This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0556
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS The EU's External Aviation Policy - Addressing Future Challenges
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het externe luchtvaartbeleid van de EU - De aanpak van toekomstige uitdagingen
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het externe luchtvaartbeleid van de EU - De aanpak van toekomstige uitdagingen
/* COM/2012/0556 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het externe luchtvaartbeleid van de EU - De aanpak van toekomstige uitdagingen /* COM/2012/0556 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Het externe luchtvaartbeleid van de EU - De
aanpak van toekomstige uitdagingen 1. Inleiding 1. De luchtvaart speelt een
fundamentele rol in de Europese economie, zowel voor de EU-burgers als voor het
bedrijfsleven. De luchtvaart verschaft werk aan 5,1 miljoen mensen en draagt
365 miljard euro (2,4 %) bij tot het Europese BBP[1]. Ze levert dus een
cruciale bijdrage tot economische groei, werkgelegenheid, toerisme, contacten
tussen mensen en tot de regionale en sociale samenhang in de Unie. Zoals de
Commissie in 2011 heeft uiteengezet in haar witboek Vervoer[2], is de luchtvaart van
essentieel belang voor de verbindingen tussen Europa en de rest van de wereld
en zal ze dat ook blijven. Door historische hinderpalen uit de weg te ruimen,
heeft de EU in de laatste twee decennia de gefragmenteerde nationale
luchtvaartmarkten hervormd en geïntegreerd in de grootste en meest open regionale
luchtvaartmarkt ter wereld. 2. Europa is echter zwaarder
getroffen door de mondiale recessie dan andere regio's. Diverse uitdagingen
bedreigen de concurrentiepositie van haar internationale
luchtvaartmaatschappijen. Om het hoofd te kunnen bieden aan deze uitdagingen
wordt in deze mededeling gepleit voor een grondige en snelle hervorming van het
externe luchtvaartbeleid van de EU. Europa moet een sterke en concurrerende
luchtvaartsector behouden, die de kern vormt van een mondiaal netwerk dat de EU
verbindt met de rest van de wereld. We moeten goed nadenken over de
strategische rol van de luchtvaart in het algemeen, over de bijzondere rol die
luchtvaartmaatschappijen, luchthavens, fabrikanten en dienstverleners in de EU
spelen in termen van groei, werkgelegenheid en de belangrijke bijdrage die de
luchtvaart kan leveren tot de EU-groeistrategie "Europa 2020" en tot
het herstel van de Europese economie. De Europese luchtvaartmaatschappijen
staan in de frontlinie en vechten om te overleven in een harde internationale
markt[3]
die wordt gekenmerkt door uiteenlopende regelgevingskaders en culturen, door
bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten die de markttoegang beperken en
door concurrentie die in derde landen vaak wordt verstoord door oneerlijke
subsidies of praktijken, zoals beperkingen op het overvliegen van het
grondgebied. 3. In deze mededeling wordt
nagegaan welke vooruitgang is geboekt sinds de mededeling van de Commissie uit
2005 over de ontwikkeling van een extern luchtvaartbeleid voor de EU[4]. De "klassieke"
aspecten van internationale luchtvaartbetrekkingen en –overeenkomsten staan
centraal in deze mededeling, maar ook diverse andere belangrijke aspecten met
een sterke internationale dimensie, die een steeds belangrijker rol spelen voor
marktgroei en concurrentievermogen, komen aan bod: de ontwikkeling van het
gemeenschappelijk Europees luchtruim en de bijbehorende technologische pijler
SESAR (Single European Sky ATM Research); het Europese veiligheidsbeleid,
waarbij een steeds grotere internationale rol is weggelegd voor het Europees
Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het EASA), bilaterale
luchtvaartveiligheidsovereenkomsten en technische samenwerking; het Europese
luchtvaartbeveiligingsbeleid, dat tot doel heeft wederrechtelijke daden tegen
de burgerluchtvaart te voorkomen, en het Europees luchthaven- en
infrastructuurbeleid, dat moet leiden tot een levensvatbare en kostenefficiënte
infrastructuur. Bij elke herziening en versterking van het externe
luchtvaartbeleid van de EU moet rekening worden gehouden met deze belangrijke
aspecten. 4. De mededeling komt tot het
besluit dat het beleid uit 2005 in de juiste richting gaat, maar nu, zeven jaar
later, moeten we erkennen dat de luchtvaartwereld er helemaal anders uitziet.
De Europese luchtvaart heeft dringend behoefte aan een sterker kader met
eerlijke en open concurrentie, dat tot stand kan worden gebracht door een veel
beter gecoördineerde Europese benadering van de externe luchtvaartbetrekkingen.
Een gedeelde politieke bereidheid om werk te maken van onderhandelingen op
EU-niveau met aantoonbare toegevoegde waarde en economische voordelen, is in
het belang van de Europese consument en van het concurrentievermogen van de
sector. 5. De EU moet gebruikmaken van
het volledige beschikbare instrumentarium, inclusief machtigingen van de Raad
om op EU-niveau onderhandelingen te voeren met belangrijke partners en Europese
buurlanden en moet zich, indien nodig, effectiever verdedigen tegen oneerlijke
praktijken. De EU moet leiderschap tonen bij het streven naar wijzigingen van
de internationale regelingen inzake eigendom en controle, zodat in de EU
gevestigde mondiale luchtvaartmaatschappijen ook in de komende jaren een
prominente plaats blijven innemen in het mondiale netwerk. Daarbij mogen we niet
uit het oog verliezen dat we er niet alleen naar streven het
concurrentievermogen van de volledige waardeketen van de Europese luchtvaart te
versterken, en alle elementen die daar deel van uitmaken, maar dat we dit ook
doen in het belang van de eindconsument. 1.1. Voortbouwen op de vooruitgang
die geboekt is sinds 2005 – tijd voor een toetsing 6. De verwezenlijkingen van het
externe luchtvaartbeleid van de EU in de voorbije zeven jaar, gebaseerd op drie
belangrijke pijlers – het herstellen van de rechtszekerheid, de
totstandbrenging van een gemeenschappelijke luchtvaartruimte met buurlanden en
uitgebreide overeenkomsten met belangrijke partners – zijn uiteengezet in de
bijlage. Deze verwezenlijkingen zijn, kort samengevat, aanzienlijk. Door de
gecoördineerde inspanningen van de Europese Commissie en de EU-lidstaten is de
rechtszekerheid voor bijna 1 000 bilaterale overeenkomsten voor
luchtdiensten met 117 niet-EU-landen hersteld. Er is ook tastbare vooruitgang
geboekt bij de ontwikkeling van een ruimere gemeenschappelijke luchtvaartruimte
met buurlanden; zo zijn al overeenkomsten ondertekend met de Westelijke Balkan,
Marokko, Jordanië, Georgië en Moldavië en wordt onderhandeld over andere
overeenkomsten. De economische voordelen van de eerste van deze overeenkomsten
(Westelijke Balkan en Marokko) worden geraamd op 6 miljard euro tussen 2006 en
2011[5]. Sinds 2005 heeft de EU
ook onderhandeld over uitgebreide luchtvervoersovereenkomsten met een aantal
belangrijke handelspartners: de Verenigde Staten, Canada en Brazilië. 7. Sinds 2005 heeft het externe
luchtvaartbeleid van de EU aanzienlijke resultaten opgeleverd, die de EU in
staat hebben gesteld een belangrijke speler te worden in de mondiale luchtvaart
en die tot tastbare economische en andere voordelen hebben geleid. Het is
echter ook duidelijk dat de vooruitgang niet zo groot en snel als nodig is
geweest. De overgang van uitsluitend bilaterale betrekkingen tussen
EU-lidstaten en partnerlanden naar een mix van bilaterale betrekkingen en
betrekkingen op EU-niveau heeft soms tot verwarring geleid bij de
partnerlanden, en de EU-belangen zijn niet altijd optimaal omschreven en
verdedigd. Daarom moeten op EU-niveau verdere inspanningen worden geleverd om
de inspanningen van de Europese Commissie en de lidstaten te coördineren en om
samen te werken met belanghebbenden uit de sector. 8. De wijzigingen en uitdagingen
in de mondiale luchtvaartgemeenschap hebben de EU de kans gegeven om een
leidende rol te spelen bij het nastreven van een ambitieus en coherent
internationaal luchtvaartbeleid (zie hieronder). De versnippering heeft echter
nog steeds de bovenhand, met een algemeen gebrek aan eenheid en
solidariteitszin op EU-niveau. Er is nog geen sprake van een breed
gemeenschappelijk extern luchtvaartbeleid van de EU; het EU-beleid wordt nog te
veel bepaald door nationale belangen en is te sterk afhankelijk van
ad-hocinitiatieven op basis van individuele machtigingen om te onderhandelen. 9. Een andere factor die sinds
kort meespeelt, is de reactie van een groot aantal internationale partners op
de opname van de luchtvaart in de emissiehandelsregeling van de EU. Aangezien
het koolstofvrij maken van de economie van primordiaal belang is, beschouwt de
EU de duurzame ontwikkeling van de luchtvaart echter als een belangrijk onderdeel
van het extern beleid, zowel bilateraal als mondiaal, via de ICAO. Uit de
reacties op de emissiehandelsregeling van de EU blijkt dat er behoefte is aan
verdere samenwerking op het gebied van klimaatverandering om de hinderpalen te
overwinnen en meer ruimte te scheppen voor wederzijds voordelige samenwerking.
