Inhoud

I.Richtsnoeren voor de lidstaten inzake goede praktijken om de vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten te versnellen

1.Inleiding

2.Snellere en kortere administratieve vergunningsprocedures

a.RED II-bepalingen en een vergelijking van goede praktijken bij de omzetting ervan

b.Andere goede praktijken om de duur van vergunningsprocedures te beperken buiten RED II

c.De flexibiliteit verhogen bij het actualiseren van de technologiespecificaties in de periode tussen de vergunningsaanvraag en de bouw van de projecten

3.Interne coördinatie en duidelijke en gedigitaliseerde procedures om de complexiteit van het administratieve vergunningsproces te beperken

a.RED II-bepalingen inzake het éénloketsysteem en een vergelijking van goede praktijken bij de omzetting ervan

b.Andere voorbeelden van goede praktijken om de complexiteit van administratieve procedures buiten RED II te beperken

4.Voldoende personele middelen en vaardigheden voor vergunningverlenende instanties

5.Betere aanwijzing en planning van locaties voor hernieuwbare-energieprojecten

a.Beperkingen op het gebied van land-/zeegebruik en goede praktijken om het vinden van geschikte locaties te vergemakkelijken

b.Meervoudig gebruik van ruimte

c.Draagvlak

d.Milieuoverwegingen

e.Overwegingen in verband met defensie en luchtvaart

6.Vlottere aansluiting op het net, elektriciteitscentrales met gecombineerde technologie, repowering en innovatieve technologieën

a.Netaansluitingsproblemen

b.Elektriciteitscentrales met gecombineerde technologie

c.Repowering

d.Waterstof

e.Innovatie ondersteunen

II.Richtsnoeren voor de lidstaten over de bevordering van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten

1.Inleiding

2.Regelgevingskwesties

3.De beschikbaarheid van corporate PPA’s voor kleine en middelgrote ondernemingen

4.Grensoverschrijdende hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten bevorderen



I.Richtsnoeren voor de lidstaten inzake goede praktijken om de vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten te versnellen 1

1.Inleiding

Hernieuwbare energie vormt de kern van de transitie naar schone energie die vereist is om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de Europese Green Deal te verwezenlijken. Met het oog hierop is in het voorstel voor een herziening van de richtlijn hernieuwbare energie (“RED II”), dat in juli 2021 door de Commissie werd ingediend als onderdeel van het pakket ter uitvoering van de Europese Green Deal, voorgesteld om het aandeel hernieuwbare energie in de energiemix in 2030 ten opzichte van 2020 te verdubbelen, tot ten minste 40 % 2

Door de Russische invasie in Oekraïne is het voor de EU een strategische prioriteit geworden om zo snel mogelijk werk te maken van de uitrol van hernieuwbare energie, aangezien dat onze afhankelijkheid van — hoofdzakelijk ingevoerde — fossiele brandstoffen zal verlagen en zal helpen om energie weer betaalbaar te maken.

Samen met de maatregelen om een toereikende gasvoorziening en overeenkomstige energiebesparingsplannen te verzekeren voor de volgende winter, zal het zo snel mogelijk toevoegen van nieuwe capaciteiten voor hernieuwbare energie verder bijdragen aan de crisisbeheersmaatregelen op langere termijn. In de mededeling REPowerEU 3 , waarmee gevolg werd gegeven aan de mededeling van oktober 2021 over de toolbox 4 , werd een plan geschetst om Europa ruim voor het einde van dit decennium onafhankelijk te maken van Russische fossiele brandstoffen, te beginnen met gas. In de mededeling werd eveneens geopperd dat de medewetgevers hogere of eerdere streefdoelen voor hernieuwbare energie konden overwegen en werd verwezen naar versnelde installatie van wind- en zonne-energie en van warmtepompen, door een toename van de gemiddelde uitrol met 20 % en door te voorzien in 80 GW extra capaciteit tegen 2030 om een hogere productie van hernieuwbare waterstof mogelijk te maken.

Dit betekent dat het huidige tempo van de uitrol van hernieuwbare-energieprojecten aanzienlijk zal moeten worden verhoogd om tijdig in de nodige capaciteit te kunnen voorzien.

Hogere energieprijzen, hoofdzakelijk toe te schrijven aan hoge prijzen voor fossiel gas, vormen een aanvullende reden om de uitrol van hernieuwbare-energieprojecten te versnellen en nadelige effecten op onze burgers en bedrijven te beperken. Hernieuwbare-energieprojecten bieden steeds vaker elektriciteitskosten die beduidend lager zijn dan die van met fossiele brandstoffen gestookte elektriciteitscentrales op de groothandelsmarkt. Om deze projecten snel op de markt te krijgen, moeten vergunningen sneller worden verleend. Dankzij hernieuwbare-energieafnameovereenkomsten krijgen de Europese industrie en ondernemingen rechtstreeks toegang tot goedkope hernieuwbare energie, terwijl projectontwikkelaars op het gebied van hernieuwbare energie stabiliteit geboden wordt, zonder dat zij op financiële steun van de lidstaten hoeven te wachten, wat de beschikbaarheid van betaalbare, veilige en duurzame energie in de EU verhoogt.

Ongeacht of hernieuwbare-energieprojecten worden ontwikkeld via openbare aanbestedingen, via hernieuwbare-energieafnameovereenkomsten met bedrijven of via de handel, houden belemmeringen op het gebied van vergunningverlening 5 en andere administratieve procedures 6 de projecten tegen, wat de onzekerheid en kosten doet toenemen en investeerders ontmoedigt, waardoor de verwezenlijking van de decarbonisatiedoelstellingen van de EU en het voorgestelde streefdoel voor hernieuwbare energie voor 2030 in het gedrang komt 7 . Deze belemmeringen, die zich voornamelijk voordoen op het nationale, regionale of zelfs lokale niveau, omvatten de complexiteit van de toepasselijke regels voor de selectie van locaties en de administratieve goedkeuring van projecten, de complexiteit en de duur van de beoordeling van de milieueffecten van de projecten, kwesties in verband met de aansluiting op het net, beperkingen op de aanpassing van technologiespecificaties tijdens de vergunningsprocedure, en personeelsproblemen bij de vergunningverlenende autoriteiten of netwerkbeheerders. Als gevolg van deze belemmeringen kan de aanlooptijd voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie oplopen tot tien jaar. Er zijn nu meer argumenten dan ooit om deze belemmeringen weg te nemen.

Bij de RED II werden in 2018 regels ingevoerd voor de organisatie en maximumduur van het administratieve gedeelte van de vergunningsprocedure voor hernieuwbare-energieprojecten. Deze vergunningsprocedure heeft betrekking op alle relevante bouw-, repowering- en exploitatievergunningen voor installaties en op hun aansluiting op het net. De lidstaten waren verplicht om RED II, met inbegrip van deze nieuwe bepalingen, uiterlijk 30 juni 2021 in hun nationale wetgeving om te zetten, maar geen enkele lidstaat heeft vóór die termijn de volledig omzetting van RED II gemeld. Daarom heeft de Commissie in juli 2021 inbreukprocedures ingeleid tegen alle lidstaten omdat zij RED II niet hadden omgezet, om hen ertoe te dwingen hun verplichtingen na te komen, ook met betrekking tot administratieve procedures. Ondertussen hebben de meeste lidstaten nationale maatregelen voor de volledige of gedeeltelijke omzetting van RED II bij de Commissie aangemeld. Ten tijde van de bekendmaking van deze richtsnoeren hadden tien lidstaten geen enkele nationale maatregel ter omzetting van de bij RED II ingevoerde regels inzake de organisatie en duur van de vergunningsprocedure (artikel 16) aangemeld, terwijl de overige lidstaten ten minste enkele van de vereiste maatregelen hadden aangemeld.

De Commissie stelt vast dat er momenteel aanzienlijke verschillen bestaan tussen de nationale en regionale vergunningsregels in de lidstaten wat de duur en de complexiteit van hun administratieve procedures betreft. Dit wijst erop dat er een aanzienlijk potentieel is om verbeteringen aan te brengen en van elkaar te leren. De belanghebbenden hebben de Commissie gevraagd om de RED II-bepalingen inzake administratieve procedures te verduidelijken en beste praktijken te verspreiden, teneinde vergunningverlenende autoriteiten te begeleiden bij de toepassing ervan. 

Deze richtsnoeren bevatten goede praktijken in de lidstaten die bedoeld zijn om de administratieve lasten te verlichten en de planningszekerheid voor hernieuwbare-energieprojecten te vergroten 8 . Ze gaan vergezeld van een aanbeveling van de Commissie over het versnellen van de procedures voor de verlening van vergunningen en het faciliteren van stroomafnameovereenkomsten, die is aangenomen samen met een voorstel voor een gerichte wijziging van RED II op het gebied van vergunningsverlening. Deze initiatieven maken deel uit van een ruimer pakket van maatregelen in het kader van het REPowerEU-plan en het Europees Semester die een snellere uitrol van hernieuwbare energie ondersteunen.

Het aanpakken van bestaande en het vaststellen van nieuwe belemmeringen voor de verlening van vergunningen moet worden gezien als een voortdurend proces. In verband hiermee werkt de Commissie in het kader van de taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt sinds maart 2022 ook samen met de autoriteiten van de lidstaten om procesgerelateerde belemmeringen weg te nemen 9 . Een volledige en snelle uitvoering van de aanbeveling op basis van in deze richtsnoeren opgenomen concrete ideeën voor vereenvoudiging en verkorting zal het ook mogelijk maken om de aanlooptijd voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie te beperken en deze projecten sneller op grote schaal uit te rollen.

In deze richtsnoeren zijn de volgende belangrijke aandachtsgebieden vastgesteld om de vergunningverlening voor hernieuwbare-energieprojecten te verbeteren: de duur en complexiteit van administratieve vergunningsprocedures beperken, voldoende personeel en scholing voor vergunningverlenende entiteiten en autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor milieubeoordelingen, procedures voor de selectie van locaties en kwesties in verband met de aansluiting op het net. Daarnaast bestaan er in veel lidstaten ook belemmeringen in verband met het gebrek aan steun voor bepaalde projecten van de bevolking of relevante lokale belanghebbenden. In de volgende hoofdstukken wordt een korte uitleg gegeven over de belemmeringen, mogelijke oplossingen en vastgestelde goede praktijken in de nationale maatregelen ter omzetting van RED II of maatregelen die verder reiken dan RED II.

2.Snellere en kortere administratieve vergunningsprocedures 

De duur van de vergunningsprocedures loopt sterk uiteen tussen de verschillende technologieën voor hernieuwbare energie en tussen de lidstaten. Voor offshorewindenergieprojecten kan de aanlooptijd wel 10 jaar bedragen 10 , hoewel recent voltooide Nederlandse offshorewindparken, zoals Borssele III en IV, 4-5 jaar na de gunning van de opdracht in bedrijf zijn genomen. Voor onshorewind varieert de gemelde duur van de vergunningsprocedure tussen 3 en 9 jaar, en bestaan er aanzienlijke verschillen tussen niet alleen de lidstaten, maar soms ook tussen verschillende regio’s in één land. Voor aan land geïnstalleerde zonneprojecten schommelt de gemelde duur tussen 1 jaar en meer dan 4,5 jaar 11 .

Deze gemiddelden zijn evenwel gebaseerd op steekproeven die niet volledig representatief zijn, aangezien het ontbreekt aan vergelijkbare gegevens voor de gehele EU inzake de totale duur van vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten, met inbegrip van de voorbereiding en voltooiing van de milieueffectbeoordeling 12 , de verlening van de netaansluitingsvergunning en het aanpakken van eventuele juridische problemen. De duur van de vergunningsprocedure voor hernieuwbare-energieprojecten is bovendien ook afhankelijk van de beschikbaarheid en snelle uitrol of versterking van netten om dergelijke projecten op aan te sluiten en de geproduceerde energie te integreren. Waar ook rekening mee moet worden gehouden is dat de procedures in sommige lidstaten misschien wel sneller zijn, maar daarom niet noodzakelijk doeltreffender. Verschillende soorten belemmeringen kunnen ertoe leiden dat er ondanks snellere procedures minder projecten worden goedgekeurd. Dit geeft aan dat belemmeringen die de vergunningsprocedures hinderen in alle lidstaten proactief onder de loep moeten worden genomen en moeten worden aangepakt. De Commissie ondersteunt 17 lidstaten via het instrument voor technische ondersteuning om hun afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen af te bouwen 13 , in overeenstemming met het REPowerEU-plan, onder meer met betrekking tot snellere vergunningsverlening voor hernieuwbare-energieprojecten en een versterkte uitrol van zonnepanelen op daken. Zo biedt de Commissie de lidstaten meer in het bijzonder ondersteuning in het kader van TSI-oproep 2023, met een vlaggenschipproject voor technische ondersteuning inzake het versnellen van de procedures voor de verlening van vergunningen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie (“Accelerating permitting for renewable energy”) 14 .

Er is gebleken dat regionale samenwerking tussen de lidstaten bij de uitvoering van soortgelijke grootschalige energie-infrastructuurprojecten als katalysator kan dienen om het verlenen van vergunningen en de oplevering van deze projecten te versnellen 15 . De Commissie zit vier groepen op hoog niveau in verschillende regio’s van de Europese Unie voor 16 . Doordat deze groepen zoveel politieke steun genieten, kan een gemeenschappelijke regionale visie worden ontwikkeld en kunnen regionale prioriteiten worden vastgesteld en strategische richtsnoeren worden verstrekt voor de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang (PGB’s) met betrekking tot energie-infrastructuur, waarvoor een grote consensus nodig is. Nu de ontwikkeling van offshorewindenergie als pan-Europese prioriteit is erkend in alle groepen op hoog niveau 17 kunnen grote hernieuwbare-energieprojecten als prioriteit worden aangemerkt in de werkstromen van deze groepen en genieten zij van een nauwgezette monitoring en versterkte samenwerking op verschillende politieke niveaus tussen lidstaten die tot een bepaalde regio behoren.

a.RED II-bepalingen en een vergelijking van goede praktijken bij de omzetting ervan

In RED II is bepaald dat de administratieve vergunningsprocedures niet langer dan twee jaar mogen duren voor hernieuwbare elektriciteitscentrales en de desbetreffende netinfrastructuur, met inbegrip van alle relevante toestemmings-, certificerings- en vergunningsprocedures door de bevoegde autoriteiten. In het voorgestelde pakket voor het koolstofvrij maken van de waterstof- en gasmarkt 18 is een soortgelijke bepaling opgenomen inzake de vereenvoudiging van vergunningsprocedures voor waterstofinfrastructuur. Voor projecten van minder dan 150 kW en voor het repoweren van bestaande installaties voor hernieuwbare energie mag de administratieve procedure niet langer dan één jaar duren. Deze termijnen houden geen rekening met de tijd die nodig is om aan de milieuwetgeving van de Unie te voldoen, hetgeen lang kan duren, noch met de duur van eventuele gerechtelijke procedures. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen deze termijnen eventueel met een jaar worden verlengd. 19

Naast het omzetten van de vereiste bepalingen in de nationale wetgeving, hebben sommige lidstaten aanvullende verduidelijkingen opgenomen waarin de voorwaarden voor de verlenging van de termijn worden gespecificeerd, of hebben zij de relevante autoriteiten opgedragen om nauw samen te werken teneinde te verzekeren dat de overeengekomen termijnen worden nageleefd. Wat de verlenging van de termijn met maximaal een jaar betreft, vermeldt Zweden dat de termijn kan worden verlengd indien tijdrovende aanvullingen nodig zijn vanwege nieuwe regelgeving, informatie of richtsnoeren, of indien de vertraging te wijten is aan externe omstandigheden die niet van meet af aan te voorzien waren. Slovenië neemt een bepaling op waarin wordt gespecificeerd dat de projectontwikkelaar vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn een met redenen omkleed besluit moet ontvangen waarbij, in uitzonderlijke omstandigheden zoals toegelicht in dat besluit, de procedure met maximaal een jaar wordt verlengd.

Om te verzekeren dat de vergunningsprocedure de overeengekomen termijnen niet overschrijdt wanneer er meerdere autoriteiten bij betrokken zijn, omvatten de omzettingsmaatregelen van Finland een vereiste dat indien meer dan een toestemmings- of administratieve goedkeuringsprocedure nodig is voor de bouw, de modernisering of de aansluiting op het net en de exploitatie van een hernieuwbare-energiecentrale, de verantwoordelijke bevoegde autoriteiten moeten samenwerken om de termijnen na te leven. Het centrale contactpunt voor projectontwikkelaars 20 krijgt als taak de bevoegde autoriteiten in voorkomend geval te helpen om het eens te worden over de verwerkingstermijnen voor hun procedures. Daarnaast is in de omzettingswetgeving vermeld op welke punten de berekening van de termijn begint en eindigt, en krijgt het centrale contactpunt de opdracht om de uitvoering van de termijnen te controleren.

Wat betreft het toezicht op en de verslaglegging over de nationale bepalingen in de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat, die uiterlijk op 15 maart 2023 en daarna om de twee jaar bij de Commissie moeten worden ingediend, moeten de lidstaten verslag uitbrengen over de specifieke maatregelen om te voldoen aan de voorschriften in de artikelen 15 tot en met 17 RED II teneinde de vergunningsprocedures te vereenvoudigen, te verkorten en transparanter te maken 21 . Daarnaast zou een samenhangende, EU-brede monitoring en beoordeling van administratieve vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten de Commissie, de lidstaten en de projectontwikkelaars inzicht geven in de duur van de verschillende stadia van de projectvergunning, het toepassingsgebied ervan, de voorschriften en de betrokken autoriteiten, alsook in de mogelijke gemeenschappelijke kenmerken van de vertragingen en andere knelpunten voor diverse technologieën op het gebied van hernieuwbare energie of diverse vergunningsstadia.

b.Andere goede praktijken om de duur van vergunningsprocedures te beperken buiten RED II

De duur van gerechtelijke procedures valt buiten het toepassingsgebied van de in RED II vastgestelde termijn, maar de lidstaten kunnen maatregelen nemen om aanslepende procedures door betwistingen voor de rechter te beperken. Hoewel het recht op toegang tot de rechter moet worden gewaarborgd, kunnen de lidstaten hun nationale rechtsstelsels zo inrichten dat een snellere behandeling van rechtszaken wordt verzekerd, bijvoorbeeld via procedures zonder mogelijkheid tot hoger beroep voor bepaalde projecten van nationaal belang, het vaststellen van termijnen voor bepaalde stappen in de geschillenprocedure naargelang van de nationale omstandigheden om onnodige verlengingen van beroepsprocedures te voorkomen of het invoeren van bepalingen om misbruik van procesrecht te voorkomen. Diverse lidstaten hebben reeds maatregelen getroffen om de duur van gerechtelijke procedures met betrekking tot vergunningen te stroomlijnen.

Frankrijk heeft het aantal mogelijke beroepen tegen milieuvergunningen voor onshorewindenergieprojecten verlaagd van drie naar twee. Sinds 1 december 2018 kunnen beroepen rechtstreeks worden ingesteld bij bestuursrechtbanken in tweede aanleg en hoeven zij niet langer eerst voor de administratieve rechtbanken te worden gebracht (dit was reeds het geval voor offshorewindinstallaties sinds de vaststelling van een decreet in januari 2016).

Nederland heeft beslist dat tegen vergunningen voor onshorewindenergieprojecten van meer dan 100 MW en projecten voor zonnepanelen van meer dan 50 MW enkel beroep kan worden ingesteld bij het hooggerechtshof.

Naast het stroomlijnen van het kader voor gerechtelijke procedures, hebben sommige lidstaten ook andere maatregelen ingevoerd die het mogelijk maken om prioriteit te verlenen aan bepaalde vergunningsprocedures en deze zo te versnellen, bijvoorbeeld door categorieën van strategische projecten vast te stellen. Sommige projecten van nationaal belang kunnen via een wetgevingsprocedure middels een specifieke wet worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de richtlijn milieueffectbeoordeling (MEB). Dit stelt lidstaten in staat om dat project vrij te stellen van de bepalingen inzake openbare raadpleging 22 .

De regionale overheid van Andalusië in Spanje heeft binnen het Regionale Ministerie van Overheidsdiensten en Binnenlandse Zaken een “acceleratiecentrum” opgezet voor projecten die van strategisch belang worden geacht. De erkenning van een strategisch belang houdt in dat de geselecteerde projecten een voorkeursbehandeling krijgen met betrekking tot de administratieve verwerking van de vergunningen en goedkeuringen die nodig zijn om deze projecten te ontwikkelen.

Een andere goede manier om de verlening van vergunningen te versnellen, is toe te staan dat meerdere aanvragen tegelijkertijd worden ingediend in plaats van achtereenvolgens, ook voor aanverwante projecten met betrekking tot het net.

In Oostenrijk kunnen ontwikkelaars bijvoorbeeld meerdere vergunningen (vergunning voor elektriciteitsopwekking, goedkeuring in het kader van de procedure voor natuurbescherming, procedure uit hoofde van de luchtvaartwet, vergunning uit hoofde van de bosbouwwet, vergunning uit hoofde van de waterwet, vergunning inzake veiligheid en gezondheid op het werk, stedenbouwkundige vergunning) naast elkaar aanvragen. De selectie van locaties en de aanvraag tot netaansluiting kan eveneens tegelijkertijd gebeuren. In Frankrijk en België (Vlaanderen en Wallonië) zijn gecombineerde vergunningsprocedures ingevoerd. In Vlaanderen en Wallonië worden in deze gecombineerde vergunningsprocedures de procedures voor milieu- en stedenbouwkundige vergunningen gecombineerd, met uitzonderingen voor kleinschalige projecten. In Frankrijk maakt de procedure het mogelijk om verschillende vergunningen voor windenergieprojecten, waaronder milieuvergunningen, luchtvaart- en militaire doorgangsrechten en de vergunning voor elektriciteitsopwekking, gezamenlijk te behandelen.

