarmee de milieuclaim verband houdt;

b)de verificateur, zijn hoogste leidinggevenden en het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de verificatietaken, verrichten geen activiteiten die in strijd kunnen zijn met hun onafhankelijke oordeel of integriteit met betrekking tot de verificatieactiviteiten;

c)de verificateur en zijn personeel voeren de verificatieactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid en zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun verificatieactiviteiten kunnen beïnvloeden;

d)de verificateur beschikt over de deskundigheid, uitrusting en infrastructuur die nodig zijn om de verificatieactiviteiten waarvoor hij is geaccrediteerd uit te voeren;

e)de verificateur beschikt over voldoende gekwalificeerde en ervaren personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de verificatietaken;

f)het personeel van een verificateur is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle bij de uitvoering van de verificatietaken verkregen informatie;

g)wanneer een verificateur specifieke taken in verband met verificatie uitbesteedt of een beroep op een dochteronderneming doet, neemt hij de volledige verantwoordelijkheid voor de door een onderaannemer of dochteronderneming uitgevoerde taken op zich en beoordeelt en monitort hij de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en de door hen uitgevoerde werkzaamheden.

Artikel 12

Kleine en middelgrote ondernemingen

De lidstaten nemen passende maatregelen om kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) te helpen de vereisten van deze richtlijn na te leven. Die maatregelen omvatten ten minste richtsnoeren of soortgelijke mechanismen om kmo’s te informeren over manieren waarop zij aan de vereisten inzake uitdrukkelijke milieuclaims kunnen voldoen. Onverminderd de toepasselijke staatssteunregels kunnen dergelijke maatregelen daarnaast het volgende omvatten:

a)financiële steun;

b)toegang tot financiering;

c)gespecialiseerde opleidingen voor managers en personeel;

d)organisatorische en technische bijstand.

Artikel 13

Aanwijzing van bevoegde autoriteiten en coördinatiemechanisme

1.De lidstaten wijzen een of meer voor de uitvoering en handhaving van deze richtlijn bevoegde autoriteiten aan.

2.Met het oog op de handhaving van de artikelen 5 en 6 kunnen de lidstaten de nationale autoriteiten of rechtbanken aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van Richtlijn 2005/29/EG. In dat geval kunnen de lidstaten van de artikelen 14 tot en met 17 van deze richtlijn afwijken en de overeenkomstig de artikelen 11 tot en met 13 van Richtlijn 2005/29/EG vastgestelde handhavingsregels toepassen.

3.Indien er op hun grondgebied meer dan één bevoegde autoriteit is, zien de lidstaten erop toe dat de respectieve taken van die autoriteiten duidelijk worden omschreven en dat er geschikte communicatie- en coördinatiemechanismen worden opgezet.

4.De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van de identiteit van de bevoegde autoriteiten in hun lidstaat en van de bevoegdheden van die autoriteiten.

Artikel 14

Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

1.De lidstaten verlenen hun bevoegde autoriteiten de nodige inspectie- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze richtlijn te waarborgen.

2.De krachtens lid 1 aan de bevoegde autoriteiten verleende bevoegdheden omvatten ten minste het volgende:

a)de bevoegdheid om alle relevante documenten, gegevens of informatie met betrekking tot een inbreuk op deze richtlijn in te zien, in elke vorm en in elk formaat en ongeacht het opslagmedium en de opslagplaats, alsook de bevoegdheid om kopieën van die documenten, gegevens of informatie te maken of te verkrijgen;

b)de bevoegdheid om van elke natuurlijke of rechtspersoon te eisen dat deze alle relevante informatie, gegevens of documenten verstrekt, ongeacht de vorm, het formaat, het opslagmedium en de opslagplaats daarvan, om vast te stellen of er sprake was of is van een inbreuk op deze richtlijn en om de details van een dergelijke inbreuk vast te stellen;

c)de bevoegdheid om op eigen initiatief onderzoeken of procedures in te stellen om inbreuken op deze richtlijn te doen beëindigen of verbieden;

d)de bevoegdheid om handelaren te verplichten passende en doeltreffende herstelmaatregelen en andere geschikte maatregelen te nemen om een einde te maken aan een inbreuk op deze richtlijn;

e)de bevoegdheid om, in voorkomend geval, stakingsbevelen vast te stellen met betrekking tot inbreuken op deze richtlijn;

f)de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 17 sancties op te leggen voor inbreuken op deze richtlijn.

3.De bevoegde autoriteiten mogen alle informatie, documenten, bevindingen, verklaringen en inlichtingen als bewijsmateriaal voor hun onderzoeken gebruiken, ongeacht het formaat en het opslagmedium ervan.

Artikel 15

Maatregelen voor het toezicht op de naleving

1.De overeenkomstig artikel 13 aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaten controleren regelmatig de uitdrukkelijke milieuclaims die worden gedaan en de regelingen voor milieukeurmerken die worden toegepast op de markt van de Unie. De verslagen met de resultaten van die controles worden online ter beschikking van het publiek gesteld.

2.Wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een inbreuk op een in deze richtlijn vastgestelde verplichting vaststellen, voeren zij een evaluatie uit die alle relevante vereisten van deze richtlijn omvat.

3.Wanneer de bevoegde autoriteiten naar aanleiding van de in de eerste alinea bedoelde evaluatie vaststellen dat de staving en het communiceren van een uitdrukkelijke milieuclaim of een regeling voor milieukeurmerken niet aan de vereisten van deze richtlijn voldoet, stellen zij de handelaar die de claim doet in kennis van de non-conformiteit en eisen zij dat die handelaar binnen dertig dagen alle passende corrigerende maatregelen neemt om de uitdrukkelijke milieuclaim of de regeling voor milieukeurmerken met deze richtlijn in overeenstemming te brengen of om het gebruik van en het verwijzen naar de non-conforme uitdrukkelijke milieuclaim stop te zetten. Die maatregelen moeten zo doeltreffend mogelijk zijn en zo snel mogelijk worden genomen, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en het recht om te worden gehoord.

Artikel 16

Behandeling van klachten en toegang tot de rechter

1.Natuurlijke personen of rechtspersonen of organisaties die krachtens het Unierecht of het nationale recht een rechtmatig belang hebben, hebben het recht bij de bevoegde autoriteiten een gemotiveerde klacht in te dienen wanneer zij op grond van objectieve omstandigheden van oordeel zijn dat een handelaar de bepalingen van deze richtlijn niet naleeft.