De EU is een sterk voorstander van een mondiale benadering van het probleem van
de luchtvaartemissies en herhaalt nogmaals dat zij bereid is hierover
overeenstemming te bereiken, zodat de luchtvaartsector zich op duurzame wijze
kan ontwikkelen. 10. De voorbije zeven jaar is
aanzienlijke vooruitgang geboekt, maar dit volstaat duidelijk niet. Door de
zeer dynamische en snel wijzigende mondiale luchtvaart duiken constant nieuwe
uitdagingen op. Bovendien hebben deze uitdagingen steeds vaker een mondiaal
karakter. Er is dus steeds meer behoefte aan een gezamenlijk EU-antwoord, want
het is zeer moeilijk een oplossing te vinden op het niveau van de lidstaten. 11. De tijd is gekomen om een
aanzienlijke stap voorwaarts te zetten met het externe luchtvaartbeleid en de
visie van de EU. Het beleid moet dringend worden getoetst en bijgewerkt. De
snelheid van de niet-gecoördineerde marktliberalisering tussen EU-lidstaten en
bepaalde niet-EU-landen is van die aard dat, als we nu niet zorgen voor een
ambitieuzer en effectiever extern EU-beleid, het over enkele jaren wel eens te
laat zou kunnen zijn. Het schijnbare voornemen van de lidstaten om bilaterale
luchtverkeersrechten te blijven toekennen aan derde landen zonder passende
tegenprestatie of zonder rekening te houden met de gevolgen op EU-niveau, is
een factor die daartoe kan bijdragen. Bovendien hebben we onvoldoende
vooruitgang geboekt bij het aanpakken van eigendoms- en controlebeperkingen.
Deze dreigen de ontwikkeling van een mondiale luchtvaartsector te doen
vastlopen en ontzeggen EU-luchtvaartmaatschappijen de toegang tot belangrijke
nieuwe kapitaalbronnen. De werkingssfeer van de onderhandelingen op EU-niveau
moet dringend worden uitgebreid tot een aantal steeds belangrijker wordende
luchtvaartpartners. 2. Belangrijke uitdagingen in
een snel veranderende mondiale luchtvaartomgeving 2.1. Markttendensen op middellange
en lange termijn 12. Luchtvervoer is bijna een
verworven recht geworden en wordt als vanzelfsprekend beschouwd in de EU en de
rest van de wereld. De mobiliteit beperken is geen optie:
verbindingsmogelijkheden vormen de sleutel tot concurrentiekracht. In
ontluikende economieën is het streven naar meer luchtvervoer begrijpelijkerwijs
groot, en de meer gegoede lagen van de bevolking die geleidelijk ontstaan in
deze markten zullen aanzienlijk bijdragen tot een groeiende vraag naar
luchtvervoer. Wereldwijd zal de middenklasse bijna verdrievoudigen in omvang
tegen 2030 (van 1,8 miljard in 2010 tot 4,9 miljard in 2030); in de regio
Azië-Stille Oceaan zal ze zelfs met een factor zes toenemen[6]. 13. Ondanks de huidige economische
crisis wordt verwacht dat het mondiale luchtvervoer op lange termijn met
ongeveer 5 % per jaar zal groeien tot 2030[7],
wat in totaal neerkomt op een groei met meer dan 150 %. De vraag naar
luchtvervoer wordt hoofdzakelijk gevoed door economische groei en welvaart. De
jaarlijkse groei van het BBP in Europa zal naar verwachting 1,9 % bedragen
tussen 2011 en 2030, tegenover respectievelijk 7,5 % en 7,2 % in India en
China[8].
Dit betekent dat de groei van de luchtvaartsector gedeeltelijk zal verschuiven
naar gebieden buiten de EU. De verwachting is dat met name Azië en het
Midden-Oosten de draaischijf zullen worden van de internationale luchtverkeersstromen.
De helft van het nieuwe luchtverkeer in de komende 20 jaar zal naar, van of in
de regio Azië-Stille Oceaan plaatsvinden. Deze regio zal tegen 2030 een
marktaandeel van 38 % halen en dus de VS inhalen als leidende regio.
Doordat het groeipercentage van EU-luchtvaartmaatschappijen lager ligt dan het
gemiddelde, zullen zij in de meeste regio's marktaandeel verliezen aan
niet-EU-luchtvaartmaatschappijen. In 2003 hadden de EU-luchtvaartmaatschappijen
een marktaandeel van 29 % van alle interregionale capaciteit ter wereld.
In 2025 zal dit waarschijnlijk zijn teruggevallen tot 20 %[9]. Wanneer niets wordt
ondernomen om deze tendens om te buigen, zullen Europese
luchtvaartmaatschappijen minder voordelen en groei genereren voor de Europese
economie. 14. Tegelijk hebben de
niet-EU-luchtvaartmaatschappijen hun mondiale positie versterkt. Het regionale
verkeer zal naar verwachting het snelst toenemen in het Midden-Oosten, waar
tegen 2030 de regionale luchtvaartmaatschappijen 11 % van het
wereldverkeer zullen vertegenwoordigen, in vergelijking met 7 % in 2010. De
mondiale concurrentiepatronen zijn grondig gewijzigd door de opkomst van
maatschappijen uit de Golfregio die zogenaamde rechten van de zesde vrijheid
uitoefenen (markten met elkaar verbinden over intercontinentale routes via hun
hubs), die hun marktaandeel vergroten en een agressieve positie innemen met het
oog op de toekomst, met massale nieuwe investeringen in luchtvaartuigen en
luchthavens, en die profijt trekken van een wereldwijd netwerk van zeer vrije
bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten. De regeringen in de Golfregio
hebben zwaar geïnvesteerd in de luchtvaartsector, waardoor ze van luchtvaart de
facto een strategisch instrument hebben gemaakt om de mondiale rol van de regio
te bevorderen. Ook de Zuid-Amerikaanse markten zijn gegroeid, zij het vanuit
een kleinere basis; de Aziatische luchtvaartmaatschappijen hebben consequent
groei aangemoedigd, en de VS-maatschappijen hebben hun concurrentievermogen
geconsolideerd en verbeterd, zij het geholpen door de wetgeving ter bescherming
tegen schuldeisers. 2.2. Concurrerende
bedrijfsmodellen in de luchtvaart 15. De levensvatbaarheid van de
verschillende bedrijfsmodellen die in de EU worden toegepast, zoals het
punt-tot-puntmodel en het netwerkmodel en de bijbehorende routesystemen, is
belangrijk voor de concurrentiekracht van de EU-maatschappijen op externe
markten. 16. De Europese luchtvaartsector
ondergaat grondige wijzigingen. De netwerkmaatschappijen hebben tegenwoordig af
te rekenen met zware concurrentie van lagekostenmaatschappijen. Deze
vertegenwoordigen nu 40 % van de aangeboden capaciteit in de EU en naar
verwachting zal dit aandeel verder toenemen[10]. 17. Dit heeft natuurlijk grote
gevolgen voor de activiteiten, prestaties en winstgevendheid van de
netwerkmaatschappijen in de EU. Lagekostenmaatschappijen hebben veel beter
gebruik gemaakt van de nieuwe marktvrijheden ten gevolge van liberalisering dan
de netwerkmaatschappijen. Zij hebben nieuwe vraag gecreëerd door lagere
tarieven en door punt-tot-puntdiensten aan te bieden, zonder de verplichtingen
die aansluitende vluchten met zich meebrengen. Maar ze hebben zich ook
hoofdzakelijk beperkt tot korte- en middellangeafstandsvluchten. Door de
toegenomen concurrentie van lagekostenmaatschappijen en hogesnelheidstreinen
hebben de grote Europese netwerkmaatschappijen de voorbije jaren aanzienlijke
verliezen geleden op hun intra-Europese korte- en
middellangeafstandsactiviteiten. Deze verliezen zijn gedeeltelijk gecompenseerd
door langeafstandroutes, de belangrijkste inkomstenbron van deze
maatschappijen. Een krachtig extern EU-luchtvaartbeleid, gericht op belangrijke
langeafstandsgroeimarkten, zou nieuwe commerciële kansen creëren voor
EU-luchtvaartmaatschappijen. 18. Naar verwachting zullen netwerkmaatschappijen
een centrale rol blijven spelen in het internationaal luchtverkeer en zullen
zij tegen 2030 74 % van het wereldwijde verkeer voor hun rekening nemen[11]. De
netwerkmaatschappijen blijven dus van cruciaal belang om Europa te verbinden
met de rest van de wereld; lagekostenmaatschappijen zullen hier waarschijnlijk
niet veel toe bijdragen, behalve dan door te vliegen naar de luchthavens van
waar het intercontinentale verkeer vertrekt. In die zin kunnen de twee
bedrijfsmodellen eventueel synergieën en punten van convergentie ontwikkelen. 2.3. Het belang van hubs 19. De economische voordelen van
hubs zijn bekend: ze maken het mogelijk dunner bezette routes toch met winst te
exploiteren door het aansluitende verkeer. Om levensvatbaar te zijn, heeft een