Wat kleinschalige hernieuwbare energieprojecten door huishoudens en energiegemeenschappen betreft, scherpt het gebrek aan middelen de belemmeringen waarmee professionele marktdeelnemers reeds worden geconfronteerd verder aan. In Griekenland krijgen energiegemeenschappen bij aanvragen tot aansluiting op het net, de goedkeuring van milieuvoorwaarden en vergunningen voor elektriciteitsopwekking voorrang op andere aanvragen in hetzelfde gebied voor dezelfde aanvraagcyclus. In Portugal genieten hernieuwbare-energiegemeenschappen vrijstellingen van voorafgaande controle-/mededelings-, registratie- en exploitatievoorschriften, naargelang van de geïnstalleerde capaciteit of het gebruik van het openbare netwerk voor elektriciteitsinjectie in het geval van zelfverbruik. Ook in Ierland behoeven energiegemeenschappen geen bouwvergunning vóór hun aansluiting op het net en genieten zij van een vereenvoudigde vergunningsprocedure 23 .

Door een vroege openbare raadpleging en de uitvoering van bepaalde studies in een eerder stadium van het proces kan de verlening van vergunningen eveneens worden versneld. In het geval van PGB’s heeft een verplichte openbare raadpleging aan het begin van de vergunningsprocedure voor het bepalen van de locatie van het project bijvoorbeeld geholpen om problemen met betrekking tot de publieke aanvaarding vast te stellen en aan te pakken.

Tot slot kan de beoordeling door de vergunningverlenende autoriteiten in het kader van milieuprocedures worden versneld door specifieke termijnen vast te stellen. Wanneer een milieubeoordeling nodig is, moeten de lidstaten de duur van verschillende stappen van de milieueffectbeoordelingsprocedure 24 beperken door bindende maximumtermijnen vast te stellen, in het bijzonder voor:

·de afgifte van een advies over de reikwijdte door de bevoegde autoriteit — maximaal één maand;

·de afronding van de milieueffectbeoordeling en de afgifte van een gemotiveerde conclusie — maximaal drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging met nog eens drie maanden;

·de afronding van openbare raadplegingen over het milieueffectbeoordelingsrapport — maximaal twee maanden;

·de afgifte van een vergunning — maximaal zes maanden.

Ongeveer de helft van de lidstaten heeft reeds specifieke termijnen vastgesteld waarbinnen de bevoegde autoriteiten projecten moeten goedkeuren nadat zij de door de ontwikkelaar ingediende milieueffectbeoordeling hebben ontvangen. In veel gevallen bedraagt deze termijn niet meer dan een of twee maanden (Bulgarije, Frankrijk, Italië, Malta, Griekenland, Letland en Roemenië).

Een andere mogelijke vereenvoudiging is een voorwaardelijke vrijstelling van stedenbouwkundige vergunningen in combinatie met kennisgevingsverplichtingen voor kleinschalige fotovoltaïsche systemen. In het Vlaams Gewest in België zijn zonnepanelen onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning 25 .

c.De flexibiliteit verhogen bij het actualiseren van de technologiespecificaties in de periode tussen de vergunningsaanvraag en de bouw van de projecten 

De duur van vergunningsprocedures of vertragingen bij het verlenen van vergunningen kunnen ertoe leiden dat suboptimale technologie wordt geïnstalleerd wanneer projectontwikkelaars worden verplicht om de precieze technologiespecificaties 26 uit hun oorspronkelijke vergunningsaanvraag toe te passen. In gevallen waarin het zo lang duurt om een vergunning te verlenen dat de goedgekeurde technologische oplossing verouderd is, zou de projectontwikkelaar een nieuwe vergunning moeten aanvragen of een nieuwe milieueffectbeoordeling moeten verrichten om de nieuwste beschikbare technologie te kunnen gebruiken. Meer flexibiliteit, waarbij ontwikkelaars de mogelijkheid krijgen om een reeks technologische parameters aan te vragen, helpt om sneller de meest efficiënte technologieën uit te rollen, zonder dat dit noodzakelijkerwijs een groter effect heeft op het milieu.

Om dit probleem aan te pakken, maken sommige lidstaten gebruik van het zogenoemde “boxmodel” voor vergunningen, waarbij ontwikkelaars een reeks technologieparameters in hun vergunningsaanvraag kunnen opnemen (bijvoorbeeld voor de tiphoogte van windturbines), waardoor zij de flexibiliteit krijgen om geavanceerde technologie uit te rollen en om de efficiëntie en de productie van hernieuwbare energie te maximaliseren. Zweden laat bijvoorbeeld reeds toe dat dit vergunningsmodel wordt gebruikt voor bepaalde windenergieprojecten. Projectontwikkelaars moeten het projectgebied, het maximumaantal turbines, de maximale tiphoogte, beperkte gebieden binnen het projectgebied en de maximale voetafdruk van de infrastructuur vermelden. Zij hebben de flexibiliteit om het ontwerp te optimaliseren en de rotorgrootte en naafhoogte te verhogen of te verlagen. Ontwikkelaars mogen ook de nieuwste turbinetechnologie gebruiken om het ontwerp te optimaliseren en de capaciteit in de vergunning te maximaliseren 27 . Roemenië laat toe dat het type windturbine wordt gewijzigd nadat de definitieve bouwvergunning is afgegeven, mits de belangrijkste parameters (tiphoogte en rotor) worden nageleefd. Ontwikkelaars hoeven dergelijke wijzigingen alleen te melden aan de bevoegde autoriteiten.

3.Interne coördinatie en duidelijke en gedigitaliseerde procedures om de complexiteit van het administratieve vergunningsproces te beperken

Naargelang van de lidstaat moeten projectontwikkelaars contact houden met diensten op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau en/of met diverse departementen of ministeries. Meerdere lagen van soms tegenstrijdige nationale en regionale wetgeving en procedures en een gebrek aan een duidelijke scheiding van de bevoegdheden tussen nationale, regionale en/of lokale overheden zorgen voor onnodige complicaties en kunnen leiden tot vertragingen bij de vergunningsprocedures. Volgens belanghebbenden is het niet altijd duidelijk of de betrokkenheid van bepaalde autoriteiten bij de administratieve vergunningsprocedure verplicht is en of hun advies bindend is. Wanneer meerdere overheidsinstanties betrokken zijn bij het verlenen van een vergunning, ontbreekt het bovendien vaak aan transparantie ten aanzien van de status van een projectaanvraag en het stadium waarin een knelpunt zich voordoet. Voorts staan niet alle overheidsdiensten even ver in het gebruik van digitale hulpmiddelen en oplossingen.

a.RED II-bepalingen inzake het éénloketsysteem en een vergelijking van goede praktijken bij de omzetting ervan 

RED II schrijft voor dat de lidstaten een centraal contactpunt (“éénloketsysteem”) opzetten voor de verlening van bouw-, repowering- en exploitatievergunningen voor installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie en de bijbehorende netwerkinfrastructuur 28 , net zoals in de TEN-E-verordening 29 en zoals voorgesteld in het pakket voor het koolstofvrij maken van de waterstof- en gasmarkt 30 . Er zijn ook voorbeelden te vinden in andere sectoren waar door de invoering van een éénloketsysteem tijd en kosten zijn bespaard bij het inwinnen van informatie, in het bijzonder met betrekking tot toelatings- en vergunningsvoorschriften 31 . In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel biedt RED II de lidstaten de flexibiliteit om de meest geschikte uitvoeringsregels te kiezen, op voorwaarde dat aanvragers voor de gehele vergunningsprocedure niet meer dan één contactpunt hoeven aan te spreken.

Er bestaan verschillende mogelijkheden om het éénloketsysteem in te richten. Een louter administratief gemeenschappelijk loket kanaliseert de communicatie tussen de ontwikkelaar van het hernieuwbare-energieproject en de relevante autoriteiten die betrokken zijn bij de verlening van de diverse vergunningen die nodig zijn om een elektriciteitscentrale te bouwen en aan te sluiten op het net. Een uitbreiding van het mandaat van het administratieve contactpunt kan ook worden overwogen, en het contactpunt kan de opdracht krijgen om zelf alle nodige vergunningen af te geven. Er kunnen meerdere éénloketsystemen worden opgezet om projecten van verschillende omvang, verschillende hernieuwbare-energietechnologieën of administratieve afdelingen in een lidstaat te behandelen, mits alle aanvragers voor een specifiek project één contactpunt hebben waar zij terechtkunnen.

Er zijn ook ééloketsystemen opgezet door entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de netinfrastructuur, zoals de “nationale bevoegde instanties” voor projecten van gemeenschappelijk belang in het kader van de TEN-E-verordening, of nationale regelgevende instanties, transmissiesysteembeheerders en nationale, regionale of lokale autoriteiten voor andere soorten netten. Een nauwe coördinatie en afstemming van processen tussen de éénloketsystemen van RED II en de “nationale bevoegde instanties” is wenselijk in het geval van projecten van gemeenschappelijk belang. Bestaande regionale samenwerkingsstructuren voor het energiebeleid, zoals voornoemde politieke groepen op hoog niveau, zouden geschikt kunnen zijn om deze nauwe coördinatie te verkennen en te verruimen.

Wat de nationale bepalingen tot omzetting van RED II betreft, hebben de lidstaten in de meeste gevallen een bestaand nationaal energieagentschap of een ander uitvoeringsagentschap aangewezen als centraal contactpunt dat de administratieve vergunningsaanvraag en -procedure moet stroomlijnen. De zekerheid en transparantie voor projectontwikkelaars kan worden vergroot door alle autoriteiten op te sommen waarmee het centrale contactpunt de communicatie en coördinatie verzekert en door te verwijzen naar de specifieke wetgeving waarover het contactpunt advies kan verstrekken.

In Denemarken is het Deense Energieagentschap (DEA) aangewezen als contactpunt en verstrekt het algemene richtsnoeren over de administratieve procedure, met inbegrip van de stappen die moeten worden genomen om installaties voor hernieuwbare energie op te zetten en te exploiteren. Wat offshorewindenergie betreft, verleent het DEA zelf vergunningen voor projecten in de territoriale wateren en exclusieve economische zone van Denemarken. Het DEA bereidt de toelatingen voor en geeft ze af via een iteratieproces met de relevante autoriteiten, en het verstrekt projectspecifieke informatie aan de autoriteiten om tegenstrijdige belangen te voorkomen 32 .

In Zweden is het Zweedse Energieagentschap belast met de opzet van en verantwoordelijkheid voor een digitaal contactpunt. Via het contactpunt moeten rechtstreekse links worden verstrekt naar de autoriteiten die een zaak behandelen. Bij de nationale bepalingen tot omzetting van RED II is ook een lijst gevoegd van de autoriteiten die het contactpunt bijstaan, waaronder autoriteiten en agentschappen die verantwoordelijk zijn voor maritieme kwesties, milieubescherming, het nationaal erfgoed en de landbouw, alsmede de gemeenten.

Het centrale contactpunt van Finland is belast met het verstrekken van procedureel advies over vergunningen en andere administratieve procedures voor installaties voor de productie van hernieuwbare energie. De nationale bepalingen omvatten een lijst van elementen waarop de adviesplicht van het contactpunt van toepassing is, waaronder het advies van de defensiemacht over de aanvaardbaarheid van de bouw van windmolenparken.

b.Andere voorbeelden van goede praktijken om de complexiteit van administratieve procedures buiten RED II te beperken

In gevallen waarin verschillende overheidsdiensten moeten coördineren en hun goedkeuring moeten geven, kan het ontbreken van een antwoord van één dienst waardoor de volgende stappen worden vertraagd, worden beperkt door stilzwijgende instemming in te voeren onder duidelijk afgebakende voorwaarden en tenzij een antwoord vereist is uit hoofde van de EU- of nationale wetgeving. Spanje heeft onlangs de stilzwijgende instemming ingevoerd voor specifieke administratieve stappen in een decreet van 2020 voor installaties voor zelfgeproduceerde energie en zonneparken. Wanneer diverse betrokken overheidsdiensten elkaar een antwoord moeten geven en dat niet binnen 30 dagen doen, wordt de specifieke administratieve stap geacht te zijn goedgekeurd.

Wat het ruimere gebruik van digitale hulpmiddelen en oplossingen tijdens de vergunningsprocedures betreft, is in RED II bepaald dat het aanvragers is toegestaan de relevante documenten ook in digitale vorm in te dienen 33 . Het gebruik van elektronische communicatie ter vervanging van papieren formulieren en digitale communicatieplatforms waarin de verschillende aanvraagprocedures worden verenigd, kan het personeel van de vergunningverlenende autoriteiten bovendien helpen bij de verwerking van de aanvragen en vormt de basis voor het monitoren en verbeteren van de procedures. Dit zou ook de transparantie voor de projectontwikkelaars vergroten met betrekking tot de huidige status van hun aanvraag, en het zou de verschillende betrokken autoriteiten toegang verlenen tot dezelfde gecentraliseerde projectinvoer.

In dat verband heeft Cyprus in zijn herstel- en veerkrachtplan een hervorming opgenomen waarbij een digitaal éénloketsysteem wordt opgezet om de vergunningverlening voor hernieuwbare-energieprojecten te stroomlijnen. Volgens het herstel- en veerkrachtplan heeft Cyprus ook om technische bijstand van DG REFORM verzocht om te helpen bij de opzet van de methode om het éénloketsysteem te ontwikkelen. De Duitse deelstaat Nedersaksen heeft een formulier voor de elektronische aanvraag van een vergunning ingevoerd voor immissiebeschermingsaanvragen (ELiA) 34 . Dit formulier wordt gebruikt door acht Duitse deelstaten en maakt een versleutelde indiening van de aanvraagdocumenten mogelijk. In Nederland bestaat er een onlineplatform voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor onshorewindenergie en zonnepanelen op de grond. Ongeacht of de autoriteit die verantwoordelijk is voor de vergunningsprocedure de gemeente, de provincie of de nationale overheid is, is het onlineplatform toegankelijk voor zowel de verantwoordelijke autoriteit als de projectontwikkelaar. Daarnaast wordt het onlineplatform door sommige provincies ook gebruikt voor de aanvraag van natuurvergunningen.

Centrale informatiepunten zijn ook relevant voor informatie, advies en opleidingen voor burgers en hernieuwbare-energiegemeenschappen over capaciteitsopbouw. Die informatie, waarbij zowel nationale als lokale autoriteiten betrokken zijn, kan bijvoorbeeld informatie omvatten over procedurele voorschriften voor het verkrijgen van toelatingen en vergunningen. Er kan ook ondersteuning worden geboden aan netwerken van energiegemeenschappen om dergelijke informatiepunten op te zetten.

4.Voldoende personele middelen en vaardigheden voor vergunningverlenende instanties

Voor de verwerking van een groeiend aantal projectvergunningen moeten de vergunningverlenende autoriteiten en netbeheerders over voldoende personeelsleden met de juiste vaardigheden beschikken, alsook over personeel dat verantwoordelijk is voor milieubeoordelingen en over nationale rechtbanken die de beroepsprocedures behandelen. Zoals toegelicht in het tussentijds verslag “RES Simplify” en bevestigd tijdens de raadplegingen die de Commissie over dit initiatief heeft gehouden, vormt het gebrek aan personeel bij de vergunningverlenende autoriteiten in veel lidstaten momenteel een grote belemmering voor de projectontwikkeling — er is te weinig personeel en/of het personeel beschikt niet over de nodige deskundigheid of vaardigheden om de projectaanvragen te verwerken. Uit het verslag is gebleken dat vooral grote lidstaten te kampen hebben met een personeelstekort. In die lidstaten is dit probleem bovendien groter op nationaal niveau dan op regionaal niveau, terwijl een gebrek aan deskundigheid vaker voorkomt op markten die minder vertrouwd zijn met een specifieke technologie en waar minder projecten zijn voltooid. Het gebrek aan deskundigheid doet zich vaak op het lokale niveau voor, waar personeel minder kansen heeft om zich te specialiseren, en/of het houdt verband met complexe technische en juridische vraagstukken. Dat is met name het geval in plattelandsgebieden met een beperkte administratieve capaciteit, maar waar grote hernieuwbare-energieprojecten worden opgezet. Personeelsproblemen zijn van invloed op andere belemmeringen, aangezien autoriteiten niet over de capaciteit beschikken om hun werkzaamheden onderling te coördineren, waardoor het administratieve proces vlotter zou kunnen verlopen. Dat geldt ook voor de invoering van een centraal contactpunt, waar een gebrek aan personeel of aan relevante deskundigheid extra knelpunten in de administratieve procedures kan creëren 35 . Het is dan ook van cruciaal belang om te voorzien in de nodige vaardigheden en aantrekkelijke banen in de betrokken sectoren, op alle bestuursniveaus en niet alleen bij de vergunningverlenende autoriteiten.

Er is een gerichte, anticiperende aanpak nodig om enerzijds personeelstekorten en anderzijds vaardighedentekorten te voorkomen. In het kader van deze aanpak en in overeenstemming met de aanpak van gendermainstreaming van de Europese Commissie op alle gebieden 36 , ook in de groene en digitale transitie, moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de participatie van vrouwen en aan gelijke kansen voor iedereen op alle niveaus.

In hun nationale energie- en klimaatplannen werd de lidstaten gevraagd informatie te verstrekken over de totale geplande geïnstalleerde opwekkingscapaciteit voor hernieuwbare energie van 2021 tot 2030, uitgesplitst naar nieuwe capaciteit en repowering, naar technologie en naar sector, uitgedrukt in MW. De lidstaten moesten ook specifieke maatregelen vaststellen voor het verstrekken van informatie en opleiding. Deze geplande geïnstalleerde capaciteit moet, samen met een beoordeling van de capaciteitsuitbreidingen die met het bestaande personeelsbestand mogelijk zijn, de lidstaten helpen bij het ramen van de personeels- en begrotingsbehoeften van de vergunningverlenende autoriteiten.

Hoewel er beperkte arbeidsgegevens voorhanden zijn voor vergunningverlenende autoriteiten, heeft de regio Aragón in Spanje 1 100 MW aan nieuwe vergunningen voor onshorewindmolenparken verleend in 2018, met 30 personeelsleden die zich voltijds bezighouden met de verwerking van vergunningsaanvragen voor wind- en zonne-energie 37 . Finland heeft 6 miljoen EUR uit zijn herstel- en veerkrachtplan toegewezen om tijdelijk personeel aan te werven voor de verwerking van milieuvergunningen en -procedures en -projecten in 2021-2023, en om nieuwe energietechnologie te ondersteunen, waaronder offshorewindenergie, grootschalige zonne-energie en geothermische energie. De financiële steun zal worden gebruikt voor personeelskosten in verband met milieueffectbeoordelingen, de verwerking van beroepen tegen beslissingen inzake milieuvergunningen en ter ondersteuning van gemeenten en districten bij de ruimtelijke ordening en het verlenen van bouwvergunningen. Italië heeft een taskforce met 40 leden opgezet die onder toezicht staat van het Ministerie van Ecologische Transitie en die zich zal bezighouden met de uitvoering van het nationale energie- en klimaatplan en het herstel- en veerkrachtplan. De taskforce moet de verwerking van de milieueffectbeoordelingen versnellen. Elk lid van de taskforce heeft ten minste vijf jaar beroepservaring en beschikt over de nodige vaardigheden om technische, milieu- en landschapsgerelateerde aspecten van hernieuwbare-energieprojecten te beoordelen. In het 18 punten tellende Duitse vereenvoudigingsplan voor de vergunningverlening voor onshorewindenergieprojecten is bepaald dat de deelstaten ervoor zorgen dat de plannings- en goedkeuringsinstanties over het nodige personeel en de nodige technische uitrusting beschikken voor de verwerking van de vergunningsaanvragen. Bovendien is in de Duitse coalitieovereenkomst een verwijzing opgenomen naar externe projectteams om de lasten voor de vergunningverlenende autoriteiten te verlichten.

Wat betreft het waarborgen dat het personeel van de autoriteiten die belast zijn met de beoordeling van vergunningen voor hernieuwbare-energieprojecten over de nodige juridische en technische deskundigheid beschikt, zou een eerste mogelijke stap om de huidige vaardighedenkloof te dichten erin kunnen bestaan een Erasmus+-alliantie op te zetten voor sectorale samenwerking op het gebied van vaardigheden tussen overheidsdiensten, het bedrijfsleven, de sociale partners en onderwijs- en opleidingsinstellingen. In 2021 heeft een rondetafelgesprek op hoog niveau van het Europees pact voor vaardigheden plaatsgevonden waar belanghebbenden uit de hernieuwbare-energiesector bijeenkwamen 38 , als onderdeel van een reeks rondetafelgesprekken met industriële ecosystemen om belanghebbenden te betrekken bij het pact voor vaardigheden. Het pact voor vaardigheden biedt een nieuw model om op basis van gezamenlijk engagement uitdagingen aan te pakken met betrekking tot de vaardigheden die nodig zijn voor economisch herstel en om de industriële strategie van de EU en de groene en de digitale transitie in de praktijk te brengen. Het is bedoeld om tekorten aan vaardigheden in industriële ecosystemen aan te pakken door ondernemingen, werknemers, nationale, regionale en lokale overheden, sociale partners, brancheorganisaties, aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, kamers van koophandel en diensten voor arbeidsvoorziening te mobiliseren om te investeren in bijscholing en omscholing. Om gevolg te geven aan het rondetafelgesprek is de Commissie bereid om de voorbereiding van een grootschalig vaardighedenpartnerschap voor hernieuwbare onshore-energie te faciliteren. Daarnaast zijn relevante financieringsmogelijkheden van de EU beschikbaar (bv. LIFE, middelen uit het cohesiebeleid, instrumenten voor technische bijstand). In dit verband is de wederzijdse erkenning van diploma’s, vaardigheden en kwalificaties in de gehele EU ook van cruciaal belang, in het bijzonder voor EU-grensregio’s 39 .