2.Voor de toepassing van de eerste alinea worden niet-gouvernementele entiteiten of organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid, het milieu of de consument en die aan de vereisten van het nationale recht voldoen, geacht voldoende belang te hebben.

3.De bevoegde autoriteiten beoordelen de in lid 1 bedoelde gemotiveerde klacht en nemen zo nodig maatregelen, waaronder inspecties van en hoorzittingen met de persoon of organisatie, om de klacht te verifiëren. Indien de niet-naleving wordt bevestigd, nemen de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen overeenkomstig artikel 15.

4.De bevoegde autoriteiten stellen de in lid 1 bedoelde persoon of organisatie die de klacht heeft ingediend zo spoedig mogelijk en in elk geval overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het nationale recht in kennis van hun besluit inzake het inwilligen of weigeren van het in de klacht vervatte verzoek om maatregelen en motiveren dat besluit.

5.De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon of organisatie zoals bedoeld in lid 1 die een gemotiveerde klacht indient, toegang heeft tot de rechter of een andere onafhankelijke en onpartijdige overheidsinstantie die bevoegd is om de formele en materiële rechtmatigheid van de besluiten, het handelen of het verzuim te handelen van de bevoegde autoriteit uit hoofde van deze richtlijn te toetsen, onverminderd de nationale wettelijke bepalingen volgens welke de administratieve beroepsprocedures moeten zijn uitgeput alvorens een gerechtelijke procedure kan worden ingeleid. Die procedures voor rechterlijke toetsing moeten eerlijk, billijk, tijdig en kosteloos of niet buitensporig kostbaar zijn en moeten voorzien in passende en doeltreffende rechtsmiddelen, waaronder, indien nodig, stakingsbevelen.

6.De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek praktische informatie wordt verstrekt over de toegang tot de in dit artikel bedoelde administratieve en gerechtelijke beroepsprocedures.

Artikel 17

Sancties

1.Onverminderd de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 2008/99/EG 114 , stellen de lidstaten de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op nationale bepalingen die op grond van deze richtlijn zijn vastgesteld en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.Bij het bepalen van het type en de hoogte van de sancties die bij inbreuken moeten worden opgelegd, houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten terdege rekening met het volgende:

a)de aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk;

b)het opzettelijke of nalatige karakter van de inbreuk en eventuele maatregelen van de handelaar om de door consumenten geleden schade te beperken of te herstellen, indien van toepassing;

c)de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon, zoals blijkt uit bijvoorbeeld de totale omzet van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte rechtspersoon of het jaarinkomen van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke persoon;

d)de economische voordelen die de verantwoordelijken uit de inbreuk hebben gehaald;

e)alle eerdere inbreuken door de verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon;

f)elke andere verzwarende of verzachtende factor die van toepassing is op de omstandigheden van de zaak;

g)in voorkomend geval, sancties die in grensoverschrijdende zaken in andere lidstaten aan de handelaar zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk, wanneer informatie over dergelijke sancties beschikbaar is via het bij Verordening (EU) 2017/2394 opgezet mechanisme.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat sancties en maatregelen naar aanleiding van inbreuken op deze richtlijn het volgende omvatten:

a)geldboeten die de verantwoordelijken de uit de inbreuken voortvloeiende economische voordelen daadwerkelijk ontnemen en de verhoging van die geldboeten in het geval van herhaalde inbreuken;

b)inbeslagneming van inkomsten die de handelaar uit een transactie met de betrokken producten heeft verkregen;

c)tijdelijke uitsluiting voor een periode van maximaal twaalf maanden van openbare aanbestedingsprocedures en van toegang tot overheidsfinanciering, met inbegrip van aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies.

Voor de toepassing van punt a) zorgen de lidstaten ervoor dat wanneer sancties moeten worden opgelegd overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2017/2394 115 , het maximumbedrag van dergelijke boetes ten minste 4 % van de jaaromzet van de handelaar in de betrokken lidstaat of lidstaten bedraagt.

Artikel 18

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 8, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 8, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. Een overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 8, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.

Artikel 19

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 20

Monitoring

1.De lidstaten houden regelmatig toezicht op de toepassing van deze richtlijn op basis van:

a)een overzicht van de soorten uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken waarover overeenkomstig artikel 16 gemotiveerde klachten zijn ingediend;

b)een overzicht van de uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteiten een handelaar hebben verplicht corrigerende maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 15 of sancties hebben opgelegd overeenkomstig artikel 17.

2.De in lid 1 bedoelde informatie omvat de uitdrukkelijke milieuclaim of de regeling voor milieukeurmerken, de aard van de vermeende inbreuk, de aard en de duur van de corrigerende maatregel en, indien van toepassing, de opgelegde sanctie.

3.De lidstaten verstrekken de in lid 1 bedoelde informatie jaarlijks aan de Commissie.

4.Op basis van de overeenkomstig lid 3 verzamelde informatie, de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, beschikbaar gestelde informatie en, indien nodig, aanvullend overleg met de bevoegde autoriteiten, publiceert het Europees Milieuagentschap om de twee jaar een verslag met een beoordeling van de ontwikkeling van uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken in elke lidstaat en in de Unie als geheel. Het verslag moet het mogelijk maken een onderscheid te maken naargelang de grootte van de handelaar die de claim doet en naargelang de kwaliteit van de staving.

Artikel 21

Evaluatie en toetsing

1.Uiterlijk op [PB, gelieve de datum in te vullen: vijf jaar na de datum van omzetting van deze richtlijn] verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn met betrekking tot de doelstellingen ervan en brengt zij aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de belangrijkste bevindingen.

2.In het in lid 1 bedoelde verslag wordt beoordeeld of deze richtlijn haar doel heeft bereikt, met name wat betreft:

a)het waarborgen dat uitdrukkelijke milieuclaims over de milieuprestaties van een product of handelaar op betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie zijn gebaseerd;

b)het waarborgen dat regelingen voor milieukeurmerken op certificeringsregelingen gebaseerd zijn en aan de desbetreffende vereisten van artikel 8 voldoen;

c)het waarborgen dat nieuwe particuliere regelingen voor milieukeurmerken voor producten of handelaren die al onder bestaande regelingen vallen, alleen door de lidstaten worden goedgekeurd als zij in vergelijking met de bestaande regelingen een meerwaarde bieden;

d)het vaststellen van de regels voor het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims op de markt van de Unie en het voorkomen van dubbele kosten bij het communiceren van die claims;

e)de versterking van de werking van de interne markt.