hub een aanzienlijk niveau van lokale vraag nodig en een extensief netwerk van
feederdiensten. Daarom bevinden de meest succesvolle hubs zich gewoonlijk op de
luchthavens van grote steden. 20. Mits op enkele punten
voorbehoud wordt gemaakt, is er geen reden om aan te nemen dat Europese
luchtvaartmaatschappijen nu of in de afzienbare toekomst geen levensvatbare
hubs zouden kunnen exploiteren, hetzij voor goederen hetzij voor passagiers. Om
het Europese concurrentievermogen in stand te houden, moeten de problemen van
het gebrek aan investeringen in luchthaveninfrastructuur en het toenemende
tekort aan capaciteit, die op sommige Europese luchthavens al tot een beperking
van het aantal exploiteerbare feederroutes hebben geleid, effectief worden
opgelost. Investeringen in luchthaveninfrastructuur en de ontwikkeling van
hubs, voor zover ze worden gerechtvaardigd door een sterke en duurzame vraag,
zijn van cruciaal belang om Europese hubs in staat te stellen te concurreren
met de hubs die in andere delen van de wereld ontstaan. Het is dan ook
belangrijk knelpunten voor de groei in een vroeg stadium op te sporen en uit de
weg te ruimen of toch ten minste de negatieve impact ervan te beperken door de
schaarse luchthavencapaciteit met alle mogelijke middelen efficiënter te
benutten. 3. Belangrijkste doelstellingen
van het toekomstige externe luchtvaartbeleid van de EU 3.1. Eerlijke en open concurrentie
tot stand brengen 21. Een andere belangrijke
voorwaarde is dat EU-luchtvaartmaatschappijen op open, eerlijke en niet-verstoorde
basis kunnen concurreren. 22. De EU beschouwt open markten
als de beste basis voor de ontwikkeling van internationale
luchtvaartbetrekkingen en juicht concurrentie dan ook toe. Dit is een
fundamentele les uit het succesverhaal van de interne luchtvaartmarkt van de
EU. Het is van vitaal belang te zorgen voor een bedrijfsklimaat dat
EU-luchtvaartmaatschappijen in staat stelt internationaal te concurreren, maar
het externe luchtvaartbeleid van de EU moet ook het belang van eerlijke en open
concurrentie benadrukken. Wanneer de markt wordt verstoord omdat gebruik wordt
gemaakt van subsidies en oneerlijke praktijken, omdat regelgevingskaders niet
consequent worden toegepast of omdat bedrijven te weinig transparantie aan de
dag leggen in hun financiële rapportering, is het gerechtvaardigd de sector te
beschermen tegen oneerlijke concurrentie. 23. De luchtvaart is een
dienstensector in een mondiale markt. Duurzame concurrentie hangt dus af van
eerlijke concurrentievoorwaarden. In Europa gevestigde luchtvaartmaatschappijen
hebben een internationaal concurrentienadeel als hun productiekosten hoger zijn
dan die van andere luchtvaartmaatschappijen. De concurrentiekracht van
EU-luchtvaartmaatschappijen, waarvan vele het financieel moeilijk hebben, wordt
schade toegebracht wanneer de economische lasten die bepalend zijn voor de
eenheidsprijzen hoger zijn dan die van luchtvaartmaatschappijen in andere delen
van de wereld. De toepassing van nieuwe nationale belastingen op de
luchtvaartsector kan een nadelig effect hebben op de interne markt en op de
concurrentiekracht van in de EU gevestigde luchtvaartondernemingen. Dit
probleem moet nader worden onderzocht. De EU moet consequenter optreden om te
vermijden dat dit nadelige effecten heeft op de concurrentiekracht van in de EU
gevestigde luchtvaartmaatschappijen en op de concurrentie op de interne markt.
Een andere handicap voor EU-luchtvaartmaatschappijen zijn de hoge kosten ten
gevolge van congestie op luchthavens en in het luchtruim in Europa en de hogere
ATM-vergoedingen en luchthavengelden. Door de hoge arbeidsnormen en de goed
ontwikkelde socialezekerheidssystemen zijn ook de arbeidskosten in Europa hoger
dan in de meeste andere werelddelen; hetzelfde geldt voor de kosten ten gevolge
van de regelgeving inzake passagiersrechten en de kosten van koolstofemissies.
Sommige van deze extra economische lasten en kosten voor vluchten van en naar
Europa, in vergelijking met de situatie in andere regio's, zullen nog minstens
enige tijd blijven bestaan, maar andere kunnen in zekere mate worden
gecompenseerd door innovatie, snellere uitrol van nieuwe technologie in Europa
of productiviteitswinsten, of kunnen ter sprake worden gebracht tijdens
onderhandelingen met partnerlanden met het doel een gelijk speelveld te
creëren, bijvoorbeeld wat internationale arbeids- en milieunormen betreft. 24. Het is dan ook belangrijk dat
de volledige waardeketen in de luchtvaart (luchthavens, verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, fabrikanten, geautomatiseerde
reserveringssystemen, grondafhandelaars enz.) en de kostenstructuren, het
niveau van blootstelling aan concurrentie in andere delen van de waardeketen en
mechanismen voor de financiering van infrastructuur in andere belangrijke
markten in overweging worden genomen bij het beoordelen van de
concurrentiekracht van de EU-luchtvaartsector, en met name de internationale
concurrentiekracht van EU-luchtvaartmaatschappijen. Maar uiteindelijk zijn de
EU-luchtvaartmaatschappijen zelf verantwoordelijk voor hun concurrentiekracht
en voor het aanbieden van de juiste combinatie van prijzen en
dienstverleningsniveaus die de klanten wensen. 25. Het is ook belangrijk dat de
concurrentie, zowel binnen als buiten de EU, niet wordt verstoord door
oneerlijke praktijken. Wat de situatie binnen de EU betreft, heeft de Europese
Commissie recentelijk een reeks grondige onderzoeken geopend naar gevallen van
mogelijke staatssteun aan luchtvaartmaatschappijen door regionale luchthavens
in diverse EU-lidstaten. Luchtvaartmaatschappijen die dergelijke steun
ontvangen, genieten een economisch voordeel tegenover hun concurrenten,
waardoor de concurrentie op de interne EU-markt wordt verstoord. De Commissie
heeft ook aangekondigd dat zij in 2012 de communautaire richtsnoeren voor
financiering van luchthavens en aanloopsteun van de overheid voor
luchtvaartmaatschappijen met een regionale luchthaven als thuishaven zal
herzien. Ook de recente vaststelling van EU-regels inzake sociale zekerheid
voor mobiele werknemers in de EU[12],
zoals vliegtuigbemanningen, zal de werking van de interne markt verbeteren
omdat de praktijken van sommige luchtvaartmaatschappijen waarbij zij gebruik
maken van de goedkoopste socialezekerheidsstelsels, ongeacht de thuisbasis van
het bemanningslid, niet meer zijn toegestaan. De vaststelling of wijziging van
EU-wetgeving kan op die manier bijdragen tot de totstandbrenging van een
ondernemingsklimaat dat EU-luchtvaartmaatschappijen in staat stelt de
internationale concurrentie aan te gaan. 26. Wat de situatie buiten de EU
betreft, werd met Verordening (EG) nr. 868/2004[13] gepoogd om bescherming
te bieden tegen subsidiëring en oneerlijke prijspraktijken waardoor
EU-luchtvaartmaatschappijen nadeel ondervinden bij de levering van
luchtdiensten vanuit niet-EU-landen. Er is echter een sterke roep om
effectievere EU-instrumenten ter bescherming van de Europese belangen tegen
oneerlijke praktijken in de luchtvaartsector. Verordening (EG) nr. 868/2004 is
nooit gebruikt; de sector beweert dat de verordening in de praktijk niet
bruikbaar is omdat ze is opgesteld naar het model van antidumping- en
antisubsidiëringsmaatregelen in de goederensector en niet is aangepast aan de
specifieke kenmerken van een dienstensector als de luchtvaart. Ook de
rechtsmiddelen en de procedurele aspecten van de verordening worden als
ongeschikt beschouwd voor een dienstensector. Er moet een passender en
effectiever instrument worden ontwikkeld om eerlijke en open concurrentie te
waarborgen in de externe luchtvaartbetrekkingen van de EU. 27. De luchtvaartsystemen waarmee
EU-luchtvaartmaatschappijen en –hubs concurreren in de Golfregio zijn het
resultaat van duidelijke beslissingen om de luchtvaart te ontwikkelen als een
strategische economische sector die voordelen oplevert voor de hele economie.