Er moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de noodzaak van initiatieven inzake specifiek voor het personeel van regionale en lokale vergunningverlenende autoriteiten bestemde opleidingen en vaardigheden, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van hun rol. In dat verband worden de lidstaten ertoe aangemoedigd maatregelen te nemen en voldoende opleidingskansen te bieden.

Er wordt al gewerkt aan een blauwdruk voor sectorale samenwerking op het gebied van vaardigheden voor maritieme technologie, waarbij een strategie wordt uitgestippeld voor de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van mariene hernieuwbare energie en het potentieel van de sector als motor voor de digitale en groene transities wordt onderzocht. Bestuurlijke samenwerkingsverbanden kunnen bijzonder relevant zijn in de offshoresector, aangezien sommige lidstaten op het punt staan om voor het eerst projecten voor hernieuwbare offshore-energie te vergunnen, terwijl andere al meer ervaring hebben opgedaan.

Teneinde de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken, de uitvoering van grootschalige hernieuwbare-energieprojecten minder ingewikkeld te maken en de dringende behoefte aan capaciteitsopbouw te verminderen, zouden de lidstaten ook kunnen overwegen om vrijwillige platforms voor vergunningverlenende autoriteiten op te zetten. Dergelijke platforms kunnen dienen als registers voor kennisuitwisseling die beste praktijken aanreiken om de efficiëntie te verhogen of synergieën vast te stellen tussen de verschillende processen in de lidstaten. Daarnaast zouden projectontwikkelaars, zoals reeds is gebleken bij infrastructuurprojecten, hun voordeel kunnen halen uit initiatieven voor capaciteitsopbouw die gericht zijn op het wegwerken van vertragingen als gevolg van de lage kwaliteit van de documenten en studies die bij de vergunningverlenende autoriteiten zijn ingediend.

5.Betere aanwijzing en planning van locaties voor hernieuwbare-energieprojecten

Een gedecarboniseerd energiesysteem dat grotendeels gebaseerd is op hernieuwbare energiebronnen zal gewoonlijk meer ruimte vereisen dan het traditionele energiesysteem, dat wordt gekenmerkt door grotere, gecentraliseerde energieproductiecentrales. Aangezien Europa voor een groot deel een dichtbevolkt continent is, komen conflicten over landgebruik vaak voor en is het belangrijk om het evenwicht te bewaren tussen verschillende collectieve goederen en openbare belangen. Hernieuwbare-energieprojecten worden geconfronteerd met concurrentie om de toegang tot geschikte gebieden en met beperkingen op het land-/zeegebruik die met name voortvloeien uit de landbouw/visserij, scheepvaartroutes, cultureel erfgoed en werkzaamheden op defensiegebied. Om de uitrol van hernieuwbare energie op middellange tot lange termijn te versnellen, zijn een goed opgezette ruimtelijke ordening en overeenkomstige analytische haalbaarheidsstudies dus belangrijke instrumenten. Zij komen al in een vroege fase aan bod, aangezien zij milieueffecten en conflicten op het gebied van land-/zeegebruik kunnen beperken en projectontwikkelaars in de richting van geschikte locaties wijzen, wat op zijn beurt de vergunningsprocedures kan versnellen.

a.Beperkingen op het gebied van land-/zeegebruik en goede praktijken om het vinden van geschikte locaties te vergemakkelijken

Een meer strategische benadering om locaties aan te wijzen voor de uitrol van hernieuwbare energie via ruimtelijke ordening zal van cruciaal belang zijn om voldoende ruimte beschikbaar te stellen, teneinde de nodige extra capaciteit voor hernieuwbare energie onder te brengen om aan de EU-streefcijfers te voldoen. Dit geldt zowel voor offshore- als voor onshoretechnologieën voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit, alsook voor de hernieuwbare-verwarmingssector. Het relevante bestuursniveau voor dergelijke plannen kan verschillen naargelang van de technologie. Zo moeten geschikte locaties voor windinstallaties bijvoorbeeld op een meer regionaal niveau worden gekozen, terwijl de locaties voor kleinschalige zonne-installaties op gemeentelijk niveau kunnen worden aangewezen. Maritieme ruimtelijke plannen worden op het nationale niveau ontwikkeld, steeds vaker in samenwerking met buurlanden van eenzelfde zeegebied. In de offshorestrategie 40 is verduidelijkt dat maritieme ruimtelijke planning een cruciale pijler van de uitrol van deze technologieën vormt. De herziene TEN-E-verordening schrijft voor dat de lidstaten samenwerken bij de vaststelling van hun streefcijfers voor de uitrol van hernieuwbare offshore-energie in 2050, met tussenstappen in 2030 en 2040. In de REPowerEU-mededeling werden de lidstaten verzocht om snel geschikte land- en zeegebieden voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie aan te wijzen, in overeenstemming met hun nationale energie- en klimaatplannen en hun bijdrage om het herziene streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030 te bereiken. In het kader van dit mappingproces moeten beperkte en duidelijk afgebakende gebieden worden aangewezen als gebieden die bijzonder geschikt zijn voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie (“go-to” areas), waarbij zo veel mogelijk ecologisch waardevolle gebieden worden vermeden en onder meer prioriteit wordt gegeven aan aangetaste grond die niet voor de landbouw kan worden gebruikt.

In verband hiermee zou het bevorderlijk zijn om te onderzoeken of het mogelijk is gedegradeerde gebieden te gebruiken, bijvoorbeeld oude steengroeven, gesloten mijnen, stortplaatsen of oude industriegebieden, parkeerterreinen en gebieden langs vervoerscorridors, zoals autosnelwegen en treinsporen. In sommige gevallen kan het ontwikkelen van brownfieldterreinen voor hernieuwbare energie extra voordelen opleveren, zoals de nabijheid van stedelijke gebieden en wegennetten, en netaansluitingen. Daarvoor moeten evenwel de bijbehorende uitdagingen zoals verontreiniging, onopgeloste eigendomskwesties of een gebrek aan stimulansen voor de herontwikkeling van brownfieldterreinen worden aangepakt. 

In de context van de rechtvaardige transitie zouden koolmijnen in de steenkoolregio’s in transitie aantrekkelijke locaties kunnen worden door deze om te vormen tot locaties voor wind- en zonne-energie, of zelfs voor de productie van geothermische energie of waterstof, naargelang van de locatie en het omliggende industriële ecosysteem. Meer in het algemeen kunnen steenkoolregio’s een omvangrijk potentieel herbergen voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie, dat op ongeveer 1,4 GW wordt geschat voor windenergie en op 2,7 GW voor zonne-energie 41 . Een bijkomend voordeel van voormalige locaties voor de exploitatie van fossiele brandstoffen is dat zij vaak goed aangesloten zijn op het net en dat er op de locatie arbeidskrachten voorhanden zijn. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in Spanje, Griekenland of Hongarije, en Duitsland verkent manieren om drijvende zonne-installaties op meren te gebruiken als resultaat van maatregelen voor de herinrichting van voormalige bruinkoolwinningsgebieden.

RED II bevat tot nu toe geen specifieke voorschriften inzake de selectie van locaties of het bepalen van prioritaire gebieden voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Toch heeft Italië in de nationale wetgeving tot omzetting van artikel 15 RED II de toepasselijke voorschriften opgenomen voor de vaststelling van geschikte gebieden voor de installatie van hernieuwbare energie. De totale capaciteit die in de vastgestelde gebieden kan worden geïnstalleerd, moet ten minste gelijk zijn aan de capaciteit die in het nationale energie- en klimaatplan is vastgesteld als benodigde capaciteit om de doelstellingen inzake de ontwikkeling van hernieuwbare energie te bereiken. In deze voorschriften is ook bepaald dat wanneer geschikte gebieden voor hernieuwbare energie worden aangewezen, rekening moet worden gehouden met het effect op het milieu, het cultureel erfgoed en het landschap, alsook met andere relevante overwegingen zoals de beschikbaarheid van hulpbronnen en netinfrastructuur.

Coördinatie tussen verschillende bestuursniveaus is van cruciaal belang, in het bijzonder in deelstaten of landen met autonome gemeenschappen. In Duitsland zijn de deelstaten verplicht om de status van hernieuwbare energie aan de federale regering te melden, ook met betrekking tot vergunde installaties voor hernieuwbare energie, de voortgang van repowering en de oppervlakte die overeenkomstig de regionale en stedelijke ruimtelijke ordening beschikbaar is voor de verdere uitrol van windenergie. In de coalitieovereenkomst is opgenomen dat twee procent van de landoppervlakte moet worden toegewezen aan onshorewindenergie. In de deelstaten Hessen en Sleeswijk-Holstein is dit reeds met succes toegepast.

Naast een ondersteunend kader voor ruimtelijke ordening kunnen digitale hulpmiddelen zoals onlinedatabanken van het geografisch informatiesysteem (GIS) en kadasters eveneens helpen bij het vinden van geschikt land (bv. door de weergave van het potentieel per technologie 42 , beperkte gebieden, gedegradeerd land dat niet geschikt is voor landbouw, de beschikbaarheid van het net, bestaande projecten en gegevens/studies en voorafgaande milieubeoordelingen). Op het niveau van de Unie visualiseert het Energy and Industry Geography Lab (EIGL) een aantal van deze gegevens 43 . De Commissie is net klaar met de opname in het EIGL van datasets die de lidstaten kunnen helpen bij het vaststellen van geschikte gebieden voor wind- en zonne-energieprojecten. Hoewel de relevante datasets afhankelijk zijn van de beoordeelde hernieuwbare energiebron, zijn de volgende zaken reeds opgenomen in het EIGL: Natura 2000-gebieden, nationaal aangewezen gebieden, belangrijke gebieden voor biodiversiteit en vogels, en bodemgegevens 44 .

Hoewel uit het opnemen van dergelijke datasets in het mappinginstrument geen verplichtingen of beperkingen voortvloeien voor de uitrol van infrastructuur voor hernieuwbare energie overeenkomstig de relevante wetgeving, wordt het hierdoor makkelijker om dergelijke infrastructuur uit te rollen en tegelijkertijd conflicten te verminderen. Het mappinginstrument is dus bedoeld als instrument om nationale en regionale autoriteiten die anders niet meteen toegang zouden hebben tot alle beschikbare gegevens te helpen bij het versterken van hun positie, om zo hun planningskeuzen te ondersteunen, wat vooral projecten ten goede komt die naar alle waarschijnlijkheid grensoverschrijdende effecten zouden hebben. Dit zou er op zijn beurt toe moeten leiden dat de investeringsbeslissingen van marktdeelnemers worden gestuurd en ondersteund op basis van voorspelbaarheid en duidelijkheid. De Commissie is voornemens dit mappinginstrument verder te ontwikkelen door aanvullende datasets en koppelingen naar de digitale ruimtelijkeordeningsinstrumenten van de lidstaten op te nemen.

In Denemarken is het onlineplatform het Deense Milieuportaal 45 een gezamenlijk publiek-privaat partnerschap dat eigendom is van de staat, de gemeenten en de regio’s. De portaalsite bestrijkt het gehele land en bevat gebiedspecifieke gegevens over het gebruik van milieu, water, natuur en land. Het stelt autoriteiten in staat om gegevens van verschillende bestuurseenheden, sectoren en geografische gebieden bij te werken en te raadplegen. Burgers en ondernemers kunnen de portaalsite ook gebruiken om gegevens te raadplegen over verschillende beperkingen op het landgebruik in verband met bv. natuurbescherming, instandhouding, rooilijnen en planning in specifieke gebieden 46 . In Kroatië is het Open Gegevensportaal van de Republiek Kroatië een gegevensplatform dat wordt gebruikt voor het verzamelen, categoriseren en verspreiden van door de publieke sector gecreëerde open gegevens, waaronder geolocatie-, meteorologische en milieugegevens. In Polen ondersteunt de Commissie de ontwikkeling van een databank van voormalige en huidige locaties van steenkoolmijnen, gekoppeld aan een GIS, om na te gaan welke locaties eventueel hergebruikt kunnen worden, onder meer voor de uitrol van schone energieoplossingen. De Commissie heeft ook een soortgelijk project ondersteund in Griekenland. In het Brussels Gewest in België kunnen burgers het fotovoltaïsche potentieel van hun daken controleren 47 . Om de verlening van toelatingen en vergunningen voor kleinschalige geothermische warmtepompinstallaties te vereenvoudigen, maken sommige regio’s in Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland en Italië reeds gebruik van een verkeerslichtsysteem met drie zones op basis van geologische onderzoeken. Via dit systeem wordt aangegeven voor welke zones alleen een kennisgeving nodig is, voor welke zones een vergunning vereist is en in welke zones boren verboden is.

b.Meervoudig gebruik van ruimte

Een andere manier om de beperkingen op het land-/zeegebruik aan te pakken is door meervoudig gebruik van de ruimte mogelijk te maken. Deze benadering tot maritieme ruimtelijke ordening kan het naast elkaar bestaan van energie-infrastructuur en scheepvaartroutes ondersteunen en bijdragen aan de bescherming van mariene ecosystemen. Andere benaderingen, zoals agro-PV of drijvende zonnepanelen, kunnen de ruimte die beschikbaar is voor hernieuwbare-energieprojecten optimaliseren. Door de beperkingen in de nationale wetgeving die het meervoudig gebruik van de ruimte verbieden, weg te nemen of een specifiek kader op te zetten voor meervoudig gebruik, kunnen meer projecten mogelijk worden. Innovatie op het gebied van vergunningverlening, dat doorgaans een zeer sectorspecifiek proces is, zal ook nodig zijn voor de ondersteuning van nieuwe projecten voor meervoudig gebruik.

Voornoemd mappinginstrument van het EIGL bevat nu ook een dataset over bestaande waterzuiveringsinstallaties waar hernieuwbare-energieprojecten zouden kunnen worden ondergebracht en die verder zullen worden ontwikkeld om het meervoudig gebruik van de ruimte te vergemakkelijken.

Verschillende lidstaten (waaronder Duitsland, Italië, Frankrijk, Spanje en Polen) werken aan richtsnoeren voor agro-PV-initiatieven, een praktijk waarbij landbouw en de fotovoltaïsche productie van zonne-energie wordt gecombineerd en die de afgelopen jaren meer ingang heeft gevonden. Tweeërlei gebruik via agro-PV kan de aanvaarding onder de bevolking helpen verbeteren en kan rechtstreekse voordelen opleveren voor landbouwers en plattelandsgemeenschappen. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat deze benaderingen ook nevenvoordelen kunnen opleveren, zoals een betere waterretentie in droge gebieden en een hogere algemene productiviteit 48 . Een consensus over de definities en de impactcriteria zou gunstig zijn op nationaal en regionaal niveau. Dit zou het pad effenen om agro-PV meer systematisch toe te staan in ruimtelijke ordeningsplannen en om nadelige effecten voor landbouwers te helpen voorkomen.

Een soortgelijke praktijk is ontstaan in de maritieme ruimte, waar België in zijn maritieme ruimtelijke plan specifieke locaties heeft aangeduid voor de gelijktijdige ontwikkeling van activiteiten, d.w.z. de voedingsmiddelenproductie (visserij, aquacultuur) en hernieuwbare offshore-energie, en zodoende synergieën en meervoudig gebruik door ontwerp bevordert. Meervoudig gebruik kan ook tot stand komen door nieuwe activiteiten toe te voegen aan bestaande activiteiten 49 . Het is ook mogelijk een mariene economische activiteit te combineren met natuurbescherming (bv. in Natura 2000-gebieden) of -herstel.

c.Draagvlak

Centraal vastgestelde streefdoelen voor de uitrol of het gebruik van de ruimte kunnen belangrijk zijn naargelang van de nationale context, aangezien gemeenten de ontwikkeling van hernieuwbare energie vaak vanuit een lokaal perspectief bekijken en niet altijd rekening houden met de nationale streefcijfers voor hernieuwbare energie. De ontwikkeling van hernieuwbare energie moet evenwel op lokaal niveau worden omarmd en mag niet worden gezien als iets wat aan plaatselijke gemeenschappen wordt opgelegd in hun nadeel. Het publiek al in een vroege fase betrekken bij het vaststellen van regionale of lokale ruimtelijke ordeningsplannen is dan ook van cruciaal belang 50 , net als maatregelen om plaatselijke gemeenschappen in staat te stellen voordeel te halen uit de installaties voor hernieuwbare energie in hun buurt, ook in het ruimere kader van een sociaal rechtvaardige groene transitie. Dit kan worden verwezenlijkt via energiegemeenschappen 51 , lagere elektriciteitskosten of financiële participatieregelingen (“mede-eigenaarschap” of “nevenvoordelen”) of industriële-ontwikkelingsplannen voor een regio.

Dergelijke regelingen kunnen in verschillende vormen worden georganiseerd, bv. financiering uit nationale of regionale bronnen die aan de lokale overheden wordt toegewezen om gebieden en middelen aan te reiken, exploitanten van installaties die rechtstreeks een specifieke vergoeding of heffing betalen aan de lokale overheden of exploitanten van installaties die vrijwillig betalingen doen aan een regionale vereniging om de lokale situatie te verbeteren. Dergelijke betalingen moeten voorbehouden zijn voor specifieke doeleinden om de sociale voordelen voor de burgers te verhogen, zoals sociale diensten (bv. kleuterschool, gezondheidszorg) of infrastructuur (bv. straten of openbaar vervoer). Met een duidelijk regelgevingskader wordt vermeden dat over elk geval onafhankelijk moet worden onderhandeld, wat tot ongelijke resultaten zou kunnen leiden en een hoger risico van wanbeheer inhoudt.

Voorbeelden van regelingen die op nationaal niveau zijn ingevoerd, zijn de “groenefondsenregeling” voor gemeenten die projecten voor windenergie uitvoeren in Denemarken, een subsidieregeling voor gemeenten in Luxemburg of minimale participatietarieven voor plaatselijke inwoners in diverse regionale energiestrategieën in Nederland. De wet op de klimaatverandering van de Balearen in Spanje bevat een bijzondere bepaling dat alle hernieuwbare-energieprojecten van meer dan 5 MB ten minste 20 % van de investeringen moeten openstellen voor de lokale bevolking. Een andere mogelijkheid voor meer lokale economische participatie zijn opties om te investeren in aandelen van hernieuwbare-energieprojecten, zoals wordt gepromoot door het kwaliteitslabel “financement participatief de la croissance verte” (crowdfunding voor groene groei) in Frankrijk 52 . Deze crowdfundingbenaderingen en bepaalde andere financiële participatieregelingen leveren echter alleen voordelen op voor de burgers die in de projecten kunnen investeren (“mede-eigenaarschap”, met of zonder participatie in de governance).

Hernieuwbare-energiegemeenschappen zijn bijzonder krachtige instrumenten om de actieve participatie en voordelen voor de plaatselijke bevolking in het kader van de energietransitie te versterken. Zij kunnen ook helpen om energiearmoede aan te pakken. In Griekenland is in de definitie van energiegemeenschappen opgenomen dat zij actief deelnemen aan het terugdringen van de energiearmoede en aan de bevordering van de productie, opslag en zelfvoorzienendheid van de eilanden. Daartoe hebben kwetsbare consumenten en burgers die onder de armoededrempel leven ook recht op virtueel salderen en kunnen zij profiteren van de energie die door de gemeenschap wordt opgewekt, zonder er zelf deel van uit te maken (als zij in de buurt wonen). In België hebben woningbouwcorporaties een innovatief ondernemingsmodel ontwikkeld waarmee zij investeren in zonnepanelen op de daken van sociale woningen, en de kosten van het gebruik van de fotovoltaïsche installaties en van de opgewekte elektriciteit zijn inbegrepen in de huur. Dankzij de grote omvang van het project zijn de huurkosten lager dan de huidige elektriciteitsprijzen 53 .

Grensoverschrijdende energiegemeenschappen kunnen een belangrijke rol spelen in EU-grensregio’s 54 . Het project “SEREH — Smart Energy Region Emmen ǀ Haren” 55 , onderdeel van het Interreg-programma voor grensoverschrijdende samenwerking tussen Duitsland en Nederland, neemt hierin al het voortouw. Met dat project wordt een gedecentraliseerde grensoverschrijdende markt voor elektriciteit en energie ontwikkeld. Op de bevindingen en aanbevelingen daarvan kunnen andere grensregio’s weer voortbouwen.

Wat de betrokkenheid van gemeenschappen bij de energietransitie betreft, hebben de Ierse transmissiesysteembeheerder EirGrid, Friends of the Earth en het Renewables Grid Initiative in 2021 een gezamenlijk driejarig project opgezet 56 om gemeenschappen te betrekken bij een dialoog over de uitdagingen en kansen van de energietransitie in Ierland.

In sommige gevallen vormt de nabijheid van windturbines bij woningen ook een reden voor het publiek om zich tegen projecten te verzetten. In deze gevallen uiten de burgers hun bezorgdheid over de overlast die zij ondervinden, bijvoorbeeld van het lawaai en van het visuele effect.