3.Indien de Commissie dit passend acht, gaat het in lid 1 bedoelde verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn, waarbij ook nadere bepalingen worden overwogen betreffende:

a)het ontsluiten van kansen voor de circulaire, bio- en groene economie door te beoordelen of het passend en haalbaar is het gebruik van een gemeenschappelijke en, waar relevant, op de levenscyclus gebaseerde methode voor de staving van milieuclaims verplicht te stellen;

b)het vergemakkelijken van de transitie naar een gifvrij milieu door te overwegen een verbod in te stellen op milieuclaims voor producten die gevaarlijke stoffen bevatten, behalve wanneer het gebruik ervan volgens door de Commissie te ontwikkelen criteria essentieel wordt geacht voor de samenleving;

c)verdere harmonisatie van de vereisten inzake de staving van specifieke milieuclaims over milieuaspecten of effecten zoals duurzaamheid, herbruikbaarheid, repareerbaarheid, recyclebaarheid, gerecyclede inhoud, gebruik van natuurlijke inhoud, met inbegrip van vezels, milieuprestaties of duurzaamheid, biogebaseerde elementen, biologische afbreekbaarheid, biodiversiteit, afvalpreventie en afvalvermindering.

Artikel 22

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 wordt het volgende punt toegevoegd:

“X. [PB: gelieve het volgende nummer in de reeks in te voegen] Richtlijn (EU) ... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (PB L ... van ..., blz. ...): artikel 13, lid 3, en artikel 15.”.

Artikel 23

Wijziging van Verordening (EU) 2017/2394

In de bijlage bij Verordening (EU) 2017/2394 wordt het volgende punt toegevoegd:

“X. [PB: gelieve het volgende nummer in de reeks in te voegen] Richtlijn (EU) ... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims ( PB L ... van ..., blz. ... ).”.

Artikel 24

Wijziging van Richtlijn (EU) 2020/1828

In bijlage I bij Richtlijn (EU) 2020/1828 wordt het volgende punt toegevoegd:

“X) [PB: gelieve het volgende nummer in de reeks in te voegen] Richtlijn (EU) ... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims ( PB L ... van ..., blz. ... ).”.

Artikel 25

Omzetting

1.De lidstaten stellen uiterlijk op [PB, gelieve de datum toe te voegen: 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen, en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf [PB, gelieve de datum toe te voegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 27

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Groene Claims: voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

09 – Milieu en klimaatactie 116

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 117  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

De doelstelling van dit initiatief is het niveau van milieubescherming te verhogen en bij te dragen tot het versnellen van de groene transitie naar een circulaire, schone en klimaatneutrale economie in de Unie, consumenten en ondernemingen tegen greenwashing te beschermen en consumenten in staat te stellen aan de versnelling van de groene transitie bij te dragen door weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen op basis van geloofwaardige milieuclaims en -keurmerken, de rechtszekerheid met betrekking tot milieuclaims en het gelijke speelveld op de interne markt te verbeteren, het concurrentievermogen te bevorderen van marktdeelnemers die inspanningen leveren om de ecologische duurzaamheid van hun producten en activiteiten te vergroten, en mogelijkheden voor kostenbesparing te creëren voor dergelijke marktdeelnemers die grensoverschrijdend handel drijven.
Dit initiatief vormt een aanvulling op de voorgestelde wijzigingen van het voorstel betreffende de richtlij
n oneerlijke handelspraktijken.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Vaststelling van EU-regels betreffende vrijwillige groene claims die van toepassing zijn op handelaren die in de Europese Unie actief zijn (met uitzondering van micro-ondernemingen voor sommige bepalingen) met betrekking tot de staving, het communiceren en de verificatie van milieuclaims/regelingen voor milieukeurmerken.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Als de specifieke doelstellingen worden behaald, zouden meer marktdeelnemers hun besluitvorming op betrouwbare milieu-informatie kunnen baseren (bv. aankoopbeslissingen, keuze van leveranciers of samenwerking met leveranciers en zakenpartners, productontwerp, aanbesteding).

Consumenten zouden vertrouwen kunnen hebben in de milieuclaims op de producten die zij kopen, zodat zij milieuoverwegingen systematischer in hun aankoopbeslissingen zouden kunnen integreren.

Dit zou de vraag naar groenere producten en oplossingen doen toenemen en de groei op groene markten stimuleren. Het zou in de toeleveringsketen kansen voor meer efficiëntie en betere milieuprestaties creëren. Dit zou dan bijdragen tot de algemene doelstelling om kansen voor de circulaire en groene economie te creëren. De vaststelling van een EU-aanpak van milieuclaims zou aansluiten bij de algemene doelstelling om de werking van de interne markt, met name van groene markten, te versterken.

Een gemeenschappelijke EU-aanpak die beantwoordt aan de doelstelling van betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid, zou het voor handhavingsinstanties gemakkelijker maken om claims te controleren, waardoor het effect ervan verder zou worden versterkt. Dit zou de stimulansen voor betere milieuprestaties van producten en handelaren verder versterken en bijdragen tot de doelstellingen van de Europese Green Deal.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

1. Milieuclaims over producten en ondernemingen zijn betrouwbaar, vergelijkbaar en verifieerbaar: toenemend aandeel aan betrouwbare milieuclaims, en dienovereenkomstig afnemend aandeel aan misleidende milieuclaims, wat wordt gemonitord aan de hand van:

o het aantal milieuclaims dat al dan niet voldoet aan de vereisten van het initiatief inzake groene claims;

o de doeltreffende uitvoering van het initiatief inzake groene claims;

o het aandeel aan nationale autoriteiten die van mening zijn dat de richtlijn het gemakkelijker heeft gemaakt om greenwashing aan te pakken.

2. Informatiegebruikers hebben vertrouwen in milieu-informatie: toenemend vertrouwen van informatiegebruikers (consumenten, ondernemingen, investeerders, overheidsdiensten en ngo’s) in milieu-informatie, wat wordt gemonitord aan de hand van:

o het niveau van het vertrouwen van de consument in milieuclaims;

o het niveau van het vertrouwen van de consument in duurzaamheidskeurmerken;

o het niveau van het vertrouwen van andere informatiegebruikers (ondernemingen, investeerders, overheidsdiensten, ngo’s) in milieuclaims die binnen het toepassingsgebied vallen.