De luchtvaartmaatschappijen uit de Golfregio houden vol dat zij geen oneerlijke
voordelen putten uit deze systemen. Een snelle oplossing voor dergelijke
problemen zou de opstelling zijn - liefst op EU-niveau - van
standaardconcurrentiebepalingen die moeten worden opgenomen in de bilaterale
overeenkomsten voor luchtdiensten met EU-lidstaten. 28. In deze nieuwe commerciële
context is het belangrijk en gerechtvaardigd dat de EU effectief internationaal
kan optreden om de concurrentiekracht van EU-luchtvaartmaatschappijen te
beschermen tegen oneerlijke concurrentie en/of praktijken, ongeacht waar deze
vandaan komen. 3.2. Een groeistrategie op basis
van "Meer Europa" 29. De EU-luchtvaartsector, en met
name de internationale netwerkmaatschappijen, hebben een moeilijke periode
doorgemaakt en staan nog steeds voor zeer ernstige uitdagingen. Om het hoofd te
kunnen bieden aan deze uitdagingen zijn eensgezinde en snelle inspanningen op
EU-niveau noodzakelijk, die beter gecoördineerd en effectiever zijn dan het
huidige systeem van bilaterale onderhandelingen en betrekkingen. De EU heeft
aangetoond dat zij, als zij eensgezind optreedt, een toegevoegde waarde kan
bieden, zowel tijdens onderhandelingen als bij het toezicht op de goede werking
van overeenkomsten, bijvoorbeeld via gemeenschappelijke standpunten in de
gemengde comités die in het kader van de diverse overeenkomsten zijn opgericht.
30. In een onafhankelijke studie
die in opdracht van de Commissie is uitgevoerd[14],
werden de economische baten van uitgebreide luchtvervoersovereenkomsten op
EU-niveau met buurlanden en belangrijke partners, met name in snel groeiende
en/of restrictieve markten, op meer dan 12 miljard euro per jaar geraamd.
Voorbeelden van dergelijke markten zijn Turkije, China, Rusland, Golfstaten[15], Japan, Egypte en
India. 31. Het behoud van een sterke en
concurrerende luchtvaartsector die de EU verbindt met de rest van de wereld, is
van strategisch belang voor de EU. De snelst groeiende luchtvaartmarkten
bevinden zich buiten Europa; het is van vitaal belang dat de Europese
luchtvaartsector de kans krijgt ook op deze markten te groeien. De uitdaging
bestaat erin de Europese luchtvaartsector in een zodanige positie te brengen
dat zij profijt kan trekken van de voordelen van het snel veranderende
ondernemingsklimaat en van de toegang tot nieuwe snel groeiende markten. Dit
vergt een coherente visie van de EU en een duidelijk signaal dat de EU
eensgezind optreedt in haar externe luchtvaartbetrekkingen. 32. Het externe luchtvaartbeleid
van de EU moet gebaseerd zijn op drie parallelle doelstellingen die met elkaar
moeten worden verzoend om voordelen op leveren voor de hele economie en groei
en werkgelegenheid te creëren: (i) voordelen opleveren voor de consumenten
(door middel van een aanhoudende sterke focus op marktliberalisering); (ii) de
concurrentiekracht beschermen, hetgeen sterkere maatregelen op EU-niveau
vereist om aan te dringen op hervormingen op het gebied van eigendom en
controle, een beperking van de regelgevingslast en een internationaal gelijk
speelveld (allemaal moeilijk te verwezenlijken op het niveau van de lidstaten);
en (iii) bredere beleidsdoelstellingen die verder reiken dan verkeersrechten
(van doorslaggevend belang in de EU-aanpak is het streven naar veiligheid,
beveiliging en milieuvriendelijkheid). 33. De initiatieven van het
externe luchtvaartbeleid van de EU moeten de Europese belangen sterker
bevorderen en verdedigen en de Europese waarden, normen en beste praktijken
blijven aanmoedigen op basis van samenwerking. Het externe luchtvaartbeleid van
de EU moet er via regelgevende samenwerking en convergentie naar streven dat de
hoogst mogelijk normen worden toegepast in de sector. Deze doelstellingen
kunnen niet worden bereikt zonder gecoördineerde onderhandelingen op EU-niveau
met belangrijke partners. 4. De lessen die zijn geleerd
en de weg vooruit 4.1. Welke punten uit het
stappenplan van 2005 moeten nog worden verwezenlijkt? 34. In de voorbije zeven jaren
hebben belangrijke verwezenlijkingen plaatsgevonden in het externe
luchtvaartbeleid van de EU, zowel kwantitatieve als kwalitatieve (zie de
bijlage). Er waren echter ook tekortkomingen en echte ontgoochelingen, waaruit
lessen moeten worden getrokken. 35. In de eerste pijler (het
herstellen van de rechtszekerheid) is veel verwezenlijkt. De EU moet echter op
gecoördineerde en vastberaden wijze met bepaalde partners blijven samenwerken
om de resterende problemen op te lossen. 36. In de tweede pijler
(nabuurschapsovereenkomsten) is onderhandeld over een aantal belangrijke
overeenkomsten die in toenemende mate voordelen zullen opleveren voor zowel de
EU als de buurlanden. De intensiteit en snelheid van de contacten en
onderhandelingen met de resterende buurlanden moeten worden opgedreven teneinde
tegen 2015 overeenkomsten te bereiken met Oekraïne, Turkije, Tunesië,
Azerbeidzjan, Libanon, Algerije, Armenië, Egypte, Libië en Syrië (afhankelijk
van de nationale en regionale politieke omstandigheden). Het is belangrijk
ervoor te zorgen dat dit proces mettertijd leidt tot een werkelijk
geïntegreerde gemeenschappelijke luchtvaartruimte waarin ook de betrekkingen
tussen de buurlanden onderling op open en geïntegreerde wijze verlopen.
Aangezien de EU met alle buurlanden vergelijkbare doelstellingen nastreeft,
heeft het geen zin meer dat de Raad machtigingen verleent om met elk land
afzonderlijk te onderhandelen. Het zou veel efficiënter zijn de Commissie één
machtiging te verlenen om met alle resterende buurlanden te onderhandelen. De
onderhandelingen zullen wel nog plaatsvinden met elk land individueel. Dit zou
het mogelijk maken flexibeler te bepalen wanneer de onderhandelingen worden
opgestart. 37. In de derde pijler
(uitgebreide overeenkomsten met belangrijke partners) is onderhandeld over een
aantal belangrijke overeenkomsten. Enkele belangrijke doelstellingen op dit
gebied zijn echter nog niet bereikt, met name de liberalisering van de eigendom
en controle van luchtvaartmaatschappijen in het kader van de overeenkomsten
tussen de EU en de VS en de EU en Canada. 38. Ondanks de wereldwijde
vooruitgang op weg naar meer liberale regelgeving voor internationaal
luchtvervoer, zijn de regeringen er nog steeds niet in geslaagd de archaïsche
regels inzake eigendom en controle van luchtvaartmaatschappijen te hervormen.