De voorschriften inzake de afstand tussen windturbines en woningen verschillen van lidstaat tot lidstaat 57 — in sommige gevallen is de afstand tot bebouwing afhankelijk van de regio of de gemeente, of van de bevolkingsdichtheid van het gebied waar de turbines zich bevinden. In andere gevallen bepalen de tiphoogte en rotordiameter van de turbine de afstand tot bebouwing.

Een erg grote afstand tot bebouwing kan slechts geringe voordelen opleveren wat het beperken van geluidsoverlast betreft, terwijl de kosten voor onderhoudswegen en ondersteunende infrastructuur hoog kunnen oplopen en de elektriciteitsopwekking verder van de vraag terechtkomt 58 . Restrictieve voorschriften in dit verband kunnen ook grote stukken land onbeschikbaar maken voor projecten en/of de mogelijkheid beperken om bestaande windparken te repoweren met de meest recente technologie. Als gevolg daarvan moeten ontwikkelaars soms verouderde uitrusting in de vorm van kleinere, minder efficiënte windturbines installeren, zodat aan de afstandsvoorschriften wordt voldaan. Projectontwikkelaars kunnen er ook voor kiezen om de levensduur te verlengen in plaats van bestaande installaties te repoweren.

De regels inzake de afstand tot woningen moeten feitelijk gegrond en empirisch onderbouwd zijn, d.w.z. dat zij verband moeten houden met geluidsoverlast en visuele hinder en op het noodzakelijke minimum moeten worden vastgesteld 59 . Bij de vaststelling van de regels moeten de lidstaten de noodzaak om de negatieve effecten van windturbines te minimaliseren afwegen tegen de beschikbaarheid van zoveel mogelijk land voor de ontwikkeling van projecten, waarbij ook rekening wordt gehouden met andere beperkingen op het gebied van ruimtelijke ordening. Bovendien is er duidelijke en transparante informatie nodig over de beperkingen inzake de afstand tot woningen om de projectontwikkelaars investeringszekerheid te bieden.

d.Milieuoverwegingen

Een aantal van de meest voorkomende problemen waarmee ontwikkelaars van hernieuwbare-energieprojecten worden geconfronteerd bij de selectie van de locaties zijn lange, complexe procedures voor de naleving van de milieuwetgeving en conflicten met milieubelangengroepen en burgers. De vergunningen en de bijbehorende effectbeoordelingen zijn een instrument om verschillende maatschappelijke belangen tegen elkaar af te wegen, maar zijn daardoor vaak ook erg complex en vatbaar voor administratieve bezwaren en betwistingen voor de rechter. Wanneer verschillende maatschappelijke belangen moeten worden beoordeeld en tegen elkaar moeten worden afgewogen, neemt het bezinnings- en besluitvormingsproces noodzakelijkerwijs enige tijd in beslag. Het is daarom nodig om milieuoverwegingen vanaf het begin in de planningsprocessen voor hernieuwbare energie te integreren. Via deze weg kunnen de waarschijnlijke aanzienlijke effecten op het milieu worden vastgesteld, samen met de beoogde maatregelen om die effecten zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken en te compenseren. Bovendien zijn er mogelijkheden waarmee de lidstaten de procedures kunnen stroomlijnen, zodat de naleving van de milieuwetgeving gewaarborgd kan worden en de selectie van geschikte locaties door projectontwikkelaars kan worden vergemakkelijkt. Dit zal ook helpen om eventuele conflicten te beperken met milieugroepen en individuele actoren, maar ook met overheidsinstanties op verschillende niveaus. Dergelijke conflicten hebben met name gevolgen voor windenergie, geothermische energie en waterkracht, maar ook voor grootschalige installaties voor zonne-energie 60 . Hoewel toegang tot de rechter een grondrecht is, kunnen alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen en bemiddeling tot een snellere beslechting van dergelijke conflicten leiden.

I.Voorschriften die voortvloeien uit de milieuwetgeving van de EU en manieren om de naleving te stroomlijnen

Het EU-recht kan ertoe leiden dat voor één project meerdere milieubeoordelingen moeten worden verricht. Vaak worden op nationaal niveau specifieke aanvullende vereisten ingevoerd in vergunningsprocedures (bv. met betrekking tot eigendomskwesties, planning van het landgebruik of cultureel erfgoed). Meerdere wettelijke voorschriften en parallelle beoordelingen voor één project kunnen administratieve en uitvoeringskosten met zich mee brengen en tot vertragingen, verschillen en administratieve onzekerheid bij de toepassing leiden. In artikel 2 van de MEB-richtlijn 61 is uitdrukkelijk bepaald dat de MEB kan worden geïntegreerd in andere procedures. Dit biedt een aanzienlijk potentieel om de verlening van milieuvergunningen te vereenvoudigen wanneer diverse milieubeoordelingen uit hoofde van een aantal richtlijnen (de MEB-richtlijnen, de smeb-richtlijn, de habitat- en de vogelrichtlijn, de richtlijnen industriële emissies, de kaderrichtlijnen water, de Seveso-richtlijnen enz.) nodig zijn en er diverse autoriteiten bij betrokken zijn. In het kader van de “éénloketsysteem”-benadering kunnen voornoemde beoordelingen en de goedkeuring ervan afzonderlijk worden voorbereid, maar wel worden gecoördineerd; zij kunnen ook worden samengevoegd in één proces 62 .

Een naadloze uitrol van hernieuwbare-energieprojecten kan ook worden ondersteund door een transparante en strategische planning 63 . Wat de milieuvergunningen betreft, zouden de lidstaten de rechtszekerheid en de transparantie kunnen vergroten door de richtlijn strategische milieueffectbeoordeling (smeb) 64 systematisch toe te passen op planningsdocumenten die relevant zijn voor de verlening van vergunningen voor hernieuwbare-energieprojecten. De smeb laat toe om de ontwikkeling van hernieuwbare-energieprojecten met meer zekerheid strategisch te plannen en tegelijkertijd rekening te houden met de milieuverplichtingen. Waar van toepassing kunnen de nationale autoriteiten en de projectontwikkelaars op de resultaten van de smeb vertrouwen en er rekening mee houden bij de latere ontwikkeling van het project, in het bijzonder om redelijke alternatieven in kaart te brengen in de context van de doelstellingen inzake natuurbehoud en instandhouding. Zo kunnen de lidstaten het energiepotentieel van verschillende hernieuwbare energiebronnen benutten en tegelijkertijd de negatieve milieueffecten van energieprojecten beperken. Het zet aan tot een meer geïntegreerde en efficiënte benadering van ruimtelijke planning waarbij milieuaspecten vroeg in het planningsproces en op een veel strategischer niveau in aanmerking worden genomen. Dat leidt ook tot minder conflicten op individueel projectniveau, zowel projectinhoudelijk als wat de acceptatie door het publiek betreft.

De Commissie heeft onlangs herziene methodologische richtsnoeren vastgesteld inzake artikel 6, leden 3 en 4, van de habitatrichtlijn, d.w.z. inzake de passende beoordeling van plannen en projecten in Natura 2000-gebieden 65 . Deze richtsnoeren verschaffen samen met de sectorale richtsnoeren inzake windenergie 66 , energietransmissie 67 en waterkracht 68 diverse praktijkvoorbeelden van hoe de projectgoedkeuring kan worden vergemakkelijkt, zonder de noodzaak van natuurbescherming in het gedrang te brengen, onder meer via strategische (ruimtelijke) planning, het gebruik van robuuste milieugegevens en geschikte mitigerende maatregelen. Ook zijn er richtsnoeren 69 uitgewerkt uit hoofde van de kaderrichtlijn water, waarin met name specifieke opties worden toegelicht voor het stroomlijnen van de procedures voor milieueffectbeoordelingen, het vaststellen van betere alternatieve milieumaatregelen, het motiveren van het bestaan van dwingende redenen van openbaar belang en het vaststellen van passende mitigerende maatregelen.

Hernieuwbare-energieprojecten worden niet automatisch onderworpen aan een verplichte MEB en de lidstaten moeten in dit verband duidelijke drempels vaststellen, binnen de door de MEB-richtlijn geboden flexibiliteit. In Slowakije gelden de bepalingen van de MEB-wet bijvoorbeeld alleen voor fotovoltaïsche centrales van meer dan 5 MW. In het geval van centrales met een vermogen tussen 5 en 50 MW volgt een onderzoek (screening). Voor fotovoltaïsche centrales met een geïnstalleerde capaciteit van 50 MW of meer geldt de verplichte beoordeling.

Duidelijke en transparant criteria voor milieubeoordelingen die aan het begin van het proces aan de projectontwikkelaar worden meegedeeld, zijn een andere manier om procedures te versnellen. In het kader van de MEB-richtlijn mag de ontwikkelaar de bevoegde autoriteit om een advies over het toepassingsgebied verzoeken waarin de inhoud en de omvang van de beoordeling worden vastgesteld en waarin wordt vermeld welke informatie in het MEB-rapport moet worden opgenomen. In een aantal lidstaten is een dergelijke bepaling van het toepassingsgebied verplicht (Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Luxemburg, Roemenië). De praktijk heeft uitgewezen dat het verduidelijken van het toepassingsgebied en de mate van gedetailleerdheid van de milieu-informatie in een vroege fase helpt om meerdere uitwisselingen en nieuwe verzoeken tussen de ontwikkelaar en de bevoegde autoriteiten in een latere fase te voorkomen en de goedkeuring van projecten versnelt.

Om het gebruik van de bestaande flexibiliteit in de EU-milieuwetgeving te bevorderen, moeten de lidstaten in hun nationale wetgeving verduidelijken dat de planning, bouw en exploitatie van centrales voor de productie van energie op basis van hernieuwbare bronnen, de aansluiting van die centrales op het net en het bijbehorende net zelf worden geacht in het hogere openbare belang en in het belang van de openbare veiligheid te zijn, gelet op het wetgevingsvoorstel tot wijziging en versterking van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2018/2001 met betrekking tot administratieve procedures. Als dusdanig moeten zij in aanmerking komen voor de meest gunstige procedure binnen de plannings- en vergunningsprocedures van de lidstaten.

Het begrip “dwingende reden van algemeen belang” wordt in diverse stukken milieuwetgeving genoemd.

In artikel 6, lid 4, van de habitatrichtlijn houdt dit begrip in dat de bevoegde nationale instanties het verlenen van toestemming voor de plannen of projecten moeten laten afhangen van de vraag of de dwingende redenen zwaarder doorwegen dan de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied dat de gevolgen van die initiatieven zal ondervinden. Dit moet voor elk geval afzonderlijk worden beoordeeld.

De lidstaten moeten duidelijke en eenvoudige procedures opzetten om hernieuwbare-energieprojecten te screenen, zodat kan worden beoordeeld of zij op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Wanneer de bevoegde autoriteiten significante gevolgen niet kunnen uitsluiten, moet een passende beoordeling worden verricht uit hoofde van artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn.

Zowel de screening als de passende beoordeling moet worden verricht met het oog op de instandhoudingsdoelstellingen van het specifieke gebied. Daartoe moeten de lidstaten onverwijld gebiedspecifieke instandhoudingsdoelstellingen vaststellen voor alle Natura 2000-gebieden. Zo kunnen de waarschijnlijkheid van gevolgen voor de Natura 2000-gebieden en de gevolgen zelf snel en correct worden beoordeeld tijdens respectievelijk de screeningfase en de passende beoordeling. Duidelijkheid over de waarschijnlijkheid van gevolgen en de gevolgen zelf voor Natura 2000-gebieden is in het belang van de projectontwikkelaars en de autoriteiten van de lidstaten, aangezien dit bepalend is om de vergunningsprocedure snel en met de nodige rechtszekerheid af te ronden.

De lidstaten moeten de vergunningsprocedure snel afronden door alle projecten te vergunnen die op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten en gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het specifieke gebied waarschijnlijk geen significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden zullen hebben.

De lidstaten moeten de vergunningsprocedure eveneens snel afronden door alle projecten te vergunnen waarvoor de beoordeling heeft uitgewezen dat zij, op zichzelf of in combinatie met andere plannen en gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het specifieke gebied, de integriteit van Natura 2000-gebieden niet aantasten. De lidstaten moeten er derhalve voor zorgen dat hernieuwbare-energieprojecten mitigerende maatregelen omvatten om negatieve gevolgen voor de beschermde habitats en soorten in de Natura 2000-gebieden op doeltreffende wijze te voorkomen of te beperken.

Een hernieuwbare-energieproject dat de integriteit van een Natura 2000-gebied aantast kan worden vergund als er geen alternatieve oplossingen zijn en als het openbare belang van het project zwaarder doorweegt dan de instandhoudingsdoelstellingen van het desbetreffende gebied, voor zover alle nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te verzekeren dat de algemene samenhang van Natura 2000 wordt beschermd. De bevoegde autoriteiten moeten in elk specifiek geval deze beslissing nemen en daarbij rekening houden met de belangen die op het spel staan. De lidstaten moeten duidelijke richtsnoeren opstellen die de bevoegde autoriteiten helpen bij het nemen van dergelijke beslissingen ten aanzien van hernieuwbare-energieprojecten die gerechtvaardigd zouden kunnen zijn vanwege diverse algemene belangen (energieonafhankelijkheid van invoer) of vanwege de openbare veiligheid (in verwarmings- en elektriciteitsbehoeften voorzien) of omdat zij gunstige gevolgen hebben die van primair belang zijn voor het milieu (mitigatie van de klimaatverandering).

Het begrip “dwingende redenen van openbaar belang” is ook relevant voor de bepalingen inzake de bescherming van soorten in de habitatrichtlijn 70 . Deze bepalingen, en met name artikel 12, zijn bedoeld om soorten te beschermen door onder meer te verbieden dat zij opzettelijk worden verstoord of gedood in hun natuurlijke verspreidingsgebied, en niet alleen in Natura 2000-gebieden. Artikel 16, lid 1, bevat een afwijkingsclausule die onder meer toelaat dat bepaalde specimens van een beschermde soort opzettelijk worden gedood of verstoord wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en op voorwaarde dat de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. In artikel 16, lid 1, zijn de redenen opgesomd die mogen worden ingeroepen om een dergelijke afwijking te rechtvaardigen. Hernieuwbare-energieprojecten zouden kunnen worden gerechtvaardigd op grond van een of meer van voornoemde redenen. Er zij op gewezen dat het mogelijk niet eens nodig is om gebruik te maken van een afwijking. Het bij toeval doden of verstoren van individuele specimens vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van hernieuwbare-energieprojecten wanneer dergelijke projecten mitigerende maatregelen bevatten om het doden of verstoren op doeltreffende wijze zoveel mogelijk te voorkomen. In deze gevallen mag het bij toeval doden of verstoren van individuele specimens van beschermde soorten niet als opzettelijk worden beschouwd en valt het dus niet onder artikel 12, lid 1, van de habitatrichtlijn, noch onder artikel 5 van de vogelrichtlijn. De lidstaten moeten een systeem opzetten om toe te zien op het bij toeval doden of verstoren van de betrokken soorten en moeten in het licht van de vergaarde informatie de nodige verdere maatregelen nemen om te verzekeren dat het bij toeval doden of verstoren geen significante negatieve weerslag heeft op de betrokken soorten. De lidstaten moeten ook onderzoek en innovatie bevorderen en hernieuwbare-energieprojecten die innovatieve mitigerende maatregelen omvatten, toestaan om te monitoren of zij op doeltreffende wijze voorkomen dat vogels of andere beschermde soorten worden gedood of verstoord en, in het licht van de resultaten van de monitoring, deze maatregelen waar nodig aan te passen, zodat wordt verzekerd dat er geen significante negatieve gevolgen zijn voor de populatie van de betrokken soorten.

Het begrip dwingende redenen van openbaar belang en de noodzaak om de voordelen op het gebied van duurzame ontwikkeling af te wegen tegen de negatieve effecten op het milieu zijn eveneens van toepassing in de context van de kaderrichtlijn water. Artikel 4, lid 7, van die richtlijn vereist een voorafgaande toestemming voor alle nieuwe wijzigingen of projecten die de toestand van waterlichamen kunnen aantasten, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU 71 . Dit vereist in de eerste plaats een beoordeling van de potentiële effecten op alle mogelijk getroffen waterlichamen. Indien aantasting waarschijnlijk is, is het verplicht om te beoordelen:

1)of de voordelen voor duurzame ontwikkeling kunnen worden geacht zwaarder te wegen dan de potentiële negatieve effecten op de watertoestand;

2)of er geen betere oplossingen voor het milieu bestaan om de voordelen voor duurzame ontwikkeling te bereiken, die niet onevenredig duur zijn;

3)of alle praktische maatregelen worden genomen om de effecten zoveel mogelijk te beperken.

Deze stappen in de procedure zijn mogelijk gebaat bij informatie die wordt verzameld in het kader van beoordelingen die moeten worden verricht uit hoofde van diverse stukken milieuwetgeving (met inbegrip van de smeb-, de MEB- en de habitatrichtlijn), zoals toegelicht in richtsnoeren 72 die de Commissie onlangs in samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden heeft uitgewerkt. Die beoordelingen hebben op hun beurt ook weer baat bij informatie die is verkregen in het kader van de beoordelingen uit hoofde van de kaderrichtlijn water. Gecoördineerde of, bij voorkeur, gezamenlijke procedures kunnen de vergunning van hernieuwbare-energieprojecten aanzienlijk vereenvoudigen en verkorten.

II.Nationale benaderingen die de selectie van geschikte locaties of het aanpassen van projecten uit milieuoogpunt vergemakkelijken

De centrale terbeschikkingstelling van beschikbare milieustudies en regelmatig bijgewerkte gegevens over een bepaalde regio en technologie, of zelfs het actief uitvoeren van milieubeoordelingen door autoriteiten met betrekking tot aspecten die relevant zijn voor de ingebruikneming van hernieuwbare energiebronnen, is een zeer relevant instrument om projectontwikkelaars te helpen bij de selectie van locaties of om hen in staat te stellen projecten dienovereenkomstig te ontwerpen.

In Spanje heeft de overheid een instrument ontwikkeld om te helpen bij de strategische besluitvorming over de locatie van grootschalige zonne- en windinstallaties. Het instrument brengt de milieugevoeligheid van het nationale grondgebied in kaart en geeft aan welke gebieden de grootste bepalende milieufactoren voor de uitvoering van hernieuwbare-energieprojecten hebben. Hoewel deze instrumenten projecten niet vrijstellen van het relevante MEB-proces, bieden zij een nuttige leidraad om reeds in een vroege fase de bepalende milieufactoren van de locaties van een installatie na te gaan. In Duitsland hebben de Naturschutzbund Deutschland (Duitse vereniging voor natuurbehoud, NABU) en de Bundesverband Solarwirtschaft (Duitse vereniging voor zonne-energie, BSW Solar) een gezamenlijk document ontwikkeld 73 met criteria voor de ecologisch verantwoorde planning van zonne-energieprojecten op de grond. In België houdt het Vlaams Gewest een online risicoatlas bij van de mogelijke effecten van windturbines 74 voor vogels en vleermuizen, die aangeeft waar bepaalde gebieden een potentieel risico vormen voor vogels of vleermuizen, en een leidraad vormt voor meer locatiebeoordelingen en strategische planning.

Voorbeelden van goede praktijken met betrekking tot de voorafgaande milieubeoordeling van locaties voor offshorewindenergie zijn te vinden in Nederland en Duitsland. Het plan voor de ontwikkeling van locaties van het Duitse Federale Maritieme en Hydrografische Agentschap omvat uitgebreide raadplegingsprocessen, vroege onderzoeken naar de aanpasbaarheid van locaties en strategische milieubeoordelingen. Dankzij het veldonderzoek naar algemene geschiktheidscriteria zoals milieuaspecten of de veiligheid van de scheepvaart die het agentschap verricht, wordt het risico van een vergunningsaanvraag aanzienlijk verlaagd voor projectontwikkelaars in de regio. Het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voert een ecologisch programma voor wind op zee uit (Wind op zee ecologisch programma, Wozep) 75 . Dit programma is in het leven geroepen om de kennisbasis over de effecten van windparken op beschermde soorten te vergroten. De bevindingen van het programma worden meegenomen bij het bepalen van toekomstige locaties voor offshorewindenergie in Nederland. De ontwikkeling van soortgelijke praktijken aan land zou vooral nuttig zijn voor kleinere projectontwikkelaars en voor de verwarmingssector die gebruikmaakt van hernieuwbare energiebronnen.

e.Overwegingen in verband met defensie en luchtvaart 

Conflicten met het gebruik van de ruimte door de luchtvaart en voor militaire doeleinden worden het vaakst genoemd als belemmeringen voor windparken, in het bijzonder in het noordoosten van Europa. Indien uit een beoordeling door de nationale defensiemacht blijkt dat de geplande windparken interferentie met militaire radar- en radiocommunicatiesystemen kunnen veroorzaken, kan dat verhinderen dat het project wordt uitgevoerd of wordt eventueel gevraagd om lagere turbines te plaatsen.

Investeringen in aanvullende radarapparatuur vormen een doeltreffende oplossing voor het wegnemen van deze belemmering. In dat verband heeft de Estse overheid beslist om te investeren in extra radars, die in 2024 in gebruik zullen worden genomen en zullen helpen om de hoogtebeperkingen voor windturbines in het noordoosten van het land aan te pakken. Het Estse leger heeft er onlangs mee ingestemd het aantal zones waar geen installaties voor windenergie mogen worden gebouwd, te beperken. Daardoor geldt voor 60 % van het Estse grondgebied momenteel geen hoogtebeperking. Ook Litouwen heeft radars aangekocht die zullen worden gebruikt om ervoor te zorgen dat militaire radars geen last meer hebben van de blinde vlekken die door windturbines worden veroorzaakt.