3. De milieuprestaties van producten en organisaties verbeteren: positieve evolutie van de benchmarkwaarden in de PEFCR’s (regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie) en uit de resultaten van de PEF- en OEF-profielen (milieuvoetafdruk van een product en milieuvoetafdruk van een organisatie) blijkt een tendens dat producten en organisaties groener worden; verkleining van de consumptievoetafdruk van de EU ( volgens de door het JRC ontwikkelde indicator voor de consumptievoetafdruk ), die elk van de 16 milieueffecten van de milieuvoetafdrukmethoden bestrijkt. Dit zal worden gemonitord aan de hand van de volgende indicatoren:

o de evolutie van de benchmarkwaarden in PEFCR’s;

o de evolutie van de resultaten van EF-profielen betreffende PEF en OEF in de loop van de tijd;

o de evolutie van de consumptievoetafdruk in de EU.

4. Belemmeringen voor groene markten worden beperkt: belemmeringen in verband met de naleving van meerdere methoden en het verstrekken van milieu-informatie worden beperkt. Dit zal worden gemonitord aan de hand van de volgende indicatoren:

o de perceptie van ondernemingen op de interne markt voor groene producten.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Behoeften op korte termijn:

De lidstaten hebben twee jaar de tijd om de richtlijn om te zetten. Dit voorstel hangt nauw samen met de herziening van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, die de Commissie in maart 2022 heeft voorgesteld, en verwacht wordt dat de twee richtlijnen gezamenlijk kunnen worden omgezet.

Naast de omzetting van de regels inzake de staving en het communiceren van milieuclaims zullen de lidstaten een procedure moeten opzetten voor de verificatie van de staving van milieuclaims over producten/handelaren die op de markt komen en regelingen voor milieukeurmerken, bevoegde autoriteiten moeten aanwijzen en een coördinatiemechanisme moeten opzetten.

Het voorstel bepaalt dat vrijwillige milieuclaims moeten worden gestaafd op basis van een beoordeling die aan de specifieke vereisten van artikel 3 voldoet. Als de Commissie gedelegeerde handelingen vaststelt ter bepaling van op de levenscyclus gebaseerde regels voor specifieke productgroepen of sectoren, zullen marktdeelnemers specifieke claims over milieueffecten op basis daarvan kunnen staven.

Ter ondersteuning van de uitvoering van deze richtlijn, en kort na de inwerkingtreding ervan, zal de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarin nadere gegevens worden verstrekt over de vorm van het certificaat dat een verificateur van milieuclaims moet afgeven overeenkomstig artikel 12.

Doorlopende behoeften

De bevoegde autoriteiten zullen verplicht zijn regelmatig controles uit te voeren op de milieuclaims die op de EU-markt worden gebruikt.

De lidstaten zullen verplicht zijn de toepassing van de richtlijn regelmatig te monitoren op basis van een overzicht van milieuclaims die bij de handhavingsautoriteiten zijn aangemeld; een overzicht van milieuclaims ten aanzien waarvan de handhavingsautoriteiten van de verantwoordelijke organisatie hebben geëist dat zij corrigerende maatregelen neemt en, in voorkomend geval, ten aanzien waarvan zij handhavingsmaatregelen hebben genomen. De lidstaten zullen die informatie jaarlijks aan de Commissie verstrekken.

Vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voert de Commissie een evaluatie van deze richtlijn uit in het licht van de doelstellingen die ermee worden nagestreefd en dient zij een verslag over de belangrijkste bevindingen en, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn in.

De Commissie zal de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 3, lid 4, gedelegeerde handelingen vast te stellen om de vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims nader te specificeren. Dit zal een voortdurend proces zijn om verdere stavingsmethoden te ontwikkelen.

De Commissie zal ook de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 8, leden 8 en 9, gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen ter aanvulling van de vereisten voor regelingen voor milieukeurmerken.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Het is van essentieel belang om te zorgen voor een gelijk speelveld voor marktdeelnemers wat betreft de vereisten waaraan moet worden voldaan als een milieuclaim wordt gedaan, met inbegrip van de vereisten inzake de te gebruiken informatie en gegevens, door binnen de interne markt van de EU een reeks gemeenschappelijke regels in te voeren.

Op basis van de status quo en als de lidstaten afzonderlijk zouden optreden, bestaat er een groot risico dat er veel verschillende concurrerende systemen zullen komen, die op uiteenlopende en onvergelijkbare methoden en benaderingen zijn gebaseerd, wat leidt tot een versnipperde interne markt, met name voor producten die op de interne markt grensoverschrijdend worden verhandeld, tot een groter risico dat er in de EU ongelijke kennis- en informatieniveaus met betrekking tot de milieuprestaties van producten en organisaties ontstaan, en tot extra kosten voor ondernemingen die grensoverschrijdend actief zijn (met name wanneer zij verschillende methoden moeten toepassen of aan verschillende regelingen voor milieukeurmerken moeten voldoen).

Als er geen maatregelen op EU-niveau worden genomen, zullen marktdeelnemers te maken blijven krijgen met misleidende informatie over milieuaspecten, terwijl belemmeringen op de interne markt het voor ondernemingen moeilijk zouden maken om onder gelijkwaardige voorwaarden te opereren. Bovendien kunnen bepaalde aspecten, zoals de ontwikkeling van methoden om specifieke claims te staven en de oprichting van gerelateerde databanken (indien nodig), niet op nationaal niveau worden verwezenlijkt gezien de reikwijdte ervan wat producten, sectoren of geografische regio’s betreft.

De vaststelling van gemeenschappelijke vereisten op EU-niveau levert een duidelijke meerwaarde op, aangezien een geharmoniseerde en goed functionerende interne markt van de EU een gelijk speelveld zou creëren voor ondernemingen die in de EU actief zijn.

Naar verwachting zullen de maatregelen op EU-niveau de lidstaten verhinderen unilateraal specifieke maatregelen in te voeren en zal de richtlijn het risico op juridische versnippering van de eengemaakte markt verkleinen en tot kostenbesparingen voor overheden en de particuliere sector leiden.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Dit initiatief vormt een aanvulling op de voorgestelde wijzigingen van het voorstel betreffende de richtlijn oneerlijke handelspraktijken dat de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Europese Raad heeft ingediend. Het bouwt voort op de lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken en de behoefte aan specifieke regels betreffende de staving van uitdrukkelijke groene claims en het communiceren en de verificatie ervan. Er wordt ook lering getrokken uit de wildgroei aan regelingen voor milieukeurmerken. Andere geleerde lessen houden verband met de ontwikkeling van de EU-milieukeur, EMAS en de ontwikkeling van milieuvoetafdrukmethoden.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De initiatieven vallen onder de Europese Green Deal, die de leidraad vormt voor de herstelstrategie van de EU. In de Europese Green Deal worden de voordelen van investeringen in onze concurrerende duurzaamheid door de totstandbrenging van een eerlijker, groener en digitaler Europa erkend.