In de meeste landen geldt nog steeds de regel dat luchtvaartmaatschappijen voor
de meerderheid eigendom moeten zijn van en onder controle moeten staan van de
eigen onderdanen, waardoor hen de toegang tot een ruimer aanbod aan
investeerders en kapitaalmarkten wordt ontzegd. Het effect daarvan is dat een
artificiële structuur is opgelegd aan de luchtvaartsector, die niet bestaat in
andere sectoren. Ondanks het mondiale karakter van de luchtvaart, is er geen
enkele echt mondiale luchtvaartmaatschappij, terwijl er in andere sectoren wel
mondiale bedrijven zijn. Grensoverschrijdende consolidering, wat door velen als
een vereiste voor een economisch duurzamer luchtvaartsector wordt beschouwd,
wordt streng beperkt. In de VS is de buitenlandse eigendom van
luchtvaartmaatschappijen bijvoorbeeld beperkt tot 25 %. De nationale
beperkingen op eigendom en controle hebben geleid tot de oprichting van drie
mondiale allianties van luchtvaartmaatschappijen (Star Alliance, SkyTeam en
oneworld), en meer specifiek de joint ventures tussen sommige leden op bepaalde
routes. Deze benaderen nog het dichtst mondiale luchtvaartmaatschappijen. 39. EU-luchtvaartmaatschappijen
vallen echter niet onder nationale beperkingen inzake eigendom en controle,
maar kunnen eigendom zijn van om het even welke EU-entiteit. De voorbije jaren
heeft een grensoverschrijdende consolidering plaatsgevonden binnen de sector
van de Europese luchtvaartmaatschappijen, rond drie belangrijke groepen: de
groep Air France-KLM; de Lufthansa-groep, met SWISS, Austrian Airlines en een
aanzienlijk aandeel in Brussels Airlines; en recentelijk is de International Airlines
Group (IAG) opgericht als moederbedrijf van British Airways, Iberia en nu ook
bmi. De eis inzake EU-meerderheidseigendom kan worden opgegeven via
overeenkomsten met partnerlanden die meerderheidseigendom en –controle door
buitenlanders toestaan. 40. Deze consolideringstendens in
Europa is uniek omdat grensoverschrijdende fusies en overnames alleen in de EU
zijn toegestaan, terwijl de regeling inzake eigendom en controle nog steeds
grotendeels dezelfde is als die welke in 1944 is vastgelegd in het Verdrag van
Chicago. De problemen met de huidige eigendoms- en controlebepalingen zijn
aanzienlijk en kunnen onderhandelingen met partnerlanden en zeer complexe
beheersstructuren vergen. Dit betekent onvermijdelijk dat de volledige
voordelen van de consolidering niet kunnen worden benut. De leden van een
alliantie werken steeds nauwer samen om klanten een naadloze geïntegreerde
mondiale netwerkdienst met meerdere hubs te kunnen aanbieden. . 41. Een gedeelte van het probleem
bij het opheffen van de beperkingen op eigendom en controle is dat een
hervorming pas echt zin heeft als een kritieke massa of een groot aantal landen
ermee instemt. Om vooruitgang te boeken met de hervorming van de eigendoms- en
controleregels is het logische startpunt de transatlantische markt. De EU en de
VS onderling vertegenwoordigen immers bijna de helft van het mondiale
luchtverkeer. Ze vormen een machtig blok en het ontstaan van echte
transatlantische maatschappijen zou een belangrijke stap zijn. De tijd is nu
rijp om de in de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS voorziene
extra stappen te zetten om de eigendom en controle van luchtvaartmaatschappijen
te liberaliseren, zodat luchtvaartmaatschappijen investeringen kunnen
aantrekken ongeacht de nationaliteit van de investeerder. Deze belangrijke
beleidsdoelstelling, namelijk buitenlandse investeringen in
luchtvaartmaatschappijen toestaan en aanmoedigen, moet echter ook breder worden
nagestreefd tussen de EU en andere belangrijke partners en op mondiaal
multilateraal niveau, met name via de ICAO. De EU moet veel sterker het
voortouw nemen bij het zoeken naar een oplossing voor de problemen met de
huidige eigendoms- en controlebepalingen, met name met gelijkgestemde landen.
Ze moet ook tegemoetkomen aan de behoefte van luchtvaartmaatschappijen aan
toegang tot kapitaalfinanciering en moet de aantrekkelijkheid van de
luchtvaartmaatschappijen op de kapitaalmarkten verbeteren. Onderhandelingen
over vrijhandelsovereenkomsten kunnen een nuttige aanvullende rol spelen bij
het opheffen van de beperkingen. 42. Het ook belangrijk de
onderhandelingen met Australië af te ronden en de ondertekening van de
overeenkomst tussen de EU en Brazilië, die helaas vertraging heeft opgelopen,
te voltooien zodat deze overeenkomst de verwachte voordelen kan beginnen op te
leveren. 43. In de derde pijler is er ook
veel potentieel voor verdere voordelen. De Commissie heeft bijvoorbeeld al in
2005 aangetoond dat toekomstige uitgebreide overeenkomsten met Rusland, China
en India aanzienlijke economische voordelen zouden opleveren, en heeft daarom
toestemming gevraagd om met elk van deze landen te onderhandelen over
uitgebreide luchtvervoersovereenkomsten. Deze toestemming is tot dusver niet
verleend. De potentiële voordelen van deze overeenkomsten zijn bevestigd door
de onafhankelijke studie die in opdracht van de Commissie is uitgevoerd; het
doel om uitgebreide overeenkomsten te sluiten met deze belangrijke partners
moet dan ook worden gehandhaafd en nagestreefd. Uit de studie bleek ook dat
uitgebreide overeenkomsten met een aantal andere belangrijke partners grote
economische voordelen kunnen opleveren. 4.2. Belangrijkste beginselen voor
het toekomstige externe luchtvaartbeleid van de EU 44. Gezien de verdieping van de
interne markt, het ontstaan van echte Europese luchtvaartmaatschappijen met een
steeds multinationaler eigendomsstructuur en de steeds toenemende bevoegdheden
van de EU op bijna alle deelgebieden van de luchtvaart, is het hoog tijd voor
de EU om haar externe luchtvaartbetrekkingen op een meer gecoördineerde en
assertieve wijze te benaderen. In sommige gevallen kan het volstaan om het
bestaande niveau van coördinatie tussen de Europese Commissie, de lidstaten en
de sector te versterken en tegelijk de betrekkingen met partnerlanden uit te
bouwen op bilaterale basis. Dit zou sterker geformaliseerde EU-regelingen
inzake coördinatie en transparantie vergen. De ervaring heeft echter geleerd
dat zelfs gecoördineerde bilaterale betrekkingen een ernstig risico op
suboptimale resultaten inhouden. Onderhandelingen op EU-niveau, die gebaseerd
zijn op eenheid en op machtigingen van de Raad om te onderhandelen, zijn beter
geschikt en effectiever om de Europese belangen te behartigen. Dit moet worden
ontwikkeld tot de standaardaanpak in alle betrekkingen met belangrijke partners
en mag niet de uitzondering zijn, zoals nu het geval is. 45. De EU moet verder openheid en
liberalisering in de luchtvaart blijven aanmoedigen en er tegelijk voor zorgen
dat een passend niveau van regelgevingsconvergentie wordt bereikt. Indien nodig
moet ze zich opstellen als verdediger van de luchtvaartsector, de economie en
de werkgelegenheid in de EU en erop toezien dat de juiste instrumenten worden
aangewend om de belangen van de EU te verdedigen. In de onderhandelingen met
partnerlanden moet ook de nodige aandacht worden besteed aan arbeids- en
milieunormen en aan de naleving van internationale verdragen en overeenkomsten
op deze domeinen, teneinde verstoring van de markt en een race naar de bodem te
voorkomen. 46. Er zijn ook wijzigingen nodig
in de mondiale luchtvaartcontext. Op dit punt kan de ICAO een leidinggevende
rol spelen bij het moderniseren van het bestaande kader voor het beheer van de
mondiale luchtvaart, zoals zij ook al doet op het gebied van veiligheid en
beveiliging. De ICAO kan het economische regelgevingskader voor de mondiale
luchtvaartsector verder helpen ontwikkelen, onder meer door de liberalisering
van de eigendom en controle van luchtvaartmaatschappijen, door een wereldwijd
kader voor eerlijke concurrentie te scheppen en door te zorgen voor
milieuduurzame ontwikkeling van de sector. 4.3. Het verbeteren van de
betrekkingen met belangrijke partners 47. In deze mededeling is
benadrukt dat een concurrerende Europese luchtvaartsector, inclusief
netwerkmaatschappijen die wereldwijd actief zijn, van strategisch belang is
voor de EU. De eerste voorwaarde hiervoor is dat de concurrentiekracht van de
sector wordt beschermd; ten tweede moet de sector de kans krijgen om de
concurrentie aan te gaan en activiteiten te ontwikkelen op belangrijke markten.