Een aanvullende belemmering houdt verband met het vermogen van militaire en defensieautoriteiten om bezwaar te maken tegen windenergieprojecten, ook in een late fase van de projectontwikkeling, wanneer de vergunningen voor het project reeds zijn verleend en al aanzienlijke middelen zijn vrijgemaakt. Deze belemmering zou kunnen worden verzacht door gerichte communicatiekanalen op te zetten tussen vertegenwoordigers van de hernieuwbare-energiesector en defensie en luchtvaart, om uitwisseling gedurende de projectontwikkeling mogelijk te maken en bezwaar in late fasen van het project zoveel mogelijk te voorkomen. Finland en Frankrijk hebben een gerichte werkgroep opgezet om de samenwerking tussen ontwikkelaars van windparken en defensiemachten te versterken. Als follow-up voor de EU-offshorestrategie zetten de Commissie en het Europees Defensieagentschap bovendien een gezamenlijke actie op om belemmeringen voor de ontwikkeling van hernieuwbare offshore-energie in gebieden die zijn voorbehouden voor defensieactiviteiten weg te nemen en het naast elkaar bestaan van beide te verbeteren. Deze actie wordt uitgevoerd in het kader van Horizon Europa.

6.Vlottere aansluiting op het net, elektriciteitscentrales met gecombineerde technologie, repowering en innovatieve technologieën

Een beter onderling aangesloten elektriciteitsnet is een absolute voorwaarde voor de integratie van een groter aandeel hernieuwbare energie in het Europese energiesysteem. De herziene TEN-E-verordening bevat versterkte bepalingen inzake geïntegreerde infrastructuurplanning die, via sectorintegratie, de meest doeltreffende en efficiënte oplossingen moeten verzekeren en het mogelijk moeten maken om via anticiperende investeringen in het net de toekomstige uitbreiding van de capaciteit voor het opwekken van hernieuwbare energie op te vangen.

Hoewel kleinschalige installaties profiteren van de bepalingen inzake de eenvoudigekennisgevingsprocedure voor netaansluitingen op grond van artikel 17 RED II, is het verkrijgen van een netaansluitingsvergunning voor nagenoeg alle andere projecten die tot nieuwe capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie leiden een van de vereiste stappen in het proces. De vergunningsprocedure voor activa die nodig zijn voor de aansluiting op het net valt onder de verplichting om centrale contactpunten op te zetten waarnaar wordt verwezen in artikel 16, die een betere coördinatie en synchronisatie van verschillende (door systeembeheerders en overheidsinstanties verwerkte) vergunningsprocedures moet verzekeren. Repowering van bestaande installaties (zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10), van RED II) en hybridisatie, d.w.z. het combineren van verschillende technologieën voor hernieuwbare energie op eenzelfde locatie, zijn manieren om de netcapaciteit rationeel te gebruiken en de noodzaak van uitbreidingen van het net te beperken en moeten derhalve zoveel mogelijk worden bevorderd.

a.Netaansluitingsproblemen

Problemen in verband met netaansluitingen zijn wijdverbreid en kunnen, hoewel ze gewoonlijk minder vertragingen veroorzaken dan andere administratieve belemmeringen, de algemene uitrol van hernieuwbare energie in sommige lidstaten hinderen. De grootste netaansluitingsproblemen zijn vaak het gevolg van een (schijnbaar) ontoereikende capaciteit van het net, waardoor moet worden onderhandeld tussen de projectontwikkelaar en de systeembeheerder over de mogelijkheid, het tijdspad en de kosten van het aansluiten van een hernieuwbare-energiecentrale op het net, wat tot vertragingen bij de projecten leidt. In sommige lidstaten zorgt het gebrek aan transparantie over de beschikbaarheid van netcapaciteit ook voor knelpunten bij het vinden van een locatie voor het project. Een andere uitdaging voor de uitrol van hernieuwbare energie zijn conflicten met de distributie- en transmissienetbeheerders over de interpretatie van technische voorschriften, de toegang tot gegevens of de verdeling van de aansluitingskosten. Bovendien brengt de trend van stijgende aansluitingskosten de economische leefbaarheid van veel projecten in het gedrang, in het bijzonder in lidstaten waar de kosten van de netaansluiting en -uitbreiding door de projectontwikkelaars moeten worden gedragen. In sommige lidstaten worden deze problemen aangescherpt door speculatief gedrag van marktdeelnemers die er baat bij hebben netaansluitingsvergunningen te verzamelen en te verkopen wanneer de netcapaciteit afneemt 76

Problemen bij de aansluiting op het net zijn nog prangender voor hernieuwbare warmte, aangezien de warmte die wordt geproduceerd, niet over langere afstanden kan worden getransporteerd. Net zoals in sommige lidstaten al het geval is voor installaties voor hernieuwbare elektriciteit, zou het goed zijn ervoor te zorgen dat installaties voor hernieuwbare warmte toegang hebben tot versnelde procedures voor aansluiting op het net.

Om voornoemde problemen te verhelpen, is het een goede praktijk om de digitalisering ten volle te benutten en voor transparante processen te zorgen, bijvoorbeeld om netaansluitingsvergunningen via elektronische communicatie en via de activiteiten van de centrale contactpunten te vergemakkelijken, op basis van duidelijke rollen en processen die zijn beschreven in transparante richtsnoeren. In Estland beschikt de nationale TSB Elering over een elektronisch aanvraagportaal 77 waar alle nodige documenten voor de aansluiting van een installatie voor hernieuwbare energie op het net kunnen worden ingediend.

Door toe te staan dat netaansluitingsvergunningen parallel aan andere vergunningen worden aangevraagd en verleend, zoals in Oostenrijk 78 , kan de gehele vergunningsprocedure worden versneld. In Ierland is voorzien in specifieke voorkeurstrajecten voor aansluitingen voor energiegemeenschappen, waaronder de mogelijkheid om op eender welk moment een aanvraag in te dienen, een vrijstelling van het vereiste van een voorafgaande bouwvergunning, een geldigheid van de netaansluitingsvergunning van twee jaar en 15 aansluitingsaanbiedingen per jaar die worden voorbehouden voor energiegemeenschappen.

Aangezien infrastructuur van essentieel belang is om het gebruik van hernieuwbare energie te verzekeren, moeten de lidstaten en de nationale regelgevende instanties overwegen hoe zij anticiperende investeringen voor projecten op het gebied van energie-infrastructuur mogelijk kunnen maken en kunnen bevorderen. De aansluiting op het net vergt vaak bijzondere aandacht in de offshoresector, aangezien offshorewindparken gewoonlijk ver van het bestaande net liggen en het onshorenet mogelijk moet worden versterkt alvorens een offshoreproject kan worden aangesloten. Gezien de lange aanlooptijden, de ruimtelijke beperkingen op zee en de specifieke technische uitdagingen waarmee de ontwikkeling van onderzeese infrastructuur gepaard gaat, is het aanbevolen om offshorenetten te ontwikkelen met het oog op toekomstige verhogingen van de opwekkingscapaciteit, of netten die zijn voorzien van technologische kenmerken die vooruitlopen op wat op korte termijn nodig is. In de herziene TEN-E-verordening wordt voorzien in regels waardoor projecten die aan hogere risico’s zijn blootgesteld (met name omdat deze projecten anticiperende investeringen vereisen), kunnen profiteren van wettelijke stimuleringsmaatregelen, zodat de aanvullende risico’s kunnen worden beperkt. De Commissie zal samenwerken met de nationale regelgevende instanties en met het ACER (Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators) om een duidelijk kader te verzekeren voor de evaluatie van hogere risico’s van investeringen in projecten op het gebied van energie-infrastructuur en om te verzekeren dat er in elke lidstaat een benadering wordt opgezet voor het aanpakken van dergelijke risico’s. In dat verband zullen de Commissie, de lidstaten en het ACER de nationale regelgevende instanties ondersteunen bij het opstellen van geactualiseerde methoden die projectontwikkelaars in staat moeten stellen anticiperende investeringen te doen opdat de netten hogere volumes innovatieve hernieuwbare offshore- en onshore-energie zullen kunnen integreren.

Grensoverschrijdende coördinatie is bijzonder belangrijk voor hybride offshorenetten en activa voor elektriciteit, zodat de coördinatie van de vergunningverlening en de ontwikkeling van de activa voor netinfrastructuur kan worden afgestemd op die van de activa voor elektriciteitsproductie. Via de invoering van centrale contactpunten in de herziene TEN-E-verordening spoort de Commissie de lidstaten ertoe aan hun vergunningsregelingen aan te passen om een doeltreffende en efficiënte grensoverschrijdende coördinatie mogelijk te maken. Als minimummaatregel moeten de lidstaten zich ertoe verbinden ervoor te zorgen dat het in de toekomst niet mogelijk is de vergunningsprocedures te verlengen. Bovendien moeten lidstaten de status van het hoogste nationale belang invoeren en volledig toepassen, aangezien is gebleken dat vergunningsprocedures daardoor worden versneld.

 
Om de netcapaciteit op lange termijn zichtbaar te maken, moet bij de gecoördineerde planning van netten en de capaciteiten voor het opwekken van hernieuwbare energie de voorkeur worden gegeven aan een strategische en alomvattende benadering die rekening houdt met de beperkingen die voortvloeien uit de toepassing van milieuwetgeving, waaronder die met betrekking tot natuurherstelgebieden. In dit geval is versterkte samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van vergunningen voor netactiva en activa voor de opwekking van hernieuwbare energie van cruciaal belang om de bestaande instrumenten en beoordelingen, waaronder de strategische milieubeoordelingen, te benutten, om zo te anticiperen op de mogelijke effecten van de toepassing van milieubeschermingsmaatregelen. Een dergelijke strategische, geïntegreerde benadering zou een verbeterde opzet van aanbestedingen voor hernieuwbare-energieprojecten mogelijk maken. In de aanbestedingen zouden bijvoorbeeld mogelijke locaties kunnen worden opgenomen, om zo een beter zicht te geven op de beschikbaarheid en ontwikkeling van het net.

Een ander instrument om de hierboven beschreven netaansluitingsproblemen aan te pakken, is de transparantie over de netcapaciteit te verzekeren, idealiter via opengegevensverplichtingen en onlinedatabanken in de vorm van geografische-informatiesystemen. Die transparantie stelt ontwikkelaars in staat om zich te richten op locaties waar meer netcapaciteit voorhanden is en om bij hun beslissingen inzake de selectie van locaties rekening te houden met de verwachte kosten van de aansluiting op het net. In Spanje zijn TSB’s en DSB’s verplicht om de beschikbare netcapaciteit online bekend te maken. In België worden de beste locaties voor hernieuwbare-energieprojecten getoond via een kaart van de nationale netcapaciteit. Dit is niet bindend en heeft geen invloed op de eventuele vergunning van een project, maar geeft de ontwikkelaars een beter beeld.

Frankrijk heeft regionale netaansluitingsplannen voor hernieuwbare energie ingevoerd om de aansluiting op het elektriciteitsnet te versnellen en bovendien de kosten evenredig over het gehele grondgebied te spreiden. Dit planningsinstrument stelt de regionale directoraten voor Milieu, Planning en Huisvesting alsook projectontwikkelaars in staat om de ontwikkeling van het elektriciteitsnet in het gehele land nauwgezet te volgen. Daarnaast is in deze plannen voorzien in de planning van en het anticiperen op de netaansluitingen die in de toekomst nodig zullen zijn.

In de gebiedsgebonden ontwikkelingsplannen die in Duitsland worden opgesteld als onderdeel van de maritieme ruimtelijke-ordeningsprocessen zijn ook de respectieve behoeften aan ontwikkeling van offshorenetten opgenomen. Dit zal in wezen leiden tot een synchronisatie van de ontwikkeling van windparken en van het net, aangezien het plan netbeheerders een basis verschaft voor de planning op langere termijn.

Systeembeheerders kunnen problemen met de netcapaciteit ook aanpakken door flexibele aansluitingen aan te bieden, die het mogelijk maken om de toegang tot het net te beperken tijdens piekmomenten. Netbeheerders zouden voorts ook het flexibiliteitspotentieel van verspreide producenten, prosumenten en energiegemeenschappen moeten benutten door lokale flexibiliteitsmarkten te ontwikkelen. De lidstaten moeten systeembeheerders aanmoedigen om open te staan voor dergelijke innovatievere oplossingen.

b.Elektriciteitscentrales met gecombineerde technologie

Elektriciteitscentrales met gecombineerde technologie, ook wel hybride centrales genoemd, maken gebruik van en combineren verschillende hernieuwbare-energie- en aanverwante technologieën (bv. activa voor windenergie, zonne-energie en/of opslag) op eenzelfde locatie. Het combineren van verschillende technologieën is ook relevant op zee, waar offshorewindparken kunnen worden gecombineerd met oceaanenergie of drijvende installaties voor zonne-energie. Hoewel het aantal dergelijke centrales momenteel nog beperkt is 79 , zal hybridisatie een aantal voordelen bieden naarmate het aandeel van variabele hernieuwbare energie op het elektriciteitsnet toeneemt. In de context van schaarse capaciteit voor aansluitingen op het net is het door hybridisatie mogelijk het gebruik van de netten te optimaliseren en kan het bovendien helpen bij het beperken van de kosten van investeringen in infrastructuur. Hybridisatie kan ook helpen bij het verzekeren van een stabielere elektriciteitsopbrengst door de variabiliteit van de opwekking van hernieuwbare energie te beperken wanneer verschillende hernieuwbare energiebronnen met complementaire opwekkingsprofielen (zoals wind en zon) worden gecombineerd. Door een opslagvoorziening toe te voegen kan de energie worden opgeslagen die anders zou moeten worden afgeschakeld wanneer de opwekking van hernieuwbare energie de toegelaten capaciteit van de netaansluiting overschrijdt.

De huidige uitdagingen voor de ontwikkeling van elektriciteitscentrales met gecombineerde technologie zijn onder meer het gebrek aan een duidelijk regelgevingskader, toegang tot het net en de beschikbaarheid van het net. In het regelgevingskader zouden een aantal aspecten moeten worden verduidelijkt, zoals de toepasselijke regels voor het verlenen van vergunningen voor centrales waarin verschillende hernieuwbare-energietechnologieën en/of opslag worden gecombineerd, evenals de regels voor het monitoren van de energiestromen tussen de opslagvoorziening en het net.

De toegang tot en de beschikbaarheid van het net kunnen een belemmering vormen voor de ontwikkeling van energiecentrales met gecombineerde technologie indien daarvoor netcapaciteit moet worden aangevraagd ter hoogte van de som van de componenten van de centrales voor elke individuele technologie. Deze belemmering kan worden weggenomen door de energiecentrales bijvoorbeeld netcapaciteit te laten aanvragen op basis van de maximale verwachte productie, in plaats van op basis van de som van de capaciteit van de individuele complementaire technologieën. De aansluitcapaciteit moet bijgevolg worden toegewezen aan het gecombineerde project en niet alsof het twee afzonderlijke projecten zouden zijn die een verdubbeling van de capaciteit zouden vergen.

In 2019 heeft Portugal wijzigingen aangebracht in zijn vergunningsregeling voor elektriciteitsopwekking die de “hybridisatie” van twee technologieën in dezelfde infrastructuur en op hetzelfde netaansluitingspunt mogelijk maakt tot de maximale vergunde capaciteit. Hierdoor is het mogelijk de opbrengst van de hernieuwbare-energieproductie te maximaliseren zonder meer kosten te maken voor investeringen in netinfrastructuur. Voor het toevoegen van een tweede technologie gelden aanvullende vergunningsvereisten 80 . Spanje heeft ook veranderingen in zijn regelgeving doorgevoerd die elektriciteitsinstallaties die verschillende opwekkingstechnologieën gebruiken toegang tot het net bieden voor zover dat vanuit technisch oogpunt haalbaar is. In het geval van hybridisatie van bestaande activa en voor zover aan bepaalde voorwaarden inzake de capaciteit en de afstand tussen de activa is voldaan, volstaat het om de bestaande aansluitingsovereenkomst bij te werken. Beide landen hebben ook scoresystemen ingevoerd om projecten op basis van gecombineerde technologieën aan te moedigen door er meer prioriteit aan te verlenen bij de aansluiting op het net.

c.Repowering 

Repowering wordt gedefinieerd als het vernieuwen van hernieuwbare energie producerende elektriciteitscentrales, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke vervanging van installaties of exploitatiesystemen en apparatuur, teneinde de capaciteit te vervangen of de efficiëntie of capaciteit van de installatie te verhogen 81 .

Hoewel repowering tot nog toe geconcentreerd was op een paar markten, zou het tegen het einde van de jaren 2020 een cruciale bedrijfsactiviteit kunnen worden voor de windenergie in heel Europa 82 . De voordelen van repowering zijn onder meer de bestaande aansluiting op het net, kennis van de beschikbaarheid van wind als hulpbron en de potentiële milieueffecten, en een vaak hoge mate van publieke aanvaarding 83 . In Denemarken is de capaciteit voor windenergie tussen 2012 en 2019 met 1,3 GW toegenomen, waarvan 576,8 MW het resultaat was van repowering van bestaande installaties, en het aantal windturbines met 109 afgenomen dankzij de hogere efficiëntie van de nieuwe turbines. Er werd slechts 10 % meer capaciteit ontwikkeld in greenfieldprojecten dan in repowering.

Uit een analyse van WindEurope van 137 projecten die tot dusver in Europa zijn gerepowerd, blijkt dat het aantal turbines in die gerepowerde windprojecten gemiddeld met 27 % is afgenomen, terwijl de geïnstalleerde capaciteit is verdubbeld en de elektriciteitsopbrengst is verdrievoudigd 84 .

Repowering zal ook een rol spelen voor grote waterkrachtcentrales, aangezien een groot deel van het beschikbare waterkrachtpotentieel al is aangeboord 85 . Steeds meer zonne-energieprojecten zullen eveneens het einde van hun levensduur bereiken en in aanmerking komen voor vervanging van sommige onderdelen, of voor repowering om de capaciteit te verhogen. Er zullen eveneens duidelijke richtsnoeren en vereenvoudigde procedures moeten worden vastgesteld voor de repowering van zonnecentrales.

RED II schrijft voor dat de lidstaten het repoweren van bestaande installaties bevorderen door middel van een vereenvoudigde vergunningsprocedure die niet langer dan één jaar duurt. In naar behoren gerechtvaardigde buitengewone omstandigheden, zoals voor dwingende veiligheidsredenen waar het repoweren een belangrijk effect heeft op het net of op de oorspronkelijke capaciteit, grootte of prestatie van de installatie, kan deze termijn met maximaal één jaar worden verlengd 86 . De lidstaten kunnen voor repoweringsprojecten ook een eenvoudigekennisgevingsprocedure voor netaansluitingen invoeren wanneer er geen aanzienlijke negatieve milieu- of sociale effecten worden verwacht, in plaats van een nieuwe vergunningsaanvraag te eisen 87 .

Volgens projectontwikkelaars moeten voor repoweringprojecten in de meeste lidstaten momenteel dezelfde aanvraag- en vergunningsprocedures worden doorlopen als voor greenfieldprojecten, met inbegrip van de verplichting om een milieueffectbeoordeling te verrichten. De sector geeft ook aan dat de groei van woningen in de nabijheid van bestaande windparken, de toename van de turbinegrootte, de toename van het aantal beschermde natuurgebieden of de verhoging van de toegelaten minimumafstand tussen windparken en militaire radars factoren zijn die de mogelijkheden voor repowering van bestaande projecten beperken. Daardoor kiezen exploitanten steeds vaker voor een verlenging van de levensduur van bestaande activa voor zover dat mogelijk is, gevolgd door een volledige ontmanteling aan het einde van de levensduur van de activa, wat een gemiste kans is gelet op de rol die repowering zou kunnen spelen bij het bereiken van de streefcijfers voor 2030.

In de MEB-richtlijn worden bepaalde installaties voor de productie van elektriciteit vermeld, waaronder windturbineparken en hydro-elektrische installaties 88 , als projecten waarvoor niet automatisch een MEB nodig is. In plaats daarvan moeten de lidstaten bepalen of het project aan een beoordeling moet worden onderworpen. Dit gebeurt via een “screeningprocedure”, waarin de effecten van een project worden bepaald op basis van drempelwaarden of criteria en/of een gevalsspecifiek onderzoek, rekening houdend met de selectiecriteria van de screening 89 zoals vastgesteld in de MEB-richtlijn. Overeenkomstig de MEB-richtlijn kunnen de lidstaten drempelwaarden of criteria vaststellen om te bepalen wanneer projecten niet hoeven te worden onderworpen aan een screeningprocedure 90 . De MEB-richtlijn biedt ook aanvullende flexibiliteit aan bevoegde autoriteiten, die kunnen beslissen dat een milieueffectbeoordeling niet nodig is op basis van een beschrijving van de kenmerken van het project en/of door de ontwikkelaar beoogde maatregelen om aanzienlijke nadelige effecten op het milieu te vermijden of te voorkomen.

In veel gevallen zou repowering van dergelijke projecten een wijziging of uitbreiding van bestaande projecten inhouden. De meeste wijzigingen of uitbreidingen van bestaande projecten vallen onder bijlage III bij de MEB-richtlijn en zijn derhalve onderworpen aan de screeningprocedure en vereisen niet automatisch een MEB. De Commissie heeft een document met richtsnoeren opgesteld voor de toepassing van de MEB-richtlijn op wijzigingen en uitbreidingen van projecten 91 . Zoals de Commissie in die richtsnoeren heeft toegelicht, veronderstelt een wijziging of uitbreiding van projecten dat er sprake is van risico’s die qua milieueffecten vergelijkbaar zijn met die van het oorspronkelijke project. Dit moet worden beoordeeld tijdens de screening of het MEB-proces.