Het initiatief wordt gefinancierd onder rubriek 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu), titel 9 (Milieu en klimaatactie) van het meerjarig financieel kader. Zoals hieronder wordt uiteengezet, zullen voor de uitvoering extra personele middelen, uitgaven in het kader van het LIFE-programma en enkele ondersteunende uitgaven voor het EEA nodig zijn. De overeenkomstige verhoging van de EEA-subsidie zal worden gecompenseerd door het EU-programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE).

Op andere beleidsterreinen zou steun kunnen worden verleend aan ondernemingen voor de toepassing van de vereisten betreffende de staving en het communiceren van milieuclaims, bijvoorbeeld zoals vastgelegd in gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 3, met name EU-financiering voor innovatie en investeringen voor ondernemingen, met name kmo’s. Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling vormt door middel van slimme specialisatie, LIFE en Horizon Europa een aanvulling op de particuliere financiering van innovatie en ondersteunt de hele innovatiecyclus om oplossingen naar de markt te brengen. In het kader van het programma Digitaal Europa is in 2022 de gecoördineerde actie CIRPASS gelanceerd met als doel mogelijkheden te creëren voor innovatieve workflows, met name om de circulariteit van de stroom van materiële goederen te bevorderen, maar ook voor consumenteninformatie door een sectoroverschrijdend productgegevensmodel vast te stellen voor het digitale productpaspoort met aantoonbaar nut voor de circulaire economie.

Het Innovatiefonds is een van de grootste financieringsprogramma’s ter wereld voor het demonstreren van innovatieve koolstofarme technologieën en oplossingen. Het zal in de periode 2020‑2030 ongeveer 10 miljard EUR verstrekken met als doel industriële oplossingen naar de markt te brengen om Europa koolstofvrij te maken en de transitie van Europa naar klimaatneutraliteit te ondersteunen.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

Er werden verschillende opties beoordeeld, gaande van de volledige dekking door ENV-diensten in combinatie met aanbestede diensten voor datasets, tot mogelijke samenwerking met andere diensten en agentschappen. De beste optie is een combinatie van het inkopen van diensten voor datasets door DG ENV en een bijdrage aan het EEA om een beroep te kunnen doen op de deskundigheid van het personeel van het EEA.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten

 onbeperkte geldigheidsduur

uitvoering met een opstartperiode vanaf 2024 tot en met 2027

gevolgd door een volledige uitvoering

1.7.Beheersvorm(en) 118

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De initiatieven omvatten aanbestedingen, administratieve regelingen met het JRC, verhoging van de bijdrage aan het EEA en gevolgen voor de personele middelen van de Commissie. De standaardregels voor dit soort uitgaven zijn van toepassing.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

N.v.t. – zie boven.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

N.v.t. – zie boven.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

N.v.t. – zie boven.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

N.v.t. – zie boven.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
krediet

Bijdrage

Nummer

GK/NGK 119

van EVA-landen 120

van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 121

van andere derde landen

andere bestemmingsontvangsten

3

09 02 02 Circulaire economie en levenskwaliteit

GK

JA

NEE

JA

NEE

3

09 10 02 Europees Milieuagentschap

GK

JA

JA

NEE

NEE

7

20 01 02 01 – Salaris en toelagen

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

7

20 02 01 03 – Ambtenaren uit de lidstaten die tijdelijk zijn gedetacheerd bij de instelling

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

7

20 02 06 02 — Bijeenkomsten, deskundigengroepen

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

n.v.t.

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

DG: ENV

2024

2025

2026

2027 en daarna

TOTAAL

□ Beleidskredieten

09 02 02 Circulaire economie en levenskwaliteit

Vastleggingen

(1)

2,540

6,964

5,264

5,214

19,982

Betalingen

(2)

2,540

6,964

5,264

5,214

19,982

TOTAAL kredieten
voor DG ENV

Vastleggingen

= (1)

2,540

6,964

5,264

5,214

19,982

Betalingen

= (2)

2,540

6,964

5,264

5,214

19,982

Het hierboven vermelde bedrag zal nodig zijn voor de financiering van de volgende acties:

·De verwerving van de secundaire datasets betreffende de milieuvoetafdruk (EF) met belangrijke gemiddelde gegevens over hulpbronnenverbruik en emissies voor belangrijke processen die door veel bedrijven kunnen worden gebruikt om hun waardeketens te beoordelen, de verwerving en ontwikkeling van gegevens om mogelijke gegevenslacunes op te vullen, de ontwikkelingskosten voor een IT-platform voor de EF-databank en het onderhoud van de databank voor de periode 20262027 (10,095 miljoen EUR). De toegang tot EF-datasets zal bedrijven, met name kmo’s, helpen om op een kostenefficiëntere en minder omslachtige manier aan de richtlijn groene claims te voldoen. De gemakkelijke toegang tot hoogwaardige gegevens met betrekking tot de milieuprestaties van producten zal voor alle bedrijven, maar met name voor kmo’s, van cruciaal belang zijn om hun milieuclaims op robuuste wijze te staven, los van de vraag of er al dan niet op grond van artikel 3 van dit voorstel inzake milieuclaims gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld. De toegang tot EF-datasets zal ook de uitvoering ondersteunen van andere EU-beleidsmaatregelen inzake milieuduurzaamheid en het helpen van de consument bij het maken van de juiste keuzes, zoals het voorstel voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten 122 . De verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten voorziet in de mogelijkheid om verplichte informatievereisten vast te stellen, die ook aan etiketteringsvoorschriften kunnen worden gekoppeld, en zal leiden tot betere informatiestromen door middel van digitale productpaspoorten. De EF-datasets zullen de berekening en vaststelling van informatie- en prestatievereisten ondersteunen, bijvoorbeeld met betrekking tot de CO2- en milieuvoetafdruk, zoals voorzien in het voorstel voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, op basis van een geharmoniseerde reeks hoogwaardige secundaire gegevens.

·De aanbesteding van studies en enquêtes over het gebruik van methoden voor staving door belanghebbenden en de evaluatie van de richtlijn groene claims (0,150 miljoen EUR).

