Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Europees Parlement

Het Europees Parlement (EP) is het enige rechtstreeks gekozen orgaan van de Europese Unie (EU) en een van de grootste democratische vergaderingen in de wereld. Zijn 705 leden vertegenwoordigen 450 miljoen burgers van de EU. Ze worden eens in de vijf jaar gekozen door de kiezers van de 27 EU-lidstaten. De in het EP gekozen personen worden leden van het Europees Parlement (EP-leden) genoemd.

Het aantal in elke EU-lidstaat gekozen EP-leden wordt in hoofdzaak bepaald door het aantal inwoners van die lidstaat. De zetelverdeling tot het einde van de zittingsperiode 2019-2024 is als volgt: België: 21, Bulgarije: 17, Tsjechië: 21, Denemarken: 14, Duitsland: 96, Estland: 7, Ierland: 13, Griekenland: 21, Spanje: 59, Frankrijk: 79, Kroatië: 12, Italië: 76, Cyprus: 6, Letland: 8, Litouwen: 11, Luxemburg: 6, Hongarije: 21, Malta: 6, Nederland: 29, Oostenrijk: 19, Polen: 52, Portugal: 21, Roemenië: 33, Slovenië: 8, Slowakije: 14, Finland: 14 en Zweden: 21.

De zetelverdeling voor de zittingsperiode 2024-2029 wordt bijgewerkt in overeenstemming met Besluit (EU) 2023/2061 van de Europese Raad, en het totale aantal gekozen leden van het Europees Parlement wordt 720.

Ongeveer 40% van de EP-leden zijn vrouwen. EP-leden kunnen fracties vormen op basis van hun politieke gezindheid, niet op basis van hun nationaliteit.

Op waren de zetels als volgt verdeeld over zeven politieke fracties:

  • fractie van de Europese Volkspartij (178 EP-leden),
  • fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement (140),
  • fractie Vernieuwing Europa (102),
  • fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie (71),
  • fractie Europese Conservatieven en Hervormers (68),
  • fractie Identiteit en Democratie (59),
  • de linkse fractie in het Europees Parlement/Noords Groen Links (37).

Op die datum behoorden 49 EP-leden tot geen enkele politieke fractie.

De voornaamste bevoegdheden van het EP zijn de volgende.

  • wetgevende macht: voor de meeste EU-rechtshandelingen deelt het EP de wetgevende macht met de Raad van de Europese Unie, via de gewone wetgevingsprocedure;
  • begrotingsbevoegdheid: het EP is samen met de Raad bevoegd voor de goedkeuring van de jaarlijkse begroting, die uitvoerbaar wordt door de handtekening van de voorzitter van het EP. Het EP ziet tevens toe op de tenuitvoerlegging van de begroting.
  • controle op de instellingen van de EU, met name op de Europese Commissie: het EP kan de benoeming van commissarissen goedkeuren of afkeuren en kan de Commissie door middel van een motie van wantrouwen in haar geheel afzetten. Het EP oefent tevens controle uit op de activiteiten van de EU door middel van schriftelijke en mondelinge vragen die het tot de Commissie en de Raad kan richten. Het beschikt over de mogelijkheid om bijzondere commissies en onderzoekscommissies op te richten, waarvan de bevoegdheden niet beperkt zijn tot de activiteiten van de EU-instellingen, doch zich ook kunnen uitstrekken tot maatregelen die de lidstaten in het kader van de tenuitvoerlegging van het EU-beleid nemen.

Het Verdrag van Lissabon heeft de rol van het EP versterkt door het op gelijke voet met de Raad te plaatsen door:

  • uitbreiding van het toepassingsgebied van de gewone wetgevingsprocedure met veertig nieuwe domeinen, waaronder landbouw, energieveiligheid, immigratie, justitie en binnenlandse zaken, volksgezondheid en structuurfondsen;
  • versterking van de rol van het EP bij de goedkeuring van de EU-begroting — het EP is verantwoordelijk voor de goedkeuring van de volledige begroting, samen met de Raad;
  • erin te voorzien dat de EP-leden hun goedkeuring moeten geven aan uiteenlopende internationale overeenkomsten waarover de EU onderhandelt, zoals internationale handelsovereenkomsten;
  • verlening aan het EP van nieuwe rechten op informatie over de werkzaamheden van de Europese Raad, het roulerende voorzitterschap van de Raad en de Europese Dienst voor extern optreden;
  • het EP het recht te geven om voorstellen voor verdragswijzigingen te formuleren;
  • uitbreiding van de controlebevoegdheid van het EP bij de verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie en bij de goedkeuring van de leden van de Commissie door middel van een stemming ter goedkeuring.

EP-leden wonen de plenaire vergaderingen van het EP in Straatsburg en Brussel bij, alsmede de vergaderingen van de commissies en de politieke fracties in Brussel.

Artikel 223(2) van het Verdrag betreffende de werking van de EU bepaalt dat het EP een statuut voor de leden van het EP moet aannemen. Daarin worden de regels voor de uitoefening van de taken van de EP-leden vastgesteld.

Een gedragscode verplicht EP-leden ertoe uitsluitend in het algemeen belang te handelen en hun werk te verrichten met belangeloosheid, integriteit, openheid, ijver, eerlijkheid, verantwoordingsplicht en eerbied voor de reputatie van het EP.

Artikel 232 van het Verdrag betreffende de werking van de EU vereist dat het EP een reglement van orde — de interne organisatorische en operationele regels van het EP — vaststelt.

ZIE OOK

Naar boven