Een passende beoordeling is ook vereist voor alle projecten/plannen die binnen het toepassingsgebied van artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn vallen als zij op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Plannen en projecten die worden geacht geen significante gevolgen te hebben voor de integriteit van de gebieden kunnen worden gescreend zonder dat een passende beoordeling hoeft te worden verricht 92 93 . Zowel de screening als de passende beoordeling moet worden verricht met het oog op de instandhoudingsdoelstellingen van het specifieke gebied. Deze doelstellingen bestonden mogelijk nog niet tijdens de vergunningsprocedure van het oorspronkelijke project of zijn mogelijk herzien sinds de vergunning werd verleend. Vóór de toelating moeten de autoriteiten daarom het effect van de gerepowerde installaties analyseren gelet op de relevante instandhoudingsdoelstellingen.

Volgens de kaderrichtlijn water kunnen nieuwe projecten eveneens slechts worden vergund indien zij 1) niet leiden tot aantasting van de toestand van een waterlichaam of de verwezenlijking van de doelstelling van de kaderrichtlijn water in het gedrang brengen, of 2) voldoen aan alle voorwaarden van artikel 4, lid 7 (uitzonderingen op het eerste beginsel). Een beoordeling van de potentiële effecten van projecten is gewoonlijk dus nodig om aan te tonen dat aan een van beide voorwaarden is voldaan.

Sommige lidstaten hebben wetgevings- of procedurele wijzigingen doorgevoerd om het kader voor repowering te vereenvoudigen. Italië heeft wetgevingswijzigingen doorgevoerd voor repoweringprojecten en vereist geen vergunning voor wijzigingen van windturbines of hun componenten waarbij de aanvankelijke grootte van de turbine met maximaal 15 % wordt gewijzigd. In Duitsland is in de wetgeving opgenomen dat voor repowering van windinstallaties alleen wijzigingen ten opzichte van de status quo moeten worden beoordeeld. Openbare hoorzittingen zijn slechts vereist indien de projectontwikkelaar daarom verzoekt. Frankrijk heeft ook voorschriften ten aanzien van de MEB ingevoerd op basis van drempelwaarden voor wijzigingen van het aantal turbines en de hoogte van de turbines. Indien het aantal turbines en de tiphoogte met maximaal 10 % toenemen, wordt dit niet als een significante wijziging beschouwd en wordt een MEB van de effecten op geluidsoverlast en biodiversiteit voldoende geacht. Indien het aantal turbines en de tiphoogte met meer dan 50 % toenemen, wordt de wijziging aanzienlijk geacht en is een nieuwe MEB nodig. In gevallen waarin de toename tussen 10 % en 50 % schommelt, verrichten de bevoegde autoriteiten een beoordeling van het individuele geval op basis van bijvoorbeeld een omvattende milieumonitoring en de plaatselijke aanvaarding. In Denemarken worden centrales voor de productie van hernieuwbare energie onderverdeeld in drie groepen, naargelang van hun capaciteit — minder dan 10 MW, tussen 10-25 MW en meer dan 25 MW. Bij wijzigingen van de capaciteit, ook door repowering, moet een kennisgeving worden gedaan of moet een nieuwe toelating worden aangevraagd, naargelang van de capaciteitsgroep waartoe de centrale behoort. Centrales met een capaciteit van minder dan 10 MW zijn vrijgesteld van het vereiste om een nieuwe toelating aan te vragen, terwijl centrales met een capaciteit tussen 10-25 MW zijn vrijgesteld als zij kennisgeving doen aan het Deense Energieagentschap en de TSB vóór de bouw wordt aangevat. Voor centrales met een capaciteit van meer dan 25 MW is een toelating altijd vereist voor repowering of andere wijzigingen van de capaciteit van de centrale.

d.Waterstof

De versnelling van de opwekking van hernieuwbare elektriciteit is ook belangrijk om koolstofvrije en betaalbare energiedragers te verschaffen aan sectoren die op gas en brandstof aangewezen zullen blijven. Met name de omzetting van hernieuwbare elektriciteit in hernieuwbare waterstof via elektrolyse-installaties vormt een belangrijke stap in de richting van ons toekomstige energiesysteem.

De omzetting van hernieuwbare elektriciteit in waterstof en het daaropvolgende transport, de opslag en de verzending van waterstof naar eindconsumenten zal waarschijnlijk op een aantal van dezelfde belemmeringen botsen waarmee hernieuwbare-energieprojecten ook te kampen hebben, zoals het gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel voor het verwerken van de vergunningsaanvragen en de duur van de administratieve procedures. Dit is inherent aan de situatie van de waterstofketen, die in haar kinderschoenen staat, en het gebrek aan ervaring met nieuwe, innovatieve technologieën. Achterhaalde of niet-bestaande wetgeving inzake de productie van waterstof op alle bestuursniveaus kan tot verwarrende of ontoereikende vergunningsprocedures leiden. Sommige van die procedures zijn mogelijk te complex, verschillen van land tot land of van regio tot regio en overschrijden vaak de geraamde antwoordtermijn voor vergunningsaanvragen.

Door de beperkte ervaring met de ontwikkeling van waterstofprojecten zijn mogelijk niet alle belemmeringen gekend; een gedachtewisseling via diverse fora kan derhalve een goede zaak zijn. Daarnaast kunnen na verloop van tijd ook goede praktijken voor het aanpakken van deze specifieke belemmeringen ontstaan en via deze fora worden uitgewisseld.

De alliantie voor schone waterstof werkt momenteel aan een door belanghebbenden aangestuurd verslag over vergunningsgerelateerde belemmeringen voor waterstofprojecten, waaruit enkele aanbevelingen en beste praktijken zullen voortvloeien. Uit een eerste beoordeling van de feedback van belanghebbenden in het verslag blijkt dat een centraal contactpunt een deel van de complexiteit kan wegnemen en de vergunningsprocedure kan stroomlijnen, in het bijzonder wanneer er talrijke bevoegde autoriteiten bij betrokken zijn.

Door prioriteit te verlenen aan de uitvoering van wetgeving inzake waterstof kan het regelgevingskader en de toepasselijkheid ervan worden verduidelijkt, deskundigheid op het gebied van hernieuwbare waterstoftechnologieën worden opgebouwd en de samenhang en naleving van de bestaande milieuwetgeving worden verbeterd. Duitsland heeft een kader ingevoerd waarin is geregeld welke toelatingen nodig zijn voor de herbestemming van aardgasleidingen voor het transport van waterstof. Daarnaast heeft Duitsland bij wet geregeld dat bestaande contractuele rechten over het landgebruik voor aardgasinfrastructuur aldus moeten worden geïnterpreteerd dat zij een omschakeling van aardgas naar waterstof toelaten.

Voorts zouden richtsnoeren of handleidingen waarin de vergunningsprocedures voor installaties voor de productie van hernieuwbare waterstof worden vastgelegd de voorspelbaarheid ten goede komen en de efficiëntie van het hele proces vergroten voor alle betrokken partijen. Portugal heeft reeds dergelijke richtsnoeren voor waterstofprojecten opgesteld.

Net als bij hernieuwbare-energieprojecten kan ruimtelijke ordening van cruciaal belang zijn voor het kiezen van geschikte locaties voor de uitrol van elektrolyse-installaties. Op basis van de geïntegreerde netplannen 94 zouden specifieke gebieden kunnen worden aangewezen voor elektrolyse-installaties. Dit zou een manier kunnen zijn om de uitrol van elektrolyse-installaties te stimuleren op locaties waar zij een rol kunnen spelen in het vermijden of aanpakken van elektriciteitscongestie en waar zij grotere maatschappelijke voordelen kunnen opleveren (bv. door vermijding van een verhoging van de tarieven voor het elektriciteitsnet wegens vereiste netverzwaringen). Tijdens een recente raadpleging van belanghebbenden over de reglementering van de waterstofmarkt in Nederland werden suggesties in die zin gedaan.

e.Innovatie ondersteunen

Vergunningsprocedures kunnen ook van invloed zijn op de toekomstige uitrol van innovatieve decarbonisatietechnologieën, waaronder proef- en demonstratieprojecten, die nodig zullen zijn om klimaatneutraliteit te bereiken. Gezien de innovatieve aard van deze technologieën is er minder ervaring met de toepasselijke vergunningsprocedures.

Een van de mogelijke manieren om innovatie te bevorderen is door regulatory sandboxes op te zetten. Regulatory sandboxes zijn kaders waar, binnen een gestructureerde context voor experimenten, innovatieve technologieën, producten, diensten of benaderingen gedurende beperkte tijd en op een beperkt gebied kunnen worden getest, hetgeen met het oog op passende waarborgen onder regelgevend toezicht geschiedt 95 . Zij zijn reeds gebruikt in de financiële sector, het bankwezen en de ICT-sector, maar het gebruik ervan in de energiesector is tot dusver relatief beperkt gebleven. De redenering achter het opzetten van een testomgeving voor regelgeving is dat innovatoren zo de mogelijkheid krijgen nieuwe technologieën en ondernemingsmodellen te testen die mogelijk slechts gedeeltelijk verenigbaar zijn met het bestaande wetgevings- en regelgevingskader, en om regelgevende instanties de kans te geven vertrouwd te raken met bepaalde innovaties, zodat zij de regelgevingsomgeving daaraan kunnen aanpassen 96 .

In Frankrijk zijn testomgevingen voor regelgeving voor de energiesector in de wetgeving ingevoerd. De testomgeving biedt de nationale regelgevende instantie CRE de mogelijkheid om vrijstellingen van de voorwaarden voor de toegang tot en het gebruik van netwerken te verlenen voor de experimentele uitrol van innovatieve technologieën of diensten die de energietransitie, slimme netwerken en infrastructuur ondersteunen 97 . Voor een aantal projecten is in het kader van deze regelgeving een afwijking toegestaan, onder andere voor een project tot uitbreiding van de capaciteit van windmolenparken, waarbij wordt afgeweken van de bepalingen van de Franse energiewet die de geïnstalleerde capaciteit beperkt van opwekkingsinstallaties die zijn aangesloten op een openbaar hoogspanningsdistributienetwerk.

In Nederland heeft het Ministerie van Economische Zaken een uitvoeringsbesluit uitgevaardigd 98 over experimenten met decentrale duurzame elektriciteitsopwekking, op basis waarvan projecten een testomgeving konden opzetten. De artikelen in de elektriciteitswet waarvoor de projecten ontheffing konden krijgen, waren vooraf vastgelegd, en alleen kleine entiteiten zoals energiegemeenschappen en verenigingen van eigenaren kwamen daarvoor in aanmerking. Er is een follow-upuitvoeringsbesluit voorgesteld waarbij het toepassingsgebied, de omvang en de soorten entiteiten die in aanmerking komen voor toekomstige testomgevingen, worden uitgebreid.

Het Oostenrijkse Bondsministerie voor Klimaatbescherming, Milieu, Mobiliteit, Innovatie en Technologie voert het financieringsprogramma “Energie.Frei.Raum” 99 uit. Dit programma dient als voorbereidende fase voor een mogelijke experimentele clausule om nieuwe marktmodellen te testen voor de systeemintegratie van hernieuwbare energie, opslag en energie-efficiëntietechnologieën te testen.

*****

Aangezien de lidstaten uiterlijk op 30 juni 2023 een ontwerpactualisering van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan bij de Commissie moeten indienen, zouden de goede praktijken in deze richtsnoeren dienen om te bepalen welke beleidslijnen en maatregelen de lidstaten naar voren zouden kunnen schuiven om de ontwikkeling van hernieuwbare energie te stimuleren.



II.Richtsnoeren voor de lidstaten over de bevordering van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten 

1.Inleiding

De uitrol van hernieuwbare energie kan wat de kosten betreft steeds beter concurreren met fossiele energie, aangezien hernieuwbare-elektriciteitsopwekking op basis van waterkracht, geothermische elektriciteit, zonnepanelen en installaties voor onshore- en offshorewindenergie produceren tegen kosten die lager liggen dan de gemiddelde Europese elektriciteitsprijzen voor niet-huishoudelijke afnemers (zie cijfers hieronder).

Gegevens: IRENA 2021.

 

Gegevens: Ontwikkeling van elektriciteitsprijzen voor niet-huishoudelijke afnemers, op basis van Eurostat.

Op basis van de snelle daling van de kosten van hernieuwbare energie hebben Europese ondernemingen in 2016 de drempelwaarde van 1 GW aan gecontracteerde hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten overschreden, wat neerkwam op ongeveer 3,5 % van het industriële elektriciteitsverbruik. Sindsdien is het volume van die overeenkomsten exponentieel toegenomen — in 2021 lag het al 15 keer hoger dan in 2016.

In zijn eenvoudigste vorm is een hernieuwbare-stroom- of -warmteafnameovereenkomst een afnameovereenkomst tussen een hernieuwbare-energieproducent en een zakelijke afnemer. De zakelijke afnemer verbindt zich ertoe tegen een vooraf bepaalde prijs een specifiek volume hernieuwbare energie aan te kopen over een langere periode. In de meeste gevallen zal de zakelijke afnemer ook de garantie van oorsprong ontvangen die wordt afgegeven voor elke in de EU geproduceerde eenheid hernieuwbare energie. Op die manier kan de afnemer aantonen dat zijn afnameovereenkomst voor stroom, warmte of gas (met inbegrip van hernieuwbare waterstof) rechtstreeks bijdraagt aan een specifiek activum voor hernieuwbare energie. De overgrote meerderheid van de overeenkomsten zijn tegenwoordig hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten (renewable power purchase agreements, PPA’s voor hernieuwbare energie) (zie figuur 1).

Figuur 1 Statistische gegevens over PPA’s voor de periode 2013-2021 (gecontracteerde capaciteit in GW); Re-Source (2021) https://resource-platform.eu/buyers-toolkit/  

Hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten bieden talrijke voordelen. In het bijzonder:

A.Voor zakelijke afnemers bieden hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten qua kosten concurrerende elektriciteit voor hun activiteiten en kunnen zij worden gebruikt als instrument om zich in te dekken tegen elektriciteitsprijsrisico’s van de groothandelsmarkt.

B.Voor zakelijke afnemers tonen hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten op een geloofwaardige manier het engagement ten aanzien van een groene transitie aan, ondersteunen zij de agenda inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen van de onderneming en helpen zij bij het aantrekken van investeerders met groene ambities.

C.Voor ontwikkelaars van hernieuwbare-energieprojecten bieden stroomafnameovereenkomsten een alternatieve en/of complementaire bron van stabiele inkomsten in vergelijking met steunregelingen van de overheid of handelsmarkten.

D.Voor regeringen bieden corporate PPA’s een alternatieve manier om de uitrol van hernieuwbare energie te financieren en kunnen zij de overheidsfinanciering voor hernieuwbare energie in het kader van steunregelingen beperken.

Hoewel het gebruik van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten jaar na jaar toeneemt, bedraagt het aandeel projecten op het gebied van hernieuwbare-stroomafname nog altijd maar 15-20 % van de jaarlijkse uitrol. Bovendien zijn hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten beperkt tot bepaalde lidstaten en grote consumentgerichte ondernemingen. Tot slot zijn de meeste afnameovereenkomsten beperkt tot hernieuwbare elektriciteit, hoewel 70 % van de industriële en commerciële energievraag verwarming betreft.

2.Regelgevingskwesties 

In 2019 werd een EU-breed onderzoek 100 verricht, naast een gedetailleerde analyse van tien lidstaten 101 , om de grootste belemmeringen vast te stellen voor het gebruik van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten waarbij een klant direct aan een asset wordt gekoppeld (corporate PPA’s voor hernieuwbare energie). Uit het onderzoek bleek dat er sprake was van regelgevingsbelemmeringen, beleidsbelemmeringen, economische belemmeringen en bewustzijnskwesties.

Enkele van de grootste regelgevingsbelemmeringen zijn wettelijke beperkingen om rechtstreekse overeenkomsten af te sluiten tussen opwekkers en afnemers, belemmeringen voor het ondertekenen van overeenkomsten met meer dan één leverancier en belemmeringen voor de overdracht van garanties van oorsprong aan de afnemer. Voorbeelden van beleidsbelemmeringen waren onder meer steunregelingen die onverenigbaar waren of concurreerden met corporate PPA’s, alsook beperkt zicht op de ontwikkeling van steunregelingen. Tot de economische belemmeringen behoorden de kredietwaardigheid van afnemers, de variabiliteit van hernieuwbare elektriciteit en de bijbehorende kosten voor het beheren van onevenwichtigheden in de volumes tussen de opbrengst van het hernieuwbare-energieproject en de zakelijke vraag via zogeheten “sleeved”-overeenkomsten (fysieke overeenkomsten). Bovendien zijn de transactiekosten nog steeds hoog en ontbreekt het aan producten voor de indekking op lange termijn om onevenwichtigheden of tegenpartijen die in gebreke blijven aan te pakken. Ook is het bewustzijn en de belangstelling nog steeds beperkt, zeker voor kleine en middelgrote ondernemingen, en heerst de overtuiging dat corporate PPA’s duurder zijn dan de groothandelsprijzen voor elektriciteit. Bij de openbare raadpleging wezen zowel producenten als consumenten op het belang van de afgifte van garanties van oorsprong voor alle hernieuwbare-elektriciteitsopwekking, ongeacht of het project in het kader van een steunregeling van de overheid werd ontwikkeld. Voorts benadrukten zij dat het van toenemend belang is steunregelingen van de overheid zo op te zetten dat zij de ontwikkeling van hernieuwbare-energieprojecten in het kader van corporate PPA’s ondersteunen en aanvullen.

Corporate PPA’s zijn momenteel dan ook beperkt tot specifieke lidstaten waar de voorwaarden gunstig zijn voor ontwikkelaars van hernieuwbare-elektriciteitsprojecten om hun elektriciteit rechtstreeks aan eindconsumenten te verkopen. Dergelijke ondersteunende voorwaarden zijn bijvoorbeeld: 1) een dynamische markt voor hernieuwbare-elektriciteitsprojecten, 2) liquide groothandelsmarkten voor elektriciteit om “sleeved”-overeenkomsten te kunnen ondertekenen, naast producten voor de indekking op lange termijn, 3) geen juridische belemmeringen om rechtstreekse overeenkomsten te sluiten tussen leveranciers en consumenten en 4) openbare aanbestedingen die complementair zijn met of bevorderlijk zijn voor corporate PPA’s.

In de richtlijn elektriciteitsmarkt 2019, de verordening elektriciteitsmarkt en de richtlijn hernieuwbare energie worden al een aantal regelgevings- en beleidsbelemmeringen aangepakt. Zo schrijft de richtlijn elektriciteitsmarkt voor dat producenten en kopers in alle lidstaten rechtstreeks overeenkomsten kunnen sluiten, en dat consumenten uit meerdere leveringscontracten kunnen kiezen. Op grond van de richtlijn hernieuwbare energie moeten de lidstaten langetermijnplanningen voor hun openbare aanbestedingen indienen en in hun nationale energie- en klimaatplannen eventuele belemmeringen voor corporate PPA’s vaststellen, alsook maatregelen nemen om het gebruik daarvan te bevorderen. Slechts acht lidstaten hebben verslag uitgebracht over bestaande belemmeringen en maatregelen om het gebruik van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten te ondersteunen. Voor de meeste landen is er echter geen duidelijk kader voor ontwikkelaars van hernieuwbare-energieprojecten of zakelijke afnemers om rechtstreekse stroomafnameovereenkomsten op te zetten.

Ondanks de bestaande belemmeringen blijft de markt voor corporate PPA’s groeien. Sinds 2020 is Spanje de grootste markt voor PPA’s in de EU, die 23 % van de totale gecontracteerde capaciteit 102 vertegenwoordigt, en de bijbehorende grote financiële transacties waren goed voor nagenoeg 1 % van het bbp van het land 103 . In sommige lidstaten, zoals Roemenië, konden tot voor kort geen corporate PPA’s worden ondertekend omdat alle elektriciteit op een gecentraliseerde markt moest worden verkocht. Met een nieuw decreet om mogelijkheden te creëren voor PPA’s, zou de pijplijn voor hernieuwbare energie echter kunnen verdubbelen in vergelijking met het nationale energie- en klimaatplan van Roemenië 104 .

PPA’s worden steeds aantrekkelijker als “ondernemingsmodellen” voor installaties voor hernieuwbare energie waarvoor het einde van de steunregeling is bereikt. In 2021 werd in de tweede paper van de CEER over niet-ondersteunde hernieuwbare energie vastgesteld dat PPA’s voor hernieuwbare energie haalbare alternatieven zijn voor onshorewindenergie en ook voor zonne-energie-, biomassa- en waterkrachtinstallaties 105 . Dit is belangrijk omdat in de geobserveerde landen (leden van de CEER) 40 % (114 GW) van de momenteel ondersteunde hernieuwbare energiebronnen tegen 2030 het einde van de ondersteuningsduur zal bereiken en hetzij zal overgaan naar marktvoorwaarden, hetzij verdere steun zal krijgen.