·Het JRC zal een sleutelrol spelen bij de ondersteuning van de Commissie bij sommige noodzakelijke technische werkzaamheden. De administratieve regeling zal naar verwachting ongeveer 1,700 miljoen EUR kosten.

·De administratie en technische ondersteuning bij het opstellen van gedelegeerde handelingen zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, tot nadere invulling van de vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims waarin op de levenscyclus gebaseerde regels voor specifieke productgroepen of sectoren worden vastgesteld, zal ook een grote uitgave zijn. Dit begrotingsonderdeel is bestemd voor het opstellen van zes gedelegeerde handelingen (6,827 miljoen EUR).

·Begeleidende maatregelen om kmo’s te helpen zich aan deze richtlijn aan te passen, met inbegrip van de ontwikkeling van berekeningsinstrumenten op basis van de vereisten van de in artikel 3, lid 4, bedoelde gedelegeerde handelingen (1,210 miljoen EUR).

Agentschap: EEA

2025

2026

2027

TOTAAL

Titel 1: Personeelskosten

Vastleggingen

(1a)

0,180

0,367

0,375

0,922

Betalingen

(2a)

0,180

0,367

0,375

0,922

Titel 2: Infrastructuur

Vastleggingen

(1b)

Betalingen

(2b)

Titel 3: Beleidsuitgaven

Vastleggingen

(1c)

0,095

0,065

0,065

0,225

Betalingen

(2c)

0,095

0,065

0,065

0,225

TOTAAL kredieten 
voor agentschap EEA

Vastleggingen

= 1a + 1b + 1c

0,275

0,432

0,440

1,147

Betalingen

= 2a + 2b + 2c

0,275

0,432

0,440

1,147

De EEA-kosten omvatten kosten voor twee extra vte’s (één tijdelijke functionaris en één arbeidscontractant), alsook beleidsuitgaven, met het oog op de monitoring van milieuclaims die na de uitvoering van de richtlijn op de EU-markt worden ingevoerd, zoals bedoeld in artikel 20, lid 4. Het agentschap zal een gedetailleerde analyse moeten maken van de door de lidstaten gerapporteerde informatie zoals bedoeld in artikel 20, leden 1 tot en met 3, en zal om de twee jaar verslagen van de evaluatie van de evolutie van groene claims in de EU moeten publiceren. Deze raming omvat de meeste gegevens voor de tweejaarlijkse verslagen die door de lidstaten moeten worden opgesteld en via vragenlijsten aan de EU moeten worden gerapporteerd. Het EEA zal die vragenlijsten in overleg met DG ENV opstellen en door middel van een elektronisch standaardinstrument beschikbaar maken. De door de lidstaten gerapporteerde informatie zal een combinatie zijn van statistieken over de claims die op hun nationale markten worden gedaan en een kwalitatieve beschrijving van de aard van valse claims en de toegepaste corrigerende maatregelen. De taken van dit personeel zullen van permanente aard zijn, namelijk vanuit landen verslag uitbrengen en om de twee jaar een analyseverslag opstellen, en zullen ook ondersteunende achtergrondtaken omvatten (administratie, communicatie, IT-ontwikkeling, bedrijfsondersteuning, enz.).



□ TOTAAL beleidskredieten

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Vastleggingen

(4)

2,540

7,239

5,696

5,654

21,129

Betalingen

(5)

2,540

7,239

5,696

5,654

21,129

TOTAAL kredieten voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 3

van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

= 4

2,540

7,239

5,696

5,654

21,129






Rubriek van het meerjarig financieel kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (Bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2024

2025

2026

2027 en daarna

TOTAAL

DG: ENV

□ Personele middelen

0,606

0,606

0,606

0,606

2,424

□ Andere administratieve uitgaven

0,180

0,180

0,180

0,180

0,720

TOTAAL DG ENV

Kredieten

0,786

0,786

0,786

0,786

3,144

Het huidige personeel van DG ENV bestaat uit twee vte-ambtenaren (AD) die zich bezighouden met beleidsgerelateerde kwesties en twee vte-ambtenaren (AD) die zich bezighouden met methodologische kwesties. Dit personeel zal in de toekomst van essentieel belang blijven en zal naar verwachting de volgende taken uitvoeren:

·Activiteiten in verband met het initiatief inzake groene claims, zoals beleidscoördinatie, het werkprogramma van het initiatief inzake groene claims (met inbegrip van een gedeeltelijke dekking van de ontwikkeling van verdere vereisten in verband met specifieke claims), teamcoördinatie, monitoring, betrekkingen met belanghebbenden. Voor deze activiteiten zijn twee vte-ambtenaren nodig.

·Verdere ontwikkeling van de EF-methode en andere methoden voor de staving van groene claims overeenkomstig artikel 3: leiden van deskundigengroepen, beheer van de PEFCR’s/OEFSR’s in de overgangsfase (met inbegrip van aanvullende taak van goedkeuring door de Commissie indien in de toekomst onderdelen worden opgenomen in gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 3, lid 4, tot nadere invulling van de vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims). Voor deze activiteiten is één vte-ambtenaar nodig.

·Beheer van secundaire EF-gegevens: beheer van contracten, controle van gegevens, databank creëren enz. Voor deze activiteiten is één vte-ambtenaar nodig.

In het algemeen is voor de uitvoering van taken in verband met levenscyclusanalyses (bv. ontwikkeling van methoden en gegevens) en met de ontwikkeling van methoden en gegevens voor de staving van groene claims gespecialiseerde technische of wetenschappelijke kennis vereist, namelijk een wetenschappelijke opleiding op doctoraatsniveau en jaren ervaring op dit gebied. Het is niet mogelijk om personeel met die kwalificaties aan te trekken met de voorwaarden voor arbeidscontractanten. Daarom moeten deze taken worden gedekt via ambtenaarsposten, die, indien er intern geen gespecialiseerd personeel beschikbaar is, moeten worden opengesteld voor posten van tijdelijke functionarissen.