Door haar specifieke kenmerken lijdt vooral de Europese goederen- en
expresssector wereldwijd onder restrictieve bilaterale overeenkomsten voor
luchtdiensten; bij het verwijderen van obstakels voor markttoegang moet dan ook
hoge prioriteit worden verleend aan deze sector. De EU moet haar reactie
afstemmen op de uitdagingen die verband houden met bepaalde strategische
markten en partners. 48. Turkije, een belangrijke
regionale speler, is een strategische en een van de snelst groeiende luchtvaartmarkten
voor de EU. Na de VS is Turkije de belangrijkste bestemming voor
passagiersvervoer van en naar de EU, met 30 miljoen passagiers in 2010. Sinds
1999 is het passagiersverkeer tussen de EU en Turkije jaarlijks gemiddeld met
meer dan 9 % gegroeid. Dit is drie keer zoveel als het passagiersverkeer
tussen de EU en Marokko en meer dan het dubbele van dat tussen de EU en
Rusland. Turkije en de EU hebben gemeenschappelijke belangen op veel
deelgebieden van de luchtvaart en de samenwerkingsmogelijkheden zijn dan ook
aanzienlijk. Er bestaan echter ook een aantal problemen in de regio die moeten
worden opgelost omdat beide partijen er nadeel van ondervinden. Er moet een
positieve en pragmatische agenda voor de samenwerking met Turkije worden
ontwikkeld, die het mogelijk maakt vooruitgang te boeken bij het oplossen van
concrete problemen in de regio, hetgeen in het voordeel is van beide partijen.
Er moet met name worden gestreefd naar een bilaterale veiligheidsovereenkomst.
Wanneer vooruitgang wordt geboekt bij het oplossen van deze problemen, kan
worden overwogen een uitgebreide overeenkomst te sluiten. 49. Wat Rusland betreft, is het
hoog tijd overeenstemming te bereiken over coherentere, stabielere en
ambitieuzere betrekkingen die planningsvoorspelbaarheid bieden voor de
luchtvaartmaatschappijen van beide partijen. Rusland moet dringend aantonen dat
het bereid is de overeenkomst uit 2011 inzake de "Overeengekomen
beginselen voor de modernisering van het systeem voor het overvliegen van
Siberië" toe te passen. Voor het overige zijn er zeer veel
samenwerkingsmogelijkheden en biedt een echt strategisch partnerschap, of zelfs
een genormaliseerde relatie, aanzienlijke voordelen voor zowel Rusland als de
EU; als de relatie niet verder wordt uitgebouwd, zullen de kosten echter zeer
hoog zijn. Daarom moet de EU, zodra de huidige problemen van de baan zijn, een
stappenplan voorstellen met als einddoel een uitgebreide luchtvaartovereenkomst
tussen de EU en Rusland. 50. De relatie met de Golfstaten
is de voorbije jaren grotendeels eenrichtingsverkeer geweest, waarbij
EU-markten worden opengesteld voor luchtvaartmaatschappijen uit de Golfregio.
Dit heeft tot ongelijke kansen geleid. Voorts wordt nog steeds betwijfeld of de
transparantie van de financiële rapportering van sommige
luchtvaartmaatschappijen uit de Golfregio wel aan de internationale normen
voldoet. Bovendien blijven sommige Golfstaten weigeren om bepalingen inzake
"eerlijke concurrentie" te aanvaarden of zelfs maar om deze te
bespreken met individuele EU-lidstaten. Deze tendens moet worden omgekeerd: ten
eerste moet worden gezorgd voor transparantie en eerlijke en open concurrentie,
en op die basis moet worden voortgewerkt aan de ontwikkeling van de markten.
Het zou passend zijn dit proces op EU-niveau te coördineren via uitgebreide
EU-luchtvaartovereenkomsten met de belangrijkste landen. 51. Het belang van Azië in de
mondiale luchtvaart neemt snel toe en de EU-luchtvaartmaatschappijen kunnen
zich duidelijk niet veroorloven deze markt links te laten liggen. Verscheidene
Aziatisch landen voeren tegenwoordig een liberaler luchtvaartbeleid; diverse
landen hebben aangegeven een uitgebreide luchtvaartovereenkomst met de EU te
willen sluiten. De EU moet deze kansen grijpen, op voorwaarde dat deze landen
de EU-luchtvaartwetgeving volledig aanvaarden, inclusief het beginsel van
EU-aanwijzing, en dat beide partijen zorgen voor gelijke kansen en eerlijke
concurrentievoorwaarden. Het is reeds bewezen dat uitgebreide
EU-luchtvervoersovereenkomsten met China, India en Japan potentieel grote
economische voordelen kunnen opleveren. De inspanningen om dergelijke
overeenkomsten te sluiten, moeten dan ook worden voortgezet. De EU volgt ook
met veel belangstelling de evolutie in de ASEAN-regio naar een volledige
geliberaliseerde interne ASEAN-luchtvaartmarkt tegen 2015, die veel
gelijkenissen vertoont met de creatie van de open regionale luchtvaartmarkt in
Europa. Dit zal nieuwe interessante samenwerkingsmogelijkheden opleveren tussen
de EU en de ASEAN, en moet op zeker ogenblik uitmonden in een uitgebreide
luchtvaartovereenkomst tussen de EU en de ASEAN-regio. Singapore speelt een
leidende rol in dit proces en heeft zich opgeworpen als wegbereider voor een
sterkere aanwezigheid van de EU in de ASEAN-regio en voor de verdere ontwikkeling
van de relatie. 52. In andere werelddelen vinden
soortgelijke regionale ontwikkelingen plaats. De aanhoudende consolidering van
luchtvaartmaatschappijen in Latijns-Amerika kan bijvoorbeeld alleen maar worden
toegejuicht omdat ze mogelijkheden biedt om hechtere relaties te ontwikkelen
tussen markten die behoefte hebben aan verdere liberalisering. 53. De Afrikaanse luchtvaartmarkt
heeft groeipotentieel op lange termijn. Op dit ogenblik geniet de verbetering
van de veiligheid in Afrika prioriteit in de luchtvaartbetrekkingen tussen de
EU en Afrika. Dit gebeurt door regionale organisaties voor veiligheidstoezicht
op te richten en door bijstand te verlenen aan de landen die zijn opgenomen in
de EU-lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is
opgelegd in de EU. 4.4. De instrumenten die moeten
worden gebruikt 54. De EU wil sterke, alomvattende
en wederzijds voordelige luchtvaartbetrekkingen uitbouwen met haar belangrijke
partners. Dit gaat veel verder dan de eenvoudige kwestie van de liberalisering
van verkeersrechten en heeft bijvoorbeeld ook betrekking op regelgevende,
technologische en industriële samenwerking. Uitgebreide overeenkomsten voor
luchtdiensten met buurlanden en grote en gelijkgestemde partners moeten de
regelgevingsvoorwaarden voor eerlijke concurrentie en voor een duurzame
luchtvaartsector vastleggen en op elkaar afstemmen, inclusief essentiële
aspecten als veiligheid, beveiliging, milieu en economische regelgeving. 55. In deze mededeling is
benadrukt hoe belangrijk het wel is een concurrerende Europese luchtvaartsector
in stand te houden. Om zeker te zijn dat deze strategische doelstelling wordt
bereikt, is er behoefte aan systematischer coördinatie, sterkere solidariteit
en beter gebruik van het volledige gamma aan instrumenten dat ter beschikking
staat van de EU, de Europese Commissie, de EU-lidstaten, de EU-luchtvaartsector
en de Europese luchtvaartinstellingen en –agentschappen. Hierdoor zullen ook de
potentiële voordelen voor de partners van de EU toenemen. Dit kan verschillende
vormen aannemen, die gezamenlijk in overweging moeten worden genomen. 56. Het is belangrijk dat alle
partijen zoveel mogelijk betrokken worden bij het vaststellen van het beleid en
bij het voorbereiden en voeren van de onderhandelingen. De Commissie is dan ook
bereid de praktische regelingen om te garanderen dat de onderhandelingen
transparant en inclusief zijn, opnieuw te onderzoeken. Tegelijk moeten we
ervoor zorgen dat de processen voor het beheer van de externe
luchtvaartbetrekkingen van de EU efficiënt, effectief en niet te bureaucratisch
zijn. 57. De Commissie is van mening dat
een effectiever instrument om eerlijke concurrentie te garanderen een
belangrijk onderdeel is van het instrumentarium dat de EU nodig heeft om haar
extern luchtvaartbeleid verder te ontwikkelen. Verordening (EG) nr. 868/2004 is
complex en onhandig gebleken voor de luchtvaartsector. Na een volledige
effectbeoordeling zal de Commissie deze verordening opnieuw bekijken en, indien
nodig, voorstellen doen voor betere maatregelen, zodra alle betrokken