De lidstaten kunnen de ontwikkeling van de PPA’s bevorderen met de volgende maatregelen:

A.het instrument voor technische ondersteuning van de EU 106 of ander advies of technische bijstand gebruiken met het oog op de uitvoering van een gedetailleerde beoordeling om corporate PPA’s te ondersteunen. Dit is bijvoorbeeld gedaan door Italië 107 . Andere lidstaten zouden soortgelijke studies kunnen verrichten of de bevindingen van de reeds voltooide studies kunnen overnemen;

B.een indicatief volume voor de uitrol van hernieuwbare energie aankondiging, dat naar verwachting zal worden gefinancierd via stroomafnameovereenkomsten. Dit biedt ontwikkelaars van hernieuwbare-energieprojecten een beter zicht op de verwachte snelheid en mogelijkheden voor projectontwikkeling. Ierland heeft een dergelijke stap ondernomen 108 ;

C.openbare aanbestedingen overwegen waarbij ontwikkelaars van hernieuwbare-elektriciteitsprojecten de mogelijkheid wordt geboden “vrijaf” 109 te nemen van hun steunregelingen van de overheid en hun elektriciteit via PPA’s te verkopen. Een dergelijke innovatieve maatregel is ingevoerd door Polen en heeft ertoe bijgedragen dat Polen in 2021 de tweede grootste markt voor PPA’s is geworden;

D.de afgifte van garanties van oorsprong toelaten in steunregelingen van de overheid, zodat de opbrengsten van de garanties van oorsprong de noodzaak van overheidsfinanciering kunnen beperken.

3.De beschikbaarheid van corporate PPA’s voor kleine en middelgrote ondernemingen

De Europese markten voor PPA’s worden gedomineerd door grote zakelijke afnemers 110 . Veel van die ondernemingen zijn georganiseerd in het RE100-initiatief voor ondernemingen, dat erop gericht is zijn energie voor 100 % uit hernieuwbare bronnen te halen, waaronder 58 ondernemingen met hoofdkantoor in de EU. De meeste van deze ondernemingen hebben een voorspelbaar, hoog elektriciteitsverbruik over lange perioden en hebben een goede kredietrating. Zij houden zich vaak bezig met consumentgerichte activiteiten en gebruiken PPA’s voor hernieuwbare energie als belangrijk instrument om hun producten in de markt te zetten en maatschappelijk verantwoord ondernemen te ondersteunen, bijvoorbeeld door de broeikasgasemissies van hun energieverbruik in de volledige waardeketen te beperken. In dat verband stelt verslaglegging volgens CDP 111 ondernemingen in staat verslag uit te brengen over de hernieuwbare energie die wordt geproduceerd door installaties op de bedrijfslocatie, door met rechtstreekse leidingen aangesloten installaties elders en door PPA’s 112 .

Grote elektriciteitsintensieve sectoren vormen eveneens een belangrijk segment voor corporate PPA’s voor hernieuwbare energie. Van oudsher kopen grote aluminiumsmelterijen in Noorwegen hun elektriciteit via stroomafnameovereenkomsten voor waterkracht. Onlangs nog hebben zij ook langdurige PPA’s voor windenergie gesloten. Het gebruik van dergelijke overeenkomsten door dit soort afnemers in de EU-lidstaten is tot nu toe echter beperkt gebleven.

Een van de belemmeringen die werd vastgesteld, is het gebrek aan voorspelbaarheid ten aanzien van de gereglementeerde component van de elektriciteitsprijzen (nettarieven en heffingen)  113 . Aangezien die gereglementeerde componenten een aanzienlijk deel van de elektriciteitsprijs uitmaken voor de afnemer, maakt dit PPA’s minder aantrekkelijk als instrument om zich op lange termijn in te dekken tegen volatiliteit van de elektriciteitsprijzen. Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) heeft een beoordelingsverslag over de opzet van de groothandelsmarkt uitgegeven met daarin een specifiek deel waarin wordt besproken hoe de forward-liquiditeit op de groothandelsmarkten voor elektriciteit kan worden verbeterd, zodat kan worden verzekerd dat er efficiënte indekkingsproducten voorhanden zijn 114 .

Kleine en middelgrote ondernemingen kampen daarentegen nog steeds met veel problemen om deel te kunnen nemen aan corporate PPA’s. De kleine en middelgrote ondernemingen zijn goed voor 99 % van de Europese ondernemingen, 54 % van de toegevoegde waarde van de EU en 9-18 % van het bruto binnenlands energieverbruik per lidstaat 115 . Het zijn precies deze kleine en middelgrote ondernemingen die door het lage energieverbruik per installatie vaak met de hoge elektriciteitsrekeningen worden geconfronteerd, en die bovendien het meeste voordeel zouden kunnen halen uit hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten. Dit is vooral belangrijk sinds oktober 2021 omdat de elektriciteitsprijzen op de groothandelsmarkt sindsdien zijn gestegen.

Bovendien hebben zij weinig zicht op hun toekomstige vraag naar elektriciteit, hebben zij lagere kredietratings en een lager elektriciteitsverbruik, waardoor het moeilijker is verstoringen van het evenwicht te ondervangen. Hierdoor zijn kleine en middelgrote ondernemingen minder snel geneigd om langetermijnovereenkomsten te ondertekenen, in het bijzonder als er geen duidelijkheid bestaat over de mogelijke gevolgen als langetermijnovereenkomsten moeten worden beëindigd. De effecten van het ondertekenen van langetermijn-PPA’s, zowel fysieke als virtuele, op de balans van de ondernemingen binnen het boekhoudkader voor derivaten volgens de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) zijn niet altijd duidelijk. De beperkte bekendheid van corporate PPA’s voor hernieuwbare energie vormt een andere belangrijke belemmering voor het gebruik ervan door kleine en middelgrote ondernemingen, en de complexiteit van het uitonderhandelen van PPA’s vormt een zachte belemmering voor afnemers die niet over de nodige ervaring of middelen beschikken om zich bezig te houden met onderhandelingen over overeenkomsten. De Europese regelgeving was tot dusver beperkt tot energie-audits en energiebeheersystemen waarin energie-efficiëntie aan bod kwam (richtlijn energie-efficiëntie, 2018). Tot slot beschikken zij vaak over beperkte ruimte op de bedrijfslocatie om hernieuwbare-energieoplossingen uit te rollen.

Een andere grote belemmering (en risicofactor) in de meeste sectoren is de kredietwaardigheid van een afnemer. Kredietverstrekkers voor hernieuwbare-energieprojecten blijven sterke kredietratings eisen om de PPA als rendabel te beschouwen. De meeste kleine en middelgrote ondernemingen hebben echter geen rating van een groot kredietratingbureau. Bovendien zijn kredietwaardigheid en kredietrating eveneens een probleem voor sommige ondernemingen in de zware en de be- en verwerkende industrie, alsook in Europese economieën waar de financiële markten in verhouding minder ontwikkeld zijn.

Aan de aanbodzijde zien we vergelijkbare belemmeringen. Grote ontwikkelaars van hernieuwbare-energieprojecten (bijvoorbeeld Vattenfall, Eneco, Orsted en Iberdrola) domineren de markt doordat zij over een grote projectportefeuille beschikken en de consument meer PPA’s op maat kunnen aanbieden. In dit segment worden grootschalige hernieuwbare-elektriciteitsprojecten, zoals offshorewindparken, soms geconfronteerd met problemen om vóór de uiteindelijke investeringsbeslissing voldoende volumes aan PPA’s te vinden. Kleinschalige hernieuwbare-energieprojecten worden dan weer geconfronteerd met andere uitdagingen bij het betreden van de markt voor corporate PPA’s door de beperkte zichtbaarheid, een beperkte projectportefeuille en beperkte technische en juridische deskundigheid om PPA’s uit te onderhandelen en te ondertekenen. Ook hernieuwbare-energiegemeenschappen en energiegemeenschappen van burgers zijn vaak te klein om economisch aantrekkelijke PPA’s te kunnen ondertekenen met grote afnemers.

Een klein, maar groeiend segment van adviesbureaus is begonnen met het aanbieden van oplossingen voor kleine en middelgrote ondernemingen, zoals de mogelijkheid om de vraag voor meerdere consumenten te bundelen. De sector zelf overweegt mechanismen in het leven te roepen voor de bundeling van de vraag, zodat risico’s en kosten kunnen worden beperkt. In Griekenland werkt een aantal elektriciteitsintensieve sectoren bijvoorbeeld aan een “Green Pool”-concept, waarbij meerdere ondernemingen hun elektriciteitsvraag bundelen. Elke industriële partner ondertekent vervolgens een of meerdere PPA’s om op gebundeld niveau in zijn vraag te kunnen voorzien. Om de resterende vraag naar elektriciteit te sturen en vast te leggen, wordt een afzonderlijke overeenkomst uitonderhandeld teneinde de algemene kosten voor de deelnemers te drukken. Projecten bundelen brengt echter ook extra kosten en complexiteit met zich mee voor het sluiten van PPA’s. Bovendien breiden sommige ondernemingen die energie-audits aanbieden — zoals verplicht uit hoofde van de richtlijn energie-efficiëntie — hun diensten reeds uit met beoordelingen van PPA’s voor op de bedrijfslocatie, in de nabijheid ervan of buiten de bedrijfslocatie geproduceerde stroom. Het uitbreiden van de diensten op het gebied van energie-audits naar PPA’s voor hernieuwbare energie is relatief goedkoop, aangezien soortgelijke gegevens worden gebruikt die reeds zijn verzameld in het kader van de energiemanagementsystemen (ISO 500001).

In het recente verslag van het ACER over de opzet van de groothandelsmarkt voor elektriciteit in de EU wordt gewezen op de noodzaak PPA’s te stimuleren en de toegang voor kleinere marktdeelnemers te verbeteren. Om de economische belemmeringen aan te pakken, zullen de Commissie en de EIB-groep kijken of het mogelijk is gerichte financierings- en adviesmechanismen te ontwikkelen, zodat hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten worden ondersteund. Het kan dan gaan om mechanismen voor de bevordering van betere toegang tot hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten voor nieuwe afnemers (bijvoorbeeld kleine en middelgrote ondernemingen). Met het InvestEU-programma 116 kan financiering voor investeringen in PPA’s reeds worden ondersteund. De lidstaten zouden soortgelijke garanties kunnen opzetten teneinde plaatselijke banken te ondersteunen bij hun inspanningen om PPA’s voor hernieuwbare energie te ondersteunen.

Ook zal het EU-kader voor duurzame financiering hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten verder stimuleren en het bewustzijn van en de belangstelling voor dergelijke overeenkomsten bij niet-financiële en financiële ondernemingen vergroten, en zodoende bijdragen tot de heroriëntering van kapitaal op duurzame investeringen. De relevante elementen ervan zijn de taxonomieverordening van de EU, de eerste gedelegeerde EU-taxonomieverordening klimaat 117 en de voorgestelde richtlijn duurzaamheidsrapportage door bedrijven, die allemaal bijdragen aan meer transparantie op financiële en niet-financiële markten met betrekking tot duurzaamheid. In de EU-taxonomie is een kader vastgesteld voor het definiëren van ecologisch duurzame economische activiteiten en is voorzien in openbaarmakingsvereisten, samen met bepaalde kernprestatie-indicatoren voor financiële en niet-financiële ondernemingen. In het bijbehorende voorstel voor een richtlijn duurzaamheidsrapportage door bedrijven wordt de reikwijdte van de verslagleggingsvereisten van niet-financiële ondernemingen verruimd naar alle grote ondernemingen (ongeacht of zij beursgenoteerd zijn) en naar beursgenoteerde kleine en middelgrote ondernemingen 118 . Het gebruik van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten zal een belangrijk instrument zijn voor het aantonen van de naleving van de in de gedelegeerde EU-taxonomieverordening klimaat gedefinieerde relevante technische screeningcriteria en zou, waar passend, kunnen worden weerspiegeld in de kernprestatie-indicatoren uit hoofde van de EU-taxonomieverordening.

Bovendien kan het onlangs opgerichte European Corporate Covenant een andere manier zijn om het bewustzijn te vergroten over de kansen voor ondernemingen om hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten te ondertekenen.

De lidstaten kunnen de ontwikkeling van de hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen, bevorderen met de volgende maatregelen:

A.een publiek platform opzetten om de transparantie te verbeteren van de prijs, het volume, de soorten en van de partijen die betrokken zijn bij de ondertekening van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten;

B.de uitvoering van de EU-taxonomieverordening en de bijbehorende gedelegeerde handelingen verzekeren en de vrijwillige toepassing ervan naast de wettelijke verplichtingen aanmoedigen 119 ;

C.flexibel sluiten van overeenkomsten mogelijk maken voor kleine en middelgrote ondernemingen, met inbegrip van specifieke richtsnoeren voor opzegvergoedingen voor kleine ondernemingen (artikel 12 van de elektriciteitsrichtlijn);

D.meerdere leveringscontracten mogelijk maken, zodat leveranciers en kopers rechtstreeks onderlinge overeenkomsten kunnen afsluiten (artikel 4 van de elektriciteitsrichtlijn);

E.de ontwikkeling mogelijk maken van hernieuwbare-energieprojecten op of nabij de bedrijfslocatie die worden ontwikkeld in het kader van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten, in het bijzonder als zij worden ontwikkeld “achter de meter” of via “particuliere kabels”;

F.de risico’s van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten wegnemen via kredietwaarborgen of verzekeringen die met openbare financiële middelen worden ondersteund, in overeenstemming met de richtsnoeren voor overheidssteun;

G.nationale stimuleringsbanken en -instellingen ertoe aanmoedigen schuldproducten aan te bieden voor grootschalige hernieuwbare-energieprojecten, waaronder offshorewindprojecten, op markten waar het vanwege de omvang van de activa en de duur van de bouw moeilijk is om vóór de definitieve investeringsbeslissing voldoende volumes hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten te sluiten;

H.regelgevingsvoorwaarden scheppen zodat energiegemeenschappen overtollige energie kunnen verkopen via hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten;

I.kleine bedrijvenparken of industrieclusters in staat stellen om collectief hernieuwbare energie aan te kopen via langetermijnkoopovereenkomsten.

4.Grensoverschrijdende hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten bevorderen

Hernieuwbare elektriciteitsopwekking was in 2020 goed voor 37 % van het totale elektriciteitsverbruik en voor 21,2 % van het totale energieverbruik. Toch bestaan er grote verschillen tussen de lidstaten, waarbij het aandeel hernieuwbare energie in de elektriciteitssector varieert van 9 % tot 78 %. Ook het aandeel van hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie varieert van 10 % tot 60 %.

Om het energiesysteem om te vormen tot een energievoorziening op basis van hernieuwbare bronnen moeten de best beschikbare hernieuwbare energiebronnen in de EU worden gebruikt en moet energie worden getransporteerd naar daar waar de vraag zich voordoet. De Europese interne markt stelt ondernemingen in staat in de gehele EU hernieuwbare elektriciteit te kopen en biedt tegelijkertijd ondersteuning bij het aansluiten van extra hernieuwbare-elektriciteitsprojecten op het net.

Zakelijke gebruikers profiteren nu al van hernieuwbare energiebronnen door het ondertekenen van:

1.fysieke grensoverschrijdende PPA’s;

2.virtuele grensoverschrijdende PPA’s.

Bij een fysieke grensoverschrijdende PPA sluit de afnemer overeenkomsten met een asset voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit in een ander land, en verwerft hij fysieke of financiële capaciteitsrechten op de relevante interconnectoren om een fysieke aansluiting op het net te verzekeren. Dit brengt risico’s met zich mee en gaat gepaard met kosten voor grensoverschrijdende overdrachten. Bij een virtuele grensoverschrijdende PPA verkoopt de elektriciteitsproducent de elektriciteit aan de plaatselijke groothandelsmarkt, terwijl de afnemer zijn elektriciteit op een andere plaatselijke groothandelsmarkt koopt. De overeenkomst tussen de elektriciteitsproducent aan de ene kant van de grens en de afnemer aan de andere kant bestaat uit een financiële regeling waarbij de elektriciteitsproducent een betaling ontvangt van de plaatselijke groothandelsmarkt voor elektriciteit en een nettoverevening tegen de prijs van de PPA zoals overeengekomen met de zakelijke koper 120 .

De voordelen voor afnemers zijn een ruimere toegang tot goedkope hernieuwbare-elektriciteitsprojecten in de EU, de mogelijkheid om de belasting op verschillende locaties te bundelen en de mogelijkheid om een groter deel van hun elektriciteitsbehoefte af te dekken. Voor ontwikkelaars van hernieuwbare-elektriciteitsprojecten maken grensoverschrijdende PPA’s het mogelijk om markten met hogere elektriciteitsprijzen aan te boren waar men dus eerder bereid is om te betalen voor hernieuwbare elektriciteit.

Naast grensoverschrijdende PPA’s op de Europese eengemaakte markt voor elektriciteit zijn er ook mogelijkheden om grensoverschrijdende PPA’s uit te breiden naar derde landen. Een specifiek voorbeeld is de samenwerking tussen Frankrijk, Duitsland, Portugal, Spanje en Marokko, die bedoeld is om de mogelijkheden voor grensoverschrijdende PPA’s tussen Marokko en de EU-lidstaten te analyseren in het kader van het stappenplan voor de handel in duurzame elektriciteit 121 . In verband daarmee is het belangrijk om een betrouwbaar, nauwkeurig en fraudebestendig stelsel van garanties van oorsprong op te zetten in de derde landen, met afgifte-instanties die onafhankelijk zijn van productie-, handels- en leveringsactiviteiten.

Ondanks de relatief grote verschillen in groothandelsprijzen voor elektriciteit en kosten voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit in de EU, is het aantal grensoverschrijdende PPA’s nog steeds beperkt. Een van de grootste belemmeringen is het daaraan verbonden economische risico, omdat leveranciers en consumenten op verschillende markten actief zijn, met verschillende prijsontwikkelingen en belastingstelsels, en omdat het prijsrisico van grensoverschrijdende transmissie moet worden beheerd. Een andere belemmering is de complexiteit van de overeenkomsten, in het bijzonder als de overeenkomsten moeten voldoen aan plaatselijke voorschriften die niet verenigbaar zijn. Aan de garanties van oorsprong zijn ook administratieve belemmeringen verbonden, wanneer de regels voor de afgifte, het gebruik en de schrapping van garanties van oorsprong bijvoorbeeld niet volledig zijn geharmoniseerd in alle lidstaten. Dat is bijzonder relevant voor grensoverschrijdende PPA’s met landen die geen kader voor de afgifte van garanties van oorsprong hebben ingevoerd voor een ondersteunde opwekking van hernieuwbare elektriciteit. Tot slot is het moeilijker om de bijdrage van grensoverschrijdende PPA’s aan maatschappelijk verantwoord ondernemen uit te leggen.

Ondanks deze belemmeringen lopen er activiteiten ter ondersteuning van grensoverschrijdende PPA’s, aangezien zij een unieke kans bieden en een waardevol instrument zijn om een groot deel van het elektriciteitsverbruik of zelfs het volledige elektriciteitsverbruik van één afnemer van installaties voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit te dekken. De richtlijn elektriciteitsmarkt 2019 en de elektriciteitsverordening hebben de flexibiliteit van de elektriciteitsmarkt en de granulariteit van de prijsstelling verhoogd, hetgeen kan helpen bij het mogelijk maken van grensoverschrijdende PPA’s, en het trans-Europees energienetwerk ondersteunt de ontwikkeling van grensoverschrijdende transmissie-infrastructuur om grensoverschrijdende elektriciteitsstromen open te stellen en mogelijk te maken.

Met het oog op het aanpakken van het financiële risico van grensoverschrijdende PPA’s kunnen de financieringsmechanismen voor hernieuwbare energie worden gebruikt, zodat een kosteneffectievere uitrol van hernieuwbare energie in de EU wordt bevorderd. De financiering zal worden gebruikt voor openbare aanbestedingen in alle EU-landen die bereid zijn om dergelijke projecten onder te brengen. Particuliere investeerders, waaronder zakelijke investeerders, kunnen bijdragen aan de financiering van die aanbestedingen en kunnen de garanties van oorsprong opvragen voor de energieproductie die overeenkomt met hun bijdrage.

Daarnaast schrijft de richtlijn hernieuwbare energie voor dat de lidstaten plaatselijke regelgevingsbelemmeringen voor PPA’s aanpakken en dat zij de garanties van oorsprong harmoniseren op basis van de herziene norm CEN-CENELEC 16325, waardoor het voor corporate PPA’s mogelijk wordt de PPA’s grensoverschrijdend van de passende garanties van oorsprong te voorzien. Tot slot kunnen nieuwe actoren worden aangemoedigd de markt te betreden om innovatieve oplossingen aan te bieden teneinde de aanbesteding en gunning van grensoverschrijdende PPA’s in Europa te ondersteunen, evenals nieuwe oplossingen om het risico en de beheersuitdagingen waarmee corporate PPA’s gepaard gaan, te beperken.

De lidstaten kunnen de ontwikkeling van de grensoverschrijdende PPA’s bevorderen met de volgende maatregelen:

A.waar relevant en in overeenstemming met de TEN-E-verordening, de capaciteit van de interconnectoren tussen de EU-lidstaten en met derde landen vergroten;

B.bestaande netwerken openstellen voor een hogere toewijzing van transmissiecapaciteit;

C.regelgevingsbelemmeringen voor de overdracht van garanties van oorsprong aan afnemers wegnemen en de regels voor het gebruik van garanties van oorsprong in verschillende landen verder harmoniseren;

D.de ontwikkeling van betrouwbare, nauwkeurige en fraudebestendige stelsels van garanties van oorsprong in derde landen ondersteunen.