Daarom verzoekt DG ENV om extra personeelsleden (drie AD’s en één END, overeenkomstig de verdeling van de onderstaande functies), die:

·zes à zeven gedelegeerde handelingen zullen opstellen overeenkomstig artikel 3, lid 4, tot nadere bepaling van de vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims om specifieke claims te reguleren, bijvoorbeeld over repareerbaarheid, recyclebaarheid of duurzaamheid, of tot vaststelling van specifieke op de levenscyclus gebaseerde regels voor bepaalde productgroepen en sectoren;

·uitvoeringshandelingen zullen opstellen tot vaststelling van relevante procedures voor de goedkeuring door de nationale autoriteiten van nieuwe particuliere regelingen voor keurmerken en tot vaststelling van het formaat van het conformiteitscertificaat voor claims en regelingen voor keurmerken;

·gedelegeerde handelingen zullen opstellen tot nadere bepaling van de criteria voor de goedkeuring van regelingen voor milieukeurmerken zoals bedoeld in artikel 8 om een uniforme toepassing in de hele Unie te waarborgen;

·aangemelde regelingen voor milieukeurmerken die door overheidsinstanties in derde landen zijn ingesteld om op de markt van de Unie te worden gebruikt, zullen evalueren en goedkeuringsbesluiten van de Commissie zullen opstellen om ervoor te zorgen dat deze regelingen een meerwaarde bieden wat betreft hun milieuambitie of hun dekking van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties of een bepaalde productgroep of sector, en aan de eisen van deze richtlijn voldoen;

·toezicht zullen houden op voorbereidende studies, evaluatiestudies en andere studies ter voorbereiding van gedelegeerde handelingen;

·de EF-databank zullen ontwikkelen en beheren die relevant is voor deze en andere beleidsmaatregelen, zoals de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, de batterijenverordening en de taxonomieverordening;

Bij deze beleidsmaatregel zijn ook twee deskundigengroepen betrokken en de begroting moet per deskundigengroep drie vergaderingen per jaar dekken.

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,786

0,786

0,786

0,786

3,144

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2024

2025

2026

2027 en daarna

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

3,326

8,025

6,482

6,440

24,273

Betalingen

3,326

8,025

6,482

6,440

24,273

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 123

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 124

- Output

- Output

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 …

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTAAL

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten van het EEA en de Commissie

3.2.3.1.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van het EEA

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2025

2026

2027

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD‑rangen)

0,117

0,240

0,244

0,602

Tijdelijke functionarissen (AST‑rangen)

Arbeidscontractanten

0,063

0,128

0,130

0,320

Gedetacheerd nationaal deskundigen

TOTAAL

0,180

0,367

0,375

0,922

Personeelsvereisten (vte):

2025

2026

2027

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD‑rangen)

1

1

1

Tijdelijke functionarissen (AST‑rangen)

Arbeidscontractanten

1

1

1

Gedetacheerd nationaal deskundigen

TOTAAL

2

2

2

3.2.3.2. Geraamde behoeften aan administratieve kredieten bij de Commissie

3.2.3.3. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

 Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2024

2025

2026

2027 en daarna

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,606

0,606

0,606

0,606

2,424

Andere administratieve uitgaven

0,180

0,180

0,180

0,180

0,720

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

0,786

0,786

0,786

0,786

3,144

Buiten RUBRIEK 7 125
van het meerjarig financieel kader

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

TOTAAL

0,786

0,786

0,786

0,786

3,144

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.4. Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2024

2025

2026

2027 en daarna

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

3

3

3

3

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

1

1

1

1

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz 126

- centrale diensten

- delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)

01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

4

4

4

4

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Zie de toelichting bij rubriek 7 in punt 3.2.1.

Extern personeel

Zie de toelichting bij rubriek 7 in punt 3.2.1.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

Het LIFE-budget (begrotingsonderdeel 09 02 02) zal worden gebruikt om de verhoging van de subsidie van het EEA te compenseren.