belanghebbenden zijn geraadpleegd. 5. Conclusie 58. De tijd is gekomen voor de
EU-lidstaten, de Raad en het Europees Parlement om zorgvuldig na te gaan hoe
vorm kan worden gegeven aan het extern luchtvaartbeleid van de toekomst, om de
beslissingen te nemen die nodig zijn voor een ambitieuzer beleid dat aansluit
bij de ernstige uitdagingen waarmee de Europese luchtvaartsector vandaag wordt
geconfronteerd, en om de potentiële bijdrage die de luchtvaart kan leveren tot
de Europese economie volledig te benutten. BIJLAGE Wat heeft
het extern luchtvaartbeleid van de EU tot dusver opgeleverd? Het ontstaan van een extern
luchtvaartbeleid van de EU 1. De ontwikkeling van een
extern luchtvaartbeleid van de EU was een logisch gevolg van de oprichting van
de interne EU-markt en de vaststelling van de bijbehorende gemeenschappelijke
regels. Een belangrijke mijlpaal was het "open skies"-arrest van het
Europees Hof van Justitie van 5 november 2002[16],
waarin het Hof tot de conclusie kwam dat (i) de Unie een exclusieve externe
bevoegdheid verkrijgt wanneer de internationale verbintenissen binnen de
werkingssfeer van de gemeenschappelijke regels vallen; en (ii) dat de nationale
eigendoms- en controlevereisten voor de aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen
in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten in strijd zijn met de in de
EU-Verdragen vastgelegde vrijheid van vestiging. 2. In juni 2003 heeft de Raad de
Commissie machtigingen verleend om te onderhandelen over een uitgebreide
luchtvervoersovereenkomst met de Verenigde Staten en over "horizontale
overeenkomsten" met alle andere niet-EU-landen, teneinde de bilaterale
overeenkomsten van de EU-lidstaten met deze landen in overeenstemming te
brengen met de EU-wetgeving. 3. In juni 2005 heeft de Raad
ingestemd met drie belangrijke "pijlers" van een extern
luchtvaartbeleid van de EU, die tot doel hebben: (i) alle bilaterale
overeenkomsten voor luchtdiensten die EU-lidstaten met derde landen hebben
gesloten in overeenstemming te brengen met de EU-wetgeving, naar aanleiding van
het "open skies"-arrest, met name door nationale eigendoms- en
controlevereisten te schrappen en aldus de vrijheid van vestiging van
EU-luchtvaartmaatschappijen te erkennen; (ii) tegen 2010 buurlanden ten zuiden
en ten oosten van de EU op te nemen in een ruimere gemeenschappelijke
luchtvaartruimte; en (iii) op basis van individuele machtigingen met andere
belangrijke partners te onderhandelen over uitgebreide overeenkomsten op
EU-niveau, als de economische voordelen en toegevoegde waarde van een
EU-overeenkomst zijn aangetoond. Hoewel er nog steeds grote uitdagingen zijn en er
nog veel werk te verrichten valt, is sinds 2005 toch belangrijke vooruitgang
geboekt in alle pijlers. Verwezenlijkingen in de drie pijlers Eerste pijler – de rechtzekerheid herstellen 4. De noodzaak om een robuuste
rechtsgrondslag voor luchtvaartbetrekkingen met de EU te herstellen, is
wereldwijd aanvaard; op enkele uitzonderingen na wordt dit niet meer betwist.
117 niet-EU-landen hebben het beginsel van EU-aanwijzing erkend. 55 daarvan
hebben ermee ingestemd al hun bilaterale overeenkomsten met EU-lidstaten te
wijzigen via horizontale overeenkomsten met de EU; de overige landen hebben dit
op bilaterale basis gedaan met individuele EU-lidstaten. In totaal zijn bijna
1 000 bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten juridisch in
overeenstemming gebracht met de EU-wetgeving, hetgeen 75 % van alle
passagiersverkeer met landen buiten de EU vertegenwoordigt. Met een paar
belangrijke luchtvaartlanden, zoals India, China, Zuid-Korea, Zuid-Afrika,
Kenia, Nigeria en Kazachstan, zijn de werkzaamheden met betrekking tot de
EU-aanwijzing nog niet voltooid. Alleen Zuid-Afrika, Kenia, Nigeria en
Kazachstan hebben het beginsel van de EU-aanwijzing nog helemaal niet erkend.
Waar regionale organisaties bestaan, zoals in Afrika en Zuid-Oost Azië, geniet
een regionale aanpak de voorkeur, gevolgd door overeenkomsten tussen blokken.
Dergelijke horizontale overeenkomsten tussen blokken moeten elementen van
wederkerigheid bevatten (met name wat de eigendoms- en controlebepalingen
betreft) die geleidelijke wederzijdse erkenning van de respectieve regionale
luchtvaartmarkten mogelijk maken, hetgeen in het voordeel is van beide
partijen. Het herstellen van de rechtszekerheid, bij voorkeur op regionale
blok-tot-blok-basis met de regionale economische gemeenschappen, indien deze de
bevoegdheid hebben om een horizontale overeenkomst te sluiten, blijft een
voorwaarde voor ruimere samenwerking op belangrijke luchtvaartdomeinen zoals
veiligheid, beveiliging, economische regelgeving, luchtverkeersbeheer en
milieu. 5. Er zijn aanzienlijke
resultaten behaald. De wijzigingen hebben betrekking op de schrapping van
nationale eigendoms- en controlebeperkingen op EU-luchtvaartmaatschappijen,
zoals vereist bij de EU-wetgeving. Als gevolg daarvan kunnen
EU-luchtvaartmaatschappijen diensten aanbieden van elke EU-lidstaat naar
niet-EU-landen, op voorwaarde dat er aanwijzingsrechten en verkeersrechten
beschikbaar zijn in het kader van de relevante bilaterale overeenkomsten voor
luchtdiensten. Voorts worden ook fusies tussen EU-luchtvaartmaatschappijen
erkend. Maar wat vooral belangrijk is, is dat de rechtszekerheid van de
bilaterale overeenkomsten is hersteld, hetgeen belangrijk is voor alle
exploitanten. Tweede pijler - Een gemeenschappelijke
luchtvaartruimte met de buurlanden 6. Er is ook solide vooruitgang
geboekt met de ontwikkeling van een ruimere gemeenschappelijke
luchtvaartruimte. De EU heeft onderhandeld over een aantal belangrijke
overeenkomsten voor luchtdiensten met buurlanden die, in de loop van de tijd,
een gemeenschappelijke luchtvaartruimte zullen vormen op basis van een parallel
proces van geleidelijke marktopening en overeenstemming van de regelgeving met
de EU-luchtvaartregelgeving; deze overeenkomsten hebben betrekking op 55 landen
en ongeveer 1 miljard mensen, d.w.z. het dubbele van de bevolking van de EU.
Naast Zwitserland, Noorwegen en IJsland, die deel uitmaken van de interne
luchtvaartmarkt, zijn uitgebreide luchtvervoersovereenkomsten ondertekend met
de Westelijke Balkan[17],
Marokko, Georgië, Jordanië en Moldavië, en is een overeenkomst geparafeerd met
Israël. Ook met Oekraïne en Libanon zijn onderhandelingen aan de gang. Naar
verwachting zullen ook snel onderhandelingen beginnen met Tunesië en
Azerbeidzjan, en later ook met Armenië. 7. De nabuurschapsovereenkomsten
waarover het eerst is onderhandeld, hebben een aanzienlijke meetbare impact. In
een onafhankelijke studie in opdracht van de Europese Commissie[18] werden de totale
economische voordelen van de overeenkomst tussen de EU en Marokko (2006)
geraamd op meer dan 3,5 miljard euro tussen 2006 en 2011; het luchtverkeer
tussen de EU en Marokko is enorm toegenomen en er zijn veel nieuwe routes en
luchtvaartmaatschappijen ontstaan, hetgeen tot meer concurrentie, grotere keuze
en lagere prijzen heeft geleid. Sinds 2005 zijn de ticketprijzen voor
passagiers met ongeveer 40 % gedaald. Ook de overeenkomst tussen de EU en
de Westelijke Balkan (de ECAA-overeenkomst) heeft een totale economische winst
van meer dan 2,4 miljard euro opgeleverd tussen 2006 en 2011, waarvan 80 tot
85 % in de vorm van lagere tarieven voor de consumenten, de rest in de
vorm van productiviteits- en efficiëntiewinsten. 8. Buurlanden hebben grote
inspanningen geleverd om hun regelgevingskader op de EU-wetgeving af te stemmen
op belangrijke domeinen als veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer,
milieu, passagiersrechten, economische regelgeving en sociale aspecten. Dit is
in het belang van de consumenten en de luchtvaartsector van zowel de EU als de
buurlanden. De EU verleent aanzienlijke bijstand om de buurlanden te helpen hun
wetgeving in overeenstemming te brengen met de EU-regels. Beide partijen zijn
overeengekomen aanvullende verkeersrechten (rechten van de vijfde vrijheid, d.w.z.