(1)    Dit document doet geen afbreuk aan de plicht van de lidstaten en ondernemingen om hun verplichtingen uit hoofde van het relevante EU-recht na te komen. De gebruikte voorbeelden zijn gebaseerd op studies en raadplegingen van belanghebbenden en dienen louter ter illustratie. De studie “Technical support for RES policy development and implementation — Simplification of permission and administrative procedures for RES installations (RES Simplify)” (Technische bijstand bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid inzake hernieuwbare energiebronnen — Vereenvoudiging van vergunnings- en administratieve procedures voor installaties voor elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen) wordt uitgevoerd om belemmeringen en beste praktijken in de lidstaten vast te stellen en in het tussentijds verslag van deze studie werd de opstelling van deze richtsnoeren gesteund. De studie is beschikbaar op: https://data.europa.eu/doi/10.2833/239077 Sommige goede praktijken die worden voorgesteld, zijn pas onlangs ingevoerd en hebben derhalve nog niet in alle gevallen resultaat opgeleverd.
(2)    Om dit streefdoel te halen, moet de capaciteit voor zonne- en onshorewindenergie tegen 2030 2,5-3 keer worden verhoogd (van respectievelijk 118 GW en 167 GW vandaag) en moet de offshorecapaciteit vervijfvoudigen (van 16 GW vandaag). Dit betekent dat de jaarlijks geïnstalleerde extra capaciteit voor de productie van hernieuwbare energie moet toenemen van ongeveer 30-35 GW per jaar tot ongeveer 45-65 GW per jaar in de periode van 2020 tot 2030.
(3)    REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie, COM(2022) 108 final.
(4)    De stijgende energieprijzen aanpakken: een toolbox met initiatieven en steunmaatregelen, COM(2021) 660 final.
(5)    In deze richtsnoeren wordt de term “vergunningsprocedure” gebruikt om alle nodige toestemmings-, certificerings- en vergunningsprocedures aan te duiden die worden toegepast op installaties en bijbehorende transmissie- en distributienetwerken voor de productie van elektriciteit, verwarming en koeling uit hernieuwbare energiebronnen.
(6)    De term “administratieve procedures” is breder dan vergunningsprocedures en heeft betrekking op bv. ruimtelijke ordening, bouwvoorschriften en -regels, certificerings- en vergunningsprocedures of bedrijfs-/juridische/fiscale procedures.
(7)    Voorts onderzoekt de Commissie momenteel de vergelijkbare administratieve belemmeringen voor de vlotte ontwikkeling van infrastructuur voor waterstofsystemen. Zie ook: “European Clean Hydrogen Alliance: reports of the alliance roundtables on barriers and mitigation measures’, oktober 2021.
(8)    Voor de toepassing van deze richtsnoeren omvatten projecten op het gebied van hernieuwbare energie productie-installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie zoals gedefinieerd in de richtlijn hernieuwbare energie (onder meer in de vorm van waterstof), alsmede de activa die nodig zijn voor de aansluiting op het net en voor de opslag van de opgewekte energie.
(9)     https://ec.europa.eu/growth/single-market/single-market-enforcement-taskforce_en  
(10)    EU Offshore Strategy, beschikbaar op https://energy.ec.europa.eu/topics/renewable-energy/eu-strategy-offshore-renewable-energy_en  
(11)    Europese Commissie, directoraat-generaal voor Energie, Tallat-Kelpšaitė, J., Brückmann, R., Banasiak, J. et al., “Technical support for RES policy development and implementation — Simplification of permission and administrative procedures for RES installations (RES Simplify). Interim report”, 2021, https://data.europa.eu/doi/10.2833/239077  
(12)    Volgens de effectbeoordeling van de herziening van de MEB-richtlijn neemt het proces voor de milieueffectbeoordeling 5-27 maanden in beslag.
(13)   https://ec.europa.eu/info/news/commissions-technical-support-instrument-help-17-member-states-curb-their-reliance-russian-fossil-fuels-2022-apr-06_en  
(14)     Accelerating permitting for renewable energy (europa.eu)
(15)    Europese Commissie, directoraat-generaal Energie, Akkermans, F., Le Den, X., Heidecke, L., et al., “Support to the evaluation of Regulation (EU) No 347/2013 on guidelines for trans-European energy infrastructure Final report”, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2021,  https://data.europa.eu/doi/10.2833/154438
(16)    De samenwerking op energiegebied in de Noordelijke zeeën, het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied, interconnecties voor Zuidwest-Europa, gasconnectiviteit voor Centraal- en Zuidoost-Europa.
(17)    Meer informatie over de gebieden van samenwerking waarop de vier groepen op hoog niveau betrekking hebben: Groepen op hoog niveau (europa.eu)  
(18)    Artikel 7, lid 3, van het voorstel voor een richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof.
(19)    Artikel 16, leden 4, 5 en 6, RED II.
(20)    Zie het volgende hoofdstuk over het centrale contactpunt.
(21)    Artikel 20, punt b), 5), van de governanceverordening.
(22)    Alle andere stadia van de MEB-procedure (in het bijzonder de toegang tot de rechter) mogen echter niet worden weggelaten.
(23)  “Planning and Development (Solar Panels for Public Buildings, Schools, Homes and Other Premises) (Amendment) Bill 2021” [wet op planning en ontwikkeling (zonnepanelen voor openbare gebouwen, scholen, huizen en andere gebouwen en terreinen) (wijziging) 2021] ( https://www.oireachtas.ie/en/debates/debate/seanad/2021-06-28/18/ ).
(24) Bij de MEB-richtlijn zijn twee vaste termijnen ingevoerd voor MEB’s — maximaal 90 dagen voor het nemen van een screeningsbeslissing voor projecten zoals bedoeld in bijlage II en minimaal 30 dagen voor openbare raadplegingen over het MEB-rapport voor projecten waarvoor een MEB moet worden verricht; andere termijnen moeten door de lidstaten worden vastgesteld.
(25)    Op een plat dak mits de installatie niet hoger dan 1 meter boven de dakrand komt; op een hellend dak mits de panelen geïntegreerd worden in het hellende dakvlak.
(26)    Zoals het precieze model van de windturbine of de precieze wattage van het zonnepaneel.
(27)    Speeding up renewable deployment, RES — Global Renewable Energy Company (res-group.com), beschikbaar op : https://www.res-group.com/en/cop/speeding-up-renewable-deployment/
(28)    Artikel 16, lid 1, RED II.
(29)    Artikel 8 van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur.
(30)    Artikel 7, lid 6, van het voorstel voor een richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof.
(31) From Red Tape to Smart Tape: Administrative Simplification in OECD Countries | Cutting Red Tape (Van bureaucratie naar slimme administratie: administratieve vereenvoudiging in OESO-landen | bureaucratische rompslomp beperken) OESO iLibrary https://www.oecd-ilibrary.org/governance/from-red-tape-to-smart-tape_9789264100688-en  
(32) Global Offshore Wind Report 2021, Global Wind Energy Council, https://gwec.net/global-offshore-wind-report-2021/  
(33)    Artikel 16, lid 2, RED II.
(34)     Elektronisches Genehmigungsverfahren — Version 2.7 | Nds. Gewerbeaufsicht (niedersachsen.de)
(35)    Europese Commissie, directoraat-generaal voor Energie, Tallat-Kelpšaitė, J., Brückmann, R., Banasiak, J. et al., “Technical support for RES policy development and implementation — Simplification of permission and administrative procedures for RES installations (RES Simplify). Interim report”, 2021, https://data.europa.eu/doi/10.2833/239077  
(36)    Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025, COM(2020) 152 final, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/info/policies/justice-and-fundamental-rights/gender-equality/gender-equality-strategy_nl  
(37)    Bron: WindEurope.
(38)     https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=25042&langId=nl  
(39)      Verslag van de Commissie “EU-grensregio’s: levende laboratoria van de Europese integratie”, COM(2021) 393 final.
(40)    EU-strategie over de benutting van het potentieel van hernieuwbare offshore-energie met het oog op een klimaatneutrale toekomst, COM(2020) 741 final.
(41)    “Clean energy technologies in coal regions” (Technologieën voor schone energie in steenkoolregio’s), Kapetaki, Z. uitgever(s), Luxemburg, 2020, doi:10.2760/384605.
(42)    Zie bijvoorbeeld de REZoning-tool die beschikbaar is op https://rezoning.energydata.info/  
(43)     https://ec.europa.eu/energy-industry-geography-lab  
(44)    Een toelichting bij de beperkingen van de gegevens, de kennishiaten en hoe de verschillende lagen moeten worden gebruikt (waarin bijvoorbeeld wordt verduidelijkt dat wind- en zonne-energieprojecten in Natura 2000-gebieden kunnen worden ondergebracht mits aan de bepalingen van de habitatrichtlijn wordt voldaan) is eveneens beschikbaar.
(45)     https://miljoeportal.dk  
(46)    De enige onzekerheid in dit verband zijn dus eventuele archeologische vondsten.
(47)     https://geodata.environnement.brussels/client/solar/?_ga=2.96364508.1780876011.1647281973-1886784996.1647281973  
(48)    Barron-Gafford, G.A., Pavao-Zuckerman, M.A., Minor, R.L. et al. “Agrivoltaics provide mutual benefits across the food–energy–water nexus in drylands” (Agrovoltaïsche installaties bieden wederzijdse voordelen voor de nexus voedsel-energie-water in droge gebieden). Nat Sustain 2, 848-855 (2019). https://doi.org/10.1038/s41893-019-0364-5 ; Hassanpour Adeh E, Selker JS, Higgins CW (2018) “Remarkable agrivoltaic influence on soil moisture, micrometeorology and water-use efficiency” (Opmerkelijke invloed van agrovoltaïsche installaties op het vochtgehalte in de bodem, micrometeorologie en efficiëntie van het watergebruik). PLoS ONE 13(11): e0203256. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0203256  
(49)    Zoals in het Edulis-project (2017-2019) werd gedaan, kan infrastructuur voor een offshorewindpark bijvoorbeeld worden gebruikt om aquacultuur, zoals mosselkweek, te ontwikkelen. Nadere informatie is te vinden in de “Best Practice Guidance in Multi-Use Issues and Licensing Procedures” (Richtsnoeren voor beste praktijken ten aanzien van kwesties in verband met meervoudig gebruik en vergunningsprocedures), juni 2021, https://maritime-spatial-planning.ec.europa.eu/msp-resources/ec-msp-studies  
(50)    Inspraak van het publiek op projectniveau kan, mits goed opgezet, ook de aanvaardbaarheid verhogen, maar is doeltreffender wanneer zij wordt gecombineerd met inspraak van het publiek in een vroeger stadium van de planning.
(51)    Hernieuwbare-energiegemeenschappen zoals gedefinieerd in de richtlijn hernieuwbare energie, energiegemeenschappen van burgers zoals gedefinieerd in de richtlijn betreffende de elektriciteitsmarkt of andere soorten gemeenschapsenergie.
(52)     https://www.ecologie.gouv.fr/label-financement-participatif  
(53)     https://aster.vlaanderen/nl/wat-is-aster  
(54)    Zowel in de richtlijn betreffende de elektriciteitsmarkt als in de richtlijn hernieuwbare energie zijn de voorwaarde vastgesteld waaraan lidstaten moeten voldoen om mogelijkheden voor de grensoverschrijdende uitvoering van energiegemeenschappen in hun nationale omzettingsbepalingen op te nemen.
(55)     https://sereh.eu/sereh/  
(56)     https://renewables-grid.eu/activities/ird/our-energy-future.html  
(57)     JRC Publications Repository — Wind potentials for EU and neighbouring countries: Input datasets for the JRC-EU-TIMES Model (Potentieel van windenergie voor de EU en de buurlanden: datasets die dienen als input voor het JRC-EU-TIMES-model) (europa.eu)
(58)    Is setback distance the best criteria for siting wind turbines under crowded conditions? An empirical analysis (Is afstand tot bebouwing het beste criterium om de locatie van windturbines in dichtbevolkte gebieden te bepalen?), Energy Policy 155 (2021) 112346. https://doi.org/10.1016/j.enpol.2021.112346  
(59)    In de meeste lidstaten geldt een minimumafstand van 500-1 000 m.
(60)    Europese Commissie, directoraat-generaal voor Energie, Tallat-Kelpšaitė, J., Brückmann, R., Banasiak, J. et al., “Technical support for RES policy development and implementation — Simplification of permission and administrative procedures for RES installations (RES Simplify). Interim report”, 2021, https://data.europa.eu/doi/10.2833/239077  
(61)    Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1), als gewijzigd bij Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 (PB L 124 van 25.4.2014, blz. 1.
(62)    Wat de MEB- en de natuurbeschermingsrichtlijn betreft, is de “éénloketsysteem”-benadering voorgeschreven uit hoofde van de MEB-richtlijnen (met enige beoordelingsmarge voor de lidstaten).
(63) Zoals ook onderstreept in de mededeling van de Commissie “EU-strategie over de benutting van het potentieel van hernieuwbare offshore-energie met het oog op een klimaatneutrale toekomst” (COM(2020) 741 final).
(64)      Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s, PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30.
(65)     https://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/pdf/methodological-guidance_2021-10/NL.pdf  
(66)     https://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/docs/wind_farms_nl.pdf  
(67)   https://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/pdf/guidance_on_energy_transmission_infrastructure_and_eu_nature_legislation_nl.pdf  
(68)     https://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/docs/hydro_final_june_2018_nl.pdf  
(69)      Common Implementation Strategy for the Water Framework Directive and the Floods Directive. Guidance Document No. 36. Exemptions to the Environmental Objectives according to Article 4(7) (Gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie voor de kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn, richtsnoer nr. 36, vrijstellingen van de milieudoelstellingen overeenkomstig artikel 4, lid 7). https://circabc.europa.eu/sd/a/e0352ec3-9f3b-4d91-bdbb-939185be3e89/CIS_Guidance_Article_4_7_FINAL.PDF  
(70)   https://ec.europa.eu/environment/nature/conservation/species/guidance/index_en.htm  
(71) C-346/14, Europese Commissie tegen Republiek Oostenrijk, ECLI:EU:C:2016:322.
(72) Zie voetnoten 65-69.
(73)     https://www.nabu.de/imperia/md/content/nabude/energie/solarenergie/210505-nabu-bsw-kritereien_fuer_naturvertraegliche_solarparks.pdf  
(74)     https://geo.inbo.be/windturbines/  
(75)     https://wozep.nl/  
(76)    Europese Commissie, directoraat-generaal voor Energie, Tallat-Kelpšaitė, J., Brückmann, R., Banasiak, J. et al., “Technical support for RES policy development and implementation — Simplification of permission and administrative procedures for RES installations (RES Simplify). Interim report”, 2021, https://data.europa.eu/doi/10.2833/239077  
(77)     www.egle.ee  
(78)    Zie hoofdstuk 2 b.
(79)     https://windeurope.org/about-wind/database-for-wind-and-storage-colocated-projects/  
(80)    Renewable energy law and regulation in Portugal (Wet- en regelgeving inzake hernieuwbare energie in Portugal). CMS Expert Guide. https://cms.law/en/int/expert-guides/cms-expert-guide-to-renewable-energy/portugal
(81)    Artikel 2, lid 10, RED II.
(82)    Volgens WindEurope nadert 45 GW aan windparken in 2022-2026 het einde van hun economische levensduur.
(83)    Kitzing, L., Jensen, M.K., Telsnig, T. et al. “Multifaceted drivers for onshore wind energy repowering and their implications for energy transition” (Meervoudige factoren die de repowering van onshorewindenergie aansturen en hun gevolgen voor de energietransitie). Nat Energy 5, 1012-1021 (2020). https://doi.org/10.1038/s41560-020-00717-1  
(84)    “Why repowering is key to wind power industry’s growth” (Waarom repowering van cruciaal belang is voor de groei van de windenergiesector), Windpower Monthly, beschikbaar op https://www.windpowermonthly.com/article/1735687/why-repowering-key-wind-power-industrys-growth  
(85)    Hydropower Europe, https://hydropower-europe.eu/about-hydropower-europe/hydropower-energy/
(86)    Artikel 16, lid 6, RED II.
(87)    Artikel 16, lid 8, RED II.
(88)    Bijlage II bij de MEB-richtlijn.
(89)    Bijlage III bij de MEB-richtlijn.
(90)      In dergelijke gevallen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de fundamentele doelstelling van de MEB-richtlijn zoals vermeld in artikel 2, lid 1, wordt bereikt.
(91)   https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52021XC1203(01)&from=EN  
(92) https://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/docs/art6/NL_art_6_guide_jun_2019.pdf  
(93) https://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/pdf/methodological-guidance_2021-10/NL.pdf  
(94) Zoals voorgesteld in het pakket voor het koolstofvrij maken van de waterstof- en gasmarkt.
(95)     https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-13026-2020-INIT/nl/pdf (Conclusies van de Raad over testomgevingen voor regelgeving).
(96)    https://fsr.eui.eu/regulatory-sandboxes-in-the-energy-sector-the-what-the-who-and-the-how/
(97)    https://www.cre.fr/en/Energetic-transition-and-technologic-innovation/regulatory-sandbox
(98)    https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/experimenten-elektriciteitswet-2015-2018
(99)    https://www.ffg.at/Energie.Frei.Raum
(100)   Competitiveness of corporate sourcing of renewable energy. Annex C to part 2 of the study on the competitiveness of the renewable energy sector, Synopsis report: Online survey and interviews with EU stakeholders (Concurrentievermogen van de zakelijke afname van hernieuwbare energie. Bijlage C bij deel 2 van de studie over het concurrentievermogen van de hernieuwbare-energiesector. Online-enquête en interviews met EU-belanghebbenden) — Publicatiebureau van de EU (europa.eu)
(101)   Competitiveness of corporate sourcing of renewable energy Annex B to part 2 of the study on the competitiveness of the renewable energy sector, Country overview (Concurrentievermogen van de zakelijke afname van hernieuwbare energie. Bijlage B bij deel 2 van de studie over het concurrentievermogen van de hernieuwbare-energiesector, landenoverzicht) — Publicatiebureau van de EU(europa.eu)
(102)    Volgens RE-Source (2022) bedraagt de totale gecontracteerde capaciteit van PPA’s in Europa (met inbegrip van het VK en Noorwegen) 18,5 GW, waarvan Spanje 23 % voor zijn rekening neemt.
(103) “Spain calls on EU to endorse renewable energy contracts for industry” (Spanje roept de EU op om hernieuwbare-energieovereenkomsten voor het bedrijfsleven te bekrachtigen), EURACTIV.com, beschikbaar op https://www.euractiv.com/section/energy-environment/news/spain-calls-on-eu-to-endorse-renewable-energy-contracts-for-industry/
(104) Aurore Energy Research, EEX (8 dec 2021) Romanian PPAs – A new growth potential for renewables (Roemeense PPA’s — Een nieuw groeipotentieel voor hernieuwbare energie).
(105)    CEER(2021) C21-RES-75-05.
(106)    Lees meer op https://ec.europa.eu/info/overview-funding-programmes/technical-support-instrument-tsi_nl  
(107) REFORM/SC2020/009, Support to elaborate the legislative and regulatory framework to promote Power Purchase Agreements in Italy (Steun voor de uitwerking van het wet- en regelgevingskader ter bevordering van stroomafnameovereenkomsten in Italië).
(108) In het nationale energie- en klimaatplan is vermeld dat in 15 % van de vraag naar elektriciteit zal kunnen worden voorzien door hernieuwbare bronnen waarvoor corporate PPA’s zijn afgesloten.
(109) In de regeling moeten projectontwikkelaars aangeven — als onderdeel van hun inschrijving — in welke jaren zij overheidssteun willen en in welke jaren zij elektriciteit willen verkopen aan de markt of via stroomafnameovereenkomsten.
(110)    Bv. Amazon, Microsoft, Google of BASF.
(111)   https://www.cdp.net/en
(112) C8.2f – Reporting on the consumption of purchased or acquired energy (Verslaglegging over het verbruik van aangekochte of verkregen energie).
(113)   Competitiveness of corporate sourcing of renewable energy Annex A.2 to part 2 of the study on the competitiveness of the renewable energy sector, Case study: primary aluminium alcoa and norsk hydro (Concurrentievermogen van de zakelijke afname van hernieuwbare energie. Bijlage A.2 bij deel 2 van de studie over het concurrentievermogen van de hernieuwbare-energiesector, casestudy: primair aluminium Alcoa en Norsk Hydro) — Publicatiebureau van de EU (europa.eu)
(114)    Eindbeoordeling van de opzet van de groothandelsmarkt voor elektriciteit in de EU door ACER, april 2022, beschikbaar op https://www.acer.europa.eu/events-and-engagement/news/press-release-acer-publishes-its-final-assessment-eu-wholesale  
(115)     https://leap4sme.eu/wp-content/uploads/2021/07/LEAP4SME-D2.1-SME-energy-and-economic-mapping-in-Europe.pdf
(116)    Zoals uitdrukkelijk vermeld in de investeringsrichtsnoeren voor het InvestEU-fonds (C(2021) 2633 final), tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/523 (InvestEU-verordening).
(117)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32021R2139  
(118)

Beursgenoteerde micro-ondernemingen zijn van deze eis vrijgesteld.

(119) Uit een recente analyse is gebleken dat een groot deel van de ondernemingen nog geen verslag heeft uitgebracht over de milieuduurzaamheid van hun economische activiteiten.
(120) WBCSD, 2020. Cross-border renewable PPAs in Europe (grensoverschrijdende PPA’s voor hernieuwbare energie in Europa). Beschikbaar op https://www.wbcsd.org/contentwbc/download/10878/160801/1
(121) Ondertekend tijdens de COP22 in Marokko, zie analyse: https://static1.squarespace.com/static/609a53264723031eccc12e99/t/60ec6e66dcef4a49b3a8c8da/1626107520287/Pursuing-Cross-Border-PPAs-Between-Morocco-and-EU.pdf