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

   hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar
N 127

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 128

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

(1)    Europese Commissie, Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken (COM(2022143 final), beschikbaar op: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52022PC0143&from=EN  
(2)    Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22) (zoals gewijzigd).
(3)    SWD(202285 final, EUR-Lex - 52022SC0085 - NL - EUR-Lex (europa.eu)
(4)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, De Europese Green Deal ( COM(2019640 final ).
(5)    COM(202098 final van 11 maart 2020.
(6)    COM(2020696 final van 13 november 2020. 
(7)    COM(202362 final van 1 februari 2023.
(8)    Conclusies van de Raad 14167/20.
(9)    Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2021 over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie (2020/2077(INI)).
(10)     Conferentie over de toekomst van Europa, Verslag over het eindresultaat, mei 2022 .
(11)    COM(2022404 final.
(12)    Europese Commissie, Behavioural Study on Consumers’ Engagement in the Circular Economy, 2018, blz. 10.
(13)    Europese Commissie, Aanvangseffectbeoordeling: het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, 2020.
(14)    Een samenvatting van de openbare raadpleging is te vinden op de website “Geef uw mening” van de Europese Commissie: https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12467-Consumentenbeleid-grotere-rol-voor-de-consument-bij-de-groene-transitie_nl
(15)     Milieuprestaties van producten en bedrijven – onderbouwing van claims (europa.eu)
(16)     Consumentenmarktonderzoek naar milieuclaims voor niet-voedingsproducten , Europese Commissie, 2014.
(17)    Milieuclaims in de EU: inventaris en beoordeling van de betrouwbaarheid — eindverslag, Europese Commissie, 2020. Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/environment/eussd/smgp/pdf/2020_Greenclaims_inventory.zip
(18)    2020 – Sweep betreffende misleidende duurzaamheidsclaims, Sweeps (europa.eu) .
(19)    Screening van websites op groenwassen: helft van groene claims is onbewezen, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_21_269
(20)    SWD(202285 final, bijlage 2, blz. 66.
(21)    De antwoorden werden gegeven op een vijfpuntslikertschaal. Zij zijn vervolgens omgezet in punten met het oog op een consistente presentatie en om de mate van instemming goed weer te geven. Aan het antwoord “weet niet” werden 0 punten toegekend, aan het antwoord “helemaal niet geïnteresseerd” of “helemaal niet doeltreffend” werd 1 punt toegekend en aan het andere uiterste van de schaal werd aan het antwoord “zeer geïnteresseerd” of “altijd” 4 punten toegekend.
(22)    Een claim over een handelaar is elke claim die een handlaar over zichzelf als organisatie doet, in tegenstelling tot een claim die een handelaar over één van zijn producten (goederen of diensten) doet.
(23)    Verkennende studie voor het verzamelen van gegevens over manieren om consumenten in staat te stellen een actieve rol te spelen bij de groene transitie, oktober 2021. Beschikbaar op: Voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie en bijlage (europa.eu) .
(24)    Europese Commissie, Aanvangseffectbeoordeling: het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, 2020 — overzicht van de raadplegingen in bijlage 2 bij de effectbeoordeling, blz. 69.
(25)    Bijlage 12 bij SWD(202285 final bevat meer informatie over de gevolgen van de problemen voor de consumentenmarkt en het milieu.
(26)    Artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
(27)    Bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
(28)    COM(2022672 final.
(29)    Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
(30)    COM(2022142 final. 
(31)    Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
(32)    COM(2020798 final.
(33)    Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).
(34)    Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).
(35)    Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).
(36)    Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).
(37)    Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
(38)     https://ec.europa.eu/environment/strategy/zero-pollution-action-plan_en  
(39)    COM(2020380 final.
(40)     COM(2020) 381 final .
(41)    COM(202182.
(42)    Een overzicht van alle raadplegingen in het kader van de effectbeoordeling is te vinden in bijlage 2 bij COM(202285 final.
(43)     https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/1740-Towards-an-EU-Product-Policy-Framework-contributing-to-the-Circular-Economy_nl  
(44)     https://ec.europa.eu/environment/eussd/smgp/pdf/EF_stakeholdercons19.pdf  
(45)    Zie https://environment.ec.europa.eu/topics/circular-economy/green-claims_nl voor nadere informatie.
(46)    SWD(202285 final.
(47)    SEC(2022165.
(48)    Dit voorstel is niet gericht op digitale informatiemiddelen, die aan bod komen in het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie. 
(49)    SWD(202285 final, afdeling 7: “Preferred Policy Options”, blz. 59.
(50)    SWD(202285 final, blz. 2930.
(51)    SWD(202285 final, blz. 3132.
(52)    Meer informatie over de methoden en de proeffase waarin ze zijn getest, is te vinden op: https://ec.europa.eu/environment/eussd/smgp/  
(53)    Klimaatverandering; ozonvermindering; toxiciteit voor de mens, kanker; toxiciteit voor de mens, niet kanker; vaste deeltjes; ioniserende straling, menselijke gezondheid; fotochemische ozonvorming, menselijke gezondheid; verzuring; eutrofiëring, land; eutrofiëring, zoet water; eutrofiëring, zeewater; ecotoxiciteit, zoet water; landgebruik; watergebruik; gebruik van hulpbronnen, mineralen en metalen; gebruik van hulpbronnen, fossiel.
(54)    Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen ( PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36 ).
(55)    Voor het zeer kleine deel van de producten die net voor de goedkeuring van de optie in voorraad waren, wordt ervan uitgegaan dat de claims door de verkoper zullen worden verwijderd (bijvoorbeeld door ze met een sticker af te dekken). Dit zal in de eerste twee jaar van de toepassing van de optie enige kosten met zich meebrengen voor het kleine deel van de producten op voorraad, waarna wij ervan uitgaan dat al deze producten zijn verkocht.
(56)    Interne schatting van een specifieke claim betreffende een afzonderlijk effect (bv. het aandeel biogebaseerd of gerecycled materiaal in een product) dat gemakkelijk te bewijzen is, d.w.z. een claim die kan worden gestaafd op basis van direct beschikbare informatie/documenten over bij de productie gebruikte materialen.
(57)    Interne schatting die betrekking heeft op de validatie van een claim over de milieuvoetafdruk van de hele organisatie. Gemiddelde waarden op basis van een aanvullende, gerichte enquête van DG ENV met input van zeven van de belangrijkste adviseurs die de PEFCR/OEFSR-ontwikkelingen hebben ondersteund, vergeleken met andere literatuurbronnen.
(58)    Details over de administratieve kosten zijn uiteengezet in SWD(202285 final, blz. 200.
(59)    SWD(202285 final.
(60)     PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.
(61)    Wat subprobleem 1.1 (gebrek aan betrouwbare informatie over de milieukenmerken van een product op de plaats van verkoop) betreft, zijn alle opties in een vroeg stadium verworpen, omdat niet kon worden aangetoond dat zij een meerwaarde hadden en de maatregelen in het kader van het initiatief inzake groene claims en het initiatief voor duurzame producten dit subprobleem naar verwachting aanzienlijk zullen verkleinen (SWD(202285 final, blz. 50).
(62)    Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (PB C 526 van 29.12.2021, blz. 1).
(63)    Bijlage bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken (COM(2022143 final).
(64)    D.w.z. niet gebaseerd op een certificeringsregeling of niet ingesteld door een overheidsinstantie.
(65)    Ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(66)    Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(67)    PB C van , blz. .
(68)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa (COM(202098 final).
(69)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: De Europese Green Deal (COM(2019640 final).
(70)    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken (COM(2022143 final).
(71)    Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
(72)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG (COM(2022142).
(73)    Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).
(74)     https://agriculture.ec.europa.eu/system/files/2023-01/agri-market-brief-20-organic-farming-eu_nl_1.pdf
(75)    Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(76)    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(77)    COM(2022142 final.
(78)    Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten, en houdende intrekking van Richtlijn 73/44/EEG van de Raad en Richtlijnen 96/73/EG en 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 272 van 18.10.2011, blz. 1).
(79)    Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie van 15 december 2021 betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus (PB L 471 van 30.12.2021, blz. 1).
(80)    Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(81)    […]
(82)    Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
(83)    Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21).
(84)    Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22) (zoals gewijzigd).
(85)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(86)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(87)    Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1).
(88)    Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1).
(89)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(90)    Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(91)    PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
(92)    Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (“de IMI-verordening”) (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(93)    PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1.
(94)    Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PB L 409 van 4.12.2020, blz. 1).
(95)    Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).
(96)    Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).
(97)    Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).
(98)    Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
(99)    Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
(100)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(101)    Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).
(102)    Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij de verbranding van nieuwe personenauto’s (PB L 12 van 18.1.2000, blz. 16).
(103)    Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
(104)    Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1).
(105)    Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).
(106)    Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(107)    Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een certificeringskader van de Unie voor koolstofverwijderingen (PB L ... van ..., blz. ...).
(108)    Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).
(109)    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(110)    Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen ( PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36 ).
(111)    Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen ( PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36 ).
(112)    Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 1).
(113)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(114)    Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).
(115)    PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1.
(116)    Voor de groene claims is de rechtsgrondslag van het initiatief de eengemaakte markt, maar de begrotingsmiddelen komen uit 09 — Milieu en klimaatactie.
(117)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(118)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
(119)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(120)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(121)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(122)    Beschikbaar op https://environment.ec.europa.eu/publications/proposal-ecodesign-sustainable-products-regulation_nl  
(123)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(124)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en) …”.
(125)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(126)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(127)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(128)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.