het recht om te vliegen tussen een partnerland en tussenliggende of
verderliggende punten als onderdeel van een dienst die begint/eindigt in het
thuisland van de luchtvaartmaatschappij) toe te kennen, die van toepassing
worden zodra het proces van regelgevende harmonisering is voltooid. In het
geval van de Westelijke Balkan zal de vroege toepassing van de
EU-luchtvaartregels in het kader van de ECAA-overeenkomst ook bijdragen tot de
inspanningen in het kader van het proces van toetreding tot de EU. 9. Met één buurland, Rusland,
verlopen de betrekkingen moeilijk. Rusland is potentieel een zeer belangrijke
partner voor de EU gezien zijn geografische nabijheid en de wederzijdse
afhankelijkheid die aanzienlijke commerciële kansen creëert. Vluchten van en naar
de EU vertegenwoordigen meer dan 40 % van het Russische internationale
passagiersverkeer. De wederzijdse voordelen worden echter niet volledig benut. 10. 2011 was een keerpunt wat de
erkenning van de EU-wetgeving door Rusland betreft. In september 2011 heeft
Rusland er voor het eerst mee ingestemd het beginsel van EU-aanwijzing op te
nemen in zijn bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten met EU-lidstaten,
een proces dat nu wordt voltooid. 11. Eén belangrijk probleem is
echter nog steeds niet opgelost: de vergoedingen die
EU-luchtvaartmaatschappijen aan Rusland moeten betalen voor het overvliegen van
Siberië op weg naar bestemmingen in Azië. Naar schatting moeten
EU-luchtvaartmaatschappijen jaarlijks meer dan 300 miljoen euro betalen voor
het overvliegen van Siberië, waarvan het grootste gedeelte blijkbaar naar een
rechtstreekse concurrent gaat. Volgens de briefwisseling tussen de Europese
Commissie en de Russische regering van eind 2011 moeten de in 2006 overeengekomen en ondertekende "Overeengekomen beginselen voor de modernisering van het systeem
voor het overvliegen van Siberië" volledig worden toegepast tegen 1 juli
2012. De EU verwacht dat Rusland deze internationale verbintenis zal nakomen en
behoudt zich het recht voor de nodige maatregelen te nemen indien dit niet het
geval is. Derde pijler – Uitgebreide overeenkomsten met
andere belangrijke partners 12. In de derde pijler heeft de EU
onderhandeld over enkele overeenkomsten met belangrijke partners. Met deze
uitgebreide overeenkomsten wordt gestreefd naar een combinatie van
marktliberalisering, het creëren van de voorwaarden voor eerlijke en open
concurrentie via regelgevingsconvergentie, liberalisering van de eigendom en
controle van luchtvaartmaatschappijen en het oplossen van bedrijfsvoeringsproblemen. 13. In april 2007 is een
eerstefaseovereenkomst met de Verenigde Staten ondertekend, in juni 2010 een
tweedefaseovereenkomst. In december 2009 is een overeenkomst met Canada
ondertekend die voorziet in een gefaseerde marktliberalisering op basis van de
wijzigingen in Canada's regelgeving inzake buitenlandse investeringen. In maart
2011 is een uitgebreide luchtvervoersovereenkomst met Brazilië geparafeerd,
maar Brazilië heeft deze nog niet ondertekend. De Raad heeft de Commissie ook
gemachtigd om over uitgebreide overeenkomsten te onderhandelen met Australië en
Nieuw-Zeeland. De onderhandelingen met deze landen zijn nog aan de gang. 14. De overeenkomst tussen de EU
en de VS heeft er in grote mate toe bijgedragen dat internationale
luchtvaartovereenkomsten meer zijn geworden dan louter onderhandelingen over
markttoegang op basis van wederkerigheid. Voor het eerst werd in een
belangrijke internationale overeenkomst erkend dat ook de
concurrentievoorwaarden moeten worden besproken en geharmoniseerd om eerlijke
concurrentie te garanderen. De EU en de VS hebben een nieuwe modelovereenkomst
ontwikkeld die de rol van de luchtvaart bevordert. Tot nu toe zijn de
overeenkomsten met de VS en Canada nog alleen maar toegepast in een periode van
economische baisse, die negatieve gevolgen heeft gehad voor de meeste
luchtvaartmarkten, maar naar verwachting zullen de voordelen zeer groot zijn en
in verhouding staan tot de omvang van de transatlantische markt. De conclusie
van een studie in opdracht van de Commissie[19] luidde
dat de open luchtvaartruimte tussen de EU en de VS in de eerste vijf jaar meer
dan 25 miljoen extra passagiers tussen de EU en de VS zou opleveren en meer dan
15 miljard euro aan voordelen voor de consumenten, en bovendien 80 000
nieuwe banen zou opleveren in de EU en de VS samen. De voordelen en
efficiëntiewinst ten gevolge van regelgevende samenwerking en convergentie en
het effect van de werkzaamheden van de bij de overeenkomsten opgerichte
gemengde comités zijn reeds duidelijk. In het kader van de overeenkomst tussen
de EU en de VS heeft het gemengd comité bijvoorbeeld een breed gamma aan
thema's behandeld, waaronder markttoegang, regelgevende samenwerking en
convergentie en concurrentievoorwaarden. Het vormt dus een waardevol forum om
toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en om zakelijke
hinderpalen uit de weg te ruimen. Het gemengd comité was bijvoorbeeld een
katalysator voor de overeenkomst tussen de EU en de VS uit juni 2010 inzake de
beveiliging van vracht, die goedkopere en snellere luchtvrachtactiviteiten
mogelijk maakt door wederzijdse erkenning van de respectieve regels inzake de
beveiliging van luchtvracht. [1] "Aviation: Benefits Beyond
Borders", rapport van Oxford Economics voor ATAG, maart 2012. In deze cijfers zijn aanzienlijke indirecte en
afgeleide effecten opgenomen die de impact van de luchtvaart op de economie
vergroten. [2] Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte
– werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem, COM(2011) 144
definitief van 28.3.2011. [3] In haar financiële
vooruitzichten van juni 2012 voorspelde IATA een nettowinst van 3 miljard
dollar voor alle commerciële luchtvaartmaatschappijen ter wereld, maar een
nettoverlies van 1,1 miljard dollar voor de Europese commerciële luchtvaartmaatschappijen. [4] In 2005 heeft de Commissie een
mededeling gepresenteerd met de titel "Ontwikkeling van de agenda voor het
externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap" (COM(2005) 79 definitief van
11.3.2005). Op basis daarvan heeft de Raad in juni 2005 conclusies aangenomen
en heeft het Europees Parlement in december 2005 een resolutie goedgekeurd. [5] Booz & Company: "Development of the EU's
Future External Aviation Policy", eindverslag, april 2012. [6] Airbus: "Delivering the Future: Global Market
Forecast 2011-2030". [7] Airbus: "Delivering the Future: Global Market
Forecast 2011-2030". [8] Bombardier/Global Insight. [9] Booz & Company: "Development of the EU's
Future External Aviation Policy", eindverslag, april 2012, gebaseerd op
onderzoek van OAG en AEA. [10] Naar verwachting zullen de
lagekostenmaatschappijen 1,4 % per jaar sneller groeien dan de
netwerkmaatschappijen en zullen zij tegen 2030 19 % van het wereldverkeer
voor hun rekening nemen (Airbus: "Delivering the Future: Global Market
Forecast 2011-2030"). De
vereniging van Europese lagekostenmaatschappijen (ELFAA) heeft een studie
gepubliceerd study ("Market Share of Low Fares Airlines in Europe – Final
Report – February 2011", door York Aviation voor ELFAA) waaruit blijkt dat
het marktaandeel van lagekostenmaatschappijen in Europa tussen 45 % en
53 % kan bereiken in 2020. [11] Airbus: "Delivering the Future: Global Market
Forecast 2011-2030". [12] Het Europees Parlement en de Raad
hebben in eerste lezing overeenstemming bereikt over een voorstel van de
Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de
coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) nr. 987/2009
tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004. [13] Verordening (EG) nr. 868/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 1). [14] Booz & Company: "Development of the EU's
Future External Aviation Policy", eindverslag, april 2012. [15] Met name de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar. [16] Rechtszaken die de Europese Commissie heeft ingeleid
naar aanleiding van de bilaterale overeenkomsten tussen acht lidstaten en de
Verenigde Staten. [17] Multilaterale overeenkomst met de
volgende partners: Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Unmik. [18] Booz & Company: "Development of the EU's
Future External Aviation Policy", eindverslag, april 2012. [19] "The Economic Impacts of an Open Aviation Area
between the EU and the US", eindverslag, januari 2007, Booz Allen,
Hamilton.